quote:
Oorzaken van het verval
Mijn theorieën
Anarchie
Zoals ik al eerder beschreven heb, was de derde eeuw een tijd van grote chaos in het Romeinse Rijk. Keizers werden vermoord en nieuwe keizers namen hun plaats in, tot ook zij weer vermoord werden. De meeste van deze keizers waren vroeger slechts soldaat geweest, maar hadden zich op weten te werken. Dit betekent dat waarschijnlijk geen van deze keizers een goede opleiding had genoten. In ieder geval was geen van hen opgeleid voor het ambt van keizer. Ze ontbeerden dus de kennis die nodig is om zo’n enorm land als het Romeinse Rijk te kunnen besturen. Bovendien kregen ze ook niet echt de kans om voldoende macht te verwerven om het rijk goed te kunnen besturen, want ze werden allen na een paar jaar vermoord om plaats te maken voor de volgende ‘soldatenkeizer’.
Waarschijnlijk is het te danken aan de hervormingen van Diocletianus, dat het Romeinse Rijk nog zo lang heeft kunnen standhouden. Zijn hervormingen hadden weliswaar een bureaucratische en totalitaire staat tot gevolg, maar het rijk was tenminste weer redelijk goed georganiseerd en het was weer duidelijk wie de leiding had.
Helaas braken er na zijn aftreden burgeroorlogen uit tussen zijn opvolgers. De uiteindelijke winnaar Constantijn wordt weliswaar ‘de Grote’ genoemd, maar dat is omdat hij zich als eerste Romeinse keizer tot het christendom bekeerde en niet omdat hij zijn rijk zo goed bestuurd heeft. Veel van zijn hervormingen getuigen van weinig verstand wat betreft het bestuur van een wereldrijk. Onder zijn heerschappij nam de bureaucratie en de macht van de staat over de levens van de burgers alleen maar toe. Hij stichtte een hele nieuwe stad, maar heeft daarbij waarschijnlijk niet nagedacht over de gevolgen die dat voor Rome – en daarmee voor het hele rijk – zou hebben.
Constantijns opvolgers waren ook stuk voor stuk niet in staat het verval van het rijk te stoppen. Invallen van barbaren zorgden ervoor dat zij het veel te druk hadden om zich nog bezig te houden met de binnenlandse politiek.
Toen het Romeinse Rijk in 395 in twee helften werd opgesplitst, kreeg het rijk achtereenvolgens een aantal kindkeizers. De macht lag bij ieder die wat invloed kon uitoefenen. Opnieuw was er dus eigenlijk weer sprake van anarchie, want iedereen behartigde zijn eigen belangen en weinigen dachten nog aan de belangen van het Romeinse Rijk als geheel. Zonder een krachtig bestuur was het rijk, dat al zo in verval was geraakt, een makkelijke prooi voor elke groep barbaren die maar een beetje georganiseerd was.
Economische crisis
In de derde eeuw was er een ernstige economische crisis in het Romeinse Rijk. Deze crisis was waarschijnlijk voornamelijk te wijten aan onkunde van de keizers en het bestuur van het rijk, die, in tijden van metaalschaarste, het zuiverheidgehalte van de munten verminderden, waardoor er een enorme inflatie plaatsvond. Om toch nog haar schulden af te kunnen betalen, voerde de regering torenhoge belastingen in. Gewone burgers en boeren gaven hun werk op en vervielen tot diefstal.
Onder Diocletianus kon de inflatie enigszins beperkt worden, maar de hoge belastingen bleven en onder zijn opvolger Constantijn, die een aantal hervormingen op dit gebied doorvoerde, werd de situatie voor het volk alleen maar erger.
De klap van deze crisis kwam het West-Romeinse Rijk nooit te boven. Bovendien werd nogal wat geld, zowel in de vorm van munten als in de vorm van ander bezit, geroofd door de binnenvallende barbaarse stammen. Ook de handel met het oosten kwam door de vele oorlogen vrijwel volledig stil te liggen.
Het gebrek aan geld had tot gevolg dat wegen en gebouwen in verval raakten. Akkers die door de boeren waren verlaten, veranderden in dorre vlaktes. Kortom: er was gewoon te weinig geld om zo’n enorm rijk te kunnen onderhouden.
Militaire verzwakking
Ten tijde van de ‘soldatenkeizers’ was het het leger dat eigenlijk alle macht in het Romeinse Rijk had. Het leger kon besluiten een keizer te benoemen en ook kon het leger besluiten een keizer weer af te zetten. Militairen beseften maar al te goed hoe onmisbaar ze waren, want niet alleen de macht, ook de verdediging van het rijk rustte op hun schouders.
Maar terwijl het aantal militairen onder Diocletianus nog enorm toenam, was het met de macht van het Romeinse leger vanaf de heerschappij van Constantijn wel gedaan. Onder zijn bestuur nam het aantal militairen weer af, als gevolg van een algehele bevolkingsafname.
Maar niet alleen de afname van het aantal militairen was de oorzaak van de verzwakking van het leger. Die oorzaak moet namelijk vooral gezocht worden in de afnemende discipline. Soldaten begonnen te genieten van het weelderige leven in de steden. Zij verontachtzaamden hun oefeningen, waardoor ze minder vaardig met wapens waren en natuurlijk ook een slechtere conditie kregen. Het beroep van soldaat werd als het ware een ‘erebaantje’. In plaats van te vechten, waren militairen de stedelingen tot last, want hun levensbenodigdheden eisten ze op in de steden waar ze gelegerd waren. Uiteindelijk weigerden soldaten zelfs nog langer hun wapenrusting te dragen, omdat die ‘te zwaar’ was.
Toch ligt de schuld hiervan niet alleen bij de militairen zelf. De afnemende discipline is voor een groot deel te wijten aan de omstandigheden waaronder de militairen moesten werken. Vanaf keizer Constantijn hadden de Romeinse heersers een aantal hervormingen doorgevoerd op militair gebied. Zo was er een scheiding ingevoerd tussen de grenstroepen en de palatijnen. Deze palatijnen hadden eigenlijk niet om handen, omdat ze midden in het rijk waren gelegerd, en het is dan ook niet zo vreemd dat ze voor de verleiding van de weelde in de steden bezweken. Aan de andere kant is het ook niet vreemd dat de grenstroepen, die al het werk moesten doen en toch lager in aanzien stonden dan de palatijnen, niet tevreden waren met de situatie en waarschijnlijk door die ontevredenheid hun werk ook niet naar behoren uitvoerden. De verzwakking van het leger is volgens mij dan ook met name te wijten aan (het slechte inzicht van) de machthebbers van het Romeinse Rijk.
Aanvallen van barbaren
Terwijl de barbaren vroeger buiten de grenzen van het Romeinse Rijk leefden, waren vele nu ‘geïnte-greerd’ in de Romeinse samenleving. Veel van hen waren soldaat in het Romeinse leger. Terwijl het Romeinse leger verzwakte, hadden de barbaren juist de vechttechnieken van de Romeinen overgenomen, zodat de barbaarse stammen steeds meer de overhand kregen. De Romeinen konden uiteindelijk de vele invallen van barbaarse stammen niet meer afslaan en uiteindelijk ging het rijk dan ook ten onder.
Toch geloof ik niet dat de barbaren moeten worden gezien als een oorzaak van de val van het Romeinse Rijk. Zoals ik ook al in de inleiding gezegd heb, hadden de Romeinen de barbaren al eeuwenlang overheerst. Het is mogelijk dat de barbaren in de loop der tijd veel sterker waren geworden, maar toch is er geen reden om te geloven dat zij, als het Romeinse Rijk niet al in verval was geraakt, de Romeinen konden verslaan. De aanvallen van de barbaren waren dan ook niet een oorzaak van de val van het West-Romeinse Rijk, maar eerder versnelden zij het proces.
Moraal
Als laatste oorzaak van de val van het West-Romeinse Rijk, wil ik de moraal van de laat-Romeinse samenleving noemen.
Vroeger geloofden de Romeinen, dat de wereld buiten de grenzen van het Romeinse Rijk eigenlijk wel op-hield. Dit geloof geeft mensen natuurlijk een heel veilig gevoel en bovendien zijn soldaten die in hun eigen superioriteit geloven vaak ook superieur, juist door dat geloof. Maar het is natuurlijk moeilijk geloven dat er niets meer is buiten de grenzen van je rijk, als je rijk aan alle kanten wordt aangevallen door barbaarse stammen. En als je dan ook nog eens te maken hebt met een economische crisis en wanorde… Veel Romeinen in de eerste eeuwen na Christus hadden dan ook een pessimistische kijk op het leven gekregen.
Dit blijkt ook uit bijvoorbeeld de godsdiensten die werden aangehangen. Mensen die een pessimistische kijk op het leven hebben, richtten zich vaak tot een godsdienst die een leven, of in ieder geval ‘iets’, na de dood belooft. De Mithras-cultus, die zo’n hiernamaals verkondigde, had veel aanhangers in het Romeinse Rijk. Maar ook het feit dat het christendom zoveel aanhangers kreeg in de laatste eeuwen van het Romeinse Rijk zou in feite op zo’n pessimistische kijk op het leven kunnen duiden. Het christendom belooft immers ook ‘iets’ na de dood, namelijk de hemel.
Het is wel te begrijpen dat een volk dat negatief tegen het hele leven aan kijkt, niet in staat is zichzelf van een naderende ondergang te redden. De Romeinen waren dat dus ook niet.
Edward Gibbon
Het zou onmogelijk zijn om een onderzoek te doen naar de oorzaken van de val van het West-Romeinse Rijk, zonder daarbij de theorieën van Edward Gibbon te gebruiken. Hij is namelijk wel een autoriteit op dit gebied te noemen. In de epiloog van zijn boek ‘Decline and Fall of the Roman empire’ uit 1776-1788 noemt hij ‘vier oorzaken van verval en ondergang’, die ik hieronder kort zal behandelen.
‘De schadelijke werking van de tijd en de elementen’
In de loop van de tijd waren de Romeinse gebouwen door ouderdom en ook door rampen als de grote brand ten tijde van Nero en overstromingen van rivieren, in verval geraakt. De schade kon niet hersteld worden, door de anarchie en verwarring die in het rijk heersten.
Ik denk, dat Gibbon wel gelijk heeft dat de tijd en de elementen de gebouwen aantastten, maar een oorzaak voor de ondergang van het rijk zie ik hier toch niet in; die moet ergens anders gezocht worden. Dat de schade niet hersteld werd lag immers aan de wanorde in het rijk, zoals hij zelf zegt, en het feit dat er geen geld was om gebouwen te onderhouden. Als het rijk nog op zijn hoogtepunt was geweest, zouden de gebouwen gewoon zijn hersteld en was er van verval en ondergang geen sprake geweest.
‘De vijandige aanvallen van barbaren en christenen’
Gibbon verwerpt het idee van eerdere schrijvers, dat de barbaren op een soort wraak uit waren, toen zij Rome overvielen. Volgens hem waren zij gewoon uit op rijkdom. Verder zou ook de christenen blaam treffen, omdat zij de tempels van afgoden vernietigden. Maar aangezien dit niet tijdens een volksopstand gebeurde, is dit eerder aan het bestuur van het rijk zelf te wijten. De keizers waren zelf immers christenen en zij gaven opdracht de tempels van de afgoden te vernietigen.
Wat betreft de barbaren heb ik hierboven al uitgelegd dat ik niet geloof dat zij een oorzaak voor de val van het rijk waren. Ook wat betreft de christenen geloof ik niet dat zij de oorzaak van de val van het rijk waren, hoewel zij wel de oorzaak van de val van alle andere ‘Romeinse’ godsdiensten waren. In latere boeken over dit onderwerp verwerpen ook deskundigen de theorie van de christenen als veroorzaker van de ondergang van het Romeinse Rijk. Veel christenen waren immers Romeinen, dus zij hadden er helemaal geen baat bij het Romeinse Rijk te vernietigen.
‘Het gebruik en het misbruik van grondstoffen’
Tijdens de invallen van de barbaren ging er heel wat rijkdom voor het rijk verloren, met name in de vorm van (edele) metalen, die de barbaren op hun rooftochten meenamen. Maar ook de Romeinen zelf zorgden voor de vernietiging van hun bezit, door het marmer en metalen als koper van gebouwen te halen en te verkopen. Wat betreft deze theorie ben ik het volledig met Gibbon eens (zie ook: economische crisis).
‘De burgertwisten onder de Romeinen’
Volgens Gibbon was de belangrijkste oorzaak van het verval van Rome, de tweedracht onder de Romeinen zelf. Hier beschrijft hij echter de situatie na de val van het West-Romeinse Rijk. Deze theorie doet hier dan ook niet ter zake.
Conclusie
De ondergang van het West-Romeinse Rijk is waarschijnlijk te wijten aan een combinatie van factoren. Het is moeilijk om met zekerheid te zeggen, of een bepaalde factor heeft bijgedragen aan de ondergang van het West-Romeinse Rijk, laat staan of een factor de oorzaak is geweest. Toch kun je door naar de geschiedenis van het verval en de ondergang te kijken wel zeggen, dat bepaalde zaken hebben bijgedragen aan het verval of soms zelfs dat iets waarschijnlijk wel een oorzaak daarvan was.
Ik denk, dat de belangrijkste oorzaak van het verval en de ondergang van het West-Romeinse Rijk de onkunde van het bestuur was. Zoals ik al eerder heb gezegd, waren de keizers in de derde eeuw en de meeste keizers uit latere eeuwen niet opgeleid voor het ambt van keizer. Zij wisten dus niet hoe ze een rijk moesten besturen, waardoor er grote wanorde in het rijk heerste. Ook de economische crisis uit de derde eeuw is voornamelijk aan onkunde van het Romeinse bestuur te wijten, evenals de verzwakking van het leger in latere eeuwen.
Op hun beurt zorgden de economische crisis en de verzwakking van het leger weer voor een verdere achteruitgang van het rijk; van verval van de gebouwen en wegen en grote geldnood voor de regering en bevolking tot een verslechterde verdediging van de grenzen, wat weer invallen van de barbaren tot gevolg had, die er tenslotte toe leidden dat het West-Romeinse Rijk in 476 na Christus ten val kwam