Uit 'nog drie keer slapen en ik word wakker':
"Nee, mensen kruipen liever achter een computer om nietszeggende berichten naar elkander te e-mailen in de trant van "ik zit aan mijn leuter te snokken, kan iemand mij horen?" Waarop per kerende post prompt het antwoord van een totale vreemde in de bus valt, meldende: "Nee, en ruiken ook niet. Zelf ben ik een vlindervanger. Ik zoek mensen die daarover met me willen praten. Contact me, please please please." Het is godgeklaagd hoe mensen vandaag de dag met elkaar converseren. Daar komt geen druppel speeksel meer aan te pas. Waar zijn de tijden dat men, in de zomer vooral, buiten op straat zat, niet gehinderd door overdadig autoverkeer, sadistische parkeerwachters, Chinese toeristen, selectieve vuilophalers of daklozen op zoek naar een dagelijkse dosis heroine? Men had het niet over de belastende opmars van het oosters fundamentalisme, de luxebelasting op couputergestuurde zijbalkverstevigingen in auto's van meer dan 2800 cc, de technische problemen van het nieuwste model GSM of de speculatieve creditcardmogelijkheden van de euro, welnee, men lulde maar raak over de dochter van de bakker die een zesde mongooltje had gekocht, het brandje in de pastorie omdat de onderpastoor weer eens met een stuk in z'n kloten z'n sigaar niet had gedoofd voor hij bij het instuderen van z'n preek van volgende zondag onder het altaar in slaap was gevallen, over het bericht in de krant dat men in Amerika iets had uitgevonden dat "dampkap" was genoemd, over de sigaretten die weer twee frank per pakje duurder waren geworden en nu zomaar eventjes zestien frank kostten en over de schone begrafenis van boer Wortel, die toch zo'n goei mens was geweest, vooral rond de Kerstmis. [..] Jongens toch, waarom zijn wij die mooie tijden ontgroeid? Wat is er van ons geworden? Niet veel. Het bier is nu wel van betere kwaliteit moet ik toegeven.' Hij nam een aanzienlijke slok.
High hopes and aspirations, and years, above my station
Maybe
but all this time I've tried to walk with dignity and pride