Ik dacht nooit aan morgen,
vandaag was lang genoeg.
Totdat ik jou zag
en ik dacht ineens, aan morgenvroeg.
ik hield niet van de liefde,
voor mij was er geen vrouw.
Totdat ik jou zag,
en ik hield zomaar, ineens van jou.
Ik kon om niemand lachen,
Ik was tot niets in staat.
Nu ben ik dag en nacht een zon,
omdat ik weet dat jij bestaat.
Ik bleef altijd binnen,
echt vrolijk was ik niet.
Nu loop ik zelfs te fluiten,
en ik kijk of ik jou ergens zie.
Maar er was een donder, een bliksem,
een slag toen ik je zag.
Ik ben verandert, een ander,
en sinds die ene lach.
Ik geef me over, je hebt me,
verzetten heeft geen zin.
Ik ben verandert, een ander,
en dit is pas het begin.