quote:ALS DE ZAK WACHT…
Een veertiger loopt zijn kantoortje binnen. Op het bureau ligt een pakje sigaretten geduldig op hem te wachten. Het zijn misschien wel zijn laatste vrienden. “Roken brengt de gezondheid ernstige schade toe”, waarschuwt het pakje hem nog wel. Hij slaat er geen acht op en jaagt de brand in één der sigaretten. Met een diepe zucht laat hij zich in zijn bureaustoel zakken. Hij is voetbaltrainer en gisteren vond zijn vrouw nog dat hij thuis zo kribbig was. Zij voelt de impact van een plaats in de onderste regionen van de ranglijst duidelijk niet.
Het bord met schuifmagneetjes ligt binnen handbereik. Met trillende vingers trekt hij het naar zich toe. Zonder overtuiging begint hij te schuiven. Wat nu als hij zijn aanvallende middenvelder inwisselt voor een defensieve? Misschien zijn aanvallende middenvelder dan valse spits maken en een spits opofferen voor verdedigende zekerheid in de middenlinie? Wellicht zelfs een vijfde verdediger opstellen in een poging de boel achterin in ieder geval dicht te houden? Moedeloos schuift hij de linkervleugel wat dieper dan de rechter, om daarna toch maar weer uit te komen op het vaste systeem van zijn ploeg. Hij weet het niet meer.
Hij is ook al een tijdje gestopt met het vragen van advies aan zijn assistent. Die acteert momenteel loyaliteit, maar is straks de eerste die in de sloep zit, mocht de schuit daadwerkelijk zinken. Om daarna met droge voeten op de persconferentie te verklaren dat “dit zo’n geweldige kans is om op eigen benen te staan” en zijn positie in te nemen. Hoe anders was het vorig seizoen, toen ze nog veel wonnen. Iedereen was vriendelijk tegen hem en nu het tegenzit zien ze hem niet meer staan. Zuchtend beseft hij dat sommige clichés gewoon erg waar zijn.
Zijn vingers glijden door zijn dunner wordende haar, terwijl hij nog een trek van zijn sigaret neemt. Misschien maar eens een schokeffect veroorzaken, door zijn halve elftal in te ruilen. Niet dat de vervangers van hetzelfde niveau zijn als zijn basisspelers, maar het is wel een signaal. Al zal de pers dan wel weer klaar staan met de vernietigende commentaren. Ze zullen hem een wanhopig man noemen, die God zegene de greep een paar anderen inbrengt. De pers, die toch al niet schroomt om hun met gif doordrenkte pijlen op hem af te vuren. Dat terwijl driekwart van de journalisten niets van het spelletje snapt en maar wat raak schrijft. Laatst nog, toen hij zijn linkermiddenvelder had opgedragen de aanvallende rechtsback van de tegenstander te schaduwen. Dat deed hij perfect, maar men schreef dat hij onzichtbaar was.
Nee, met de pers heeft hij het wel gehad. Net als met die emotionele supporters, die met witte zakdoekjes begonnen te zwaaien en weinig vleiende leuzen scandeerden. Vorig jaar zongen ze nog voor hem en was hij de held. Hen neemt hij het nog niet eens zo kwalijk, ze handelen uit emotie. Ze zien hun club op degraderen staan. Met een bonkend hoofd verlaat hij zijn kantoor en rijdt naar huis. Morgen maar dezelfde elf opstellen en hopen dat ze nu hun plicht doen.
Een dag later zit hij er weer, alleen in zijn kantoortje. Wederom een nederlaag. Hij heeft alles al geprobeerd. Een donderspeech, een peptalk, wissels, het systeem veranderen, jeugd een kans geven. Er zit geen beweging meer in, alles loopt verkeerd. Het was weer een lijdensweg van negentig minuten, die een akelige verlenging kende in de vorm van een persconferentie. Met een schorre stem en prikkende ogen had hij maar weer eens de hoop uitgesproken dat het de volgende wedstrijd dan toch maar beter zou gaan en dat de ommekeer eens moet komen en dat je, als je nu eenmaal in de hoek van de klappen zit… Enfin, het bekende verhaal. Hij wil niet klagen, goed of laat krijgt iedere voetbaltrainer er mee te maken. Het verhaal van de goede tijden en de slechte tijden. Die wetenschap maakt het echter niet minder pijnlijk.
Maandagmorgen moet hij weer. Hij zal naar zijn werk gaan in onzekerheid. Hoe lang laat het bestuur hem nog spartelen? Mag hij weer een week gaan piekeren, om uiteindelijk weer nauwelijks iets te veranderen? Hij staart in de spiegel en schrikt van zijn gezicht. Een paar holle ogen onder een gerimpeld voorhoofd staren hem aan met de blik van een man die het niet meer weet. Onwillekeurig steekt hij een sigaret op en leest de waarschuwende tekst. Hij slaat er geen acht op. Hij weet het namelijk al, dat niets zo schadelijk voor de gezondheid is, als de wetenschap dat de zak wacht…
quote:HET ZAL JE KIND MAAR WEZEN
Bloedverwanten in de sport, het blijft altijd een complexe zaak. Voor de betreffende personen is het dikwijls leuk, zeker als je voor dezelfde ploeg uitkomt. Supporters vinden het doorgaans ook best aardig. Er zijn toch best nog aardig wat beroemde voetbalfamilies op te noemen. Meestal gaat het dan om broers. Denk aan Erwin en Ronald Koeman, Brian en Michael Laudrup en de broers Van der Gijp, die in lang vervlogen tijden een prima voorhoede vormden bij het inmiddels ter ziele gegane Dordtse Emma. Tweelingen zoals Frank en Ronald de Boer en Dennis en Gérard de Nooijer konden ook altijd op de nodige aandacht rekenen.
Het is al leuk als de broers samen in een team spelen, maar ook als ze tegen elkaar spelen is dat een reden voor vermaak. Zo mocht FC Twente-keeper Cees Paauwe ooit proberen de doelpogingen van zijn voor Feyenoord uitkomende broer Patrick te stoppen. Reken maar dat men daar in de familie over praat!
Het komt echter zelden voor dat een vader en een zoon samen in een team spelen. Dit is natuurlijk logisch, omdat een voetballoopbaan zelden zo lang gerekt wordt dat een vader een doorbraak van zijn zoon kan meemaken. Het gebeurde wel in IJsland, toen Arnar Gudjohnsen zijn afscheid van de nationale ploeg extra luister bij kon zetten door te worden vervangen door zijn eigen zoon Eidur. Meestal zie je een vader en een zoon in het voetbal echter als trainer en speler. Dat is direct een gevaarlijke zaak, zo wees het verleden al uit.
Johan Cruijff liet als trainer zijn eigen zoon Jordi debuteren in het eerste team van Barcelona en had ook nog een tijdje zijn schoonzoon als reservekeeper in de selectie zitten. Met name rond Jordi was er ophef. Niet dat Jordi een slechte speler was, maar hij kon toch nooit het vermoeden van zich afschudden dat hij door zijn vader voorgetrokken werd. Geen onlogische gedachte trouwens, want welke vader kan puur objectief zijn zoon beoordelen?
Het wordt pas extra pikant als de vader een bestuurlijke functie heeft. Fernando Sanz, een redelijke voorstopper van Málaga, mocht in de periode dat zijn vader voorzitter van Real Madrid was af en toe opdraven voor de “Koninklijke”. Het gerucht ging zelfs dat de trainer dit verplicht was, wilde hij aanblijven. We zagen het in Nederland ook bij FC Utrecht, waar Han Berger ooit als technisch directeur nogal treuzelde met het aantrekken van een aanvaller, om de doorbraak van zoon Ruud niet te dwarsbomen.
Het is iets waar je voor moet waken. We zagen het deze zomer nog. Bert van Marwijk wilde als trainer van Borussia Dortmund erg graag zijn schoonzoon Mark van Bommel aantrekken. Het ontbrak de Duitsers ook wel aan de financiële middelen, maar het verhaal ging ook dat men voorzichtig was met het aantrekken van familieleden van een trainer. Zeker nu het een nieuwe trainer betrof.
Je kunt je zoon dus beter maar bij de tegenpartij hebben zitten. Dat zorgt nog voor leuke televisie ook. Gert Kruys, oud-speler van FC Utrecht en thans trainer van De Graafschap, heeft ook een voetballende zoon. Rick, heet de jongen. Afgelopen zondag stond het duel tussen FC Utrecht en De Graafschap op het programma. Het was zo’n duel waarvoor je blind een 1 op je totoformulier invult. De club uit Doetinchem staat laatste en Utrecht staat keurig in de subtop. Normaliter een duel waar je nauwelijks aandacht aan besteedt, als je geen direct betrokkene bent.
Nu speelde de kwestie Kruys dus een rol. Zoonlief liet voor de wedstrijd vol bravoure in het programmablad optekenen dat pa “zijn borst nat kon maken” en senior stelde voor de wedstrijd dat Rick, mocht hij scoren, maar bij zijn vriendin moest gaan eten. Plaagstootjes vooraf, er was namelijk een gerede kans dat Rick niet in het veld zou komen. Mocht dit wel gebeuren, dan zou het wel erg toevallig zijn als hij zou scoren. Dat was Rick namelijk nog nooit gelukt in het eerste elftal.
U voelt het ongetwijfeld al aan. Rick mocht zich warm gaan lopen, iets wat hem bij het passeren van de dug-outs ongetwijfeld een vriendelijk knikje van pa opgeleverd moet hebben. Rick mocht zelfs invallen en Ricks eerste balcontact was een dodelijke uithaal in de bovenhoek. De Graafschap was zonder groots te spelen bezig om een 0-0 uit het vuur te slepen, maar Rick besloot anders. Uiteraard bleef de 1-0 staan en ging alle aandacht na de wedstrijd uit naar de familie Kruys. Junior deed breed lachend zijn verhaal voor de camera van Studio Sport en senior stond er wat verloren bij. In zijn functie van trainer van De Graafschap stond hij uiteraard stevig te balen, maar als vader moet hij zich toch ook zeker trots gevoeld hebben. Terugkomend op zijn uitspraken voor de wedstrijd meldde hij nog even dat Rick maar even met zijn “meissie in de stad moest gaan eten”.
Mijn gedachten gingen uit naar de overige gezinsleden. Wat als beiden thuis komen? Pa teleurgesteld, Rick helemaal in de zevende hemel. Trouwens, hoeveel eredivisietrainers zullen ’s avonds tijdens Studio Sport eens met een schuin oog naar hun eigen kroost gekeken hebben? Zij die een zoon hebben, moeten toch even geslikt hebben. En zij die een dochter hebben, zullen opgelucht gedacht hebben dat je een schoonzoon er altijd nog uit kunt trappen…
Tuurlijk. Pa had nergens meer zin die avond.quote:Op woensdag 1 december 2004 19:02 schreef methodmich het volgende:
Dank u heren! Overigens was ma Kruys volgens de VI boos op Rick.
quote:We love you László Bodnar!!
Roda JC – FC Groningen (5-1) Kerkrade, 04-12-2004
Roda-uit. Na een reeks van goede resultaten kregen we weer eens ‘vertrouwd’ dik op de broek. Omdat de wedstrijd maar niet in slaap wilde sukkelen (een hoop die ik na elke tegengoal opnieuw uitsprak) was het even knijpen voor een echt buitenproportionele nederlaag. Zover kwam het gelukkig niet, 5-1 is een uitslag waar ik de laatste paar seizoenen wel mee heb leren leven.
Overigens vallen er, buiten dat trainingspartijtje van de Roda Juliana Combinatie op het hoofdveld, nog genoeg andere dingen te beleven in het Parkstad Limburg Stadion. Zo kan je je bezig houden met zoveel mogelijk dingen opnoemen die je allemaal voor het geld van de reis + wedstrijd had kunnen doen, tellen hoelang het duurt voordat FC Groningen weer de bal verliest en luisteren naar wat de omroeper - die het publiek steevast aanspreekt met de hartverwarmende term “beste sportvrienden” - allemaal te vertellen heeft.
Verder kan je je echt verwonderen over het catering-beleid in Kerkrade. Voor de aanschaf van een hamburger dien je eerst bij het linkerraam een plastic muntje te kopen die je vervolgens twee meter naar rechts, bij een ander raam bedient hetzelfde meisje, kan inruilen voor de fel begeerde hamburger. Lachwekkend tafereel, zo uit Monty Python gegrepen. Ook de gesponsorde wissels aan Roda-zijde –“Deze wissel wordt mede mogelijk gemaakt door Flexanet!”- zouden niet misstaan in een parodie van een voetbalwedstrijd.
Genoeg te zien dus, daar in het diepe zuiden. Maar één gebeurtenis in het bijzonder wil ik nog even verder belichten. Na één van de Roda-goals rende doelpuntenmaker László Bodnar fanatiek naar het uitvak toe om ons vervolgens met woeste sprongen, fanatieke vuistjes, en agressieve schreeuwen zijn doelpunt onder onze neus te wrijven. Nee, het was duidelijk dat wij er als Groningers niet zo goed opstonden bij deze Bodnar, en hij zonet zoete wraak had genomen voor een nog te bepalen voorgeschiedenis. “Vreemd verschijnsel eigenlijk”, merkte iemand in de rust later op, “We staan hier gewoon naar een voetbalwedstrijd te kijken, komt er ineens Hongaar, van wie ik tot net nooit gehoord had, voorbij huppelen om ons uit te dagen. Als we hem nou minutenlang hadden uitgemaakt voor een hoerenkind, geblondeerde balzak en een lijer van nog wat terminale ziekte’s was zijn actie wel begrijpelijk geweest”. Maar inderdaad niets van dat alles. “We hebben die gozer helemaal niets misdaan, man!”, merkte een ander met een flauw glimlachje op. Erg verwonderlijk inderdaad. Want ik ben nog wel zo’n aardige knul! Ik help altijd oude vrouwtjes met oversteken, wijs Duitsers beleefd de weg wanneer ze die vragen en geef gul aan goede doelen. Waarom heeft László, de springende Hongaar, dan toch zo’n hekel aan me?
Normaal gesproken reageren wij als voetbalsupporters (lees:het schuim der Aarde) op zo’n daad door de betreffende speler één of ander schunnig spreekkoor toe te werpen. Met dat verschijnsel is het hele land na Sylvie Meis-gate inmiddels wel bekend. Maar behalve dat dat tegenwoordig nog maar weinig origineel is, mist het zijn doel ook volledig. Er even vanuit gaande dat het doel van die spreekkoren - behalve het beledigen en kwetsen – het uit het spel halen van de tegenstander is. De toegezongen speler is immers alleen nog maar gedrevener om sportieve revanche te halen op de fans die hem verbaal aanvallen. (Overigens bleven die geluiden bij deze wedstrijd uit.)
“We love you Bodnar! We do!” Dát hadden we moeten zingen! De rest van de wedstrijd lang! Hij zou er niets van begrepen hebben. (vertaald uit Hongaars-->)“Versta ik dat nou wel goed? Ik heb die jongens toch net zo kwaad gemaakt? Waarom zingen ze me nou al de hele tijd positief toe? Blijkbaar zijn het erg aardige mensen. Waarom heb ik ze eigenlijk net zo geprovoceerd? Waarom vond ik dat eigenlijk nodig?”
Overmand door schuldgevoelens had László de rest van de wedstrijd geen bal meer geraakt.
De beste reactie op provocatie: Sportief klappen of volledig negeren. Een paar weken terug zag ik na afloop van de wedstrijd Willem II – Groningen een Tilburgse supporter die klaarblijkelijk nog even een statement naar ons toe wilde maken. Met woeste passen begaf die zich richting ons vak om vervolgens zijn ontblote achterste aan ons te tonen. Doordat echter bijna alle Groningen-supporters al met hun gezicht naar de uitgang stonden kreeg hij totaal geen reactie. “Shit, ik had net zo goed met mijn reet naar een lantaarnpaal kunnen gaan zwaaien”, zag je hem denken toen die met een rode kop opstond. Tja, moonen naar straatverlichting wordt nou eenmaal niet als de meest stoere daad gezien. Met nog snellere passen verdween die maar weer gauw in de anonieme massa.
Een paar weken geleden kwam Twente-spits N’Kufo in het nieuws omdat hij de fanatieke aanhang van ADO Den Haag provoceerde. De Hagenezen schoten totaal uit hun slof toen de Tukker cynisch klappend voor hun tribune langs liep. Het leverde de spits na afloop kritiek op, maar zijn geplande doel zal die met zijn actie ongetwijfeld bereikt hebben. Wat als de Hagenezen nou totaal geen boodschap aan hem hadden gehad. Als ze hem volledig hadden genegeerd. Hij had wel door de grond kunnen zakken. “Wat sta ik hier nou eigenlijk dom in me handen te klappen? Ik sta gigantisch voor lul!” Met de staart tussen z’n benen had N’Kufo zich maar weer gauw naar de kleedkamer begeven. Nou hij de Den Haag-fans eens lekker wilde opnaaien was die zelf nogal afgegaan. Dat was niet helemaal de bedoeling natuurlijk.
Ook onze eigen László Bodnar was drie meter door de grond gezakt wanneer wij sportief hadden geapplaudisseerd voor zijn doelpunt, wat die blijkbaar graag met ons wilde delen. “Ik sta hier te springen als een wulpse chimpansee, maar niemand reageert op me. Wat ben ik eigenlijk een kneus!”
Een bloemetje voor Bodnar dus! Omdat we hem lekker wél lief vinden! En wanneer die volgend jaar met Roda JC langskomt in het Oosterpark zullen we hem wederom overladen met welkomstgeschenken. “We weten dat je ons niet erg aardig vindt, maar we hopen dat je misschien nog eens van gedachte wilt veranderen en ook onze sportvriend wordt. Wij vinden je namelijk een erg schattige Hongaar!”
En daarna weer negentig minuten lang: “We love you Bodnar! We do!” De groeiende schuldgevoelens en complete verwarring door al dat absurdisme, zullen arme László teveel worden. Vlak voor hij in tranen uitbarst en luid snikkend het veld afrent schopt die nog snel even de bal in zijn eigen doel. Een goede stap op weg naar een beter resultaat dan de 5-1 van afgelopen zaterdag lijkt me zo.
Is dat niet een beetje een 'ontoepasselijke' kleurencombinatie voor een Heerenveen-trainer?quote:Blauw met geel, die sjaal.
Meniequote:Op dinsdag 7 december 2004 14:48 schreef Sloggi het volgende:
Mooie column, maar wat ik me nou al de hele week afvraag: what the heck is menie?
Ahaquote:Op woensdag 8 december 2004 15:18 schreef SCH het volgende:
[..]
Menie
menie. Roestwerende oranje verfstof of grondverf voor ijzer en staal. ... Hierna moet
het ijzer Ter voorkoming van roestvorming 2 maal met menie geschilderd worden. ...
www.kunstbus.nl/verklaringen/menie.html - 7k - In cache - Gelijkwaardige pagina's
quote:DE NIEUWE OOGST IS NOG MAGER
Bij de start van dit voetbalseizoen waren er liefst negen clubs in de eredivisie met een nieuwe trainer. Dit is dus de helft. Het is een opmerkelijk aantal. Nu het seizoen bijna halverwege is, kan je al concluderen dat de meeste teams met de trainerswissel nauwelijks succes hebben gehad. De nieuwe oogst is dan ook magertjes.
In Den Haag werd een nieuwe man aangesteld, nadat Rinus Israël vorig jaar naar het Verre Oosten toog en Lex Schoenmaker het seizoen afmaakte. Schoenmaker kende een prima tweede seizoenshelft met ADO, waarin men toch vrij eenvoudig veilig bleef. Schoenmaker mocht echter niet aanblijven en Frans Adelaar nam het over. Adelaar was ooit vrij succesvol bij FC Utrecht, werd daarna het slachtoffer van politieke spelletjes in Griekenland en promoveerde verrassend via de nacompetitie met De Graafschap. Hij trof echter een kwantitatief kleine selectie aan, die kwalitatief ook aangevuld moest worden. ADO draait dan ook nog niet zo goed, terwijl het voetbal onder Schoenmaker vaak beter was. Als de club dit jaar de nacompetitie ontloopt, doet Adelaar het goed, maar heeft men nog geen verdere stap richting een stabiele eredivisieclub kunnen zetten.
De promovendi FC Den Bosch en De Graafschap ruilden hun trainers ook in. Respectievelijk Gert Kruys en Frans Adelaar vertrokken, Henk Wisman en Gert Kruys kwamen. Kruys verruilde dus de ene promovendus voor de andere. Beiden hebben te maken met een magere selectie. Den Bosch heeft nog enkele jonge spelers met perspectief, De Graafschap heeft zelfs die niet. Lijfsbehoud, al dan niet via de nacompetitie, is de doelstelling van beide clubs en daar moeten de coaches straks op afgerekend worden. Het ontlopen van de nacompetitie zou zelfs een wereldprestatie zijn. In deze regionen mag je geen wonderen verwachten en de vorige trainers zullen het vermoedelijk niet beter gedaan hebben.
Feyenoord verruilde de nuchtere Bert van Marwijk na jaren van wisselend succes voor Ruud Gullit, die vooral teert op zijn grote naam als voetballer. De prijs die Gullit met Chelsea pakte, hadden u en ik met dergelijk materiaal ook nog wel binnen kunnen halen. De trainer Gullit is een onbeschreven blad en nog lang geen topper. Men jubelde bij zijn komst en de competitiestart deed even denken dat Gullit Feyenoord inderdaad sterker liet spelen. Inmiddels zakte men af naar de plaats die men onder Van Marwijk ook innam en rijzen de eerste twijfels over Gullits tactisch inzicht. Bovendien legt hij de verantwoordelijkheid in de media wel erg snel bij de spelers, die dan weer “irritant veel” ballen verliezen en dan weer verkeerde schoenen dragen.
De kroonprins van het trainersgilde, Robert Maaskant, besteeg dit jaar de troon in Tilburg. Met Willem II moet hij weer eens langdurig meestrijden om Europees voetbal, maar de Tilburgers zijn nog net zo wisselvallig als de afgelopen jaren en presenteren zich met name tegen de topclubs nog veel te lief. Daar veranderde zelfs de komst van Amsterdamse binkies Kreek en Reuser nog niet veel aan. Toch is de hand van Maaskant af en toe wel zichtbaar. Het is ook weer rustig binnen de club, wat scheelt.
De stoel van Maaskant in Roosendaal werd ingenomen door Jan van Dijk, die bij zijn komst aanvallender voetbal tegen een vergelijkbaar resultaat predikte, maar inmiddels één na laatste staat. Hij kan zich verschuilen achter een blessuregolf, maar de vraag is gerechtvaardigd of hij niet had moeten voortborduren op het realistischer en behoudender strijdplan dat Maaskant had ingeslepen.
In Waalwijk en Enschede stelde men een “rookie” aan. Zowel Erwin Koeman als Rini Coolen begon na een periode als assistent voor het eerst als hoofdtrainer. Beiden zagen hun selectie flink veranderen, waarbij in beide gevallen vooral veel beloftevolle jongeren overbleven. RKC en Twente presteren dan ook minder dan vorig seizoen. Erwin Koeman moest de uiterst succesvolle Martin Jol opvolgen en toont zich een nuchtere praktijkjongen zonder poespas. Rini Coolen komt in de media niet zo sterk over en lijkt bij de meeste fans zijn krediet al verspeeld te hebben. Ook hier kan je stellen dat de nieuwe coaches nog weinig succes brachten.
De enige club die zich echt verbeterd lijkt te hebben is Heerenveen. Jarenlang stond Foppe de Haan aan het roer bij de Friezen. Foppe had succes, maar zijn manier van werken was op het laatst wat al te vastgeroest, bekend en misschien wel beklemmend. Onder Verbeek oogt de ploeg bij tijd en wijle frivoler, terwijl er toch veel jongere en onervaren krachten in spelen. Verbeek schroomt niet om zich langs de lijn te vertonen en dan een arbiter de waarheid te zeggen. Hij herhaalt het indien nodig ook nog voor de camera. Heerenveen lijkt bovendien ook veel zekerder in uitduels, iets wat onmiskenbaar de invloed van Verbeek moet zijn. De conclusie mag dan ook luiden dat Gert-Jan Verbeek niet alleen een aanwinst voor de eredivisie is, maar dat hij ook de enige trainer is die zijn ploeg echt vooruit lijkt te helpen. Dat heeft die dekselse Riemer van der Velde dan toch maar weer mooi voor elkaar!
quote:Rafael Ferdinand van der Vaart, fenomeen?
Wie pakweg drie jaar geleden een wedstrijd van Ajax mocht aanschouwen, was al snel onder de indruk van een kleine, gedrongen linkspoot op het middenveld. Subtiele passes, fraaie technische staaltjes, een goed inzicht en scorend vermogen waren de kenmerken van de lieveling van het Amsterdamse publiek. Het ging snel met de voormalige kampbewoner. Zijn status werd die van een filmster en kenners verdrongen zich om hem te roemen. Waar iemand als Danny Blind ooit als cultuurdrager gezien werd, daar werd Rafael hoopdrager. Van het complete vaderlandse voetbal, zo leek het.
Na zijn stormachtige entree hield Van der Vaart zijn niveau lang vast. Het leek een kwestie van tijd voor hij zou tekenen bij een Spaans instituut voor hogere voetbalkunst, zoals Barcelona of Real Madrid. Wellicht zou hij zelfs, in navolging van iemand als Cantona, Engeland gaan veroveren. Hoe anders is het nu met Rafael Ferdinand van der Vaart.
De problemen begonnen eigenlijk vanaf de start van het seizoen 2003/2004, toen Rafael zijn “Midas touch” kwijt leek te zijn. Het meest ongrijpbare fenomeen van het weledele voetbalspel kreeg vat op Rafael: vorm. Het was geen positieve vat, nee, Rafael raakte uit vorm. Zijn hakjes werden ineens als storend ervaren, zijn pogingen troffen steeds vaker geen doel en randzaken begonnen zijn voetbalprestaties te overschaduwen. Zijn relatie met “presentatrice / actrice” Sylvie Meis werd breed uitgemeten en de eerste openlijke kritiek kwam. Rafael zou niet als pure prof leven, weinig scherp trainen en daardoor sneller geveld worden door allerlei blessures.
Voor het eerst werd ook zijn gebrekkige loopvermogen als een probleem ervaren, in een wereld waarin middenvelders haast wel dynamisch moeten zijn. Rafael was minder dwingend dan in zijn beginperiode en ontwikkelde zich, misschien wel ongewild, tot een momentenvoetballer. Zo iemand waarvan de brille slechts spaarzaam te zien is. Een klein fonkelend sterretje. In de nationale voetbalcompetitie bleef Rafael op basis van zijn geniale momenten nog wel van waarde. Wie herinnert zich niet de manier waarop hij Feyenoord velde?
Europees verzoop hij echter. De lopers van subtoppers als Club Brugge en Celta de Vigo waren in de Champions League te zware opponenten voor Rafael, om maar te zwijgen van de pure toppers van Juventus, AC Milan en Bayern München. In Ajax’ succesvolste Champions League-campagne, die van 2002/2003, speelde Rafael ook nauwelijks een onderscheidende rol. Slechts uit in Lyon scoorde hij en was hij van belang. Hij moest toezien hoe teammaats als Trabelsi, Ibrahimovic, Van der Meyde, Pienaar, Chivu en Maxwell wel regelmatig boven zichzelf uitstegen en zelfs constateren dat een jonkie als Nigel de Jong meer indruk raakte. Sterker nog, matige werkpaarden als Yakubu en Pasanen waren belangrijker dan sierpaard Rafael. Ook dit seizoen kon hij zijn stempel in Europese duels nimmer drukken.
Tijdens dit seizoen regen de dieptepunten zich aaneen. Rafael toonde zich een beetje een jankerd, toen Zlatan Ibrahimovic hem bij Zweden – Nederland onopzettelijk blesseerde. Zlatan, iemand die koste wat kost wel wilde winnen en overleven. Iemand waar Rafael een voorbeeld aan kan nemen. Tijdens het uitduel bij ADO Den Haag liet Rafael de spreekkoren richting zijn vriendin de overhand nemen boven de zwakke prestatie van Ajax zelf en vorige week woensdag kwam er een nieuw dieptepunt bij: Van der Vaart zat op de bank bij Ajax – Bayern München, omdat hij zich niet kon vinden in een rol hangend op links.
Van der Vaart had daar moeten spelen. Een aanvoerder doet wat hem gevraagd wordt. Wereldtoppers als Zidane en Ronaldinho spelen in het belang van hun club ook regelmatig vanaf links. De geniale spelmaker Deco speelt bij Barcelona controlerend als het moet. Het zijn die spelers waarmee Van der Vaart nog niet lang geleden werd vergeleken, maar die inmiddels ver uit zijn zicht zijn verdwenen. Rafael had zijn verantwoordelijkheid moeten nemen en een goede pot moeten spelen. Eindelijk eens beslissend zijn. Hij kreeg de vrijheid naar binnen te komen, want het was een hangende rol. Hij weigerde echter en is nu aanvoerder af.
Zo is de man die het seizoen nog hoopvol begon en harder werkte dan ooit om meer in het spel betrokken te worden, inmiddels in een benarde situatie beland. Rafael wordt al lang niet meer gezien als beste speler van Ajax, laat staan als beste speler in de vaderlandse competitie. Nuchtere werkers als Kuijt en Van Bommel zijn hem al lang gepasseerd. Als Rafael niet snel beseft dat het vijf voor twaalf is, loopt zijn loopbaan spaak en strandt hij als momentenvoetballer in de Nederlandse eredivisie. Of nog erger: in de anonimiteit van de Engelse of Spaanse middenmoot.
Nog niet lang geleden verscheen Rafaels biografie, getiteld “Rafael Ferdinand van der Vaart, fenomeen.” Het leek toen al een opportunistische titel voor iemand die feitelijk nog aan het begin van zijn loopbaan stond. Het is nu aan Rafael zelf om te voorkomen dat zijn biografie nu al min of meer compleet is en meer wordt dan een boek met een paar fraaie openingshoofdstukken, maar een bedroevend einde. Het zal een zware klus worden, waarvan ik me afvraag of Rafael van der Vaart die kan klaren.
| Forum Opties | |
|---|---|
| Forumhop: | |
| Hop naar: | |