![]()
was een jurist zoals er maar weinig bestaan zullen hebben. Zijn veelzijdigheid bij het bedenken van oplossingen van internationale conflicten is onvoorstelbaar: deskundige in internationaal privaat- én publiekrecht; man van de praktijk én wetenschapper; vredesactivist én diplomaat.
![]()
begon zijn carrière als jurist aan de universiteit van Leiden op 9 februari 1856 en studeerde in 19 april 1860 af in het Romeins en hedendaags recht. In 1860 volgde bij prof. S. Vissering zijn promotie te Leiden in de beide rechten op Geschiedenis der beginselen van het Nederlandsche Staatsregt, omtrent het bestuur der buitenlandsche betrekkingen.
In 1862 werd
![]()
, die zich na zijn promotie als advocaat te Amsterdam had gevestigd, aan het Athenaeum aldaar benoemd tot hoogleraar in het hedendaags recht, d.w.z. in het burgerlijk- en handelsrecht, straf- en strafprocesrecht.
Tot 1893 was hij als hoogleraar werkzaam, sinds 1877 als buitengewoon hoogleraar in het handelsrecht en het internationaal privaatrecht. Als docent werd hij zeer gewaardeerd. Zijn onderwijs was sterk op de praktijk gericht. Zo organiseerde hij pleitcolleges. Zijn Schets van het Nederlandsche handelsregt (1873) bleef lang een standaardwerk, zijn Schets van het internationaal privaatrecht (1880) was het eerste Nederlandse leerboek op dit gebied. Hoogst ongebruikelijk was dat
![]()
naast zijn professoraat de advocatuur bleef uitoefenen.
![]()
, die intensieve internationale contacten onderhield, behoorde tot de oprichters van de Revue de droit international et de législation comparée (1868) en, te zamen met de bekende Italiaanse jurist P.C. Mancini, van het Institut de Droit International (1873). Sinds 1875 was hij als raadadviseur aan het ministerie van Buitenlandse Zaken verbonden. Hij maakte o.a. deel uit van de Nederlandse delegatie op de Congoconferentie (1884/1885) en op de Suezkanaalconferentie (1885) en was van 1888 tot 1895 lid van de Rijnvaartcommissie. Bekendheid kreeg hij vooral door zijn aandeel in de codificatie van het internationaal privaatrecht. Op zijn voorstel nam de Nederlandse regering het initiatief tot het bijeenroepen van een internationale conferentie. Deze, door
![]()
voorgezeten conferentie, kwam in 1893 in Den Haag bijeen en legde de grondslag voor een vruchtbare internationale samenwerking. Het succes van 1893 leidde tot een reeks conferenties over het internationaal privaatrecht in Den Haag (1894, 1900,1904) onder
![]()
s voorzitterschap. Hij presideerde ook de beide conferenties over het wisselrecht (1910, 1912). Sinds 1893 was
![]()
lid van de Raad van State. Als Nederlands afgevaardigde op de beide Haagse Vredesconferenties nam hij deel aan het ontwerpen van de verdragen over de vreedzame beslechting van geschillen. In 1902 trad hij op als arbiter in een Russisch-Amerikaans geschil.
![]()
genoot nationaal en internationaal grote waardering, zoals bleek uit zijn benoeming tot minister van Staat (1904) en uit de Nobelprijs voor de Vrede die hij in 1911 ontving. Hij leek erg veel op Ted de Braak.