quote:
Dat is 'm.
George Gordon Byron (beter bekend als Lord Byron) (Londen 22 januari 1788 – Mesolongi 19 april 1824) was de zoon van kapitein John Byron en diens tweede echtgenote, Catherine Gordon, een afstammelinge van de Schotse koning Jacobus I. Zijn invloed op de Europese dichtkunst, muziek, literatuur, opera en schilderkunst was enorm, hoewel hij op morele gronden werd verafschuwd.
Byron werd geboren met een afwijking aan zijn voet. Hij woonde de eerste 10 jaar in Aberdeen en toen hij in 1798 van zijn achteroom de titel erfde, verhuisde hij naar Cambridge. Daar bouwde hij veel schulden op en trok de aandacht door zijn biseksuele verhoudingen. In 1802 verbleef hij in Newstead bij zijn halfzuster, met wie hij een incestueuze verhouding zou hebben gehad.
In 1807, tijdens zijn studies aan het Trinity College (Cambridge), gaf hij zijn eerste dichtbundel uit onder de titel Hours of Idleness (oorspronkelijk Juvenalia genoemd). In The Edinburgh Review verscheen een vernietigende kritiek op deze bundel, hetgeen Byron inspireerde tot zijn eerste echt belangrijke werk, English Bards and Scotch Reviewers. Daarin valt hij op satirische wijze zijn critici en veel andere dichters uit zijn tijd (waaronder William Wordsworth, Samuel Taylor Coleridge, Walter Scott en Robert Southey) aan.
Na de universiteit reisde hij door Zuid-Europa en legde zijn indrukken hiervan vast in de eerste twee zangen van zijn meesterwerk Childe Harold's Pilgrimage, dat hem op slag beroemd maakte. In dit werk uit 1812 verschijnt voor het eerst de zogenaamde 'Byronic hero', een weerspiegeling van Byron zelf. Childe Harold is een melancholieke jongeman, die na een losbandig leven afleiding zoekt in buitenlandse reizen. Hij beschrijft de reizen en verbindt hieraan overpeinzingen over het verleden. De 'Byronic hero' heeft alle geneugten van het leven leren kennen en is overtuigd van hun ledigheid. Dit 'Byronisme' heeft veel navolging gevonden in de Europese literatuur, in Nederland onder meer bij Nicolaas Beets, Adriaan van der Hoop en Petrus Augustus de Génestet.
Aan het einde van dat jaar hield hij in Londen enkele opvallende redevoeringen in het Hogerhuis en publiceerde een aantal oosterse verhalen: The Giaour (1813), The Bride of Abydos (1813), The Corsair (1814), Lara (1814), Parisina (1816), The Siege of Corinth (1816). Hij groeide uit tot een gevierd man in de Londense society. Ondanks zijn aangeboren handicap was hij een knappe verschijning. Dit en zijn excentrieke gedrag maakte hem aantrekkelijk voor vrouwen. Hij had verscheidene affaires voor en na zijn huwelijk met Anna Isabella Milbanke in 1815. Hetzelfde jaar kregen ze een dochter, Ada. Het was een ongelukkig huwelijk en een jaar later gingen ze uit elkaar. Zijn reputatie werd hierdoor ernstig geschaad. In het gedicht 'Fare Thee Well' nam hij afscheid van vrouw en kind.
In 1816 vertrok hij, verbitterd door alle kritiek, uit Engeland. Hij trok naar Zwitserland, waar hij zijn collega Percy Bysshe Shelley en diens vrouw Mary ontmoette. Deze ontmoeting, die later in Italië een vervolg kreeg, heeft een gunstige invloed op hem gehad. De reis vond zijn weerslag in twee nieuwe zangen van 'Childe Harold's Pilgrimage'.
Zijn werk The Prisoner of Chillon ontstond na zijn bezoek aan het Château de Chillon aan het Meer van Genève, waar hij de verhalen hoorde van gevangenen die in de kerkers waren weggekwijnd.
Byrons meesterwerk is Don Juan (1819-1824), een onvoltooide verhalende satire van zestien zangen. Het is een mengeling van ernst, cynisme en humor, waarin in de laatste zangen Britse sociale toestanden over de hekel worden gehaald.
In juli 1823 vertrok hij naar Griekenland om deel te nemen aan de vrijheidsoorlog tegen de Turken. De overwinning maakte hij echter niet mee. Na enkele maanden overleed hij ten gevolge van een koortsaanval.
Tijdens zijn verblijf in Griekenland heeft hij diverse tempels bezocht. Vaak kraste hij daar dan zijn naam in een van de zuilen. Op de tempel van Poseidon op Kaap Sounion is deze nog goed te zien. Na zijn dood zijn er complete tochten georganiseerd langs deze tempels, waarbij de deelnemers vaak hun naam vlak bij die van Lord Byron zetten. Tegenwoordig is dat vrijwel onmogelijk geworden, omdat de tempels zijn beveiligd.Byron stond model voor de aristocratische (of Byroneske) vampier zoals wij die kennen in de westerse literatuur. Met het verhaal The Vampyre (1819) van John Polidori deed de charmante, aristocratische vampier zijn intrede. Byron kwam met het idee, maar Polidori werkte het later uit en gaf zijn vampier diverse karaktereigenschappen van Byron mee. Aristocratisch, charmant maar gevaarlijk voor eenieder die in zijn ban raakt.
Op zijn lange reizen heeft Byron ook een enkele keer Egypte aangedaan, waar 150 jaar nadien Demis Roussos het levenslicht zag. Veel mensen weten dat niet.