quote:
*leest: Elke avond rond elf uur laat meneer Vuur zijn hond Bruno nog een keer uit. Meestal maakt hij dan maar een klein rondje, maar dit keer heeft hij zin om wat verder te lopen dan normaal. Het is volle maan, het is niet al te koud buiten en het miezert een beetje. Heerlijk vindt meneer Vuur dat. Ook Bruno heeft duidelijk wel zin in een wandeling. Hij rent door de straat heen en blaft naar alles wat beweegt.
“Hey buurman, zou u die hond niet eens aan de riem houden”, roept iemand naar meneer Vuur. “Ach man, hou jij je kinderen maar eens aan de lijn. Die hond doet niets. “Nou dat weet ik nog niet zo net”, roept de stem weer. Als meneer Vuur dichterbij komt ziet hij dat het Harry Vrolijk is, de vader van Matthijs, Freek en Mariska. “Dus Harry, jij wilt beweren dat die hond van mij gevaarlijker is dan jouw kinderen? Dat lijkt me wat teveel eer voor mijn hond. Tot nu toe heeft Bruno hier nog maar één keer iemand in zijn kont gebeten en dat was iemand die het verdiende. Die kinderen van jou lopen overal maar rond en vernielen van alles. Ze schreeuwen constant de hele buurt bij elkaar. Vooral die jongste is een deugniet. Van mij mag Bruno die wel een keer te grazen nemen”. “Nou meneer Vuur, die toon van u staat me totaal niet aan”. “Dat kan me dan weinig schelen. Ik vraag me af of u wel weet wat die rotkinderen allemaal uitvreten. Van Bruno weet ik altijd precies waar hij is en wat hij doet. Daarvoor hoeft hij niet aan de lijn. Van uw kinderen weet ik dat altijd niet en volgens mij u ook niet. Wist u bijvoorbeeld dat nog regelmatig deze week in het bos waren? Daar kijkt u van op hé. Ik heb de voetstappen zelf gezien en toen ik Bruno uitliet hoorde ik duidelijk stemmen uit het bos komen en het was vrij duidelijk dat Freek en Matthijs daar zeker bij zaten”.
“Harry, Harry!! Wat is er allemaal aan de hand”. Elze Vrolijk had het lawaai gehoord en besloot om even polshoogte te gaan nemen. “Het is niets Elze. Ik sta even te babbelen met meneer Vuur. Ga maar weer naar binnen”, antwoordt Harry Vrolijk. “Nou ik ben wel benieuwd wat er aan de hand is. Goedenavond meneer Vuur. Hoe gaat het met u? Hebben jullie ergens een discussie over?”.
Elze wil graag weten wat er aan de hand is. Ze vermoedt eigenlijk al een paar dagen dat haar kinderen iets aan het doen zijn, wat niet helemaal door de beugel kan. Het zou zomaar kunnen dat meneer Vuur daar al iets meer van weet. Meneer Vuur wil het wel even uitleggen aan Elze. “Ik was uw man net aan het vertellen dat ik uw kinderen niet vertrouw. Ze waren deze week in het bos, terwijl dat toch echt verboden is op dit moment. U weet ook wel dat de jagers daar dat stomme witte wilde zwijn moeten doodschieten? Het is daar nu levensgevaarlijk! Maar uw man maakt zich drukker om mijn Bruno die even los door de straat loopt om elf uur ’s avonds. Mijn hond luistert naar mij en bijt alleen mensen als ik dat zeg. Zo langzamerhand krijg ik er alleen wel steeds meer zin in om hem eens wat vaker op iemand af te sturen”. Vol verbazing kijkt Elze meneer Vuur aan. “Dat meent u toch niet, hoop ik. Als ik dat één keer zie, dan stuur ik de politie op u af. Daar kunt u zeker van zijn”, zegt Elze. “Als ik u was zou ik uw kinderen meer in de gaten houden! Kom Bruno! We gaan door”.
Met grote passen beent meneer Vuur verder. Zijn hond holt voor hem uit. “Snap je dat nou, Elze. Die man is niet helemaal goed bij zijn hoofd. Zijn hond is veel gevaarlijker dan onze kinderen. Dat is toch niet normaal om dat met elkaar te vergelijken”. Elze knikt. “Maar ik ben toch wel benieuwd wat onze kinderen in het bos deden. Ik ga ze daar wel eens even over aan de tand voelen. Dit zint me helemaal niets, Harry”. “Hmmm, ja. Kom we gaan naar binnen”.