Moeilijk te zeggen wat de mijne precies zijn, dit komt er als eerste bij me op:
1. Realisme, praktijk voor ideologie.
Hiermee bedoel ik niet de stroming realisme, maar de scheiding tussen hoe men graag zou willen dat de wereld is, en hoe zij werkelijk is. Wetenschap moet voor de politiek een belangrijker bron van beleidsvorming zijn dan ideologie. Een hoopje cellen is geen denkend mens, niet net doen alsof dat wel zo is dus als je met het onderzoeken ervan mensenlevens kan redden. Politiek moet onderhevig zijn aan het principe van integriteit dat ook in de wetenschap geldt; zeg geen dingen waarvan je weet dat ze niet waar zijn of niet praktisch uitvoerbaar zijn alleen maar omdat je er een ideologie mee wil onderbouwen. 70% belasting voor de rijken is geen uitvoerbaar iets, en dat weet Jan M. best. De overheid moet zoveel mogelijk technocratisch zijn, en zich slechts met ethische vraagstukken bemoeien wanneer daar een dringende vraag naar is in de samenleving.
2. Minimalisme
Regel niet wat niet geregeld hoeft te worden. Ik ben geen libertarier, maar sta wel achter de stelling dat in dit land de overheid te bemoeizuchtig en rigide is, met name op het gebied van ruimtelijke ordening.
Globalisme
Alle mensen zijn gelijk, en abstracte begrippen als landsgrenzen en soevereiniteit zijn uiteindelijk ondergeschikt aan de mensen die zich daarbinnen bevinden. Als er ergens een volk onderdrukt wordt door een wreed regime, is het de plicht van de rest van de wereld om daar iets aan te doen. Een begrip als staatssoevereiniteit bestaat slechts om juridische redenen, en de wet moet menselijkheid niet in de weg staan. Ook protectionisme moet zoveel mogelijk worden teruggedrongen, waar mogelijk.
En dan natuurlijk de open deuren als "geen geweld plegen", "geen wreedheden jegens dieren", "gelijkheid tussen man en vrouw" enzovoorts...