Laat maar Thorka, ze snappen het toch niet. Sphynxen zien er "eng" uit dus moeten ze wel ziek, gehandicapt of 'instabiel" zijn, wat dat dan ook moge inhouden. Dat het ras al eeuwen bestaat, doet er niet toe. Dat men zeer zorgvuldig met andere rassen kruist om inteelt te voorkomen, doet er niet toe. Iedereen heeft het hier over "duidelijke gebreken" maar ik zou niet weten wat er mis zou moeten zijn met een Sphynx. Goed hij heeft geen dekhaar. So what, dat is geen handicap.
Tuurlijk hebben Sphynxen wel eens een wondje, maar dat gaat niet lekker onder de vacht broeien terwijl je er niets van ziet maar kan juist netjes in de open lucht genezen en je kan goed zoen hoe het geneest en dus eventueel op tijd ingrijpen. Nog nooit nodig geweest, maar goed. Bij een "normale" kat zie je de wond niet, dus die zal veel eerder gaan ontsteken.
Voor wie echt moeite wil doen om zich in te lezen over raskatten en erfelijke aandoeningen.
deze studieEnkele stukjes
Munchkin (ik vind dit ras ook maar niets, maar goed, uit onderzoek blijkt dat het niet schadelijk is voor de kat)
Dr. David Biller en dr. Maria Jimenez (1997) deden radiologisch onderzoek naar het skelet van de Munchkin waarbij twee nesten chondroplastische katten en hun ouders fenotypisch en radiografisch geëvalueerd werden om de verschillen tussen chondroplastische kittens en niet-chondroplastische kittens vast te kunnen stellen. Uit dit onderzoek bleek dat deze vorm van chondrodysplasie in katten alleen de lange beenderen bij kortpotige katten behelst. De schedel, ruggengraat en borst waren niet aangetast bij de katten, die hij in het onderzoek had.
Zo heeft Biller röntgenonderzoek gedaan, waarbij ook oudere katten met chondrodysplasie van 12-14 jaar werden onderzocht. De slijtage van hun botten was niet anders dan die van katten met normale pootlengte.
Hoewel dit ras Munchkin nog tamelijk nieuw is, schijnt deze afwijking alleen cosmetisch van aard te zijn (Vella, McGonagle, Shelton & Stanglein, 1999).
Doodsoorzaken zijn gelijk aan die van andere (ras)katten (Pflueger, 1999; Lyons, 1998, 1999).
Chondrodysplasie, zoals we dit bij de kat zullen benoemen, beïnvloedt alleen de lengte van de lange botten. De botstructuur is normaal (Biedebach, 1995).
De gezondheidsaspecten zijn nog volop in onderzoek en er zijn dan ook nog geen conclusies te trekken aan de hand waarvan definitief gesteld kan worden, dat er geen gezondheidsproblemen zijn die direct gerelateerd zijn aan het Munchkin-gen.
Welzijnsaantasting :
Volgens het rapport van Dr. Schmidt (2001), met betrekking tot Paragraaf 11b van de Duitse Dierenbeschermingswet 2000, is het welbevinden van dieren niet meetbaar (Tschanz 1993, Buchholtz 1993, Sambraus, 1993). Anatomische, fysiologische en ethologische gegevens dienen als indicatie voor welbevinden (Schmitz 1995).
De Munchkins zijn bijzonder beweeglijke dieren, die met gemak trappen lopen of op de bank springen.
Moederpoezen met normale pootlengte verstoten Munchkinkittens niet, zoals ze bij kittens met een afwijking (= abnormaliteit) wel doen.
Er is geen botslijtage, kreupelheid of artritus aangetoond (Biller 1997), zou dit wel zo zijn, dan zou het dier wel pijn hebben/krijgen.
Integriteitsaantasting :
Chondrodysplasie beïnvloed voornamelijk de lengte van de lange botten, waarbij de verandering in de voorpoten het meest in het oog springt.
Onder invloed van het verantwoordelijke gen zijn de lange botten bij “kortpotige” katten minder lang geworden (gedisproportioneerd) zoals o.a.:
* bij de voorpoten het platte gebogen spaakbeen (radius), de langere ellepijp (ulna) en het opperarmbeen (humerus);
* bij de achterpoten het lange cylindrische dijbeen (femur), een lang scheenbeen (tibia), en een priemvormig kuitbeen (fibula).
De Munchkin kan alles, springt alleen minder hoog dan een kat met normale pootlengte.
Homozygote nakomelingen zijn niet levensvatbaar (Scollard, 1998).
ManxHet gedeeltelijk of geheel missen van de staart is geen doelbewust ingefokt en in stand gehouden afwijking, doch een natuurlijk voorkomende variatie binnen de gedomesticeerde kat wereldwijd en leidt niet tot serieuze problemen in de fokkerij, noch wat betreft de motoriek van de dieren.
Het missen van of partiëel missen van de staart geeft juist bij de kat geen “survival
of the fittest”- problemen, aangezien een kat een flexibele ruggengraat heeft. Dit
betekent, dat de loop-, ren-, sprong- (de kat kent een sprong-galop tijdens de jacht)
en afzetmogelijkheden door de samenstelling van de rug bepaald worden.
Katten, die door een ongeluk hun staart verloren hebben, bewegen zich normaal en communiceren normaal met soortgenoten en / of mensen (Schmidt, 2001). Ethogrammen van katten die door een ongeluk hun staart verloren hebben zijn bij Dr. Schmidt op te vragen.
SphynxDe Sphynx is ontstaan door een natuurlijke mutatie van een haargen (Hr) bij een Canadese huiskat in 1966 te Ontario, Canada. Sphynxen zijn niet geheel haarloos. Het lichaam is overdekt met zeer korte zachte haartjes (donsharen) en ze hebben op bepaalde plaatsen van hun lichaam (de oren, snuit, op de neusrug, voeten, testikels en staart) wat steviger en langer (kort) haar.
De Sphynx is een grote, zeer stevige, gespierde kat en voelt warm aan.
Dit ras is in 1970 erkend door de Amerikaanse CFA en al eerder door de Amerikaanse TICA en nu recent m.i.v. 1-1-2002 door de Internationale FIFe-organisatie.
Gezondheidsaantasting :
Wegens haar ongewone uiterlijk denken tegenstanders van het ras dat de kat ziekelijk is.
De Keurmeesters- en Stamboekcommissie van de FIFe stelde op de erkenningsshow van 16 april 2001 in haar rapportage vast dat de 44 getoonde Sphynxen in zeer goede conditie verkeerden, geen huidproblemen (ook niet in de huidplooien), geen problemen aan ogen en oren noch staartproblemen (zoals vettige katerstaarten) vertoonden.
Welzijnsaantasting :
Discutabel:
* Aangezien de vacht van de normale kat een belangrijke warmtevasthoudende functie heeft, kan men haarloosheid natuurlijk heel goed als een abnormaliteit beschouwen. Door voldoende lange aanpassing aan de veranderde omgeving en nieuwe levensomstandigheden kunnen Sphynxen ook buitenshuis gehouden worden. De huid is glad, maar toont echter, verschillend in hoeveelheid, een donsbeharing, zoals bij een perzik en voelt als suède. Afhankelijk van het seizoen hebben sommige dieren ook nog haar op de rug en flanken. De huid heeft geen onaangename geur. De soepele huid van de Sphynxen ontwikkelt bij temperatuursdalingen een dikkere onderhuidse vetlaag, die in het voorjaar vanzelf wegslinkt. Als een kat zich maar in een voldoende warme omgeving bevindt en een dekentje krijgt als het nodig is, hoeft hij niet bijzonder onder zijn kaalheid te lijden. Door het warmteverlies wegens gebrek aan beharing hebben Sphynxen meer voedsel nodig dan andere katten.
Welbevinden van dieren is niet meetbaar (Tschanz 1993, Buchholtz 1993, Sambraus 1993). Anatomische, fysiologische en ethologische gegevens dienen als indicatie voor welbevinden (Schmitz, 1995). Daar welbevinden en gedrag via het Limbische systeem met elkaar verbonden zijn, zijn ook conclusies van het normale gedrag van een kat naar de norm van welbevinden, betrouwbaar. Het welbevinden van de 7 onderzochte Sphynxen was niet gestoord (Schmidt, 2001).
* Bij zonnig weer pigmenteert de huid.
De soepele huid van de Sphynx is bovendien taai en dik, dit ter bescherming tegen beschadiging en uitdroging. Bovendien “transpireert” de Sphynx en tijdens dit proces worden vetten en talg afgescheiden. Hierdoor voelt een ongewassen Sphynx vettig aan en kan de huid er bruin en smoezelig uitzien. De normale lichaamstemperatuur en de grof gemeten huidoppervlaktetemperatuur (via handrug gemeten) gaf als uitslag dat de temperatuursregeling ongestoord is bij 7 Sphynxen in onderzoek bij Dr. Schmidt, 2001 Ondanks het ontbreken van een vacht heeft de huid van de Sphynx wel degelijk verzorging nodig! Bij behaarde katten zorgt talgproductie voor een beschermende laag om de haren. Deze talg wordt bij Sphynxen ook gewoon aangemaakt en blijft dus op de huid zitten. Hierdoor moet de Sphynx gewassen worden (hooguit over het algemeen 1x in de drie à vier maanden, maar er zijn exposanten, die de Sphynx vaker voor de show in het bad doen), daar hij anders plakkerig wordt, gaat ruiken en “afgeeft”. Een verhoogde afscheiding van huidsmeer is niet aanwezig.
Sphynxen likken elkaar ter huidverzorging. Met de tong en de daarop bevindende ruwe papillen wordt de donsbeharing over het gehele lichaam door de volwassen katten steeds weer gereinigd en ter afkoeling bevochtigd. Het gezicht en de oren worden door de voorpoten gereinigd en deze worden tussendoor afgelikt en bevochtigd. Met de snijtanden worden huid en "vacht" door kaakbewegingen beknabbeld.
Het ontbreken van een vacht is niet pijnlijk noch belemmert dit het functioneren van de Sphynx. De haarloosheid van Sphynxen is met die van geschoren schapen te vergelijken. Bij de Sphynx zijn het geschoren vachtbeeld en de rudimentaire tastharen niet van betekenis voor het gedrag of het welbevinden.Integriteitaantasting :
Discutabel:
* De snorharen zijn over het algemeen afwezig of tot korte haartjes gereduceerd (Robinson, 1991).
* Tastharen zijn een wezenlijk gevoelszintuig voor de kat. Ze zijn vooral in het donker ter oriëntering onmisbaar, maar ook bij het vangen en betasten van buit, bij het onderzoeken van voorwerpen en bij de uitwisseling van sociale kontakten (Brunner, 1994; Leyhausen 1994).
Bij normaal behaarde katten bevinden de tastharen (Bonnie Beaver,1980) zich:
1. op beide helften van de bovenlip ongeveer een dozijn tastharen in rijen,
2. op beide wangen enkele,
3. boven de ogen in bosjes,
4. op de kin stoppelachtige tastharen,
5. aan ieder zijkant van de kop tweemaal,
6. onder de voorpoten.
Discussie :
De oriëntering in het donker gaat via het tapetum lucidum van het netvlies en via de reukcellen in de neus. Voor de oriëntering in het donker zijn de tastharen onbelangrijk. Katten zouden in het donker tegen muren en voorwerpen oplopen omdat de tastharen pas in de nabijheid door aanraking werken. De Sphynx heeft grote ogen met zeer variabele pupilgroottes. De iriskleuren variëren van blauw (pointkat) tot goudkleurig bij de andere Sphynxen in onderzoek.. Bewegende en onbeweeglijke voorwerpen werden door de toekijkende Spynxen direct geregistreerd, gevolgd en nauwkeurig met de neus en de poten onderzocht. De 400.000 zintuigcellen per mm2 (Leyhausen 1974) maken een uitmuntend zicht mogelijk, dat door het tapetum lucidum ook in het donker werkzaam is.
Zowel voor de jacht als voor het vangen en aftasten van de prooi zijn de reukcellen in de neus, de optische oriëntering en de zoolkussentjes het belangrijkste . De tastharen zijn overwegend bij nauwe doorgangen belangrijk (Schmidt , 2001)!
Omdat bij Sphynxen de tastharen (of sinus- of sensorharen) slechts rudimentair aanwezig zijn of geheel ontbreken, heeft Dr. Schmidt een doorgang gemaakt van 1 cm breder dan de volwassen dieren in onderzoek en de Sphynxen zijn zonder de zijkanten van de doorgang aan te raken erdoorheen gelopen.
Voor het onderzoeken van prooi komen tastharen, indien toch, alleen nog bij dode prooi in aanmerking. Volgens P.Neville (1996, 1997 en 1999) en R. Tabor (1983) zijn de poten en de mond bij het onderzoek van dode prooidieren belangrijk. Onbekende voorwerpen worden eerst voorzichtig met de poten aangeraakt, de zoolkussentjes verzamelen informatie en geven deze door. Een verder onderzoek van voorwerpen gebeurt nasaal en oraal.
De ca. 200 miljoen reukcellen vervangen, uitstekend de, althans beweerde (Wegner 1994), begrensde tastzin van de rudimentaire tastharen (Leyhausen 1974). Naast de reukzin speelt het Jacobsorgaan, achter de T1 (snijtand 1 in de tandformule) van de bovenkaak in het tandvlees liggend, een rol in de geuranalyse en herkenning. Markeringen door urine en alle andere geuren worden door de licht geopende mond ingeademd (flemen) geregistreerd en geanalyseerd. De tastharen spelen bij de reukzin en geuranalyse geen rol (Schmidt, 2001).
De zintuigelijke organen van de kat zijn neurofysiologisch nog niet afdoende onderzocht, zodat een uitspraak hierover niet compleet of absoluut kan zijn (Dr. Schmidt, 2001), zoals door Wegner (1994) is beweerd. Alleen door herhaling en weergave van hypothetische beweringen worden deze niet méér waar.
De sociale contacten verlopen optisch, nasaal en door flemen. Bij beide laatste zintuigelijke waarnemingen worden feromonen van soortgenoten en niet soortgenoten opgenomen en geregistreerd. Sociale contacten worden door en met lichaamstaal opgezocht, opgenomen en/of afgebroken (Schmidt, 2001).
Genetische component :
Geen enkele Sphynx is compleet haarloos, maar de haarloosheid komt voor in verschillende gradaties: Er bestaan diverse soorten van haarloosheid die door verschillende genen h, hd of hr (Pedersen 1991; Willer 1992) veroorzaakt worden en ook nog eens onafhankelijk van elkaar vererven. Zo kan het gebeuren, dat, wanneer men twee haarloze katten met elkaar kruist, er slechts behaarde kittens worden geboren doordat de haarloosheid van de ouderdieren niet op dezelfde genetische basis berust:
* Bij Canadian Hairless, Moonstone Cat of Sphynx is naaktheid gebaseerd op een
recessief gen (hr). In 1970 door Cat Fanciers Association erkend als Sphynx.
Het Sphynx-gen hr is incompleet dominant ten opzichte van het Devon Rex vacht-
gen “re”. Dat betekent dat heterozygote Sphynxen (hr.re-katten) haarloos kunnen
zijn gedurende hun leven, maar onder invloed van bepaalde omgevingsfactoren
(leefomstandigheden, hormonale toestand) soms wel en soms niet een (krul)vacht
kunnen ontwikkelen. Hoewel het Sphynx-gen dus recessief is ten opzichte van alle
normale haarvachten is het Devon Rex-gen recessief t.o.v. het haarloosgen van de
Sphynx. Een homozygote Sphynx gepaard aan Devon Rex zal dus allemaal Sphynx-
kittens geven.
* Bij de Russische Don Hairless (Don Sphynx) en de variëteit uit St.Petersburg de Peterbald is de naaktheid gebaseerd op een dominant gen (Hr-bd).
Dit in vergelijk met het dominante Hr-gen van de normaal behaarde kat.
* Mexican Hairless gebaseerd op een recessief gen en genetisch verwant aan Sphynx.
De Mexican Hairless is gedeeltelijk tot geheel haarloos. Op die delen waar haar groeit is het haar stijl en niet krullend zoals bij heterozygote Sphynxen met een hr.re factor [van de Devon Rex (re)]. Bij een combinatie van een Sphynx x Mexican Hairless is het type kittens 100% Sphynx, zodat het hr-gen ook in de Mexican Hairless aanwezig moet zijn.
Geadviseerde maatregelen :
* Het O.P. is van mening dat door het fokken van naaktkatten de intrinsieke waarde
van de kat als zodanig geen geweld wordt aangedaan. * Een overgrote meerderheid van de verenigingen is tegen een fok- en/of een tentoonstellingsverbod voor Sphynx en andere naaktkatten.
* In de Standaard van de Devon Rex, Cornish Rex, Selkirk Rex, German Rex, Laperm en Sphynx dient opgenomen te worden dat snorharen niet mogen ontbreken.
Argumentatie :
De huidplooien geven geen problemen en smetten niet, daar de huid zeer flexibel is. Kittens hebben veel meer huidplooien dan volwassen exemplaren.In partiële vorm komt haarloosheid incidenteel voor bij Devon Rex, Cornish Rex, Selkirk Rex, Laperm en German Rex. De FIFe heeft in haar GA-2000 het voorstel aangenomen dat snorharen bij de kat niet mogen ontbreken.
Naast de tastharen, die alleen bij nauwe doorgangen van betekenis zijn en niet voor oriëntering in het donker, zijn bij de tastzin de huid van de kop en van de poten, alsmede de zoolkussentjes van belang. De zoolkussens zijn bij Spynxen sterker ontwikkeld dan bij andere rassen, waardoor de indruk ontstaat dat de kat op “luchtkussens” loopt.
Bij de Sphynx kan niet van probleemfokkerij gesproken worden, omdat in geen enkel opzicht afwijkingen in de beweeglijkheid van de afzonderlijke ledematen of het gehele lichaam, zintuigelijke organen, zintuigen, de waarneming van prikkels en de omgeving, de levensverwachting en de levenskwaliteit volgens de norm, aan te tonen zijn.Verstoord welbevinden, verstoord gedrag of verstoorde communicatiemogelijkheden zijn bij geen van de onderzochte dieren aanwezig. Alle dieren hadden ethogrammen die niet van andere raskatten of Europese Kortharen afwijken (Dr. Schmidt, 2001). Huidige incidentie :
In Nederland begon rond 1970 de fok van Sphynxen met twee haarloze katjes, die iemand als zwervertjes uit Canada had meegenomen.
Het totaal aantal nesten Sphynxen binnen de Nederlandse raskattenpopulatie 1992 -1996 was 21 nesten.
Gewenste incidentie :
De Sphynx is een gezond ras dat in het in het algemeen grote nesten (5-7) kittens krijgt.
Verparingen aan Devon Rex dienen vermeden te worden om te voorkomen dat o.a Myopathie (Spasticiteit) binnen het Sphynxen-ras wordt gehaald, daar dit familiair is bij de Devon Rex.
Liefhebber, verzamelaar en beta-tester van adventuregames.
Op woensdag 19 januari 2011 09:49 schreef Rossdale het volgende: Liz is gewoon een wandelende gamesencyclopedie :P