quote:
NEW YORK AAN DE AMSTEL BIJ ANTONY & THE JOHNSONS (CONCERTVERSLAG) :: 9-12-2005
Na The Strokes op maandag in de Melkweg en nu op donderdag ANTONY & THE JOHNSONS in het prestigieuze Carré kunnen we bescheiden spreken van een weekje New York-aan-de-Amstel.
‘In 2003 was ik hier als backupsinger voor Lou Reed, en van de zestig theaters in Europa was dit toch wel de zaal waarvan ik heimelijk hoopte dat ik nog eens een eigen show kon geven... one day.’ Die dag is dus gekomen. Twee wonderlijke fenomenen van schoonheid komen samen: die inderdaad prachtige zaal, met z’n rood pluche en zijn steil omhoog lopende tribunes, waarvan het applaus klaterend neer kan dalen. En die stem van Antony, hoog, krachtig, trillend, als een ongeschoolde operazanger, die zich – natuurtalent – zonder problemen aan de moeilijkste noten waagt. Beide fenomenen, zaal (uitverkocht) en stem (in grootse vorm), houden elkaar in evenwicht, als twee tegen elkaar aan leunende olifanten.
The Johnsons bestaan uit een drummer (Kindred Parker, hij begeleidde Jeff Buckley in diens nadagen) en bassist, twee gitaristen, een violiste en celliste. Zij vormen een perfect combo voor Antony’s barokke kamermuziek en brengen, samen met Antony’s dragende pianoklanken vanachter de vleugel, een prachtig zaalgeluid voort. Visueel gezien bieden de statige instrumentalisten, die ander half uur lang in opperste concentratie en volgens een moordende discipline musiceren, bovendien het broodnodige tegenwicht voor de nauwelijks van zijn pianokruk af te krijgen zanger.
Het wordt een deftige avond dus, voor een cultureel onderlegd publiek, waartussen we vooraf in de coulissen enkele trafo’s en/of omgebouwde heren/dames hebben kunnen ontwaren. Antony zelf draagt zijn onafscheidelijke Zweedse muiltjes en een mooi zwart baadje, maar doet verder niets aan uiterlijke fratsen, het platdrukken van zijn pruik tussen de nummers daargelaten.
Wat hij ons voorschotelt is pure liedkunst. Er gaat een zindering door de zaal als we aan het begin My Lady Story uit een pianostorm horen oprijzen. We horen juweeltjes als Cripple And The Starfish, For Today I Am A Boy, Man Is The Baby, You Are My Sister, All Is Loneliness (van Moondog), The Guests (van Leonad Cohen), Bird Guhl, I Fell In Love With A Dead Boy en Candy Says (van Lou Reed). Prachtig is – aan het begin - het mantra-eske nieuwe nummer Everything Is New, waarin telkens maar dezelfde woorden worden herhaald, boven een haast Chinees klinkend geluidsdecor. Mooi is ook de gospel van Free At Last (‘Some of these mornings, bright and fair, I thank God I'm free at last, Goin' meet my Jesus’).
Vorm lijkt deze avond iets belangrijker dan inhoud. Hoe prachtig de songs ook klinken, perfect haast, de hartverscheurende emotie waarmee we hem wel eens hebben horen zingen over zijn verlangen tot vrouw-zijn (of gewoon over hoe vreselijk zielig het individu zich zo nu en dan kan voelen) is enigszins op de achtergrond. Erg is het niet; als Antony het telefoonboek zou voorzingen, zouden we er nog door ontroerd raken.
Gaandeweg wordt de sfeer iets joliger. Hij laat het publiek zijn bassist toezingen. Langgerekt en hunkerend: J-e-ff L-a-ngst-o-n. Dan stelt hij voor de naam van iemand uit de zaal te zingen, ‘for 5 euros.’ Een heer op de eerste rij schiet uit zijn stoel en trekt zijn portemonee, een zekere Wim Linsen, wiens naam even later in verbasterde vorm (Finn Linsen) door de stembanden van Antony tot madrigaal wordt geboetseerd. Hilarisch, zoals ook de anekdote over de pianokruk die tijdens een optreden in Engeland onder Antony’s gestalte bezweek. Ter vervanging werden er toen dozen aangerukt, waarop hij moest plaatsnemen. Antony: ‘I said, If you bring me one more box, it better be a coffin.’
Onvergetelijk is aan het eind het samen met het publiek gezongen volksliedje Trust Your Mother. Wij, de zaal, hummen, de mannen laag, de vrouwen hoog, en een a capella zingende Antony dirigeert ons. Vertrouw je moeder, want zij wil voor haar kinderen zorgen, zingt hij. En daarna zegt hij: ‘Ik zing dit nu, omdat mijn vader altijd zei dat ik juist hem moest vertrouwen. Does that make me a witch?’ ‘Yes’, antwoordt hij zichzelf. Op z’n Antony’s: schalks, tutterig, maar ook groots en betoverend. Hij trekt ons deze avond in zijn eigen bizarre wereld, vol troost en smart. En vooral veel warmte en menselijkheid. Een grote lieve broer. De seconde dat hij en The Johnsons van het podium afstappen, mis je hem al. TOM ENGELSHOVEN
Gezien: ANTONY & THE JOHNSONS, CARRÉ, AMSTERDAM (8 DECEMBER 2005)