Etapa 15: Infiesto - Valgrande-Pajares. Cuitu Negru, 143 kmNou, die rit liep toch net even anders dan gedacht. Wat de zoveelste kans op rij voor de vluchters had moeten zijn eindigde zowaar in een massasprint. Na talloze aanvalspogingen reed er een klein kopgroepje weg met daarin slechts zes renners. Een vrij klein groepje, maar ze hadden het kunnen halen als het peloton een nieuwe snipperdag nam. Dat was nu alleen niet het geval, Visma nam meteen het heft in handen en die ploeg zorgde ervoor dat het gat nooit veel groter dan twee minuten werd. Edoardo Affini hield de zes koplopers stevig aan de lijn, men zette alles in het werk om het op een sprint uit te laten draaien. Een sprint zonder sprinters, gezien er aan het eind nog dik 20 kilometer geklommen moest worden. Die klim bleek alleen nóg makkelijker dan gedacht. Met hooguit een minuut voorsprong begonnen de koplopers aan die klim, de helft van de kopgroep liet meteen lopen. Het was vooraan vooral Narvaez die er lang geloof in hield, maar hij moest er uiteindelijk ook aan geloven. We zagen Gesink nog eens ouderwets op kop van het peloton sleuren, daarna leverde zelfs Cian Uijtdebroeks een sterke beurt af. Toen Kruijswijk aan de beurt was hield het avontuur van de laatste koploper op. Op de top van de klim kon Van Aert nog even gratis de bergpunten ophalen, deze loper kreeg zelfs de eerste categorie toebedeeld. Het was een klim waar je in het peloton perfect in de wielen kon blijven rijden, waardoor Kaden Groves op z'n gemakje midden in het peloton kon overleven. Ik had verwacht dat we met een grote groep over deze klim zouden rijden, maar ik had niet verwacht dat die groep zó groot zou zijn. Ik had ook niet verwacht dat iemand als Bittner mee over de top zou gaan, de klim was gewoon nog makkelijker dan voorzien. Of het tempo van Visma was uiteindelijk niet hoog genoeg, zo kun je het ook bekijken. Een korte versnelling van Lidl-Trek veranderde daar ook niets aan, we gingen praktisch met 100 man over de top heen. Bittner zat op de top op een paar meter, maar hij kon in de afdaling weer aansluiten. Goh, jemig. Je fileert een klim en een rit tot op het bot, maar dan blijk je alsnog niet hard genoeg te zijn geweest in je oordeel. Een klim van dik 20 kilometer aan 4,5%, waar zo'n beetje alle sprinters weten te overleven, amai. Op papier ziet zo'n profiel er dan nog wel aardig uit, in de praktijk blijkt het nog minder voor te stellen dan je al dacht. Het belangrijkste moment van de rit volgde in de afdaling, Roglic kreeg af te rekenen met een lekke band. Hij moest van fiets wisselen en even was er paniek, maar in het peloton werd er niet hard doorgereden. Men maakte geen haast, waardoor Roglic ruim op tijd weer kon terugkeren. Daarna maakten we ons op voor een massasprint, niemand probeerde het nog met een late uitval. Dat had er deels mee te maken dat Alpecin heel wat mannetjes over de klim had weten te krijgen, zij konden dankzij de aanwezigheid van Meurisse in de kopgroep al het werk onderweg overlaten aan Visma en nu hadden ze nog wat mannetjes over. Ze trokken in de straten van Villablino de sprint perfect aan voor Groves. Van Aert koos het wiel van Groves, hij had onderweg al zijn mannetjes al opgesoupeerd. In de laatste strook van 500 meter had Groves alleen nog Planckaert voor zich, maar die gooide er een fraaie lead-out uit en hij zette Groves af op 200 meter van de streep. Een licht oplopende finish, waar het nadelig zou kunnen zijn om als eerste te beginnen. Bleek niet zo te zijn, Groves ging aan en Van Aert kwam nooit meer over hem heen. Een fraaie zege voor Groves, hij kan nu toch maar mooi zeggen dat hij een bergrit heeft gewonnen, ook al weten wij wel beter. Voor Van Aert een bittere pil, hij liet zijn ploeg de hele dag op kop rijden en dan valt een tweede plaats enorm tegen. Het idee zal zijn geweest dat figuren als Groves en Bittner zouden moeten afhaken, ook bij Visma hebben ze die lange klim wellicht overschat. Al had die klim wel pijn gedaan bij Bittner, hij ontplofte volledig in de sprint. Alsnog was het waarschijnlijk slimmger geweest als Van Aert voor de vlucht had gekozen, maar achteraf is altijd mooi wonen natuurlijk. Verder een volledig geschiedenisloze rit, en dat op een zaterdag. Zitten we gewoon te gluren naar een massasprint, godsamme zeg. Zo maak je geen reclame voor de sport, het blijft toch onvoorstelbaar dat je op het moment dat iedereen kan kijken voor zo'n rit kiest. Gelukkig is de tweede rit van dit weekend een stuk beter, na een korte passage in Asturië tijdens de vorige rit bevinden we ons nu praktisch de hele dag in Asturië. Daar werken we enkele beklimmingen af die we vaker zien in de Vuelta, waarna er een mokersteile aankomst boven op Cuitu Negru gaat volgen. Niet de allerlastigste bergrit ooit, tot we de laatste drie kilometer van de rit bereiken. Daar gaat Ben O'Connor om zijn moeder roepen, het kan wel eens zijn laatste rode dag worden.
![da617]()
![a02d8]()
De laatste rit voor de tweede rustdag gaat van start in Infiesto, een stad met ongeveer 2300 inwoners in de gemeente Piloña in de autonome regio Asturië. Het plaatsje, dat in het Asturisch, en belangrijk, officieel L'Infiestu wordt genoemd is de belangrijkste woonkern van de gemeente. Als je simpelweg Infiesto invoert bij Google kom je op hele andere resultaten uit, er bestaat namelijk een film met de naam Infiesto en die film domineert de zoekresultaten. Zomaar twee korte omschrijvingen van die film: Terwijl het coronavirus hun leven op zijn kop zet, achtervolgen twee rechercheurs hardnekkig degenen die verantwoordelijk zijn voor een ontvoering waarvan ze beseffen dat het deel uitmaakt van een sinister patroon. En: Een jonge vrouw die die maanden geleden voor dood was achtergelaten in een mijnstadje in de bergen van Asturië duikt weer op. Twee rechercheurs verzamelen aanwijzingen die duiden op een beangstigend patroon van ontvoeringen en moorden. Ze voeren een race tegen de klok om een nieuwe tragedie te voorkomen. De film speelt zich af in Asturië en is geregisseerd door een Bask, onderzoeksjournalist die ik ben heb ik besloten om deze film even te kijken en pas richting het einde van de film komt het dorp Infiesto voor. Daar wordt het verhaal opgelost, maar voor een film die de naam Infiesto draagt speelt het gelijknamige dorp eigenlijk maar een zeer minieme rol. De film zit vol met mooie plaatjes van het rauwe Asturië, maar verder zou ik 'm niet direct aanbevelen. Te bekijken via Netflix, dus als je een keer een avond hebt waarop je het echt niet weet kan het een (matige) optie zijn. Maar goed, terug naar de stad Infiesto. Ondanks het feit dat het maar heel klein is heeft Wikipedia er toch het een en ander over te vertellen: In de stad Infiesto vallen de traditionele huizen op, evenals het stadhuis, thans gemeentehuis van Piloña en de kerk van San Antonio de Padua, ingehuldigd in 1912 maar pas voltooid in 1940. Ook opmerkelijk is het 18e eeuws Casa Cobián of talrijke landhuizen zoals Cobián of Argüelles. Het Casa de La Pontiga is een voorbeeld van architectuur uit de late negentiende eeuw. De festiviteiten ter ere van de patroonheilige van de stad Infiesto, San Antonio de Padua, worden elk jaar op 13 juni gevierd met de traditionele plechtige mis, begeleid door de Coral Polifónica Piloñesa, en de daaropvolgende processie door de straten van de stad waarin de patroonheilige wordt vergezeld door jonge mannen en vrouwen gekleed in typisch Asturische klederdracht die boeketten dragen versierd met brood en typische lokale producten op het geluid van doedelzakmuziek en de trommel. In de maand augustus wordt de traditionele markt gehouden. Het Festival de l'Ablana (hazelnoot) is ook erg populair. Wekelijks gaat een markt voor ambachten en agrovoedingsproducten door op zondagochtend op de Plaza del Ganado. Een stoplicht springt op rood, een stoplicht springt op groen, in Infiesto is altijd wat te doen. In de omgeving van Infiesto schijn je mooi te kunnen wandelen, tevens zijn er enkele grotten te vinden in deze omgeving. In een van die grotten heeft hem een kerk gebouwd, het heiligdom Santuario de la Virgen de la Cueva ligt aan de buitenrand van L'Infiestu. In deze plaats is de Vuelta nog nooit eerder van start gegaan, Infiesto heeft de eer dat het de 28e plaats in Asturië is waar ooit een rit zal starten. Al zouden sommige renners Infiesto nog wel kunnen kennen, vorig jaar reed de Vuelta dwars door deze plaats heen op weg naar de Angliru. In de eerste kilometers van deze rit volgen we dezelfde weg als toen.
![15659604223_96b452eb52_b.jpg]()
![ayuntamiento-infiesto-pilona.jpg]()
![9ddff484-1c97-4a9c-84a4-80c6430a6893?t=1557506309643]()
De renners gaan van start op de Calle Covadonga, de doorgaande weg die dwars door Infiesto loopt. Tussen het stadhuis en de kerk in gaan ze van start, waarna ze beginnen aan een neutralisatie van een kilometer of vijf. Een heel eind buiten Infiesto bereiken ze de echte start en na die start rijden ze 9,5 kilometer verder over dezelfde weg richting Nava, een plaats waar we de afgelopen jaren meerdere keren zijn geweest. In de eerste kilometers van de rit komen we een paar meter hoger uit, maar eigenlijk is het een zo goed als vlakke start. Wel een weg met vervelend veel paaltjes, dat is eigenlijk het enige bezwaar. Na een kleine 10 brede en vrij simpele kilometers bereiken we na Nava, een plaats waar de Vuelta in 2022 en 2018 ook al eens passeerde. Nava ligt aan de voet van de absurd steile klim naar Les Praeres, eentje van vier kilometer aan 13%. Niemand minder dan Louis Meintjes won daar in 2022 vanuit de vlucht! In 2018 won Simon Yates dan weer, we keren vast snel weer terug naar deze typisch Spaanse steenpuist. De voet van de klim ligt dus in Nava, een plaatsje waar alles om cider draait. Er is zelfs een heus cidermuseum in Nava, gevestigd in een niet al te mooi gebouw. De inhoud van het cidermuseum ziet er nog best goed uit, je kunt er alles leren over het maken van cider en met name hoe dat vroeger werd gedaan. Daarnaast organiseren ze hier jaarlijks een ciderfestival, met tijdens dat festival onder meer een wedstrijd wie het beste cider kan inschenken. De renners rijden dwars door een ciderstreek, overal zijn de sidrerias te vinden. Een goede cider is niet te versmaden, al is de Asturische cider natuurlijk minder lekker dan de Baskische cider. Vorig jaar reden we onderweg naar de Angliru ook al door Nava en voorbij dit ciderplaatsje volgen we nog een aantal kilometer dezelfde route als toen. In de omgeving van Nava verlaten we de doorgaande weg, waarna de renners dwars door het centrum van dit ciderstadje mogen rijden. Dat ze hier iets met cider hebben kan niemand ontgaan, meerdere huizen zijn versierd met cidergerelateerde murals. Een beetje het Astigarraga van Asturië, blijkbaar. Na een paar bochten in het centrum verlaten we Nava weer, waarna de weg zowaar eventjes omhoog gaat lopen. Een klimmetje van anderhalve kilometer aan 5,5%, jawel! De brede weg loopt daarna ook weer anderhalve kilometer omlaag, in de Asturische bossen komen we een paar niet al te lastige bochten tegen. Na dit afdalinkje is het een kilometer of drie wat meer vlak, terwijl we ook wat meer rechtdoor over die brede weg naar San Julián fietsen. Hier begint een soort van klimmetje, de weg loopt vier kilometer omhoog aan 3,5%. Dit klimmetje, voor zover we het een klimmetje mogen noemen, is vooral bochtig. In het centrum van San Julián komen we al wat bochten tegen, waarna we buiten het dorp via nog wat meer bochten een soort van snelweg bereiken. Deze snelweg volgen we een aantal kilometer, het gaat voorlopig nog even net wat meer dan vals plat omhoog, terwijl we onderweg ook nog even door een donker tunneltje fietsen. Even verderop bereiken we de top van deze helling, waarna we een kilometer of zes mogen gaan afdalen richting L'Entregu. De brede weg loopt vooral rechtdoor vals plat omlaag, terwijl we continu kunnen genieten van de mooie Asturische natuur. We rijden over een paar viaducten heen en vanuit de hoogte kijken we op al dat moois neer. Aan het eind van deze afdaling die we geen afdaling mogen noemen komen de renners wel een paar bochten tegen, ze rijden over de snelweg en slaan daarna linksaf bij een rotonde, waarna ze richting San Martín del Rey Aurelio gaan fietsen. Het zal twee kilometer vlak zijn tot we na 28 kilometer het centrum van San Martín del Rey Aurelio bereiken, een plaatsje waar in de Vuelta van 2014 nog een rit van start ging. De naam is indrukwekkend, maar in feite is dit gewoon een mijndorpje vol vervallen gebouwen en industrie. Het is wel een belangrijk punt van deze rit, want hier gaat de rit echt beginnen. Merkwaardig genoeg werken we ook vandaag weer een lokaal rondje af, in dit lokale rondje moeten de renners drie keer klimmen. Een drieluik aan Asturische beklimmingen komt eraan, twee keer zullen ze de klim die zometeen begint gaan bedwingen.
![a6338555-5c20-4e38-b1b1-ebec7e7a29c7_16-9-discover-aspect-ratio_default_0.jpg]()
![Sotrondio_%28San_Mart%C3%ADn_del_Rey_Aurelio%29_-_R%C3%ADo_Nal%C3%B3n_2.jpg]()
Vlak voor we via een brug over de rivier Nalón zouden rijden slaan de renners in San Martín del Rey Aurelio rechtsaf, na een tweede bocht naar rechts loopt de weg meteen omhoog. Na een halve kilometer aan 5% is het eventjes vlak, terwijl we rechtdoor over een iets smallere weg aan het fietsen zijn. Aan het eind van dit vlakke stukje laat de organisatie de klim beginnen, al beginnen we nog steeds niet op een al te spannende manier. Net als vorig jaar rijden we weer eens de Alto de la Colladiella omhoog vanuit San Martín del Rey Aurelio, en dan meteen nog eens twee keer ook. Steef en de organisatie beweerden vorig jaar dat de klim van deze kant sinds 2008 niet meer in het parcours had gezeten, nou, die omissie wordt nu ruimschoots gecompenseerd. De laatste jaren hebben we het buurjongetje ontdekt, de Alto de la Mozqueta, die geniet tegenwoordig de voorkeur, al is de Colladiella nu weer terug in de gratie. De Alto de la Colladiella is een beklimming van de eerste categorie, vorig jaar was ie 7,8 kilometer lang en ging het gemiddeld aan 7,1% omhoog, nu houdt de organisatie het op 6,4 kilometer aan 8,2%. Ze nemen dit jaar het eerste stuk niet mee, waardoor de klim een indrukwekkender gemiddelde krijgt. De klim van de eerste categorie begint dus officieus makkelijk, een kilometertje vals plat omhoog aan 2% door de bossen en door wat dorpjes die steevast zijn voorzien van kleurrijke huisjes. We zouden de omgeving moeten kennen, vorig jaar ging het hier dus omhoog en in 2018 reden we nog eens naar beneden over deze weg. In de tweede kilometer van de klim, dit jaar volgens de organisatie de eerste officiële kilometer, gaat het omhoog aan 7%, met een paar stroken boven de 10%. We komen uit in een dorpje, waar een drietal haarspeldbochtjes liggen. In de derde kilometer bevinden we ons nog in de bewoonde wereld, het gaat betrekkelijk eenvoudig aan een procentje of vijf omhoog. Daarna wordt de Colladiella de moeite waard, de smalle weg duikt definitief een bos in en in dat bos gaat het na een kilometer aan 8% liefst twee kilometer omhoog aan bijna 10%, hier kun je al overwegen je duivels te ontbinden, vooral tijdens de tweede passage. In de voorlaatste kilometer slingeren we door het bos omhoog aan 8,5%, waarna het in de laatste meters voor de top omhoog blijft gaan aan 8%, met pieken tot 14%. Op de top is er eindelijk wat meer open gebied, we kijken mooi in de Asturische diepte. Na 37,5 kilometer bereiken we voor de eerste keer vandaag de top van de Alto de la Colladiella, die we volgens de Asturiërs beter de Altu de la Colladiella kunnen noemen. Ook hier liggen dat soort dingen gevoelig. Boven op een berg die we vanaf de top kunnen zien staat een monument ter ere van de mijnwerkers, want Asturië is bij uitstek de mijnregio van Spanje. Vooral in dit stukje Asturië hebben ze een hoop grondstoffen gewonnen, dat willen wij niet weten.
![05552]()
![Colladiella1.png]()
![37404422882_dcd0e29431_b.jpg]()
![La%2BColladiella%2B%25283%2529.JPG]()
De Colladiella is een buitengewoon lastige klim, vooral die twee kilometer aan 10% zijn natuurlijk enorm zwaar. De afdaling is ook niet simpel, we dalen gelijk anderhalve kilometer af aan 8%. Dat is niet het grootste probleem, het probleem zit 'm vooral in het feit dat de smalle en vrij slechte weg enorm bochtig is, we komen de ene na de andere bocht tegen en de meeste bochten zijn vrij slecht in te schatten. Een lastig begin van de afdaling, waarna we na 1,5 kilometer in dalende lijn uitkomen een kruispunt. Slaan we hier rechtsaf, dan rijden we naar de Altu La Mozqueta, een tegenwoordig populaire klim. Maar nee, we gaan rechtdoor en we laten La Mozqueta net als vorig jaar schieten. In plaats daarvan volgen we voorlopig nog steeds dezelfde weg, enige parcourskennis is hier ook bepaald geen overbodige luxe. We dalen voorbij dit kruispunt af over een weg die we beter kennen, want dit deel van de afdaling kwam onder meer in de Vuelta van 2020 al nog eens voorbij. De afdaling blijft voorbij het kruispunt voorlopig even lastig, we dalen nog een tijd af aan 8% over een vrij smalle weg, die op dit punt ook nog eens van reeks haarspeldbochten is voorzien. Na deze haarspeldbochten komen we vooral een aantal scherpe bochtjes tegen, het gaat sowieso vrij smal en bochtig blijven tot we beneden zijn. In het dorpje Urbiés is het tijdelijk wat breder, daar komen we dan weer een nieuwe haarspeldbocht tegen. Buiten het dorp dalen we nog een tijd verder in een groen decor terwijl de bochten zich blijven opstapelen. Even later komen we uit in de vallei, in de buurt van La Vegona wordt de weg wat breder. Het wordt ook wat rechter, groen blijft het hoe dan ook. We dalen nog een aantal kilometer lichtjes verder, maar dat is tegen deze tijd amper merkbaar. In totaal dalen de renners net iets meer dan 15 kilometer af, maar het zijn vooral de eerste zes kilometer waar we voor op moeten letten, daarna begint het steeds vlakker te worden. In 2020 gingen er in deze afdaling wat mensen onderuit, het kan hier verraderlijk zijn. Na het lastige deel rijden we een kilometer of acht door de vallei van de Turón. Prima weggetje, weinig op aan te merken. Nouja, op zich is het wel jammer dat het na een tijd weer wat minder groen wordt en dat we de mijnbouw weer in beeld krijgen. Daarna rijden we wat dorpjes binnen, waar vooral de opmerkelijk gekleurde huisjes opvallen. In die toch redelijk grijze dorpjes zie je zo nu en dan een blauw huis, of een groen huis. Goed gedaan wel, maakt zo'n mijnstreek toch net wat minder droevig. In een van die dorpjes moeten we een keer scherp rechtsaf slaan, voorlopig een van de weinige obstakels. Even verderop komen we uit in Figaredo, waar we de route van vorig jaar achter ons laten. Tijdelijk, in ieder geval. Bij de tweede passage over de Colladiella gaan we beneden net als vorig jaar linksaf slaan in Figaredo, op weg naar het onvermijdelijke Pola de Lena, maar nu slaan we juist rechtsaf. Na deze bocht naar rechts rijden we vijf kilometer over een brede weg langs de Caudal richting Mieres, ook wel Mieres del Camino genaamd. Deze weg is volledig vlak en op een rotonde en wat vluchtheuvels na komen we in deze vijf kilometer eigenlijk helemaal niets tegen. Na 57 kilometer betreden we Mieres, een plaats die we regelmatig zien passeren in de Vuelta. Als ik even snel mijn archief raadpleek zie ik dat we in 2022, 2021, 2020, 2018, 2017, 2016 en 2014 door Mieres zijn gereden, ik bedoel maar. In 2016, 2017, 2018 én 2020 begonnen we in Mieres aan een klim, en laat nu net die klim ook vandaag de revue passeren.
![Mieres.jpg]()
Uit Mieres zijn twee bekende wielrenners afkomstig. Hoewel, bekend, Pedro Muñoz zegt mij eigenlijk niet veel. Werd wel ooit tweede in de Vuelta, in 1981. De andere renner is bekender, maar komt qua palmares totaal niet in de buurt. Benjamin Noval, jarenlang een van de trouwe luitenanten van Alberto Contador. Kon er eigenlijk helemaal niet veel van, maar een wielrenner die goed kan likken komt meestal een aardig eind. Zijn zoon lijkt beter te zijn, toevallig ook Benjamin Noval geheten. Hij is pas 15 jaar oud, dus het is gevaarlijk om nu al uitspraken te doen, maar in de jeugdcategorieën laat hij geen spaan heel van de tegenstand. Mieres is weer zo'n plaatsje waar ze het vroeger van de mijnen moesten hebben. Staalindustrie ook, naar het schijnt. Een van de belangrijkste plaatsen in Spanje als het over dit soort dingen gaat, in die tijd hadden ze hier ook geld om de koers binnen te halen, zo won Federico Bahamontes hier nog ooit. Tegenwoordig fietsen we er alleen snel doorheen op weg naar Santo Emiliano. We rijden in het centrum van Mieres voorbij de fraaie kerk en een cidermonument, daarna slaan we scherp rechtsaf en rijden we naar de voet van de volgende klim. Een klim die we de afgelopen tien jaar dus al meerdere keren in beeld hebben gezien. Nadat we over een vrij bochtige weg Mieres verlaten gaat de volgende klim in Murias beginnen, we steken bij deze gelegenheid nog maar eens een kaarsje aan voor Euskadi-Murias. Ze worden nog steeds gemist, zeker als je nu Euskaltel weer ziet prutsen. Goed, de Alto de Santo Emiliano gaat beginnen, een klim van de derde categorie die 6,8 kilometer lang is. Het gaat gemiddeld aan 4,5% omhoog, volgens mijn profiel althans. De organisatie noemt de klim de Alto de San Emiliano en gaat uit van 5,6 kilometer aan 4,9%. Een stukje vals plat weggeknipt om het interessanter te laten lijken, daar doen we vandaag niet aan mee. Het is geen enorm zware klim, vooral omdat het drie kilometer lang vals plat is. Die eerste is wel heel erg vals plat met 2,2%, komt daarom niet door de keuring van de organisatie. Na het vals platte stuk krijgen we nog wel drie redelijk serieuze kilometers aan meer dan 6%, voor het richting de top weer afvlakt. Na 65 kilometer bereiken de renners de top van dit klimmetje in het dorpje Santo Emiliano. De weg die ons richting het dorpje Santo Emiliano brengt is behoorlijk breed en het asfalt is ook prima in orde. In de afdaling blijft dat zo, mede daardoor is het een eenvoudige afzink. Het gaat iets meer dan vijf kilometer aan 5% naar beneden, richting Sama. Dat is dan weer een wijk van Langreo, een behoorlijk grote en lelijke industriestad die net als San Martín del Rey Aurelio gelegen is aan de Nalon. Van die industrie pikken we aan het eind van de afdaling nog wat mee, het zijn beelden die ook rijkelijk figureren in de film Infiesto. De weg die nu als afdaling dient werd gebruikt als klim in de Vuelta van 2022, onderweg naar Collado Fancuaya. Het zijn toch vaak dezelfde beklimmingen die terugkeren in Asturië, Escartin grabbelt vaak in een bak met weinig balletjes. In Langreo hebben ze overigens een museum over de lokale industrie en de eens florerende mijnbouw, voor wie nog wat meer over de eindeloze troosteloosheid van deze vallei te weten wil komen. Beneden slaan we rechtsaf en daarna komen we even verderop in die buitenwijk van Langreo twee rotondes tegen. Na deze twee rotondes volgt er een tocht langs de Nalon, terug naar San Martín del Rey Aurelio. We gaan acht kilometer door de vallei van de Nalon rijden, in die tijd rijden we eerst door Sama, daarna komen we uit in Ciaño waar we na een rotonde over de Nalon rijden. Even verderop rijden we langs het Museo de la Minería y de la Industria de Asturias, het Asturische mijnmuseum. Hier steken we de Nalón nog eens over, om vervolgens aan de andere kant van de rivier een paar rotondes tegen te komen. Vervolgens rijden we dwars door L'Entregu, om bij een rotonde buiten deze plaats terecht te komen op een weg die we al eerder hebben gezien. Tussen Langreo en San Martín del Rey Aurelio in is het continu vlak, de wegen zijn breed en we komen op wat rotondes na dus eigenlijk helemaal niets tegen. Na acht kilometer in de vallei bereiken we na 78 kilometer voor de tweede keer vandaag San Martín del Rey Aurelio, hier gaan we beginnen aan de tweede beklimming van de Alto de la Colladiella.
![altodesantoemilianosurperfil.jpg]()
![B_A_HDR_06_Parque-Dorado_07.jpg]()
![museo-mineria-e-industria-de-asturias_2de6004f_240716151600_1280x772.jpg]()
Goed, nu dus hetzelfde verhaal als 50 kilometer geleden: Vlak voor we via een brug over de rivier Nalón zouden rijden slaan de renners in San Martín del Rey Aurelio rechtsaf, na een tweede bocht naar rechts loopt de weg meteen omhoog. Na een halve kilometer aan 5% is het eventjes vlak, terwijl we rechtdoor over een iets smallere weg aan het fietsen zijn. Het blijft hierna nog even vals plat, volgens de organisatie hoort dit allemaal niet bij de klim. We gaan voor de tweede keer omhoog over de Alto de la Colladiella en deze klilm is er nog steeds eentje van de eerste categorie. Afhankelijk van je bron is ie 7,8 kilometer lang aan 7,1%, als je de vals platte aanloop meetelt, als je dat niet doet is ie 6,4 kilometer lang en gaat het gemiddeld aan 8,2%. In het verleden nam de organisatie die aanloop nog wel eens mee, nu niet. De klim krijgt daardoor een indrukwekkender gemiddelde, maarja, voor we beginnen moeten we dus wel eerst twee kilometer vals plat afwerken. Omhoog door de bossen en door wat dorpjes die steevast zijn voorzien van kleurrijke huisjes. In de eerste officiële kilometer van de klim gaat het omhoog aan 7%, met een paar stroken boven de 10%. We komen uit in een dorpje, waar een drietal haarspeldbochtjes liggen. In de derde kilometer bevinden we ons nog in de bewoonde wereld, het gaat betrekkelijk eenvoudig aan een procentje of vijf omhoog. Daarna wordt de Colladiella de moeite waard, de smalle weg duikt definitief een bos in en in dat bos gaat het na een kilometer aan 8% liefst twee kilometer omhoog aan bijna 10%, hier hopen we dat er alvast een knuppel in het hoenderhok wordt gegooid. In de voorlaatste kilometer slingeren we door het bos omhoog aan 8,5%, waarna het in de laatste meters voor de top omhoog blijft gaan aan 8%, met pieken tot 14%. Na 87,6 kilometer bereiken we voor de tweede keer vandaag de top van de Alto de la Colladiella, op de top kom je nu niet alleen bergpunten tegen, er is ook een bonussprint te vinden. Alles wordt uit de kast getrokken om de renners eerder aan te laten vallen, al hebben we het vermoeden dat ook vandaag weer alles op de slotklim beslecht zal worden. Na de lastige Colladiella volgt er uiteraard dezelfde afdaling als eerder deze rit, een afdaling die bepaald niet simpel is. We dalen gelijk anderhalve kilometer af aan 8%. Dat is niet het grootste probleem, het probleem zit 'm vooral in het feit dat de smalle en vrij slechte weg enorm bochtig is, we komen de ene na de andere bocht tegen en de meeste bochten zijn vrij slecht in te schatten. Een lastig begin van de afdaling, we dalen nog een tijd af aan 8% over een vrij smalle weg, die op dit punt ook nog eens van reeks haarspeldbochten is voorzien. Na deze haarspeldbochten komen we vooral een aantal scherpe bochtjes tegen, het gaat sowieso vrij smal en bochtig blijven tot we beneden zijn. In het dorpje Urbiés is het tijdelijk wat breder, daar komen we dan weer een nieuwe haarspeldbocht tegen. Buiten het dorp dalen we nog een tijd verder in een groen decor terwijl de bochten zich blijven opstapelen. Even later komen we uit in de vallei, in de buurt van La Vegona wordt de weg wat breder. Het wordt ook wat rechter, groen blijft het hoe dan ook. We dalen nog een aantal kilometer lichtjes verder, maar dat is tegen deze tijd amper merkbaar. In totaal dalen de renners net iets meer dan 15 kilometer af, maar het zijn vooral de eerste zes kilometer waar we voor op moeten letten, daarna begint het steeds vlakker te worden. Er zijn hier dus wel eens wat renners gevallen, maar gelukkig hebben we deze afdaling vorig jaar nog eens gezien en kwam ie eerder deze rit voorbij, iedereen moet nu iedere bocht kunnen dromen. Na het lastige deel rijden we een kilometer of acht door de vallei van de Turón. Prima weggetje, weinig op aan te merken. Een keer een scherpe bocht naar rechts, maar verder komen we tot in Figaredo niets tegen. Na 103 kilometer, op 40 kilometer van het eind, komen we voor de tweede keer vandaag uit in Figaredo. Bij de eerste passage sloegen we rechtsaf, nu slaan we hier juist linksaf en gaan we op weg naar Pola de Lena. De route richting Pola de Lena mag bekend verondersteld worden, aangezien we tijdens de Vuelta ieder jaar richting Pola de Lena fietsen. Vorig jaar nog, al sloegen we toen vlak voor Pola de Lena rechtsaf om vervolgens aan de Cordal te beginnen. Nu rijden we rechtdoor tot in Pola de Lena, waar na 111 kilometer de tussensprint van de dag zal volgen. Na de bocht naar links in Figaredo rijden we even later over de Caudal, we slaan linksaf en daarna rijden we over een brede weg door de vallei. We komen wat bochten tegen en het gaat zo nu en dan een beetje vals plat omhoog, maar veel maken we voorlopig niet mee. Als we de spoorbrug passeren waar we vorig jaar nog rechtsaf sloegen richting de Alto del Cordal rijden we nu rechtdoor het centrum van Pola de Lena binnen. Hier volgt dus de tussensprint, eentje die vals plat omhoog zal lopen.
![05552]()
![PHOTO-2024-04-26-17-33-24-1024x683.jpg]()
In Pola de Lena komen we letterlijk ieder jaar voorbij, dat heeft te maken met het feit dat je vanuit dit plaatsje aan de Cordal kunt beginnen, en aan La Cobertoria. Beklimmingen die we met de regelmaat van de klok zien verschijnen in de Vuelta, al slaan we zowel de Cobertoria als de Cordal een jaartje over. Alsnog rijden we nu door Pola de Lena, want ten zuiden van dit plaatsje kun je ook nog alle kanten op. In 2019 reden we van Pola de Lena naar La Cubilla, nu zoeken we Cuitu Negru weer eens op. In La Pola, zoals we Pola de Lena in het Asturisch noemen, komt ook jaarlijks de Ronde van Asturië voorbij. Al zo lang als ik me kan herinneren eindigt de eerste rit van de Vuelta Asturias in het centrum van Pola de Lena, waar kleppers als Txurruka, Anton, Betancur, Quintana en Simon Yates de afgelopen jaren wisten te winnen. Dit jaar was de eer weggelegd voor Isaac del Toro, momenteel bezig aan een verrassend slechte Vuelta. Afgelopen april maakte hij op de Cordal de tegenstand nog belachelijk, waarna hij met een minuut voorsprong op ploeggenoot Majka aankwam in La Pola. Enfin, na de tussensprint rijden we rechtdoor verder in Pola de Lena en even later verlaten we deze plaats. We vervolgen onze koers rechtdoor naar het zuiden, dwars door een vallei. In de zes kilometer die volgen tot we uitkomen in Campomanes loopt de weg steeds een beetje vals plat omhoog. Tussendoor komen de renners een paar rotondes tegen, meer dan dat valt er niet te beleven. We volgen een tijd de snelweg en rijden door wat kleine dorpjes, waar er opnieuw vrij veel opvallend gekleurde huizen staan. Ook in Campomanes hadden ze verf op overschot, we bereiken deze plaats na 117 kilometer. In de Vuelta van 2019 reden we door Campomanes heen op weg naar La Cubilla, een ellenlange klim waar Jakob Fuglsang vanuit de vlucht zou winnen. Nu gaan we vanuit Campomanes op weg naar een andere lange klim, een gruwelijke klim. Bij het betreden van het dorp slaan de renners linksaf, waarna ze over een wat smallere brug rijden. Een paar meter later slaan ze linksaf en weer een paar meter daarna gaat het naar rechts, waarna we Campumanes, zoals het dan in het Asturisch heet, weer gaan verlaten. De renners komen terecht op een brede weg langs de Rio Pajares, we gaan deze brede weg langs dit riviertje volgen richting de Puerto de Pajares. Van Campomanes rijden we naar Puente de los Fierros, het gaat zeven kilometer zo goed als rechtdoor over deze brede weg, die stiekempjes omhoog loopt. In deze zeven kilometer komen we een meter of 100 hoger uit, in aanloop naar de slotklim volgt er eerst een eeuwigheid vals plat in de vallei. Maakt de kans allemaal net wat minder groot dat er iemand gaat aanvallen voor de slotklim, het stuk dat je moet overbruggen tussen de Colladiella en de voet van de Cuitu Negru is wat lang. Het toeval wil dat we nu weer eens over de Ruta de la Plata rijden, de weg waar we in het zuiden van het land ook een paar dagen overheen mochten rijden. Tot we de laatste gruwelijke kilometers van deze rit bereiken rijden we over deze weg. Van vals plat gaat het naar stevige percentages, en die stevige percentages beginnen als we na precies 124 kilometer Puente de los Fierros bereiken. Een klein gehucht, met een paar gebouwen uit het jaar stillekes. In aanloop naar Puente de los Fierros ging het een kilometer aan 3% omhoog, maar zodra we het gehucht passeren gaat het in de resterende 18,9 kilometer van de rit gemiddeld aan 7,4% omhoog naar de top van Cuitu Negru. Een van de weinige beklimmingen van buitencategorie van deze Vuelta is officieel begonnen.
![DSC_0220.JPG]()
In de slotfase van deze rit gaan we klimmen naar Cuitu Negru, wellicht de lastigste beklimming van deze hele Vuelta. In eerste instantie rijden de renners 13 kilometer over een brede weg omhoog naar de top van de Puerto de Pajares, een klim met flink wat geschiedenis in de Vuelta. Het is een van de doorgangswegen tussen Asturië en Castilië en León, in die hoedanigheid is de Pajares wel eens midden in een rit gepasseerd, in de Vuelta van 2002 bijvoorbeeld. Maar de Pajares is ook vaak gebruikt als aankomst bergop, niemand minder dan Raymond Poulidor won hier bijvoorbeeld in 1965 een klimtijdrit van liefst 41 kilometer. In 2005 waren we dan weer getuige van wielergeschiedenis, het was in de rit met aankomst op de Pajares dat Roberto Heras samen met een Spaanse entente Denis Menchov op een hoopje reed. De Rus ging voor de rit nog aan de leiding, na de rit stond hij bijna vijf minuten achter Heras. Er kunnen hier dus vreemde dingen gebeuren, al is het waarschijnlijker dat alles gaat gebeuren in de laatste paar kilometer, voorbij de Puerto de Pajares. De Pajares begint met een kilometer aan 7%, over een brede weg rijden de renners verder omhoog door de vallei van de gelijknamige rivier. Het is hier prachtig groen, een heerlijke omgeving om doorheen te fietsen. De brede weg, die relatief weinig bochten kent, nodigt alleen niet uit tot een vroege aanval. Op deze stroken heb je graag je knechten nog op kop, vooral als het in de tweede kilometer slechts aan 4% omhoog gaat. Heeft te maken met een vlakke strook tussendoor, de Pajares is redelijk onregelmatig. In de derde kilometer gaat het aan 7% omhoog, daarna krijgen we met twee kilometer aan 8,5% te maken. In deze kilometers komen we voor het eerst boven de 10% uit, we noteren zelfs een piekje aan 14%. Na deze kilometers volgt er dan weer een makkelijker stuk van drie kilometer, waar de aanvalslust gedempt zal worden. Het gaat drie kilometer aan 4% omhoog, aan het eind van deze makkelijke fase bereiken we het dorpje Pajares. De klim is hier tamelijk onregelmatig, er zitten wat volledig vlakke stroken tussen en enkele stroken waar er alsnog duidelijk geklommen moet worden. Buiten het nietige dorpje Pajares gaat het nog 4,5 kilometer steil omhoog tot de top van de Puerto de Pajares, te beginnen met een kilometer aan 6,5% waarin we enkele stroken tot 10% tegenkomen. In de twee kilometer daarna loopt de brede weg door de groene omgeving aan 7,5% omhoog, met een steilste piek tot 14%. De leukste kilometer van de Puerto de Pajares volgt vlak voor de top, het gaat aan 11% omhoog, terwijl een bord langs de kant waarschuwt voor een strook aan 17%, por favor. Tot de top blijft het steil, in de laatste halve kilometer van de Puerto de Pajares komen we niet onder de 10% uit. Na 137 kilometer, op zes kilometer van de finish, bereiken we de top van de Puerto de Pajares. Op de top zien we een voormalige Parador, terwijl we verder zien dat we Asturië verlaten en Castilië en León betreden. Maar dat is tijdelijk, we gaan alsnog finishen in Asturië. Na de top van de klim volgt er een korte afdaling van een halve kilometer, de renners rijden rechtdoor omlaag over een weg die ook in Castilië en León nog steeds waanzinnig breed is. Na dit korte stukje in dalende lijn slaan de renners rechtsaf een andere weg in, een stevige bocht die op hoge snelheid genomen zal worden. Na de bocht rijden de renners over een wildrooster, waarna ze bijna de hilarische uitsmijter van deze rit gaan bereiken. Al moeten we nog heel even geduld hebben, na de bocht naar rechts volgt er wel direct een steile strook aan 11%, maar het gemiddelde van deze kilometer blijft steken op 6,5%. In de kilometer daarna komen we zelfs maar uit aan 2% gemiddeld, na een stuk in stijgende lijn wordt het helemaal vlak. We verlaten hier Castilië en León alweer en rijden opnieuw Asturie binnen, waar na een vlakke strook een passage volgt in het wintersportoord Brañillin. In dit plaatsje is in het verleden ook wel eens een rit aangekomen, Pedro Delgado vertelt hier in zijn nieuwe PericoPuertos alles over. De Colombianen probeerden hem het leven zuur te maken, maar Perico toonde zijn pokerface en aan het eind reed ie ze in de sprint uit het wiel, wel een aantal seconden achter de Rus Ivan Ivanov. In 1989 lag er een aankomst in Brañillin, net als in 1997, toen met Pavel Tonkov een andere Rus won. Nu gaan we verder omhoog, voorbij Brañillin begint het leukste deel van de klim. Een deel waar je veel over kunt vertellen, maar ergens is dat ook weer niet nodig. In de laatste drie kilometer van de etappe gaat het simpelweg aan 13% omhoog over een skipiste. We verruilen de brede weg voor een smal weggetje en langs de skiliften krasselen we omhoog naar de top van Cuitu Negru. Een kilometer aan 14%, eentje aan 12% en afsluiten tegen bijna 15%. Steilste pieken tot 24%, zelfs in de allerlaatste meters van de rit gaat het aan meer dan 20% omhoog. Hoe Vuelta wil je het hebben? De laatste drie kilometer van deze rit zijn onmenselijk, drie kilometer lang
rampas inhumanas. Al blijft het onregelmatig, merkwaardig genoeg. Zelfs op de piste komen we enkele beter lopende stroken tegen, waarna het dan een paar meter later weer aan 20% omhoog gaat. Enige mogelijkheid tot hollen en stilstaan is aanwezig, maar in die laatste strook naar de finish gaat sowieso iedereen dood. Een meter of 300 aan 18% in de absolute slotfase, lekker man. Cuitu Negru, na 16 kilometer serieus klimwerk nog even drie kilometers in de geest van de Angliru afwerken. Topshow, hopelijk.
![6d2f1]()
![q9bySz4.png]()
![86555153--1200x840.jpg]()
De Vuelta heeft meerdere aankomsten gekend boven op de Puerto de Pajares, al dateert de laatste van 2005. Er zijn ook meerdere aankomsten geweest in Brañillin, iets hogerop. Maar in 2012 kwam de organisatie op het idee om nóg verder omhoog te gaan. Een grindweg omhoog voorbij Brañillin werd geasfalteerd en voila: we konden drie kilometer verder klimmen tegen hilarische percentages richting de top van Cuitu Negru. Cuito Negro, maar dan in het Asturisch. In 2012 kwam de Vuelta meteen voorbij, het asfalt was nog pikzwart omdat het er pas net lag. Het werd een beetje een vreemde rit, waarin de vluchters om de zege mochten strijden. Het waren er alleen maar twee. Thomas De Gendt en Dario Cataldo reden samen over de top van La Cobertoria, ze daalden af richting Pola de Lena en daarna werkten ze dezelfde route af als nu. Ze werden gedurende de rit goede vrienden, ze namen de hele Pajares samen voor hun rekening en ook op die steile stroken richting Cuitu Negru bleven ze nog lang bij elkaar. Pas in de laatste twee kilometer van de rit kwam Cataldo met een versnelling, waar De Gendt geen antwoord op had. Toch werd het verschil nooit groot, De Gendt bleef steeds op een seconde of 10 van Cataldo hangen. In de laatste meters van de rit leek De Gendt zelfs even dichter te komen, maar de zege ging uiteindelijk toch naar Cataldo. De Italiaan had het heel zwaar in de laatste meters, naar eigen zeggen stond hij praktisch op het punt om voet aan de grond te zetten. Over de laatste 200 meter van deze rit deed hij meer dan een minuut, om meteen maar een beeld te schetsen. Zeven seconden later kwam Thomas De Gendt uitgepierd over de streep, zelfs in zijn bizarre wonderjaar 2012 kon hij toch niet alles. Het kunstje van de Stelvio werd niet herhaald, al scheelde het niet veel. Het peloton reed na La Cobertoria een minuut of zeven achter het kopduo, in de vallei richting de voet van de Pajares was het Euskaltel dat een paar mannetjes op kop zette in functie van Igor Anton. Goh, ik mis die tijd. Uiteraard kwamen ze geen seconde dichterbij, natuurlijk niet. Eenmaal op de Puerto de Pajares nam Saxo Bank het commando over in dienst van Contador. Het was de 16e rit, van Gijón reed men voor het eerst ooit naar Cuitu Negru en Contador stond in het klassement 22 seconden achter Rodriguez. Bertje kreeg het maar niet voor elkaar om die vervelende Purito te lossen, maar hij waagde onderweg naar Cuitu Negru een nieuwe poging. Op de brede weg omhoog naar de Puerto de Pajares reed zijn ploeg alles aan gort, na een versnelling van Rafal Majka zat er ineens bijna niemand meer in het wiel. Alleen Rodriguez kon mee, net als Alejandro Valverde en een piepjonge Nairo Quintana. Nairo debuteerde in 2012 in een grote ronde en dit was een van zijn beste ritten tijdens die ronde, hij ging zelfs even in de aanval. Nog op de brede weg, voor de top van de Pajares, ging Contador voor het eerst in de aanval. Hij kreeg het voor elkaar om Valverde te lossen, maar omdat Rodriguez strak op het wiel zat viel het toch weer stil. Quintana reed Valverde terug naar voren, waarna Piti zelf nog even in de aanval probeerde te gaan, maar het werd niet zijn dag. Eenmaal op de steilste strok van Cuitu Negru ging Contador nog een paar keer in de aanval. Iedere keer wapperde Valverde eraf, maar Rodriguez zat iedere keer opnieuw strak op het wiel. In de laatste 500 meter waagde Contador zijn laatste aanval, een ultieme poging om Rodriguez alsnog uit het wiel en uit het rood te rijden, maar nee, Purito boog niet. Hij bleef mooi in het wiel van Contador zitten, tot 50 meter van het eind. Pas in de laatste 50 meter volgde zijn klassieke sprintje, al duurt 50 meter op deze klim wel een eeuwigheid. Voor de laatste twee kilometer van de klim hadden Contador en Rodriguez bijna negen minuten nodig, schitterend. Rodriguez werd derde in de rit, hij pakte een paar boni's en er zat een gat van twee seconden tussen hem en Contador. Uitgelopen, nog steviger in het rood! Maarja, daags nadien gingen we naar Fuente De. Opvallend is dat de verschillen in 2012 redelijk beperkt bleven, Valverde hing de hele klim aan de rekker maar hij verloor uiteindelijk maar 20 seconden. Daarna zat er wel een groter gat naar Quintana en een nog groter gat naar Anton, die uiteraard het werk van zijn ploeggenoten niet kon verzilveren, maar na Anton bleef iedereen weer op een paar tellen van elkaar steken. De klim is dusdanig lastig dat de boel weer nivelleert, ofzo. De aflevering van PericoPuertos is verder wel weer de moeite waard, volgens hem is het de zwaarste klim van deze Vuelta. Een samenvatting in woorden:
Madre mía, qué dolor. Terrible, terrible. Maldita rampa. Hij had het zwaar, net als in 1989, toen hij op deze klim, minus de steile slotstrook, werd bestookt door de Colombianen. Maar ook toen bleven de verschillen beperkt en eindigde de rit zelfs in een soort van sprint, waarin hij zijn leiderstrui knap wist te verdedigen. In 2024 kwam hij onderweg naar boven een paar Engelse fietstoeristen tegen, ik heb nu ook geleerd dat het Engels van Perico niet heel indrukwekkend is. Wel indrukwekkend is zijn vorige PericoPuerto, blijkbaar heeft hij er ook nog eentje gemaakt voor die floprit richting Villablino, dat had ik even gemist. Ging hij met zijn zoon op pad, aww. Dit terzijde, we eindigen op Cuitu Negru en deze klim ligt in het wintersportgebied Valgrande-Pajares, een van de bekendste skigebieden in het Cantabrisch Gebergte. Wat moet een mens verder over een skigebied vertellen? Nou, dat het gebied in 1954 is geopend, dat ze de boel onlangs helemaal hebben verbouwd en verbeterd waardoor je hier nu kunt skiën, langlaufen en snowboarden. De vraag die je dan direct stelt is: kon dat eerst niet in een skigebied? In het seizoen 2022-2023 is er een kabelbaan geïnstalleerd die toegang geeft tot de hoge niveaus van het station. Het is het enige winterresort in het Cantabrisch gebergte dat over dit type lift beschikt, wat het gebruik van de faciliteiten gedurende het hele seizoen zal bevorderen. Er zijn in totaal zeven liften, naar de verschillende stations die het skigebied rijk is. Van Brañillin kun je mooi naar Cuitu Negru, maar je kunt ook nog andere kanten op. Blijkbaar lag er onder Brañillin ook nog een station, maar dat station bestaat inmiddels niet meer. Lag op het grondgebied van Castilië en León, terwijl Valgrande-Pajares van Asturië is. Dus bonje, dus sluiten we de boel in plaats van samen te werken. Random stukje vertaald Wikipedia waar geen touw aan vast te knopen valt: Het Cuitunigru-gebied is verdeeld in in totaal 3 valleien of hoofdsectoren, waaronder de Vallei van de Zon, de Vallón en de Tubu. Tegelijkertijd praten we over andere "subsectoren" die van groot belang zijn in het resort, zoals: "Hoya de Cuitunigru", "Les Patines" (deze laatste gedeeltelijk ontmanteld na de verwijdering van de gelijknamige skilift) en "La Hoya - Urbanización" (die, hoewel het nog steeds de kern van de diensten van het station is, twee skiliften heeft verloren die dat gebied bedienden). Vroeger vond in dit gebied van La Hoya - Urbanisatie in het weekend nachtskiën plaats. Nachtskiën, gaaf. Nou, goed, in het seizoen 2022-2023 heeft men dit hele skiresort lopen te verbouwen, werkelijk alles is op de schop genomen. Vandaar dat we na 12 jaar terugkeren naar Cuitu Negru, de updates en upgrades mogen aan de wereld getoond worden. Terwijl in de volgende alinea valt te lezen dat ze hier volledig afhankelijk zijn van sneeuwkannonen, ze hebben er een stuk of 90. Kansloze zaak, tijd om in te zetten op zomersport.
![sjcaGYR.jpeg]()
![pP7sVFg.jpeg]()
![poOhTfL.jpeg]()
In startplaats Infiesto wordt het overdag blijkbaar slechts 22 graden. Er is in de ochtend zelfs kans op regen, hebben de renners even mazzel dat ze pas 's middags van start gaan. Wind is er niet, ook niet in Pola de Lena, waar we gaan gaan toewerken naar de slotklim. Een heel minimaal windje uit het noorden, wat wel zou zorgen voor enige rugwind op de slotklim. Behoorlijk open terrein daar, dat zou dan nog enigszins helpen om die stroken aan 20% te overwinning. Bij het Estación invernal y de montaña Valgrande-Pajares wordt het ook 22 graden, met gedurende de hele dag een kleine kans op regen. Het blijft vermoedelijk gewoon droog, maar als er een paar druppels vallen komt dat niet geheel onverwacht. De laatste rit van de tweede week gaat pas om 13:40 van start, het is immers maar een korte rit. Na een neutralisatie van 11 minuten beginnen we om 13:51 echt. Dit is allemaal volledig live te volgen bij Eurosport, ze beginnen daar om 13:30 al aan de uitzending. Sporza zal pas weer aansluiten na de Renewi Tour vermoed ik zomaar. We hebben wel twee schermen nodig vandaag, die Renewi Tour gaat na vier zinloze dagen ook eindelijk eens een keer interessant worden. De renners worden tussen 17:20 en 17:42 aan de aankomst verwacht. Fietsend, of kruipend.
![26cbdfa5-864d-4ea3-b210-bf30d2403197_16-9-discover-aspect-ratio_default_0.jpg]()
In 2012 was de aankomst op Cuitu Negru een prooi voor de vluchters en dat lijkt me nu ook een vrij waarschijnlijk scenario. Ik denk dat we hetzelfde te zien gaan krijgen als op de Ancares, eerlijk gezegd. Bora gaat de hele dag niets doen, tot we de slotklim bereiken. Richting de top van de Pajares gaan ze de boel helemaal aan gort rijden, zoals Saxo in 2012. Daarna mag Roglic het zelf gaan uitzoeken op die waanzinnig steile stroken richting het skistation van Cuitu Negru. Ik zie Bora niet controleren voor de rit, want dan missen ze vuurkracht op de slotklim. Een andere ploeg zie ik hier al helemaal niet controleren, zeker niet na de slechte dag die Mas had op de Ancares. Oftewel, de vluchters zijn weer aan zet. Maar dat dacht ik gisteren ook, dus pin me er vooral niet op vast. Als de verschillen op de slotklim zo beperkt blijven als in 2012 kan O'Connor wellicht het rood nog behouden, maar ik vrees een beetje voor de zaak. Normaal wordt hij hier uit het rood gereden, zeker als Roglic er op tijd aan begint. Al komt de steile strook nu wel pas na een langere klim, misschien krijgt hij last van z'n rug, weten wij veel. De strijd tussen de klassementsrenners zal in ieder geval alleen maar plaatsvinden op de slotklim. En aan die klim beginnen ze een kwartier later dan de vluchters. Ditmaal zal er wel een grote vluchtersgroep wegrijden, waarschijnlijk op de eerste beklimming van de Colladiella. En die mannen mogen het dan onderling gaan uitvechten, voor het vermaak hopen we op een grotere groep dan in 2012. Twee mannetjes die uren op kop rijden, dat was ook niet heel vermakelijk. En dan was de versnelling van Cataldo nog niet eens echt een versnelling, in principe was die rit in 2012 stiekem best wel een beetje saai. Al zie je het dan weer niet zo snel gebeuren dat er tussen de favorieten eentje vandaag op de brede weg al gaat aanvallen, dat gedeelte viel niet tegen. De strijd om de ritzege was niet bijster interessant, hopelijk krijgen we vandaag op dat vlak meer spektakel. Bij de favorieten hopen we op een klein beetje rugpijn bij Roglic, anders is de Vuelta na vandaag misschien wel beslist.
1. Vine. Herkansing na de gemist kans op de Ancares.
2. Woods. Waarom niet nog een keer? Nu je er toch bent, weet je wel.
3. Poole. Je komt iedere keer weer bij dezelfde renners uit, als ze deze week al meermaals in de aanval zijn geweest is de kans groot dat ze dat nog een keer gaan doen.
4. Soler. Gewoon, om de tweede week met wat extra vermaak af te sluiten. Dat wordt echt afkicken na deze Vuelta, waar halen we dan onze levensvreugde nog vandaan?
5. Schmid. Heeft gisteren gewoon een dag overgeslagen in de vlucht. Schandalig, die moet er vandaag gewoon weer bij gaan zitten.