portier | zondag 9 maart 2003 @ 22:06 |
* Na mijn vertrek uit het kasteel was mijn eerste doel antwoord vinden op mijn vragen. Nu de oorlog voorbij leek en slechts de eeuwigdurende winter het land nog in zijn greep hield was er tijd om deze antwoorden te gaan zoeken. Het is koud en guur buiten en mijn voetspannen worden vrijwel direct weer gevuld met stuifsneeuw. Terwijl ik probeer een beetje beschutting te zoeken tussen de bomen hoor ik een stuk verderop een geluid. Als ik tussen het ruisen van de wind probeer te ontdekken wat het geluid moet zijn zie ik op enkele meters een schim voorbij schieten op een paard. Als door een bliksemflits geraakt schiet de herinnering aan de hereniging met de ruiters van Tawar mij door het hoofd. Dezelfde kleren, maar nu gecombineerd met een grote kap waardoor het hoofd onzichtbaar blijft. Wat nu langsrijdt is mogelijk het eerste antwoord dat ik zal krijgen op mijn zoektocht. Ik trek een pijl uit de koker en leg aan. De snaar trilt, een zoevend geluid en een doffe plof. Het paard stijgert en hinnekt een keer alvorens neer te vallen. De ruiter rolt naast zijn paard en blijft bewegingsloos liggen. Eén moment twinkelen mijn ogen en gromt er iets diep van binnen, maar het gevoel verdwijnt als ik langzaam naar het bewusteloze lichaam loop. De sneeuw kraakt onder mijn voeten als ik met de laatste stappen het levenloze lichaam van het paard bereik. De pijl steekt diep ik zijn hals, een fataal schot. Het valt me op dat het beest gezadeld is met een zwart zadel, met aan de zijkant zwarte zadeltassen. Onder een zwart kleed zit enkele vlekken van het schuim dat op de bek van het paard staat. Hij moet al uren op dit beest gereden hebben zonder stop, arm dier. Als ik omdraai om het lichaam van de gevallen ruiter te bestuderen bemerk ik dat het nog steeds niet bewogen heeft. Behoedzaam stap ik dichterbij het lichaam en geef er een trap tegen. Geen enkele reactie volgt. Voorzichtig hurk ik neer en til ik de kap op om het gezicht te bekijken. Verschrikt spring ik achteruit. Niet alleen was de geur onmenselijk, maar het gezicht dat onder de kap zat was werkelijk afstotelijk. Het leek op een Orkenhoofd, maar dan verotter, doder, mismaakter en vooral afschuwelijk afschrikwekkend. Ik trek een pijl uit mijn koker en doorboor daarmee de hals van de ruiter. De dood die al ingetreden zal zijn is nu bezegeld. Ik haal mijn neus op als ik zwart bloed op de sneeuw zie druppelen en wederom de vreselijke geur mijn neus binnendringt. Ik draai me om en inspecteer de zadeltassen van het paard. Als ik de ene tas open zie aan de binnenkant een onbekend teken staan. Een vuist steekt in de lucht, gedeeltelijk bedenkt door een slang die eromheen krult, met rond de plek van de polsslagader een plaat van een oog. Als ik in de tas kijk zie ik dat er niets inzit. Ik maak het zadel los en trek het onder het paard vandaan om de andere tas te bekijken. Als ik deze open zie ik wederom het vreemde teken. Ook deze tas blijkt leeg te zijn. Teleurgesteld leg ik de zadeltas op de grond. Ik sta op, doe en stap naar achter en bekijk het tafereel van de 2 lijken. Ik besluit er verder geen aandacht meer aan te besteden. Blijkbaar rijden er nog steeds duistere wezens rond, maar misschien gaan er slechts enkele maanden over heen voordat al deze wezens naar het eeuwige dodenrijk zijn gestuurd. Ik been verder in de sneeuw op zoek naar een goede slaapplaats voor de nacht. | |
Lliki | zondag 9 maart 2003 @ 22:16 |
* ondertussen komt Lliki langsgevlogen en voelt dat op een afstand van de man die bij het lichaam en het paard staat de er nog een aantal ruiters aan komen gereden. *Pas op edele heer onheil komt eraan* *sorry kan helaas zelf niet helpen mijn zwaard heb ik op het moment niet bij me kom later wel terug............................... | |
portier | maandag 10 maart 2003 @ 17:22 |
* Als ik enkele meters van de lichamen verwijdert ben hoor ik een stem. - "Pas op edele heer, onheil komt eraan. Sorry, kan helaas zelf niet helpen. Mijn zwaard heb ik op het moment niet bij me. Kom later wel terug." * Als ik om me heen kijk zie ik niemand, slecht een vogel verstoort de relatieve rust die heerst in het besneeuwde bos. Ik loop, door de waarschuwing toch enigzinds behoedzaam, verder door de sneeuw. Links van me zie ik een kleine rotspartij opdoemen. Als ik eropaf loop ontdek ik een open plek die overkoepeld wordt door enkele stenen. Ik besluit om op die plek de nacht door te brengen. Met enige handigheid maak ik een vuurtje en uit mijn tas haal ik een deel van het rantsoen dat Lord_Dreamer voor mij verzorgt heeft. Ik denk terug aan de warmte van het kasteel en het overvloedige en heerlijke eten. Als de bezwering verbroken wordt zal alles weer normaal kunnen zijn. Een deel van mijn rustplaats is begroeid met mos. Dankbaar maak ik hier gebruik van en leg ik mij hierop ter ruste. Al gauw ben ik in een diepe slaap verzonken. Als ik 's ochtends wakker wordt zie ik dat het vuur gedoofd is en de kou heeft zich meester gemaakt van mijn rustplek. Hoogste tijd om te vertrekken. Snel eet ik wat en ik maak me op om te vertrekken. Als ik naar buiten loop vliegt een groepje vogels verschrikt op. De zon klimt langzaam naar boven en het wordt al licht. Als ik naar de plek kijk waar de vogels gezeten hebben slaat mijn hart een slag over. Ruitersporen hebben de sneeuw hier en daar omgewoeld, nauwelijks 20 meter van mijn slaapplaats vandaan. Als ik dichterbij wil gaan kijken hoor ik gekraak tussen de bomen. Ik kijk op en dat het slechts een vos was die tussen de struiken vandaan schiet. De sporen staan dicht op elkaar en lopen overal door elkaar heen. Blijkbaar hebben meerdere ruiters hier stilgehouden. Vreemd dat ze mij blijkbaar niet opgemerkt hebben. Ik besluit er verder geen aandacht aan te besteden en op pad te gaan. Mijn trektocht zal nog een paar dagen in beslag nemen. Dan zal ik aangekomen zijn bij de Imloth Meluim, de Rozenvalei waar ik opgegroeid ben, waar het rijk van Eregdos zich bevond en waar mogelijk antwoorden te vinden zijn. De andere strijders van Tawar, die ik in de strijd tegenkwam spoken door mijn hoofd. Er moeten nog meer overlevenden zijn, misschien zijn ze teruggetrokken en kom ik ze daar weer tegen. | |
portier | maandag 10 maart 2003 @ 21:21 |
* Plots houd ik in. In de verte zie ik een groepje van 3 ruiters staan. Vanuit de verte lijkt het een zwarte vlek die afsteekt tegen de witte besneeuwde achtergrond. Mijn scherpe ogen vertellen me dat de ruiters stilstaan en lijken te overleggen. Ik besluit om voorzichtig dichterbij te lopen en te kijken of ik ze beter kan bestuderen. Ik werp een blik op de bomenrij en zie de imense bomen die dicht tegen elkaar staan. Mijn besluit is snel genomen. Eerst loop ik enkele meters tot ik ze op ongeveer 50 meter genaderd ben. Dan, met de behendigheid van een kat klim ik een een boom en vervolg in het bladerdek mijn weg. De naaldbomen hebben hun groen in deze winter nog gehouden waardoor ik goed beschut ben voor een vijandelijk oog. Als ik op gehoorsafstand ben gekomen hoor ik een taal die ik niet ken. Het lijkt een verbastering van een oude Goblin-taal te zijn, maar ik kan het niet volgen. Ik bekijk het drietal een tijdje en zie dat de paarden hetzelfde bekleed zijn als het paard van de ruiter die ik al eerder tegenkwam. Een moment twijfel ik wat ik moet doen, als plots onachtzaamheid toeslaat. Ik wil doorschuiven naar een volgende tak om een beter zicht te krijgen op de ruiters als plots een pak sneeuw van de tak naar beneden valt. De ruiters kijken gealermeerd om en twee van hen grijpen naar het zwaard. Mijn hersenen draaien op volle toeren, maar ik hou me stil. Eén van de ruiters draait zijn paard en loopt langzaam richting de plek waar de gevallen sneeuw een hoopje heeft gevormd. Ik twijfel een moment, maar zie dat een confrontatie onvermijdelijk is. Het is onmogelijk vanuit deze positie weg te glippen, maar blijven zitten resulteert zeker in de ontdekking van mij, doordat de ruiter onderaan de boom mij prima kan zien. Ik vloek een keer binnensmond en pak mijn boog. Ik leg een pijl op de snaar en trek de snaar strak naar achteren. Als de ruiter te dicht zal naderen en hij mij ontdekt zal hij dit niet verder kunnen vertellen. Het hoofd van het paard is reeds zichtbaar en enkele tellen later verschijnt ook het hoofd van de ruiter. De zwarte kap verbergt het gezicht, maar ik zie twee fonkelende ogen mij aanstaren. Op het moment dat de ruiter alarm wil slaan vliegt de pijl door de lucht. De afstand is slecht enkele meters, de pijl beland in of tussen zijn ogen, maar het schot is fataal. Het wezen valt met een luide kreet ter aarde en het paard hinnikt als het de ruiter voelt wegglijden. De andere ruiters reageren geschrokken als hun metgezel dood ter aarde valt, maar trekken geallarmeerd hun zwaard uit de schede. Direct na het loslaten van de pijl leg ik opnieuw aan. Een tweede pijl zoeft door de lucht en treft een andere ruiter. Het paard stijgert en gallopeert in volle vaart weg. Ik krijg niet de kans te controleren of hij daadwerkelijk is uitgeschakeld. De laatste ruiter heeft een dolk gegrepen en werpt deze met akelige precisie en snelheid in de richting waar ik de pijlen vandaan geschoten heb. Ik duik verschrikt opzij en zie de dolk vlak naast mij het hout van de boom doorboren. De dolk is mooi afgewerkt, pikzwart en het valt mij direct op dat in het heft van de dolk het onbekende teken staat. De vuist, de slang en het oog. Het andere paard is in het tumult ook op de vlucht geslagen. Het arme dier zal waarschijnlijk ten prooi vallen aan een groep wolven. Ik loop op de dode ruiter af en trek voorzichtig zijn kap een stukje op. Mijn vermoeden wordt bevestigd. Een afschuwelijke kop kijkt mij glazig aan, dezelfde als ik de dag ervoor ben tegen gekomen. Ik klim nogmaals de boom in en trek de dolk uit de bast van de boom. Dan gebeurd iets onverklaarbaars. De dolk wordt allereerst gloedend heet in mijn handen. Ik laat de dolk uit een reflex los en hij valt op de grond. De sneeuw smelt en tegelijk valt de dolk uiteen. Blijkbaar rust er een vreemde magie op die anderen belet de dolk te gebruiken. Ik loop naar het paard en ontdek in een snelle inspectie dat de zadeltassen leeg zijn en dat de binnenkant wederom het vreemde teken bevat. De vuist, de slang en het oog. Ik maak de teugels los en stijg op. Dit paard kan nog van groot belang zijn, het scheelt me in elk geval veel tijd en energie zodat ik snel op kan schieten. Met een tik in de zij van het paard zet ik het in galop. Met een flinke vaart verwijder ik me van de plek waar de twee gesneuvelde ruiters liggen. | |
Jago | dinsdag 11 maart 2003 @ 00:28 |
* Bij een knapperend vuur zit de Jago de krijger/monnik afkomstig uit het verre Tibet te eten van een zojuist door hem gevangen fazant. Dan hoort hij in de verte een paard galoperen. Omdat hij de omgeving niet goed kent en dus niet wat hem te wachten staat trekt Jago zijn zwaard. Het het paard komt steeds dichter en dichter bij. Even later staat vlak voor zijn neus nu het paard met op zijn rug een ruiter. Vriend of vijand? * Gespannen wacht Jago het antwoordt af [Dit bericht is gewijzigd door Jago op 11-03-2003 00:35] | |
portier | dinsdag 11 maart 2003 @ 18:05 |
* Terwijl ik door het bos heen gallopeer zie ik in de verte een vuurtje. Ik houd enigzinds in, maar zie dat er geen nieuwe confrontatie met de mysterieuze wezens zal komen. Bij het vuur zit een onbekende man, met een vreemde kledij te eten. Overeenkomsten met de vijandelijke wezens zijn er echter niet. Ik besluit om dichterbij te gaan kijken en maak weer vaart. Als ik bij de onbekende aankom heeft hij reeds geallarmeerd zijn zwaard getrokken. - "Vriend of vijand?" Ik denk niet dat ik daar voor u een antwoord op kan geven. Het is slechts uw eigen mening die bepaald of ik uw vriend, danwel uw vijand ben. Laat mij mezelf voorstellen. Mijn naam is portier, strijder van Tawar, drager van Meglifein. Ik heb aan de zijde van Lord_Dreamer gevochten, de drakenkoning, tegen het kwaad dat onze wereld wilde innemen en gezorgd heeft voor deze vervloekte winter. Ik ben vriend voor één ieder die met mij strijden tegen het kwaad, en vijand voor diegene die het kwaad aanhangen. * De onbekende neemt mij eens op en laat dan langzaam zijn zwaard zakken. Nuwel, u schijnt te hebben besloten mij niet als vijand te beschouwen. U mag mij als vriend beschouwen. Ik heb haast, maar ik zal mij voor de nacht bij u plaats nemen, als u daar geen bezwaar tegen hebt. Ik ben voorzien in voedsel en drank, mocht u tekort hebben zal ik het u delen. Maar stelt u zich eerst voor en vertel mij wat u hier doet in deze nog onrustige tijden. * Ik stijg af en bind mijn paard aan een boomtak vast. Dan neem ik plaats bij het vuur en laat de onbekende zijn verhaal doen terwijl ik een deel van mijn rantsoen aanbreek. | |
Jago | dinsdag 11 maart 2003 @ 18:22 |
* Jago schud portier de hand en stelt zichzelf voor Mijn naam is Jago, een krijger-monnik afkomstig vanuit het verre Tibet. Ik reis de gehele aarde rond om mensen te helpen bij de strijd tegen kwaad. Over de oorlog die kasteelheer Lord Dreamer heeft gevoerd heb ik reeds veel gehoord. U moet een dapper man zijn om me te doen aan zo een grote oorlog mee te doen. | |
portier | dinsdag 11 maart 2003 @ 19:13 |
Dapperheid is slechts een relatief begrip beste Jago. Maar u komt dus uit het verre Tibet. Ik heb slechts verhalen gehoord van de wijze monniken die zich daar een speciale vechtkunst eigen hebben gemaakt. Het lijkt mij een zeer boeiende plek. * En terwijl het duo verwikkeld raakt in gesprekken over vanalles en nogwat wordt de valheru voortgedragen door twee sterke armen. De twee sterke handen behoren toe aan een grote ork, met aan zijn zijde een indrukwekkend zwaard. De grote voeten stampen door, onvermoeid over de oneffen grond, af en toe bomen vermijdend, maar verder in een directe rechte lijn doorlopend. Als de beide strijders zich net ter ruste willen leggen voor de nacht worden ze opgeschrikt door het geluid van de ork die door de struiken heenloopt. De lompe en opvallende manier van gewegen lijkt te willen zeggen dat hij geen enkel gevaar voelt. Jago springt op en pakt zijn zwaard. Ik sta ook op en probeer in het donkere woud de veroorzaker van dit lawaai te onderscheiden. Ik pak een stok uit het vuur en loop daarmee in de richting van het geluid. Plots zie ik een gedaante een eindje verder, hij lijkt iets over zijn schouder te dragen, een flink pakket lijkt het zo. Als ik de schim roep, draait hij een ogenblik zijn hoofd. Dan hoor ik een stem wat mompelen. Het is dezelfde stem als ik eerder gehoord heb, bij de drie ruiters die stilhielden. Ik draai me om naar Jago en zeg hem voorzichtig te zijn. De wezens zijn uiterst gevaarlijk. Ik probeer dichterbij de schim te komen en zie nu dat het pakket dat over zijn schouder hangt een gedaante van een mens is. Geschokt kijk ik naar Jago, maar Jago kijkt vol ongeloof naar de gedaante, blijkbaar heeft hij dezelfde ontdekking gedaan. Dan klinkt er een afschuwelijke krijs, geproduceerd door de schim. Binnen enkele ogenblikken hoor ik paarden in onze richting galloperen. Met een enorme vaart komen de paarden dichterbij. Jago, we moeten maken dat we van deze vervloekte plek vandaan komen. * Jago knikt. Hij loopt in de richting van de schim, maar die doet enkele passen achteruit en begint dan te rennen. Op dat moment draait Jago zich om en rent naar het kamp. Ik kijk Jago na en op het moment dat ik me afvraag wat hij van plan is hoor de paarden akelig dichtbij komen. Ik kijk of ik in het donker de paarden kan onderscheiden en in de verte, iets rechts van mij zie ik wat flikkeren. Ik doof de tak en zet een pijl op mijn boog. Mijn boog zingt als ik de pijl loslaat en deze in de richting van het flikkerende licht dat snel dichterbij komt vliegt. Ik hoor geen ander geluid dan de naderende paarden, tot ik Jago weer langs hoor komen. Hij heeft mijn paard bestegen en houd stil bij mij. - "Vergeef me portier dat ik je paard gebruik, maar die schim moet ik achterhalen. Hij moet een persoon van grote waarde hebben die in grote nood zit." * Voor ik kan antwoorden is hij al weggereden. Ik hoor zijn paard weggalopperen en dan concentreer ik me weer op de naderende paarden. Maar ik word verrast. Waar ik klaar stond om ze op te vangen hoor ik nu dat de paarden zich splitsen. Twee paarden buigen af in de richting van waar Jago ging, en één paard komt nog immer mijn richting op. Mijn boog zingt en een krijs bevestigd mijn doeltreffendheid. Ik loop terug naar het vuur en pak een nieuwe brandende stok. Ik loop in de richting van de plek waar ik de ruiter geraakt moet hebben. Helaas moet ik mijn zoektoch staken. Het is te donker en ik kan geen spoor vinden van de ruiter of zijn paard. Ik besluit terug te keren naar het vuur. Links van me hoor ik de verwijderende geluiden van galloperende paarden. De dwaze Jago is alleen op avontuur getrokken en zit nu mogelijk in problemen. Hem achtervolgen heeft nu geen zin, de paarden zijn te snel en het is te donker om sporen te volgen. Als ik ga liggen kan ik de slaap niet vatten. De raadsels blijven zich in een hoger tempo opvolgen dan ik antwoorden kan vinden. Ik staar tegen een donker bomendek aan en zie tussen de takken een ster. Moge de Goden Jago bijstaan. | |
Jago | dinsdag 11 maart 2003 @ 19:49 |
Huja huja, sneller paardje sneller * Bezig met een achtervolgingstocht om de geheimzinnige schim te achterhalen, schend ik alle wetten die de monniken me geleerd hebben. Huja huja, sneller paardje sneller * Dan merk ik dat er ook een wezen achter mij rijdt en steeds korter bij komt. Ik grijp naar mijn dolk en vertraag iets, het wezen zit nu vlak achter me. Dan zie ik een lage tak, ik pak hem vast en met een soepele beweging zwier ik rond die tak en kan er op gaan staan, op het punt dat mijn achtervolger onder mij doorrijdt spring ik van de tak en bij hem achterop waarna ik hem van achter neersteek. Dood valt hij op de grond neer. Helaas ben ik door deze aktie wel de schim die ik achtervolgde kwijt geraakt, omdat het nu te donker is om verder te zoeken besluit ik maar om terug te keren naar het het kamp. Gelukkig is het paard waarop ik aan de achtervolgin begon niet weggerend en kan ik met twee paarden terug keren. | |
Naamloze | woensdag 12 maart 2003 @ 22:48 |
De stank van verrotting hing in de lucht. De eens zo mooie open plaats in de valei was nu een plek van dood en verderf. Het kamp van de naamloze was hier uit de grond opgetrokken. Een houten palissade met daaromheen een gracht moest de vijanden buiten houden. Vele orcs patrouilleerde de omgeving, op zoek naar nieuwe slaven. Midden in het kamp ontstond langzaam, een uit hout opgebouwd, fort. De verblijfplaats voor hun meester. Het fort was omgeven met lijken of delen daarvan. Moord en verminking was overal, niks werd geschuwd. Meester, hij is in de buurt. Hij zal zo wel gebracht worden. Mooi. Ik wil de blik in zijn ogen wel eens zien als ik vertel wie zijn dochter heeft vermoord * Nalar liep richting de poort van het kamp. Als de valheru kwam, zou hem een warm welkom te wachten staan. Nalar zou zijn krachten opeisen, en eens weer de God der duisternis worden. Mensen zouden weer beven als zijn naam genoemd werd. | |
Asschen_sukar | woensdag 12 maart 2003 @ 22:48 |
Langzaam keerde het licht weer terug in zijn ogen. Bomen flitste voorbij, de grond onder hem schuurde over zijn benen. Aan zijn benen te voelen werd hij al een tijdje door het bos gesleurd. Maar door wie was hem nog onduidelijk. Die vraag werd snel beantwoord toen hij naar de hand keek die hem meesleurde. Bloed en modder droop naar beneden, zijn witte borstplaat bevlekkend. Een vlugge blik omhoog leerde hem dat de orc die hem vasthad er duidelijk geen zin in had hem los te laten. Plots stopte de orc. Hij gromde iets onverstaanbaars, en smeet Asschen op de grond. Duizelig van de pijn probeerde de valheru op te staan, maar iets hield hem tegen. Zijn benen deden niet wat er van hen verwacht werd. De orc draaide om en zag dat de valheru bij gekomen was, een korte houw met het zwaard maakte een einde aan de pogingen van de valheru om te vluchten. Asschen had het zwaard nooit zien aankomen, en met 1 enkele klap was alweer een einde aan zijn leven in dit lichaam gemaakt. Zijn ziel was weer terug geworpen naar de loze vlaktes van Hrulf. Weer moest hij boete voor daden die hij gepleegd had. De gezichten van de honderden mensen die hij afgeslacht had zouden hem iedere nacht teisteren. Dood bestond hier niet, alleen marteling. Hij zou boete doen voor al zijn daden. En pas daarna zou hij de dood tegemoet mogen zien. | |
Asschen_sukar | woensdag 12 maart 2003 @ 22:49 |
Meester, de valheru Krael gooide het lijk voor de voeten van zijn meester, die goedkeurend toekeek. Goed, je hebt hem vermoord. Dat scheelt me al 1 klus. Maak alles gereed voor mijn vertrek. Ik zal ten strijde trekken en hem voorgoed van dit lichaam scheiden. * Krael knikte, zijn meester zou naar de loze vlaktes vertrekken, en de valheru uitdagen. Wat dat betekende wist de orc niet. Maar belangrijk was het zeker. De magiërs in hun gezelschap begonnen met het ritueel. Hun zwarte magie was te voelen tot ver in het bos. Krael walgde ervan. Er was geen eer te beleven aan dat soort gegoochel. Een eerzaam man vocht met het zwaard, en dronk het bloed van zijn vijand. In het midden van de kring magiërs ontstond langzaam een blauwe cirkel, die langzaam aan kracht won. De meester liep langzaam naar het midden van de kring toe, en sprong zonder om te kijken in de blauwe gloed. Waarna deze zich sloot, een korte energie golf was hier getuige van. De omringende orcs waren opslag dood. [Dit bericht is gewijzigd door Asschen_sukar op 12-03-2003 22:51] | |
Asschen_sukar | woensdag 12 maart 2003 @ 22:49 |
Zo had hij hier alleen gezeten, zo verscheen er een blauwe gloed boven zijn kampvuur. Welk gedrocht waagt het me hier te storen. Maak jezelf kenbaar demon! * Veel meer hoefde Asschen niet te zeggen, uit de blauwe gloed stapte een wezen dat zelfs de valheru vreesde. Voor hem verrees een het meest angstaanjagende wezen dat het universum kende. Alleen ten tijde van de chaos oorlog had Asschen dit wezen mogen aanschouwen. En nu verscheen hij weer. Na eeuwen van gevangenschap was Nalar weer terug. Niet langer bestond hij in de dromen van mensen, niet langer beperkte zijn macht zich tot het dromenrijk. Zo snel als hij kon greep Asschen naar zijn zwaard. Als hij dit verloor zouden hij, en de rest van het universum weer leven in wanhoop. Chaos zou heersen. Het monster voor hem haalde vernietigend uit, en trof Asschen midden op het gezicht. Even leek het of de wereld verging, pijn chaos en wanhoop maakte zich meester van zijn geest. Maar zo snel als het verscheen, verdween het weer. Het was duidelijk dat de valheru niet opgewassen was tegen het geweld van de God die voor hem stond. Weer volgde een klap, zijn benen werden onder zijn lichaam uitgemaaid. Er was geen sprake van een gevecht, dit was gewoon een afstraffing. Niet bij machte om de god tegenover hem aan te vallen bleef hij liggen. Hij zou niet langer vechten, maar zijn dood tegemoet zien, als een eervol krijger. Wit licht verblinde zijn ogen. Een onmenselijke pijn trok door zijn lichaam, en drong tot diep in zijn botten. Zijn spieren verstijfde, en zijn lichaam gaf het op. Iets of iemand was met hem aan het spelen of hij een pop was. Beelden uit het verleden schoten door zijn hoofd, de moord op zijn dochter. De moord op zijn geliefde elven koningin, de moord op zijn vader en broer. Zijn ogen kleurde rood, oeroude krachten kwamen los. Zijn zwaard begon weer te gloeien en zijn borstplaat straalde weerwit licht uit. Littekens verdwenen en wonden herstelden zich. Gezichten van zijn broeders, afgeslacht als makke lammetjes vlogen voorbij. De goden hadden zijn broeders nooit verbannen. Het was allemaal werk van de naamloze geweest. En nu was het tijd voor hun wraak. De valheru spanden eens weer samen tegen het grote kwaad dat hun bedreigde. Krachten van alle over gebleven valheru verzamelde zich in zijn lichaam. Langzaam groeide de macht van de enige nog vrije Valheru. Gevoed met nieuwe en oeroude krachten stond Asschen op. De strijd zou nu voor eens en altijd besloten worden. Het geluid van staal op staal weerklonk over de gehele vlakte. Bloed vloeide, beidde strijders waren aan elkaar gewaagd. Asschen met de krachten van zijn soortgenoten, en de Naamloze, god der duisternis, stonden tegenover elkaar in de korte momenten van rust. Hun gevecht duurde nu al dagen, en geen van beidde strijders toonde enig teken van uitputting. Wachtend op de fout van de ander streden ze door. Zweet, bloed en uitputting begonnen eindelijk hun tol te eisen. Beide strijders begonnen fouten te maken, en werden doorvoor hard afgestraft. Asschen pareerde een hoge uitval van zijn vijand, en viel daarna snel laag uit. Wat precies was wat de naamloze van hem verwachte. Asschens ongeduldigheid werd afgestraft, en de naamloze trok een dolk uit zijn verminkte lichaam. Op het moment dat hij de blootliggende rug van de valheru wou doorboren, liet deze zich vallen, en stak met zijn zwaard omhoog, in de hoop doel te treffen. Met een korte, afgrijselijke schreeuw viel het monster boven hem voorover. Asschen zwaard stak nog met de punt uit zijn rug. In een moment van triomf lette Asschen niet op het lichaam van de, voor hem gedode, God. Een vlammende pijn schoot door zijn rug, hij voelde het staal van het zwaard binnendringen, zijn onoplettendheid was in 1 klap afgestraft. Hij zou hier net zijn dood tegemoet gaan. Samen met de naamloze zou hij hier eeuwig verbannen zitten, beide hadden verloren en niemand zou terug keren. | |
Jago | woensdag 12 maart 2003 @ 23:13 |
* Ineens begon het te onweren en sloeg de bliksem vlakbij het kamp van Jago en portier in. Verschrikt schoot portier wakker Er is iets mis. Er is iets heel erg mis * Snel stond hij op en liep naar de plek waar Jago nog lag te slapen en maakte hem wakker Jago, schiet op er is iets heel erg mis, we moeten zo snel mogelijk die Orc zien te vinden. Dat lichaan, ik vermoed dat het, het lichaam van de valheru was * Jago staat op en vraagt wat portier allemaal bedoelt. Nadat portier hem alles heeft uitgelegd, stappen beide mannen op hun paard en rijden in de riching waar gister de Orc heen naar toe reed. Hier ben ik hem kwijt geraakt vertelde ik portier Beide stapten we af en keken rond of we sporen vonden die ons informatie konden geven waar de Orc heen was gegaan. Maar door de hevige regenval zou dit heel moeilijk kunnen worden | |
portier | donderdag 13 maart 2003 @ 17:05 |
Jago mn beste, we zijn te laat, de sporen zijn reeds uitgewist. De zon kruipt reeds bijna boven de horizon uit, het is voor mij tijd om verder te trekken. Mijn doel ligt hier nog enige tijd vandaan en het betekend veel voor me. Ik zal je nu verlaten Jago, onze wegen splitsen zich weer. Je bent een wijze strijder, vergeet niet waar je krachten liggen. Het gaat je goed. - "Het was een eer je te mogen ontmoeten portier. Ik zal hetgene hier gebeurd nooit vergeten. Moge de goden je bijstaan op je tocht en ik hoop je nog weder te zien keren." Insgelijks Jago. * Met een korte knik nemen de bijde strijders afscheid van elkaar. Portier klimt op zijn paard en groet nog eenmaal naar Jago. Dan verdwijnt hij, galloperend op zijn paard naar zijn doel. Na enkele uren gereden te hebben is het al donker geworden. Dan houd ik stil. Ik kijk naar de rand van het bos en zie tussen de bomen door reeds het begin van de plek waaraan deze valei haar naam dankt. Als ik tussen de laatste bomen doorloop kijk ik neer op een grote open vlakte, bezaaid met rozen. Deze plek behoort toe aan de magie, de sneeuw heeft hier geen enkele invloed. Rood, geel en andere zomerse kleuren zijn schimmig te zien in het donker. De rozen wuiven heen en weer in de wind, alsof ze constant buigingen maken. Het is een heerlijk gezicht om naar de kijken. Ik besluit hier de nacht door te brengen, maar in de open vlakte kan gevaarlijk zijn. Ik besluit mij voor een uitzondering in een boom te begeven. Nauwverwant aan de Boself ben ik zulk vertoeven wel gewend. Als ik het mij geriefelijk heb gemaakt merk ik dat ik reeds aan het laatste stukje rantsoen bezig ben. Ik zal morgen tijdens mijn tocht iets te eten moeten vinden. | |
Jago | vrijdag 14 maart 2003 @ 16:54 |
* Na afscheid te hebben genomen van portier besluit ik dat het tijd wordt om ook maar eens verder te trekken. Ik zadel mijn paard en nadat ik opgestapt ben rijdt ik de zon tegenmoet Na een paar uur reizen hoor ik in de verte iemand schreeuwen. Ik besluit polshoogte te nemen en rijdt erop af. Ik stap van mijn paard af en en sluip de struiken in van daaruit zie ik hoe een legen van Orc een dorp aanvalt en ale inwoners genadeloos afslacht. Wat moet ik doen denk ik bij mezelf. In mijn eentje ben ik machteloos tegen zo een leger. Verdomme was portier maar hier, dan maakten we nog eenigzins kans. Plotseling hoor ik acher mij iets ritselen, als ik me omdraai zie ik dat er een Orc op me af komt. Ik grijp naar mijn dolk en gooi die op de Orc af. De dolk land precies tussen zijn ogen en dood valt de Orc op de grond. Ik loop naar de Orc toe en trek mijn dolk uit het lichaam. Als ik terug wil lopen naar mijn paard zie ik dat er een groepje van 5 Orcs bij staat. Ze zijn vast en zeker op zoek naar de eigenaar van dat paard. Ik klim in de boom die naast me staat en spring behendig naar de volgende, ik ga net zolang door tot ik in de boom boven de Orcs zit. Ik haal een zakje te voorschijn dat mijn mentor mij gegeven heeft toen ik vertrok uit Tibet. In het zakje zit een zeer krachtig slaappoeder, ik strooi wat poeder naar benden en even later vallen de Orcs in slaap. Uit een van de zadelzakken haal ik vlug een touw en bind de Orcs vast aan de boom. Met mijn paard kruip ik voorzichtig terug de struiken in waar ik net zat en bekijk het dorp. Het leger heeft het inmiddels in brand gestoken en niet veel later vertrekt het weer, achterlatend een hoop branden, uitgeroeid dorp. Na een paar minuten kom ik voorzichtig uit de struiken en loop het brandende dorp in, in de hoop nog overlevenden te vinden. Maar de Orcs hebben alles en iedereen dedood: mannen, vrouwen, kinderen en zelf alle dieren zijn genadeloos afgeslacht. | |
portier | zaterdag 22 maart 2003 @ 16:21 |
* Geschreeuw is te horen als ik wakker word. Ik kijk verbaasd naar beneden en zie een groep van drie elven vechten tegen vijf orks die zicht met grote zwarte zwaarden verdedigen tegen de fabuleuze vechttechniek van de elven. Ik bind snel mijn zwaard om en spring van de tak naar beneden. Met een korte, felle blik wordt ik door de elven opgenomen, maar mijn elvenuiterlijk zget hun blijkbaar genoeg. Ook de orks nemen mij vluchtig op en beschouwen mij direct als een nieuwe tegenstander. Met een rauwe kreet rent één van de orks in mijn richting, maar halverwege zakt hij in elkaar, geveld door het zwaard van een elf. Dankbaar kijk ik hem aan, om vervolgens mijzelf in de strijd te wikkelen. De kracht van de orks is groter dan ik verwachte, maar de strijd is snel gestreden. Vijf dode orks liggen op het veld, maar één van de elven is gewond geraakt aan zijn schouder. Gelukkig heeft het zwaard door zijn beschermende vest niet diep in zijn vlees kunnen snijden, maar er zit mogelijk gif aan het zwaard, dus is medicatie nodig. Ik word door de elf uitgenodigd om mee te reizen met hen naar hun stad. Ik sla het aan bod niet af, het is een goede mogelijkheid om even te rusten en nieuwe proviand in te slaan. Misschien kan ik hier ook meer informatie verkrijgen over de situatie hier. Met rasse schreden galloperen de paarden van de elven en mijn paard door de vlakte. Ik volg ze op hun weg en vraag me af waar ik terecht zal komen. | |
portier | vrijdag 18 april 2003 @ 16:05 |
* Een lange tocht volgt, we reizen snel en met slechts korte rustpauzes. Mijn paard kan het tempo niet altijd bijhouden waardoor de elven hun pas wat in moeten houden. De elvenpaarden zijn duidelijk beter getraind dan dit paard dat ik veroverde in de strijd tegen een groep orks. Tijdens de tocht leer ik één van de elven beter kennen. Zijn naam is Arloc, hij is leider van de groep waar ik nu mee reis. De rest is stil, laat Arloc het woord doen. Arloc verteld dat het rijk waar hij vandaan komt zich buiten de oorlog heeft gehouden, maar dat ze nu in vredestijd op zoek zijn naar de bron van het kwaad. Na twee dagen zijn we bijna op de plaats van bestemming, ongeveer een dag verwijderd van de grens van de Rozenvalei, als we in de verte een groep ruiters aan zien komen. Arloc kijkt in de verte en probeert te onderscheiden wie het zijn. Als hij vraagt mij of ik de drie ruiters ken ziet hij mijn verstarde en verschrikte blik. - "Portier, uw blik, wie zijn het?" * Nauwelijks verstaanbaar antwoord ik na enkele seconden. De ruiters van Tawar... Ze zijn hier. De ruiters van Tawar.. - "U zegt wie? Waar kent u deze individuen van? En waarom is uw blik zo bevreesd?" Het zijn oude strijdgenoten, maar ze zijn bevangen van het kwaad. Althans, dat waren ze toen ik ze enkele weken geleden plots tegenkwam. - "Wij zijn met vier elven, waarvan één lichtgewond, we kunnen deze door demonen bezeten strijders bevechten mocht dat nodig zijn. Zij zijn slechts met drie." Vergis u niet Arloc, dit zijn niet zomaar strijders. Opgeleid als gediciplineerde strijders, elk wapen machtig. In de macht van de duisternis zijn ze zo mogelijk nog gevaarlijker. Bovendien kan ik ze niet doden, het zijn mijn vrienden, ik kan ze slechts bevrijden van het kwaad, dat is mijn doel geweest na de val van het leger. - "Ik begrijp het portier, maar wij moeten verder, wat zal u doen?" Gaat u verder Arloc, ik ga de ruiters achterna. Ik ben ze al eens kwijtgeraakt, dat zal nu niet gebeuren. - "Begrijpelijk, het spijt mij u te moeten verlaten. Het heeft niet lang genoeg mogen duren. Neem dit van mij als blijk van vriendschap." * Arloc overhandigt mij een felblauwe steen, die aanvoelt alsof je water in je handen hebt. - "Het is een steen van onze vrouwe en het bevat speciale krachten die je zullen helpen als de situatie daar voor is." Mijn dank is groot, maar ik zal nu moeten vertrekken om de ruiters bij te benen. Tot ziens beste Arloc, succes op uw zoektocht. - "Het was mij een genoegen." * Terwijl ik de steen in de zadeltas stop geef ik mijn paard de sporen en ga ik in de richting van de ruiters, Arloc en zijn strijders achterlatend. | |
nyphai | vrijdag 18 april 2003 @ 18:30 |
* ik hoor een krachtige roep terwijl ik langs de vallei loop richting de Koa'Kona. Langzaam word ik richting de vallei getrokken door een roep die eeuwen terug gaat. Zachtjes mompel ik tegen mijzelf "Is dit mogelijk? Een legende zo oud die toch waarheid bevat?" Denkend aan het verhaal ooit verteld aan mij door een van de nymf elder dwaal ik de vallei in. "Dat wat leven geeft zit gevangen in een steen, een steen die het leven weer zal schenken aan het Woud van Seriluan. Diegene die het hoort zal geroepen worden om hulp te verlenen en zodoende het leven weer te bevrijden." "Jij, nyphai vernoemd naar ons volk zal het Nieuwe Woud moeten verlaten. De Wijze Wilg heeft jou toekomst gezien.Onthoudt mijn woorden" * ik dwaal dieper en dieper de vallei in de ban van een roep en hoor naderende paarden.... | |
portier | vrijdag 18 april 2003 @ 21:51 |
* De avond valt als ik de grens van de valei passeer. De drie ruiters zijn vlak daarvoor in de bebossing verdwenen, maar mijn goede gehoor stelt mij in staat om hen nog prima te kunnen volgen. De groep draaft in hoog tempo, ze moeten op zoek zijn naar iets, of iemand... Als ik plots de pas van de groep voor mij hoor verstommen houd ik mijn paard in. Met voorzichtige stappen stuur ik hem naar een kleine open plek waar ik de teugels aan een boom bind. Met kleine voorzichtige passen probeer ik de locatie te vinden waar de drie ruiters zich ophouden. Het drietal maakt me dit erg makkelijk door luidruchtig aan de maaltijd te beginnen. In een elvendialect dat veel orkse woorden bevat vertellen ze elkaar verhalen zo lijkt het. Ze moeten smakelijk om elkaar lachen. Ze lijken nu zo normaal, terwijl ze toch een zeer duister innerlijk hebben. Ik klim in de boom vlak naast de plek waar het paard aan de boom vast staat. In deze situatie lijkt het mij beter om hoog te slapen om ontdekkingskans te verkleinen. Al gauw ben ik in slaap verzonken. | |
Jago | vrijdag 18 april 2003 @ 22:14 |
* Nog steeds door het bos dwalend op zoek naar hulp zie ik in de verte en vuurtje. Omdat ik niet weet wat mij te wachten staat sluip ik er voorzichtig naar toe. bij het vuur zitten 3 mannen, ze lijken me niet al te vriendelijk dus blijf ik maar uit hun buurt. Voorzichtig ga ik wat achteruiten verstop mijn in een holle boom [Dit bericht is gewijzigd door Jago op 19-04-2003 16:05] | |
nyphai | zaterdag 19 april 2003 @ 09:19 |
* Nog net op tijd kan ik me samenvoegen met een boom en zie een groep ruiters eerst voorbij schieten en dan een scherpe bocht maken om terug te keren in de richting waar ze vandaan kwamen. "Wat gebeurd er hier toch allemaal... " Ik vraag de boom om mij te laten zien waar de ruiters heen gaan en langzaam zie ik beelden voor mijn geestesoog verschijnen. Een slapende man met een steen. Een Tibetaanse Monnik. "Een steen? Komt daar de roep vandaan? En wat doet een Tibetaanse Monnik hier?" Vele vragen spoken door mijn hoofd. Ik bedank de boom en haast mij stilletjes naar het vreemde tweetal, hopende dat ik er eerder zal zijn dan de groep onbekende ruiters.... [Dit bericht is gewijzigd door nyphai op 19-04-2003 11:51] | |
portier | zaterdag 19 april 2003 @ 11:44 |
* Onrustig word ik wakker, vluchtig kijk ik om me heen. Een rare droom.. Zou het mij zo bezig houden dat ik de slaap niet rustig kan vatten? En Jago, hoe zou het met hem gaan? Hij zal zeker hier al ver vandaan zijn, geen idee hebbend wat zich hier afspeeld, op zoek naar zijn eigen doel. En een vreemde nimf, zou het een voorbode zijn? Ik kijk om me heen en zie dat het reeds licht wordt. Ik zak naar beneden en zie dat mijn paard ook reeds wakker is. Ik geleid hem naar een stukje waar wat meer gras is en ga dan op onderzoek uit. De plek waar de ruiters liggen is een grote bende. Her en der liggen half afgekloven stukken vlees en brood en de drie liggen verspreid over de open plek te slapen. Ik besluit mij allereerst even te gaan verfrissen bij de beek hier in de buurt. Ik ben nu volledig in mijn element, aangezien ik hier alle plekken ken. Als ik verfrist en gewassen terugkom bij mijn paard besluit ik nog snel op zoek te gaan naar wat eten. Gewapend met pijl en boog ga ik een eindje wandelen en geniet ik van de ochtendzon die fragmentarisch door het hechte bladerdek van het bos heenkruipt. Het is een heerlijke morgen op een heerlijke plek. | |
nyphai | zaterdag 19 april 2003 @ 11:57 |
* Na de hele nacht te hebben gezocht naar de man met de steen weigeren mijn benen nog langer dienst te doen. Uitgeput ga ik langs het pad zitten waar de onbekende ruiters langs hebben gereden. "Slim van mij, zonder enig rantsoen of uitrusting stomweg op pad te gaan. Ahh en dan heb ik nog wel mijn talisman afgegeven ook, maar Abbadon kon het waarschijnlijk beter gebruiken. Hopelijk laten de Goden mij niet in de steek." Diep in gedachten verzonken wordt mijn aandacht getrokken door een zacht resonerend geluid. Langzaam sta ik op en duik in het struikgewas achter mij. Hopende te vinden wat ik zoek..... | |
nyphai | zondag 20 april 2003 @ 00:48 |
* Ik tracht nog een stukje te lopen door het struikgewas en kom aan bij een beekje. Strompelend ga ik naar het water en spetter een beetje in mijn gezicht. "Ik zal toch eerst moeten uit rusten. Zo hou je het niet langer vol nyphai..." Met een diepe zucht leun ik tegen een berkenboom aan en laat wat van de boom haar kracht naar mij overgaan. Uit mijn kleine rugzak pak ik mijn harp, het enige voorwerp wat ik altijd bij mij heb, en begin zachtjes te spelen. Een lied uit een legende gezongen in een vreemde taal. This looks familiar, vaguely familiar Sun rises, night falls, sometimes the sky calls Come and go with me, it's more fun to share There's not a word yet for old friends who've just met * Nadat de laatste tonen zijn gespeeld val ik in een diepe, diepe slaap. Dromend over mijn thuisland, mijn familie en mijn noodlot... nyphai - "Vader? Moeder? Wat doen jullie hier....nee laat me niet alleen. Ik kan dit niet aan..!" vader - "Dochter, er is geen keus. Dit is jouw lot! De Wijze Wilg heeft gesproken. Natuurlijk zullen we je missen kind, maar ons mooie woud... Ik weet dat je te jong was om het je te herinneren. Misschien is dat maar goed ook, maar ons volk hoort daar thuis.
* Ik schrik wakker met tranen in mijn ogen en laat een diepe zucht. Ik draai me om en maak me comfortabel in het gras en val in een nieuwe, maar dromeloze slaap......
| |
portier | dinsdag 22 april 2003 @ 17:05 |
* Reeds drie volle dagen duurde mijn achtervolging van het drietal en het doel van hun reis was mij nog steeds onbekend. Vandaag lijken ze echter geen haast meer te hebben. Het kamp dat ze gisteravond opgeslagen hadden is nog steeds onverandert terwijl het reeds tegen het einde van de middag loopt. Ik begin mij steeds meer af te vragen wat het drietal van plan is. Zouden ze hier met iemand afgesproken hebben? Of zijn ze van gedachten verandert? En wat was of is hun doel? En wie is hun meester? Terwijl mijn middagmaal gaarbraadt boven een vuurtje zit ik aan de rand van de open plek met mijn voeten in een beekje. De zon schijnt weldadig en verwarmt mijn huid. Ik laat mij achterover vallen en sluit mijn ogen. Voor ik er erg in heb val ik in slaap. Als ik wakker schrik dringt een afschuwelijke brandgeur mijn neus binnen. Verschrikt kijk ik achterom naar wat mijn avondeten had moeten worden. De verkoolde resten hangen wat los aan de spies en het vuur is practisch gedoofd door de vallende koolresten. Ik maak van mijn handen een kom en gooi zo snel als ik kan water over het vuur om het geheel te doven, maar ik ben al te laat, alles is verbrand en niet meer voor consumptie geschikt. | |
nyphai | dinsdag 22 april 2003 @ 20:25 |
* ik word wakker door een rammelende maag en rek mij langzaam uit. "Ja ja, eten is ook fijn als je zo pardoes op pad gaat..." Ik laat een diepe zucht en ga op pad om iets eetbaars te vinden. Na verloop van tijd kom ik weer bij een beekje en vind wat bessen en nootjes. Terwijl ik rustig zit te eten kijk ik omhoog om aan de hand van de zon een beetje de tijd te kunnen bepalen en zie een kleine zwarte rookpluim aan de overkant van het beekje. Nieuwsgierig als ik ben ga ik er natuurlijk op af en hoe dichter bij ik kom des te sterker ik weer dat vreemde geluid in mijn hoofd hoor zoemen. Wat voorzichtiger zet ik mijn zoektoch naar de oorsprong van de rookpluim voort. Ik hoor een zacht gemompel en zie een vrij lange man, normaal postuur en met puntoortjes. "Puntoortjes?" denk ik en voel aan mijn eigen puntige oren. "Maar hij's veels te groot voor een nymf, dat kan helemaal niet... vreemd. Hmm, maar hij heeft ook geen vleugels, alhoewel sommige nymfen dat weer wel hebben. Hij's wel heel knap eigenlijk...." Ik zit een beetje te mijmeren en merk op dat de man zich heeft omgedraaid en mij nu vragend en met grote ogen aankijkt. "Uhm gegroet Sir, ik zag een rookpluim en ben op onderzoek uit gegaan en kwam hier terecht. Ik hoop dat ik u niet heb laten schrikken[. * Beetje opgelaten kijk ik om me heen en zie waar de rook vandaan komt. "Ach verdwaald raakt een bosnymf nooit in een bos, maar dat hoeft hij niet te weten. Totdat ik hem beter heb leren kennen" denk ik bij mijzelf. | |
portier | dinsdag 22 april 2003 @ 21:01 |
* Haar elegantie waarmee ze naar voren stapt verbaast me bij elke beweging die ze maakt. Als ze zich heeft voorgestelt gonst haar zangerige stem door in mijn hoofd. Haar grote prachtige ogen kijken mij verbaasd, vragend en verwachtingsvol aan. Ze is klein en tenger, maar tevens het uiterlijk van een echte vrouw, hoewel haar gezicht ook wel jonge meisjestrekjes heeft. Een ogenblik weet ik niet wat te antwoorden. Ik besluit me maar zelf voor te stellen. Gegroet dame. Mijn naam is portier en de zwarte rookpluimen die u zag was mijn avondmaal dat in vlammen opging nadat ik in slaap was gevallen. U lijkt een nymf te zijn, maar u heeft geen vleugels, maar wel puntoren. Bent u dan familie van mijn ras, de elf? * Een moment kijkt nyphai mij aan, terwijl ik wacht op haar antwoord. In de stilte klinkt de wind door de bomen en ik merk op dat het licht van de zon langzaam haar kracht verliest. | |
nyphai | dinsdag 22 april 2003 @ 21:18 |
* Ik voel de warmte van de zon afzwakken en de kracht van de wind toenemen terwijl de jongeman tegen mij praat. "Hmm portier en hij is een elf, dat maakt het wat duidelijker. Misschien kan ik hem toch vertrouwen." Ik besluit hem te vertrouwen net als Abbadon. Ik kijk nogmaals naar het vebrande eten en voel mijn maag weer rommelen. Ik neem diep adem en kijk portier en verlies mijzelf in zijn betoverende groene ogen. Starende naar zijn ogen en mijn eigen wierspiegeling zie ik plotseling flitsen uit het verleden toen nymf en elf nog naast elkaar inv vrede leefden. Ik schud mijn hoofd en ga rustig op de grond zitten. "Aangenaam portier de elf. Ik stam inderdaad af van het elfen volk. In vroegere tijden leefden de nymfen samen met de elven en onze rassen konden zich vermengen. Alleen onze magische krachten niet. Wij behielden onze elementaire magie, maar kregen wel een elfs uiterlijk." * Terwijl wij praten wordt het gezoem zachter en voel ik alleen nog een sterke aantrekkingskracht vanuit de steen komen. De vragen branden op mijn lippen, maar ik besluit om nog geduld te hebben. | |
portier | dinsdag 22 april 2003 @ 21:51 |
Ik kan u helaas niets te eten aanbieden, mijn rantsoen is op en mijn maal is zoals u ziet ook niet veel meer. Toch zou ik u uit willen nodigen om hier de nacht door te brengen. Het kan 's avonds behoorlijk spoken in het bos en ik zit op dit moment zelfs achter een groep duistere ruiters aan, maar er is later tijd om hier meer over te vertellen. Ik ben erg benieuwd naar uw afkomst en hoe u hier verzeild bent geraakt. * nyphai blijft stil staan en lijkt na te denken of ze zich bij deze vreemde zal scharen gedurende deze nacht. Ik leg nog wat hout op het vuur dat knapperend vlam vat. Nu de zon is gaan liggen en de wind wat is toegenomen is het wat frisser geworden en het vuur zorgt voor enige warmte. Onverhoopt moet ik denken aan de drie ruiters, die hier nog geen 500 meter vandaan hun kamp hebben opgeslagen. Door dit gesprek heb ik ze niet in de gaten kunnen houden en het valt mij op dat zij de rookpluim blijkbaar niet gezien hebben. Of het moet ze onverschillig hebben gelaten. Toch zit het me niet helemaal lekker. Ik zal vanavond, mocht nyphai besluiten hier de nacht door te brengen, als ze slaapt een korte verkenning naar hun kamp doen om te kijken of ze nog steeds op dezelfde plaats zitten. Terwijl ik in gedachten verzonken was is nyphai wat dichter bij het vuur gaan staan om zich te warmen. Vragend kijk ik haar aan, wachtend op een antwoord. Ik zou graag willen weten wat deze nymf, die verwant is aan de elf, hier in dit bos doet. | |
nyphai | dinsdag 22 april 2003 @ 22:08 |
* Besluitloos kijk ik de elf aan en bestudeer hem terwijl het vuur verder aanmaakt. Met een beetje weemoed denk ik terug aan mijn talisman en hoop nogmaals dat ik de juiste keus heb gemaakt. Ik kruip wat dichter naar het vuur en kijk zijdelings nogmaals naar portier, die in gedachten lijkt te zijn. "Ik denk dat we, aangezien we in een bos zijn en niet ergens aan een hof, elkaar wel kunnen tutoyeren portier. * Nieuwsgierig naar zijn reactie kijk ik hem aan en verlies mij wederom in zijn diepe groene ogen. Weer zie ik beelden voorbij flitsen van het verleden, zijn verleden. Ik zie een kasteel met een draak en een goedogende man. Ik knipper driftig met mijn ogen en probeer ik deze visioen van mij af te zetten. Beseffende dat dit er erg vreemd moet uitzien voor portier. | |
portier | woensdag 23 april 2003 @ 16:16 |
* De zon klimt langzaam omhoog en verwarmt de aarde tot een aangename temperatuur. Ik kijk om me heen en zie de serene rust die in het bos heerst. Aan de andere kant van het inmiddels gedoofde vuur ligt de kleine nyphai nog steeds in diepe slaap. Nadat ze gister toegezegd had hier de nacht door te brengen hebben we veel gepraat. Over wat ik hier deed, wat mijn verleden was. Ik kon er nooit goed over praten, maar bij haar leek het als vanzelf te gaan. Ze heeft een vreemde invloed op me, maar ik vertrouw haar. Ook zij heeft vertelt hoe ze hier terecht kwam. De steen die ik van de elven meekreeg bleek voor haar een zeer speciale betekenis te hebben, maar nog voordat ze de steen goed kon onderzoeken viel ze doodmoe in slaap. Ik loop naar de beek om me te verfrissen. Het koele water is heerlijk in de ochtend. Als ik weer bij het kamp aankom besluit ik om nog even bij de drie ruiters te gaan buurten. Het zou immers zonde zijn als ze op andere gedachten waren gekomen en inmiddels vertrokken zouden zijn. Vanuit de boom zie ik dat hun kamp nog steeds in ruste is. Een brutale vos knabbelt op iets dat waarschijnlijk een half opgegeten fazant is geweest. Eten, dat moet ik ook nog ergens vandaan halen. Als ik met mijn buit terugkom zie ik dat nyphai al wakker is. Ze kijkt een moment verschrikt naar de plaats waar het geluid vandaan komt, maar glimlacht als ze mijn geruststellende blik ziet. Ik houd de buit omhoog. Ons ontbijt liep mij bijna in de armen. Hier hebben we samen ruim genoeg aan. - "Gelukkig, ik heb al tijden geen goede maaltijd kunnen eten. Na het eten zou ik toch graag nog wat meer willen weten van de steen. Het spijt me dat ik in slaap viel gisteravond, maar mijn lichaam was doodmoe." Het geeft niets nyphai, de ruiters maken nog geen aanstalten om te vertrekken, dus ik heb voorlopig nog tijd zat. * Terwijl ik een vuurtje aanmaak loopt nyphai in de richting van het beekje om zich te verfrissen. Als haar kleine lichaam elegant achter de bosjes is verdwenen denk ik na over wat ik nu zal gaan doen. Of ze zich bij mij kan scharen, wat zij wil. Ik wil mijn achtervolging niet opgeven. De ruiters moeten toch een doel hebben waar ze heen willen, dat doel wil ik ontdekken. | |
nyphai | woensdag 23 april 2003 @ 17:10 |
* Ik schrik wakker van een hard geluid en kijk verschrikt op naar portier die mij geruststellend toe lacht en uitlegt dat hij ontbijt voor ons had gevangen. Ik bied nog mijn excuses aan voor gisteravond dat ik zonder pardon zo in slaap was gevallen en neem portier nog eens goed in mij op. Er gaat van alles door mijn gedachten over de avond te voren en de vreemde vertrouwdheid die ik voelde bij portier. Blozend sta ik op en loop snel richting het beekje om mij op te frissen. Het heldere beekje straalt een kalme sereniteit uit en overal uit het bos komen kalmerende geluiden van allerlei diersoorten. Het is dan ook wel een mooie warme dag en ik spring vrolijk het beekje in. "Ik geloof dat ik wel erg lang ben weggebleven aangezien ons ontbijt al bijna klaar is? * portier kijkt mij vrolijk aan met zijn prachtig groene ogen en mijn besluit staat vast. "Ik zou graag de steen verder willen bestuderen als jij dat goed vindt, maar ik begrijp dat jij die vreemde ruiters wilt achtervolgen. Dus zou ik ehm misschien met jou mee kunnen gaan? Je zal van mij absoluut geen last hebben en misschien kan ik je bijstaan met mijn magie mocht dat nodig zijn..." * Nadat het hoge woord eruit is kijk ik portier vragend aan en verlies mij voor de zoveelste keer in zijn ogen. | |
portier | donderdag 24 april 2003 @ 18:15 |
* Haar prachtige felblauwe ogen kijken mij dromerig aan als ze haar vraag stelt. Hier was ik al bang voor, al is bang niet het goede woord. Ik had het voorzien. Ik had er al over nagedacht nyphai en ik vind het erg dapper van je, maar je moet weten dat het een behoorlijk gevaarlijke onderneming kan worden. Ik kan in mijn eentje die drie niet aan, vandaar dat ik erg voorzichtig ben. Weet je zeker dat je meewilt? - "Zo zeker als ik maar zijn kan portier. Ik wil meer te weten komen over de steen, waarom die mij hierheen leidde en waar hij mij nog meer naar toe zal leiden. Ik weet dat het gevaarlijk kan worden, maar ook ik heb mijn wapens, al zijn ze niet direct aanvallend, ze zijn denk ik sterk genoeg om samen met jou die drie ruiters aan te kunnen." * Terwijl ik haar een stuk van de inmiddels gaargebraden fazant aangeef denk ik na. Het zal niet altijd een voordeel zijn om met zijn tweeen te reizen, maar het zal ook niet altijd een nadeel zijn. Ze heeft veel kennis van de natuur, net als ik en ze lijkt ook uit deze buurt te komen, al heb ik nog nooit dit soort wezens gezien. Alleen al daarom zou ik haar mee willen nemen, om er meer over te weten te komen. Aangezien het voor beiden beter is en we samen sterker staan dan alleen denk ik dat het een goed idee is om mee te gaan. Ik zal straks na het ontbijt hun kamp nog even verkennen, voorlopig kunnen we nog even hier blijven als het zo doorgaat. Laten we nu eerst de maaltijd maar afmaken! * Dankbaar kijkt nyphai mij aan. Ze is blij dat ze meemag en ik ben blij dat ze meewilt. Het voelt bij haar zo vertrouwt en we hebben elkaar veel te vertellen. Ik kijk haar in de ogen en glimlach. En wonderschoon bovendien. | |
nyphai | vrijdag 25 april 2003 @ 15:43 |
* nyphai glimlacht naar portier en begint hongerig aan haar ontbijt. Als portier vertrekt na zijn ontbijt om het kamp van de ruiters te verkennen pakt ze de vreemde steen op. Ze snijdt zich aan een scherp randje aan de steen en staakt haar vloeken als ze ziet dat haar bloed in de steen verdwijnt. "Dat is op z'n zachts gezegd vreemd" denkt ze en houdt de steen tegen het zonlicht aan om te kijken of ze nog sporen van haar eigen bloed ziet. Terwijl ze dat doet valt er een straal zonlicht door de steen op haar tattoeage en voelt deze prikken. Ze kijkt verschrikt naar haar handen die zwart beginnen te worden en een vreemde zachte textuur krijgen. nyphai laat de steen uit haar handen vallen en voelt haar hele lichaam transformeren. Na enkele ogenblikken beseft ze dat ze in de lucht zweeft en ze besluit om naar het beekje te gaan om haar reflectie te bekijken. "Onmogelijk, dit is nog nooit iemand van mijn volk gebeurd!" denkt nyphai als ze naar haar reflectie kijkt. "Ik zie eruit als de vlinder op mijn oog!" nyphai vliegt een paar minuten vrolijk in de rondte, genietend van deze nieuwe sensatie en raakt daarna lichtelijk in paniek. Ze heeft geen idee hoe ze terugveranderd naar haar nymf-vorm en zodra ze dat denkt veranderd ze weer in zichzelf en ploft neer op het gras. nyphai pakt snel de steen en bekijkt het vreemde voorwerp nog eens goed. "Jammer dat ik hem niet aan mijn ketting kan hangen in plaats van mijn talisman.." * De woorden zijn nauwelijks gesproken of de steen hangt vast aan haar ketting. "Ongeloofelijk, ik vraag me af wat voor geheimen dit voorwerp nog meer met zich meedraagt...." * nyphai kijkt verschrikt op als ze wat vreemde geluiden achter zich hoort en ziet daar portier staan die met grote ogen naar haar nieuwe talisman kijkt. Ze lacht hem toe en verteld hem wat er gebeurd is. | |
portier | vrijdag 25 april 2003 @ 22:39 |
* Aangekomen bij het kamp zie ik plots dat niet drie, maar zes ruiters zich op de plek verzameld hebben. Ze staan in een rondje en praten luidruchtig met elkaar, al is praten niet het goede woord. Het geluid is onbeschrijfbaar, maar het is verre van menselijk. Wat hun doel is, is mij onduidelijk, maar dat er wat staat te gebeuren wordt met de minuut duidelijker. Het overleg lijkt over te zijn gegaan in luidkeelse strijdkreten. Snel spoed ik mij naar nyphai, mochten ze nu vertrekken is het zaak om dicht in de buurt te zijn. Als ik door de bosjes de open plek weer oploop wordt ik opnieuw verrast, maar dit maal door de talisman van nyphai. De steen die ik van Arloc had gekregen, de steen die zoveel mysteries omvatte, de steen die nyphai naar mij leek te leiden, hangt nu om haar nek, alsof die daar al jaren gehangen heeft. Verandert in een vlinder zeg je? Dat is bijzonder noemenswaardig. De steen heeft dus duidelijk meer mysteries dan ik in eerste instantie dacht. Blijkbaar heeft de steen een speciale uitwerking op jou nyphai - "Het lijkt er wel op portier, maar deze kracht kan erg nuttig zijn in onze verdere reis. Ik vraag me af wat er verder nog mogelijk is..." * Een stilte illustreert de gedachtes van beiden. Wat de steen nog meer te bieden heeft, en wanneer, en hoe.. Het is nyphai die als eerste de stilte verbreekt. - "Was er nog nieuws uit het kamp?" Ja, er zijn drie ruiters bijgekomen en ze lijken ergens over vergadert te hebben. Vlak voordat ik vertrok was het overleg overgegaan in luide kreten die leken op strijdkreten. Maar het geluid dat deze wezens uiten is weerzinwekkend. Het lijkt mij beter om ons in de richting van het kamp te begeven, zodat we een beter zicht op ze hebben. * Nyphai knikt, maar lijkt niet overtuigd. De drang om meer over de steen te weten te komen, hier op deze veilige plek trekt haar sterker aan dan een stuk verderop zes levensgevaarlijke, bezeten ruiters in de gaten te houden. Ik kan me er alles bij voorstellen, maar ze lijkt zichzelf te hebben voorgenomen met niet teleur te stellen. Ik loop naar het paard en stop de twee dekens in de zadeltassen. Een zacht rukje aan de teugels voert het paard naar de plek waar ik hem hebben wil. Nyphai trippelt achter mij aan, stil, maar elegant, terwijl ze met haar grote blauwe ogen de omgeving verkent. Ik vraag me af wat de toekomst zal brengen, wat de ruiters van plan zijn, of ik er ooit achter kom en ook de Meglifein speelt plots weer door mijn hoofd. Zo in gedachten verzonken loop ik naar de plek waar ik de groep voorlopig wil observeren. | |
nyphai | zaterdag 26 april 2003 @ 20:30 |
* Een beetje angstig volgt nyphai portier naar het kamp van de ruiters. Dit is de eerste keer dat in haar lange zwerftochten dat ze in aanraking met gevaar komt. Stilletjes vervloekt ze zichzelf dat ze haar kleine dolk niet heeft meegenomen. "Met een kleine harp en een beetje magie kom je ook niet ver. Wat kan ik nou uitvoeren als een vlinder?!" Ze schudt haar hoofd en kijkt nog eens naar portier. Haar hart begint sneller te kloppen en ze voelt een blos op haar wangen verschijnen. Als portier zich omdraait om haar gerust te stellen dat er geen gevaar is als ze maar voorzichting zijn, pakt ze snel haar talisman en bestudeerd deze aandachtig. Je hoeft niks te vrezen nyphai. We gaan eerst hun kamp verkennen en als hun vertrekken zullen wij ze alleen achtervolgen op een afstand. Wij zijn met te weinig om ze te kunnen aanvallen. * portier glimlacht naar nyphai als zij knikt en haar talisman verder bestudeerdt. Haar gedachten dwalen af en in haar mijmeringen merkt ze niet dat portier inmiddels zijn doel heeft bereikt en de wandeling staakt. Ze loopt pardoes tegen hem aan en glimlacht een beetje schaapachtig onderwijl wat onverstaanbare excuses mompelend. Sshh we moeten wel stil zijn voordat ze ons ontdekken. Blijf jij hier bij het paard dan ga ik nog een klein stukje verder om ze beter te kunnen zien. * Wanneer portier te lang weg blijft begint nyphai zich lichtelijk ongerust te maken en besluit naar nieuwe kunstje te gebruiken om hem te achtervolgen. Ze haalt haar vlindergedaante voor de geest en voelt haar tattoeage opnieuw prikken. Ze maakt een paar slagen met haar armen en voelt dat deze veranderen in vleugels. | |
portier | zondag 27 april 2003 @ 15:58 |
* Aangekomen bij de plek van bestemming hou ik halt. Hier zal ik mijn paard stallen, maar eerst wil ik wat dichterbij komen om het hier nog een keer te verkennen. Plots voel nyphai achter me die pardoes tegen me aanloopt. Ik moet er wel om lachen, terwijl ze haar excuses maakt. Ik ga op pad om het kamp van de ruiters nogmaals te verkennen. Aangekomen bij de open plek val ik wederom in een verbazing. Ik zie slechts twee ruiters op de open plek, die samen van een lunch genieten. Maar waar zijn de andere vier ruiters? Waar zijn ze naartoe gegaan en waarom heb ik ze niet opgemerkt. Ze moeten de andere richting uitgegaan zijn. Maar als ik verder kijk zie ik tussen de bomen vijf paarden grazen. Dit betekent dat er minstens vier ruiters te voet op pad zijn gegaan. Ze kunnen dus niet ver weg zijn. Maar waarom zijn ze te voet gegaan? Zijn ze naar iets op zoek? Voedsel wellicht? Dan zijn ze hier nog in de buurt en loopt nyphai ook gevaar, die op dit moment niets kan. Als ik me omdraai om terug te lopen naar de plek waar ik nyphai achterliet zie ik twee schimmen snel dichterbij komen. Een adrenalinestoot ruist door mijn lijf. Ik ben ontdekt! De twee trekken een zwaard en ik volg hun voorbeeld en probeer me verdekt op te stellen achter een met bosjes overwoekerde boom. De twee lijken mij toch te zien en zetten koers op de bosjes. Er is nu geen tijd voor hide and seek, ik zal de strijd aan moeten gaan. Dan vallen beide ruiters tegelijk aan. Met luid geschreeuw komen ze op mij af. Nyphai! Ga weg hier! Het is te gevaarlijk, je kunt ze niet tegenhouden. Maak je geen zorgen om mij, ik red me wel! Ga weg nyphai! Weg! * De grimmige toon waarmee ik haar weg wil sturen is in het geheel niet mijn bedoeling, maar in deze situatie is er geen reden voor een rustig afscheid. Terwijl ik de aanval van de twee zo goed mogelijk probeer te weerhouden zie ik nyphai wegfladderen, even stilhangen, en dan toch vertrekken. Bijna onhoorbaar mompel ik; "Het ga je goed lieve nyphai". Plots stapt één van de ruiters naar achteren en slaakt een schelle, felle kreet. Niet lang daarna mengt hij zich weer in het gevecht. Nog voor ik me echt af heb kunnen vragen wat hiervan de reden is krijg ik het antwoord. Achter mij dringen twee andere ruiters zich door de bosjes heen. Met z'n vieren vormen ze een rondje om mij heen en draaien, gevaarlijk grommend om mij heen. De situatie is vrijwel uitzichtloos, maar ik zal me tot het laatst verdedigen. | |
nyphai | zondag 27 april 2003 @ 21:40 |
* Hulpeloos kijkt nyphai toe als er een aantal ruiters op portier afstormen, zwaarden getrokken. Ze ziet zijn gevecht en terwijl ze nerveus in de rondte fladdert hoort ze portier naar haar schreeuwen. Nyphai! Ga weg hier! Het is te gevaarlijk, je kunt ze niet tegenhouden. Maak je geen zorgen om mij, ik red me wel! Ga weg nyphai! Weg! * Met een zwaar hart besluit ze om terug te keren naar haar huis. | |
Illidan | maandag 28 april 2003 @ 20:11 |
* Als ik uit het raam kijk zie ik het bos voor me liggen, uitgestrekt en wild, verborgen en verbergend. Verborgen en verbergend zijn de goede woorden, de woorden voor deze berg ook. Deze plaats moest verborgen zijn voor anderen, maar centraal liggen voor mij. De Orodrim, de drie bergen die in de Imloth Melui liggen. De Morndôl, dat is de naam. Verkregen door de schaduw die de andere twee bergen op deze berg werpen. Verborgen en verbergend. De deur zwiept open en er volgt een doffe klap van iets dat op de grond valt, of wordt gegooid. Als ik me omdraai zie ik portier liggen, met naast hem twee ruiters, die na een felle blik van mij achteruit de duisternis weer instappen. Zo portier, wat een vreemde manier om elkaar weder te zien nietwaar? Ik hoop dat mijn ruiters je niet te grof behandeld hebben. Ik heb ze gevraagd je levend af te leveren, maar dat is voor hen een nogal ruim begrip. * De stilte illustreert de gesteldheid van portier. Zijn hoofd draait een moment naar mij toe, geeft mij de tijd hem te bekijken. Een straaltje bloed loopt van zijn hoofd naar zijn nek. De gescheurde kleren geven me een beeld van de manier waarop de ruiters met hem om gegaan zijn. Doet het je geen plezier mij weer te zien portier? Het is alweer een tijd geleden sinds ik je verliet moet je weten. Ik heb er vaak over gedacht hoe het met je zou gaan en ik heb je tocht gevolgd. Erg interessant moet ik zeggen. * Langzaam probeert portier zich op te richten, maar hij faalt. Zijn lichaam is niet in staat zijn gewicht te dragen. Moeilijk steunend op zijn armen kijkt hij mij aan, fel en met een blik vol haat. | |
portier | dinsdag 29 april 2003 @ 13:14 |
* Gewekt door de plof waarmee ik op de grond wordt gegooid open ik langzaam mijn ogen. Het daglicht prikt en laat mijn hoofd bijna barsten. Ik sluit mijn ogen weer, probeer na te denken, maar mijn hoofd voelt als een blok beton en in mijn lichaam zit geen kracht, totaal geen kracht. Ik merk dat er iemand tegen mij begint te praten. Langzaam dringen de woorden uit zijn zinnen tot mij door. - "...ruiters je niet te grof behandeld hebben. Ik heb ze gevraagd je levend af te leveren, maar dat is voor hen een nogal ruim begrip." * De stem komt me bekend voor, maar ik kan er niet de juiste persoon bij bedenken. Ik probeer mijn hoofd te draaien, maar slaag daar slechts lichtelijk in. De persoon staat met zijn rug naar het licht en zijn gezicht is in duisternis gehuld. - "Doet het je geen plezier mij weer te zien portier? Het is alweer een tijd geleden sinds ik je verliet moet je weten. Ik heb er vaak over gedacht hoe het met je zou gaan en ik heb je tocht gevolgd. Erg interessant moet ik zeggen." * Wie is dan deze persoon? Waar ken ik hem van. In mijn hoofd probeer ik mij een beeld te vormen. Langzaam, langzaam, het kost te veel moeite, te veel kracht. Illidan staat recht voor mij, met daarachter een raam. In de hoek brand een toorts, waarschijnlijk zijn er meerdere maar zijn die gedoofd. Verder is het donker, heel donker. Ik hoor vreemde geluiden die ik niet thuis kam brengen. Als ik uit het raam kijk zie ik slechts de lucht. Ik zal op moeten staan om te kunnen bepalen waar ik ben. Mijn lichaam begint langzaam naar me te luisteren als ik probeer Illidan aan te spreken. Illidan, hoe? Wat heb je gedaan? * Een korte schaterlach klinkt uit de mond van Illidan. - "Kijk eens aan, portier, de grote strijder is wakker. Welkom in mijn onderkomen, ik ben blij dat je mij herkent hebt, dat scheelt weer in het voorstellen nietwaar?" Wat wil je Illidan? - "Wat ik wil? Mijn doel is zo groot portier, het zou te veel tijd kosten om dat uit te leggen, maar ik heb jou erbij nodig. Althans, iets van jou. En misschien kom jij ook nog wel van pas." Wat heeft je bezeten Illidan? Waarom ben jij bondgenoten met de ruiters die bevangen zijn van het kwaad? - "Let op je woorden portier, weet wat je zegt. De bondgenoten waar jij het over hebt zijn mijn onderdanen. Het kwaad waar jij het over hebt is geen sprake van. Ze zijn bekeerd, niet bevangen." * Een pijnscheut in mijn zij weerhoudt me ervan nog een antwoord te geven. Gedachtes malen door mijn hoofd, vragen zonder antwoorden, problemen zonder oplossingen. | |
Laliana | donderdag 20 november 2003 @ 15:25 |
* In het licht van de volle maan stapt Laliana van haar paard. Ze bukt zich en buigt zich over de sporen op de grond. Haar witte haren bewegen zacht in de wind en haar paard briest zachtjes. Langzaam staat ze op en geeft haar paard een klopje in zijn nek. "Braaf Keli. Nog even, ik voel dat we er bijna zijn. De sporen zijn redelijk vers, dus we kunnen niet ver zijn. Laten we hier even rusten, maar ik kan je helaas niet veel tijd geven " * Laliana pakt haar paard bij de teugels en loopt naar een wat beter beschutte plek. Daar laat ze haar paard los en pakt wat te eten uit haar zadeltassen. Als ze zich omdraait is er een deel van haar zwaard te zien onder de bruine cape die ze om haar schouders heeft geknoopt. | |
Laliana | vrijdag 21 november 2003 @ 12:13 |
* Laliana houdt haar paard stil en hoort de stilte om haar heen. Ze ruikt de frisse ochtendlucht en ziet hoe de ochtend zich aankondigt. Haar paard krabbelt ongeduldig met haar hoef over de grond, maar Laliana let daar niet op. Ze is te geconcentreerd aan het luisteren. Als haar instinct en ervaring haar niet in de steek laten, weet ze zeker dat de demon in de buurt is. Ze moet de demon vinden en doden voor hij meer schade aanricht. Haar doel begint steeds duidelijker te worden en behoedzaam laat ze haar paard overgaan in een rustige stap. Ze weet dat Keli doet wat er van haar verwacht wordt en ze zijn al jaren de beste team op deze wereld. Haar ogen vangen een beweging op aan de rechterkant van haar en pijlsnel pakt ze haar zwaard. | |
Laliana | maandag 1 december 2003 @ 14:11 |
* Laliana wacht gespannen af en de figuur tegenover haar doet haar kap af. Van schrik laat Laliana haar zwaard vallen en knielt haastig op de grond neer. Dit had ze niet kunnen bedenken, maar wel kunnen verwachten. "Excuses, mijn vrouwe. Ik had u met uw mantel aan niet herkent, mag ik u vragen wat u naar deze afgelegen plek brengt? " * Nog steeds met haar hoofd gebogen wacht Laliana op het antwoord van haar meesteres. Beschaamd denkt ze aan de misstap die ze net heeft gemaakt. Hoe kon het zijn dat ze haar meesteres niet had herkent en nu zelfs bedreigt heeft? Dit zal haar niet ter harte worden genomen. Bevend denkt ze wat dit voor haar zal gaan betekenen. Misschien wordt ze wel uit de orde gezet. Misschien, misschien. Nee dat is te vreselijk om te denken. De orde is haar familie geworden, haar thuis plek. Dit is wat ze is, wie ze is. Ze zou niks anders kunnen. Zonder haar werk heeft het leven niks van waarde. Ook gaan haar gedachten naar de demon die ze op de hielen zat. Hoe kon ze die zijn kwijt geraakt? Hoe kan het dat ze zo'n grote fout heeft gemaakt? Ze voelt de wind door haar dunne mantel heen, maar het kan ook de spanning zijn die aan haar knaagt. Nog altijd heeft haar meesteres geen antwoord gegeven en langzaam heft ze haar hoofd. Niks! Waar ze ook kijkt, in de omgeving is niemand te zien. Met een schok schrikt Laliana wakker. Even dacht ze dat haar ergste nachtmerrie waarheid was geworden, maar blijkbaar was het nog steeds een nachtmerrie. Wel de nachtmerrie die elke keer terug komt als ze in slaap valt. De nachtmerrie die elke keer een stuk levendiger lijkt te worden. | |
Laliana | dinsdag 23 december 2003 @ 12:00 |
* Nog steeds geschokt door de droom en visioen zit Laliana in het zadel. Haar paard is in een snellere gang overgegaan en Laliana heeft al haar aandacht nodig om in het zadel te blijven zitten, terwijl ze praktisch in het zadel is geboren. Ze weet nu wat er van haar verwacht wordt en de plaats waar ze naartoe moet, maar ze heeft geen idee hoe ze daar moet komen. Ze besluit haar gevoel te volgen en hoopt dat de anderen al bijeen geroepen zijn. De strijd zal groot en zwaar worden, maar Laliana weet dat ze de strijd zullen moeten aangaan, het kan niet anders. Als ze zullen vluchten zal dat grote gevolgen hebben. Dan ziet ze het einde van de vallei en weet ze dat ze nog een paar dagen te rijden heeft, voor ze de plek heeft bereikt waar ze wezen moet. |