Wat is er toch mis met sommige mensen tegenwoordig als het op eten aankomt? Het lijkt wel alsof elke smaakafwijking meteen wordt behandeld als een persoonlijke belediging. Neem nou die persoon die volledig ontspoorde omdat er op kantoor een broodje kaaskroket met chilisaus lag. Eén hap genomen en vervolgens een complete meltdown alsof hij vergif had gegeten. Alsof de chef die het bedacht heeft meteen voor het Internationaal Strafhof gedaagd moet worden. Een gewaagd broodje met een twist en meteen wordt het afgeschreven als “één van de smerigste dingen ooit”. Arm kind.
Of die andere zielenpiet die een uur op Ubereats zat te scrollen langs werkelijk elke wereldkeuken — Indiaas, Thais, Mexicaans, Italiaans, noem het maar — en het dan presteert om te klagen dat er “nergens zin in” was. Dat is geen keuzestress, dat is gewoon decadentie in z’n zuiverste vorm. De keuze van een wereldburgemeester, maar het denkvermogen van iemand die alleen maar friet met mayonaise kent.
Dan is er nog die dramaqueen die zich opwindt over het bestaan van kaassnacks in de supermarkt. “Wie koopt dit ooit???” vraagt hij zich af, alsof de wereld moet draaien om zijn persoonlijke voorkeur. Geen seconde komt het in hem op dat smaken kunnen verschillen en dat hij misschien niet de ultieme maatstaf is voor het collectieve smaakprofiel van de natie.
Ook het gejammer over harde Maltesers, miezerige tosti's en het tragische tekort aan zoute drop lijkt rechtstreeks uit een slechte soap te komen. De wereld brandt, maar deze persoon voert campagne tegen zoete drop alsof het een morele kwestie is. Zoute salmiak als heilige graal, en iedereen die iets anders lekker vindt, verdient een boycot. Het is bijna aandoenlijk.
En dan de kers op de ijstaart: de ijscrisis. Helemaal van slag omdat Liuk, Festini Peer, Calippo, citroensorbet, yoghurtijs én Raket uitverkocht waren. Hij moest naar huis met — hou je vast — Festini rood. Alsof hem daarmee persoonlijk onrecht is aangedaan. Alsof hij als laatste overlevende van een apocalyps het allerlaatste mislukte ijsje kreeg. Wat een tragedie.
In plaats van wat relativering of dankbaarheid voor de overvloed, zien we een soort chronische verongelijktheid en een compleet gebrek aan perspectief. Misschien ligt het probleem niet bij het broodje, de snacks of het gebrek aan ijs. Misschien — heel misschien — ligt het probleem gewoon bij hemzelf.
Ik ben een man met een onverklaarbare fascinatie voor capuchons. Ze zijn mijn tweede huid—altijd om me heen, altijd vertrouwd. Ik draag ze niet alleen, ik lééf erin. Het voelt magisch als iemand er zachtjes aan trekt, een speels moment vol onverwachte connectie. En als mijn capuchon ergens blijft haken? Pure vreugde! Een klein avontuur in het alledaagse, alsof de wereld me even vasthoudt. Capuchons en ik? Een onafscheidelijk duo