Hoe het nou precies zit, met Thijs. Dat vroeg mijn moeder. Ik heb geantwoord dat ik het niet precies wist, en zo is het natuurlijk ook - ik heb geen idee hoe het zit, maar ik heb haar wel verteld dat Thijs bepaalde overeenkomsten heeft met de Ideale Man.
De eerste grote liefde in het leven van een meisje is nu eenmaal haar vader - en nee, het maakt voor de liefde niks uit of die vader een pathologische leugenaar is, of een Januskop, of een verknipte egoïst, of al die dingen tegelijk. Je hebt maar één vader. En het is mijn persoonlijke ervaring dat ook zulke vaders een diepe en levenslange liefde in je kunnen opwekken.
Mijn vader is misschien een klootzak, maar hij is wel mijn klootzak.
Ik vind hem trouwens geen klootzak. Ik zie zijn onvermogen, zijn lafheid, zijn zwakheid, en dat alles vervult mij met mededogen, niet met afkeer of haat.
Thijs lijkt niet op mijn vader. Dat verbaast mij ook. Ik durf zelfs te stellen dat Thijs het vleesgeworden negatief is van mijn vader - zijn tegenpool. En trouwens ook de mijne.
Thijs heeft talent voor het leven. Hij is praktisch, hij is daadkrachtig. Hij is voor niemand bang. Hij kent de weg, hij weet wat er te halen valt, hij is slim. Hij ziet het leven als een spel waarin alles te winnen valt, de hoofdprijzen liggen voor het oprapen, als je er maar voor vecht. Je kansen pakken. Nooit afwachten - erop af! Hij houdt van duidelijkheid: wie iets van hem wil, moet zijn mond opendoen. Hij zou een fantastische reiseider zijn. Voor mij is hij dat ook. Mijn reisleider door het leven.
Ik zie hem voor me in zijn trainingspak, haarband om zijn voorhoofd, zeven uur 's morgens. Lekker rennen. 'Buiten spelen,' zegt hij. Elke zaterdagochtend gaat hij naar de markt. Bloemen kopen, lekkere dingen, bessen en bramen en frambozen, hij haalt de krant, broodjes, en beladen met tassen komt hij weer thuis. Muziek aan. Thijs draait altijd muziek. Hij kent honderden mensen, hij is gul, hij wil genieten, hij gaat 's middags in het park voetballen met zijn vrienden en 's avonds komen ze bij hem eten. Thijs kookt. Thijs betaalt. Het gaat niet om geld, zegt hij altijd, het gaat erom dat je het leuk hebt met elkaar.
Thijs is 'open', zoals dat heet. Het is zoals het is. Een jongen uit één stuk. What you see is what you get, afgezien van zijn therapie dan. Maar kan ik hem dat kwalijk nemen?
Gisterochtend kwam hij langs bij mijn moeder. Ik lag nog in bed, ik sliep. Midden in de nacht hadden we het Oplichtersduo weer over de vloer gehad, vandaar.
Thijs had alweer een halve marathon gelopen in het park; hij had cappuccino meegebracht in hoge plastic bekers.
Ik trok snel een kamerjas van mijn moeder aan. We gingen in de keuken zitten, de deur dicht. We spraken lang over mijn moeder. Ik huilde een beetje, hij veegde de tranen weg, hij zei: "Je kunt niet veel doen, maar wát je voor haar kunt doen, doe jij. Dat is mooi, Nadine. Dat jij er op dit moment voor haar bent."
Daarna hadden we het over Sevilla. Hij zei: "We hoeven het er niet over te hebben. Niet nu. Dat komt later wel."
"Weet je het zeker?"
"O, Nadine." Hij zuchtte. "Die blik, hoe je naar me kijkt... ik weet genoeg."
Ik wilde iets zeggen, maar ik kon het niet.
"Okay. Je bent dus vreemdgegaan," zei Thijs zacht.
"Een beetje," gaf ik toe.
"Een beetje!" Hij maakte een wegwerpgebaar. "Hoe doe je dat, een beetje vreemdgaan?"
"Dat zou jij moeten weten."
Hij vroeg: "Wat bedoel je?"
"Dat gedoe met die Hanneke," zei ik. "Jouw zogenaamde praatvriendin met haar neptieten. Dat bedoel ik."
"Oh, niet weer..," zuchtte hij vermoeid. "Dat heb ik je... hoezo: neptieten?"
"Ze zijn nep."
"Interessant." Hij kneep zijn lippen samen, zei toen: "De neptieten van Hanneke, ja, laten we het dáár eens over hebben. Ik heb je verteld hoe het zit. Ik heb met haar gezoend. Haar neptieten heb ik niet gezien."
"Zij vertelt iets heel anders."
"Ja, weet ik." Hij keek me strak aan. "Dat heeft een reden. Ik heb haar beloofd... jezus, Nadine. Ze heeft me die dingen in vertrouwen verteld. Kun je mij niet gewoon op mijn woord geloven?"
"Nee."
"Dat schiet lekker op."
"Vertel het nou maar gewoon."
Thijs staarde langdurig uit het raam, zwijgend. Toen zei hij: "Okay, als je het dan écht moet weten: er is iets met Hanneke. Ze heeft een probleem."
"Wie niet?"
"Een fysiek probleem," ging hij door, alsof hij mijn opmerking niet gehoord had. "Of beter gezegd: het is psychosomatisch. Ze loopt ervoor bij een seksuoloog. Een verkramping. Een soort blokkade, zeg maar. Ze kán het niet eens, al zou ze het willen - het is fysiek onmogelijk." Hij haalde zijn schouders op: "Vaginisme, dat heeft ze dus."
Ik zweeg verbluft.
"En néé, ik heb het niet uitgeprobeerd," zei hij. "Ik kick er niet op om een vrouw van haar probleem af te helpen."
"Ze liegt dus," concludeerde ik. "Over jou."
"Ik weet niet of je dat liegen kunt noemen. Het is frustratie, schaamte, gêne. Ze probeert haar probleem te overschreeuwen met geile praatjes." Hij boog zich naar me toe en zei: "Je moet niet zo hard oordelen over mensen, Nadine. Je moet niet meteen van het slechtste uitgaan, er bestaat ook nog zoiets als eerlijkheid en vertrouwen."
"Vaginisme," mompelde ik. "Jezus, waarom heb je dat niet metéén gezegd?"
"Waarom heb jij mij niet metéén vertrouwd?"
"Ik was een beetje jaloers," gaf ik toe.
"Weet ik. Maar ik wil zo graag dat je me vertrouwt, óók als ik de schijn tegen heb. Ik ben je vader niet."
"Nee, sorry."
"Maar zo voel ik me soms wel. Ik voel me soms de vader van een heel lastig kind, zo'n kind waar ik ondanks alles toch het meeste van houd."
"Sorry," zei ik weer.
Thijs hoefde de details van mijn tripje naar Sevilla niet te horen. Hij was telerugesteld, dat wel, en hij noemde me naïef, maar we zouden het er later nog wel eens over hebben, zei hij. Dit was niet het goede moment.
"Jij hebt genoeg aan je hoofd," zei hij, "ga jij eerst maar doen wat je moet doen."