Mijn tweede naam en tevens roepnaam:
FrisoFriese naam. De naam is afkomstig van de volksnaam der Friezen, zoals ook andere Germaanse persoonsnamen van volksnamen waren afgeleid (vgl. Frank, Sas-, Wend-). De etymologie van Fries is onzeker, sommigen zoeken verband met Eng. to frizzle `krullen', dus `krulharig'. Een andere, en even onzekere, verklaring voor Friezen is: `mensen aan de zeekant'. Vroeger kwam de naam ook elders in ons taalgebied vrij veel voor (Vriese, Vrieze, in Holl.).
Mijn oma kwam uit Friesland en daarom is deze naam gekozenEerste naam:
JanAfkomstig van Johannes
Hebr. Johanan `Jahweh is genadig'. Voor de populariteit van de naam komt in de eerste plaats in aanmerking Johannes de Doper (Luc. 1,15v. en Matt. 3 e.e.), geboortefeest op 24 juni (zie ook Baptist). Vervolgens noemen we de discipel van Christus, broeder van Jacobus (Marcus 1,19 e.e.), vanaf de 4e eeuw wordt hij `de theoloog' genoemd; kerk. feestdag: 27 dec. Aanvankelijk was de naam Jo(h)annes vooral in de Oosterse Kerk populair, maar met de Kruistochten begon de naam in het Westen door te dringen. Daar werd het in alle landen al vroeg de meest voorkomende naam. Aanvankelijk werd de naam in de Lat. vorm Joannes gebruikt (de Gri. vorm is Ioannes). De vorm Johannes (onder invloed van het Hebr.) is sinds de Renaissance en Hervorming de meest gebruikelijke geworden. Vele heiligen hebben de positie van de naam nog versterkt, we noemen hier slechts enkelen: Joannes Chrysostomus, een van de belangrijkste Oosterse kerkvaders, geb. ca. 354 in Antiochië, aanvankelijk monnik en kluizenaar, in 398 patriarch van Constantinopel; gest. in 407; kerk. feestdag: 27 jan. Tot de ouderen behoort ook Joannes van Damascus, in 675 geb. in Damascus. Hij is bekend door zijn dogmatische geschriften; gest. 749; kerk. feestdag: 27 maart; Joannes van Nepomuk, hij werd van belang voor de Kerk in Oost-Europa, martelaar in 1393; kerk. feestdag: 16 mei (zie Nepomuk). In Du. kwam de naam op in de 8e eeuw: Johannes, Meerbach 730 (Socin); in Zuid-Ndl. in de 9e eeuw: Iohannus, in het jaar 829 getuige in Gent (Mansion). Het was een van de zeven chr. namen in de 9e eeuw in West-Vla. en in de 10e eeuw kwam hij zeven maal voor op 35 chr. namen (Leys 1958, 4). In Noord-Ndl. dateren de oudste voorbeelden uit de 12e eeuw: Iohannes, deken in Utrecht, 1116; Johannes de Hancvorde, cijnsplichtige in Berg, 1142/5 enz. (Gysseling 1966, 10). Zie ook Johanna, Hans en Jan.
Jan is een heel bekende naam, vader heette Jan Onno, opa: Jan Leendert, overgrootvader Leendert Jan, en zo nog een aantal generaties verder.Derder naam:
JacobOok hebreeuws
Hebr. ja'aqob, van onzekere betekenis, maar in verband met de geschiedenis van Jakob en Esau, de zonen van Isaak, verklaard als `hij greep de hiel, hij verdrong (zijn broer), bedrieger' (Gen. 25). De Gri. vorm werd Jakobos en daaruit ontstond Lat. Jacobus, daarnaast ook Jacomus. Uit de laatste vorm moeten de vormen met m (Eng. James, Spa. Jaime, Ndl. Jacomina enz.) verklaard worden. De naam kreeg reeds vroeg zijn grote populariteit door de twee apostelen van deze naam, vaak onderscheiden in major en minor, de oudste en de jongste of de meerdere en de mindere. De eerste was de zoon van Zebedeus en broeder van Johannes. Met Petrus werden zij wegens hun stormachtige ijver door Christus Boanérgas genoemd `dat is zonen des donders' (Marcus 3,17). Zie ook Hand. 12, 1-3. Volgens een legende uit de 7e eeuw zou hij in Spa. gepredikt hebben en daar begraven zijn. Volgens een oude Spa. traditie werd zijn lichaam overgebracht naar Santiago de Compostela. Van de 10e tot de 15e eeuw was dit een van de beroemdste pelgrimsplaatsen in West-Europa. Die gaf aanleiding tot een grote verering langs de wegen daarheen. Ook ontstonden er sagen en legenden die weer invloed in de middeleeuwse literatuur hadden. Daardoor werd Jacobus zeer populair als heilige. Hij werd patroon van de pelgrims, schutspatroon in de strijd tegen de mohammedanen en uiteraard van Spa. De kerkelijke feestdag is 25 juli, een datum die in het volksgeloof een belangrijke plaats innam, bijv. als geluksdag voor het beginnen van de oogst. Jacobus minor, apostel, was de zoon van Alfeüs, vermeld in Marcus 3, 18. Men is het er niet over eens of hij dezelfde is als de Jacobus genoemd als broeder van Christus in Marcus 6, 3 (ook vermeld in Galaten 1,19 als broeder des Heren en in Galaten 2,9 als steunpilaar van de jonge gemeente). Volgens de traditie was hij eerste bisschop van Jeruzalem. Kort voor de joodse opstand in 66 na Chr. stierf hij de marteldood; kerk. feestdag: 11 mei. Zie ook Jacoba. De populariteit van de naam in West-Europa werd ook nog bevorderd dordat verscheidene vorsten hem droegen: koningen van Aragon (Jaime) en koningen van Eng. De naam is sinds de vroege middeleeuwen in gebruik. Oudste voorbeeld bij Socin: Straatsburg 749; Rijnland 2e helft van de 9e eeuw (Littger). In Holl. 1156; Coep, Arnhem 1353; Jacomaer, Dordt 1385 (SRD). Vanaf de 13e eeuw vormen als Coppa(e)rt. Fra. vormen: Jaecx, St.-Winoksbergen 1389 (Vla. St. II, 84); Kortrijk ca. 1400 (Debrabandere): Jacob, Jacot, Jaquemijn; Jaques Masureel fs. Jacops (!), Brugge 1557 (Schouteet 99); Jaeques Martini, Breda 1585 (Ned. L. 1957, 172); Yakis Nauwens Schoonhoven 1636 (GHG); Jaecques Baert, Rotterdam 1644 (SR); Jacomo van Uffelen, Rotterdam 1844 (SR); Jaques van Sminia (Fri. adel), Utingeradeel 1652 (Ned. L. 1961, 436). Ontwikkeling van vr. vormen: Jacoba, Genève 1181 (Socin). In Fra. zijn sedert de 12e/13e eeuw vr. vormen aan te treffen (Dauzat 59), 13e eeuw: Jaqueta. Kortrijk ca. 1400 (Debrabandere): Jaquemijne, Jaquemine en Jaquemijnkin. Jacob, hertogin van Beieren 1417 (RvR) (zie over het gebruik van jongensnamen voor meisjes/vrouwen: Van der Schaar 1953, 32 v.). Jacob Danielsdr. van Matenesse,1452 (Ned. L. 1965, 39); Jacopmijne, Den Haag 1527 (Ned. L. 1950, 48); Jaquemijne, Brugge 1550 (Schouteet 40); Jaquelyne, dochter van Boudewijn, heer van Rhoon, geb. Brussel 1552 (T. A. v.d. Vlies, `De eerste eeuwen van Rhoon', 63); Jaexmyntgen, Dordt 1553 (GD 50); Jkvr. Jacquemine Cobrij, Brugge 1589 (Schouteet 35); Iacobtien, Medemblik 1590 (Belonje IV. 101); Jacqueline Robijns, geb. Meldert (Belg.) ca. 1605 (Vla. St. II, 102); Jakelijn, Jakeline Westerbaen, geb. Den Haag 1642, de moeder heette Jacolijn, resp. Jacobmina (Ned. L. 1962, 109). In Ze. kwam de vorm Jakelintge in de 17e eeuw voor.
Zozo, das een verhaal, mijn opa heette Jacob, dus vandaarBron: Meertens instituut:
http://www.meertens.knaw.nl/voornamen/VNB/