Etappe 9: Troyes - Troyes, 199 km“Ik kom er met graagte voor uit: ik ben helemaal anti. Ooit was ik tegen de Strade Bianche, maar alleen een idioot verandert nooit van mening. Die koers kan ik ondertussen appreciëren. Maar gravel in de Tour? Onzin, vind ik het. Vermaak voor de massa, brood en spelen. Er staat een beeld op mijn netvlies gebrand van Cadel Evans in de Giro van 2010. Hij won toen de gravelrit, maar kwam over de meet met een aangekoekte grind-brei die zijn hele gezicht bedekte. Is dat hoe we de renners willen zien?”
“De Tour beloont de compleetste renner, maar daar zijn limieten aan. Voor mij: geen gravel, geen col die zo steil is dat je er een mountainbikeverzet voor nodig hebt en ook geen kasseien. Ik moet er niemand van overtuigen dat ik een grote fan ben van Parijs-Roubaix, maar een Tourpeloton moet je daar niet over sturen. Ik snap dat ASO bezorgd is over te veel ‘overgangsetappes’ en dat de jeugd sprintetappes misschien een beetje saai vindt. Maar de remedie is niet de kermis van een Tourpeloton over gravel.
- PatLef
“Die gravelrit, dat slaat nergens op, ik snap niet dat ze dat nu weer opzoeken. Daardoor breng je de pechfactor te hard in het parcours. Het gaat om wegwielrennen.”
“Gravel kan zo’n impact hebben op het resultaat, puur door pech. Hetzelfde geldt voor kasseien, maar dat komt niet zo veel voor en en hoort historisch ook meer in die regio. Maar goed, voor de rest is het prachtig. De renners zullen drie weken lang aan de bak moeten”
- Richard P.
Kortom, we kunnen ons opmaken voor de leukste rit van de Tour. Het was een paar dagen afzien, maar nu gaan we helemaal los! Van Troyes naar Troyes, over liefst 14 onverharde stroken. Grof gravel, zoals je het ziet in Parijs-Tours, een koers waar Patrick Lefevere zijn mannen niet eens meer naartoe stuurt. We maken ons op voor 200 kilometer aan lekke banden en valpartijen, totale chaos en nul controle. Ik heb er waanzinnig ontzettend veel zin in. Ik zit al maanden te popelen, dat willen jullie niet weten. En avant.
![ec5aa]()
![76911]()
De nu al legendarische gravelrit, een primeur in de Tour, alleen dat ene strookje gravel bij Plateau des Glières tellen we niet mee, zal beginnen en eindigen in Troyes, een stad met 62.000 inwoners in het departement Aube, regio Grand Est. Het was een van de plaatsen waar gedurende de hoge middeleeuwen de jaarmarkten van Champagne werden gehouden. Champagne, dat woord gaat nu nog vaak horen en lezen. Een stad met een interessante geschiedenis, afgaande op Wikipedia. Vóór 22 v. Chr. vestigden de Tricassen zich in het gebied rond Troyes, de Tricassen! Daarna werd hier Via Agrippa aangelegd in opdracht van Marcus Vipsanius Agrippa. Deze weg verbond Boulogne-sur-Mer via Reims en Langres met Milaan en was van groot belang voor de toekomstige ontwikkeling van de stad Troyes. De stad kreeg toen de naam Augustobona Tricassium, deze vermelding werd gedaan door Plinius de Oudere en Ptolemaeus. De stad ontwikkelde zich langs de Via Agrippa naar het westen en het oosten (in het noorden en zuiden lagen moerassen). De stad had een oppervlakte van 80 ha en telde ongeveer 6.000 inwoners. Wow. In de 2e helft van de 3e eeuw kromp de stad tot een vierhoek met zijden van ongeveer 400 meter. Met stenen van monumenten werden stadsmuren gebouwd. Troyes werd al in de 4e eeuw een bisschopsstad, naar verluidt in 334. De bisschop werd de voornaamste gezagsdrager in de stad. Volgens de legende werd in 451 Attila de Hun bij de poorten van de stad tegengehouden door bisschop Lupus, en werd een plundering voorkomen. Attila de Hun, holy shit! Nou, goed, daarna gaat het verder over de vroege en late middeleeuwen, vooral in die tweede periode ging het hier wel lekker. Het geslacht van de graven van Champagne kwam op, in deze contreien. In deze periode begonnen ook de jaarmarkten van Champagne: er was een markt in juni en een in oktober. Troyes kende een grote economische bloei en werd de hoofdstad van het gebied, en gaf haar naam aan de gewichtseenheid troy ounce, die voor de prijsstelling van edele metalen nog steeds gebruikt wordt. Ook het stadsplan in de vorm van een champagnekurk (vandaar de bijnaam van de stad: Bouchon de Champagne) gelegen in een meander van de Seine ontstond in die periode. Een stadsplan in de vorm van een champagnekurk, geniaal. Al draaide het hier niet alleen om champagne, vanaf de 14e eeuw was het papier van Troyes zeer beroemd in Europa. De stad was ook bekend om haar glasraamkunst. In latere eeuwen ging het overigens wat minder met Troyes, onder meer dankzij een grote stadsbrand. De stadsmuren werden in de moderne tijd afgebroken en in de plaats kwamen boulevards. Troyes en de omliggende gemeenten werden een centrum van de bonnetterie, iets met textiel. Deze nijverheid was begonnen halfweg de 18e eeuw en kende haar hoogtepunt in de 19e eeuw. In 1874 werd een grote overdekte markthal geopend. Voor die markthal gaat de rit van start, sick. Zomaar een paar hoogtepunten in Troyes: De gotische kathedraal Saint-Pierre Saint-Paul, het Musée d'art moderne de Troyes, het Vauluisant-museum, het lokale Hôtel de Ville en de kerk van Saint-Rémy met een gedraaide toren. Ze hebben in Troyes ook een lokale voetbalclub, maar daar gaat het niet zo goed mee. ESTAC Troyes is onderdeel van de weerzinwekkende City Football Group, het moderne voetbal is echt een verzameling walgelijke toestanden bij elkaar. Ondanks de financiële steun van dit voetbalconglomeraat zijn ze gedragadeerd naar het derde niveau, lololol. Wel een lelijke noot om mee af te sluiten, laten we het iets vrolijker houden: veel kicken vakwerkhuisjes in het centrum van de stad, yes!
![emile-zola-studio-og-6-scaled-1-1600x900-1659794934.jpg]()
![20777731.jpeg?itok=YCq1113U1720187783]()
De spectaculairste rit van de Tour gaat van start in het centrum van Troyes, voor de deur van de overdekte markthal. Tijdens de neutralisatie gaan de renners deels over wegen rijden die ze in de finale van deze rit ook weer gaan zien. Zodra we het centrum verlaten rijden we een tijdje langs de andere kant van de Seine, over een kilometer of 200 keren ze aan de overkant van het water weer terug. Zodra we de stad verlaten rijden we dan weer een tijd over precies dezelfde weg, al is het altijd maar de vraag of de renners iets aan dit gegeven hebben, dat ze hier over een paar uur terugkeren is van later zorg. Na een passage door een aantal dorpjes gaan we een eind buiten Troyes officieel beginnen. De renners vertrekken op een plattelandsweggetje, de start is niet al te breed. In de eerste kilometer van de koers rijden ze rechtdoor richting Thennelières, een dorpje waar ze op de eerste rotonde van de dag botsen een dorpje waar de passage nog net even wat smaller is. Even verderop slaan ze in het centrumpje van het dorp linksaf en daarna volgen ze zeven kilometer dezelfde weg. Deze weg voert dwars door het platteland, ook al is het hier niet volledig plat. Richting het dorpje Laubressel loopt de weg wat vals plat omhoog, terwijl het terrein volledig open is. De wind kan hier eventueel ook z'n rol spelen, maar ze voorspellen helaas niet al teveel wind. Op een paar drempels in Laubressel na komen de renners vooral wat flauwe bochten tegen, en wat minimaal hoogteverschil. Een paar korte oplopende stroken, daar moeten de mannen die in de vlucht van de dag willen zitten het verschil proberen te maken. Ik neem aan dat er tijdens deze rit veel renners in de vlucht willen zitten, dat duel zou nog wel eens de moeite waard kunnen zijn. Als de wind wat harder had geblazen hadden we direct vanuit het vertrek misschien wel een waaierspektakel gezien, het terrein is er ideaal voor. Zo leeg zie je een omgeving zelden. Maarja, uiteraard is de wind dan niet op de afspraak. Na acht kilometer koers komt het peloton uit in Dosches, waar ze bij het lokale oorlogsmonument rechtsaf slaan. In Dosches vinden we wat meer bomen, uiteraard een paar huizen, en er staat ook nog een kicken molentje. Na de bocht naar rechts in Dosches rijden we zes kilometer over dezelfde weg richting Géraudot. Deze weg is wat meer beschut, loopt ook weer meer rechtdoor. We passeren een spoorwegovergang, dat is voorlopig het spannendste element van dit stukje van de rit. Eenmaal in Géraudot, een typisch ingedut dorpje waar de tijd stil is blijven staan, slaan we bij twee rotondes steeds rechtsaf, waarna we een tijdje door een fraai bos gaan fietsen. Dit bos ligt langs een meer, het Lac d'Orient. Een van de grootste artificiële meren van Frankrijk, er zijn er blijkbaar in het hele land maar twee die groter zijn. Ooit ontworpen om ervoor te zorgen dat Parijs niet overstroomt, naar het schijnt. Het meer maakt onderdeel uit van het Parc naturel régional de la Forêt d'Orient, in het hele natuurgebied en langs het meer stikt het van de campings, dus ik weet niet of ze deze gratis reclame echt nodig hebben. Het water komt niet eens in beeld voor de coureurs, dat scheelt dan weer.
![703452_montgolfiere_2.jpg]()
Van Géraudot rijden de renners een kleine 15 kilometer dwars door het Forêt d'Orient, na de eerste kilometers waarin het terrein volledig open was zitten we vervolgens continu in beschut gebied. De weg door het bos is breed en loopt voornamelijk rechtdoor, terwijl de renners wat voorzichtig hoogteverschil tegenkomen. Een paar strookjes vals plat omhoog, maar veel stelt dat niet voor. In dat hele stuk in het bos zit één keer een vervelende bocht naar links, verder komen we gedurende 15 kilometer amper iets tegen. De rit gaat heel leuk worden, maar we nemen wel een voorzichtige aanloop. Als er in de eerste kilometers al waaiers waren ontstaan bij heftige wind was alles hier weer bij elkaar gekomen. Na een kleine 30 kilometer koers bereiken de renners Vendeuvre-sur-Barse, waar de entree bestaat uit een smalle passage onder een spoorbrug door. De weg wordt snel weer breed, maar dan liggen er in het centrum van het dorp wel meerdere bochten op de renners te wachten. Na een kronkelende tocht door Vendeuvre-sur-Barse verlaten we dit dorp dat vooral bekend zou moeten zijn van de tractors die hier ooit geproduceerd werden. De Vendeuvre schijnt een heus tractormerk te zijn, maar ik denk dat zelfs Tim Declercq hier niet van op de hoogte is. Al vraag je je tegelijkertijd af waar hij wél van op de hoogte is. Enfin, na de technische doortocht in Vendeuvre-sur-Barse gaan we zo langzamerhand toewerken naar de eerste gravelstrook van de rit. Buiten Vendeuvre liggen er nog wat bochten, na een vervelende naar rechts gaat het 2,5 kilometer rechtdoor over dezelfde, brede weg. Het terrein wordt weer wat meer open, de wind heeft weer vrij spel. Even later slaan de renners een smaller en slechter weggetje in en dan gaat het een kilometer of vier vals plat omhoog richting Montmartin-le-Haut. Het terrein is nu volledig open, de passage langs eindeloze akkers wordt alleen even onderbroken voor een bochtige passage in het dorpje Nuisement. In en rond Montmartin-le-Haut loopt de weg een tijdje volledig rechtdoor, terwijl we mogen verwachten dat de ploegen tegen deze tijd een furieuze sprint hebben ingezet. Voorbij Montmartin-le-Haut zetten we immers koers richting het volgende dorp, Bligny. En daar, ja daar, ligt de eerste gravelstrook. Nog een paar kilometer tot dat punt, de billen kunnen samengeknepen worden. Een rechte weg van een aantal kilometer door volledig open terrein terwijl de wind op de afspraak zou moeten zijn, een nerveuze aanloop richting de eerste gravelstrook kan nog nerveuzer worden. Al duiken we vlak voor we Bligny bereiken wel een bos in, waar we eerst twee kilometer rechtdoor rijden over een vlakke weg, maar daarna loopt de weg drie kilometer lichtjes naar beneden met wat bochten erbij. Zo wordt de nerveuze aanloop ongetwijfeld nog wat nerveuzer, we zullen Bligny snel bereiken. Eenmaal in dit dorpje rijden we langs een kasteel. Leuk, denk je dan. Nou, daar zit nog wel een luchtje aan, dit kasteel is namelijk ooit eigendom geweest van Jean-Marie Le Pen. Bligny is een champagnedorpje, maar dit is geen feitje om spontaan een fles van te ontkurken. In ieder geval, in Bligny slaan de renners scherp linksaf en dan is de eerste strook echt dichtbij. Eerst gaat het anderhalve kilometer voornamelijk rechtdoor, op wat flauwe bochten na, vals plat omlaag. Vervolgens slaan we twee keer kort achter elkaar rechtsaf, de tweede keer wat scherper, hierna gaat het 300 meter rechtdoor en dan volgt er een schuine bocht naar links, waarna het feest gaat beginnen.
Een château met een luchtje
De entree van strook 14, de eerste gravelstrook van de dag
De exit van strook 14De renners nemen een schuine bocht naar links en dan komen ze terecht op een
chemin blanc, een witte weg. Strade Bianche, maar dan op z'n Frans. We bevinden ons inmiddels in het gebied van de champagne en we gaan dwars door de champagnevelden scheuren over onverharde wegen. Gravelwegen, met behoorlijk grove keien. Geen gravel zoals we in Italië gewoon zijn, nee, het is hier een stuk ruwer en ongepolijst. De eerste strook van de dag is strook 14, net als in Parijs-Roubaix gaan we aftellen. Strook 14 is net iets meer dan twee kilometer lang en brengt ons van Bligny naar Bergères. De strook loopt in het begin een aantal meter omhoog, maar zal verder vlak zijn. De gravelwegen zijn smaller dan de asfaltwegen, richting iedere strook krijg je dus hetzelfde te zien als in Parijs-Roubaix. Iedere keer een sprint richting de strook, om er maar als eerste aan te kunnen beginnen. Iedere keer een trechter, je moet nooit vreemd opkijken als er ineens een paar man op hun bek gaan. Extra nerveus zal het worden door de ondergrond, het barst hier van de kleine en grotere stenen. Het lijkt een zekerheid dat iedereen hier massaal lek gaat rijden. Dit wordt totale chaos, en daar heb ik me een partij zin in, dat willen jullie niet weten. We hebben tijdens de Tour de France Femmes van 2022 al een voorproefje gehad, toen reden we tijdens de vierde rit van Troyes naar Bar-sur-Aube. Ook al Troyes, dus. De dames kregen vier gravelstroken voorgeschoteld en dat leverde al genoeg chaos op. Valpartijen, lekke banden, de hele bingo kon afgestreept worden. Dat gaat de mannen ook wel lukken, geen enkel probleem. Na de eerste gravelstrook, waar ik verder weinig over kan vertellen aangezien er geen Streetview is, komen we uit in het dorpje Bergères. We slaan hier linksaf, rijden over een smal bruggetje, dan gaat het naar rechts en bij het verlaten van het dorp moet er vervolgens geklommen worden. We zetten nu koers richting Bar-sur-Aube, waar de Tourrit van de vrouwen twee jaar geleden eindigde. Zij reden in de finale over de Côte de Bergères en Côte du Val Perdu en hey, dat doen de mannen nu ook. Dat was overigens een vrij jammerlijke finale, de boel viel een beetje stil tussen de gravelstroken in en Marlen Reusser kon in haar eentje naar de zege brommeren na een aanval die iedereen zag aankomen maar waar toch niemand op reageerde. Ze moest daarna alleen nog even over de laatste strook en die twee klimmetjes zien te komen, maar goed, dat is voor een renster van SD Worx natuurlijk nooit een probleem. Voor de heren zal het ook niet echt een probleem zijn, na een wat smallere passage in Bergères komen we buiten het dorp in een bos terecht en daar loopt de weg 1,7 kilometer aan 5,2% omhoog naar de top van de Côte de Bergères, een eenvoudig klimmetje van de vierde categorie. Het profiel van Steef geeft aan dat er een halve kilometer vrij steil geklommen moet worden, aan bijna 10%, alles ervoor en erna is dan weer zo goed als vlak. Zou kunnen, optisch ziet het er in ieder geval niet zo uitdagend uit. Na 52 kilometer koers zijn we boven op dit klimmetje en dan volgt er een korte afdaling. De renners komen een paar flauwe bochten tegen, terwijl ze dwars door de champagnevelden afdalen over een lichtelijk hobbelige weg. Beneden komen de renners uit in Le Val Perdu, langs de kant van de weg staat een bordje met daarop de tekst
Route touristique de Champagne en een pijl naar rechts. Nou, in Le Val Perdu slaan we dus inderdaad mooi rechtsaf. Direct na deze bocht begint de weg opnieuw omhoog te lopen, we beginnen nu aan een ongecategoriseerd klimmetje dat in de Tour de France voor vrouwen nog wel gecategoriseerd was. Het gaat 1,5 kilometer aan 4,2% omhoog naar de top van de Côte de Val Perdu, in de Tour voor vrouwen de laatste uitdaging van de dag. Een makkelijk klimmetje, dat nergens echt steiler wordt dan 5%. Het had alsnog een klimmetje van de vierde categorie kunnen zijn, maar daar heeft men nu niet voor gekozen. Rechtdoor omhoog over een brede weg, waarna er een afdaling met daarin een aantal bochten volgt naar Bar-sur-Aube. Heel veel stelt deze afdaling niet voor, al komen we wel een haarspeldbocht tegen als we bijna beneden in Bar-sur-Aube zijn. De brede weg helpt, buiten het feit dat het hier bepaald niet steil is. Beneden in Bar-sur-Aube slaan de renners linksaf en daarna rijden ze via een wat smallere brug over de, verrassend, Aube. Eenmaal in Bar-sur-Aube hebben we 58 kilometer afgewerkt, we hebben meer dan een kwart van de rit afgewerkt en pas één
chemin blanc gezien. Bar-sur-Aube is overigens best een leuk plaatsje, het was een van de plaatsen waar gedurende de Hoge Middeleeuwen de jaarmarkten van Champagne werden gehouden, zo! Enkele restanten uit de hoogtijdagen van Bar-sur-Aube tijdens de middeleeuwen zijn nog te vinden. De koers is hier de afgelopen jaren vaker gepasseerd, zo won Martijn Reuser hier dus een rit in de Tour de France Femmes, maar ONZE Marijn van den Berg won hier dan weer een rit in de Tour de l'Avenir. Geen gravelstroken bij die gelegenheid, Mick van Dijke werd tweede en dus was er sprake van Nederlandse dominantie in de Ronde van de Toekomst.
![tour-de-france-2024-stage-9-climb-628b9da6df.jpg]()
![tour-de-france-femmes-2022-stage-4-climb-n5-c7bef599b6.jpg]()
![Reusser_JeffPachoudAFP-1200x770.jpg]()
![72_1_Eglise-Saint-Pierre-de-Bar-sur-Aube---%E2%88%8F-J.-Stracchi.jpg]()
![728640_eglise_saint-maclou_de_bar-sur-aube_3_-__studio_og_1.jpg]()
Als we in Bar-sur-Aube over de Aube rijden slaan we aan de andere kant van het water meteen rechtsaf, waarna er niet veel later een tweede bocht naar rechts volgt. We verlaten Bar-sur-Aube meteen weer, zonder het historische centrum met een bezoekje te vereren. Jammer, mooie vakwerkhuisjes wel in het centrum. Bar-sur-Aube is ook de plaats waar Jean-Claude Misac overleed, een Franse prof die in 1974 en 1975 de Tour reed. Hij kwam uit de omgeving van Bar-sur-Aube en niet lang na de Tour van '75 besloot hij te gaan trainen. Ter hoogte van Bar-sur-Aube kreeg hij een hartaanval en plots was alles voorbij. Dit ook weer volledig terzijde, we maken ons buiten Bar-sur-Aube op voor de tweede gravelstrook van de dag, die laat niet lang meer op zich wachten. We verlaten het dorp via het lokale industrieterrein en komen een kleine twee kilometer later uit in Fontaine. Het gaat in deze twee kilometer vooral rechtdoor, waarschijnlijk tegen een ontzettend hoge snelheid. De sprint richting de volgende strook gaat natuurlijk weer furieus zijn. Dat kan zomaar een paar slachtoffers gaan opleveren, vooral als we bij het binnenrijden van Fontaine over een smalle brug rijden. Als deze wegversmalling geen valpartij oplevert weet ik het ook niet meer. Na deze smalle brug gaat het meteen naar links, waarna het nog even wat smaller blijft. Buiten Fontaine wordt de weg weer breder, terwijl het anderhalve kilometer zo goed als rechtdoor gaat. Aan het eind van deze weg volgt een scherpe bocht naar rechts en dan kunnen we het gravel al bijna ruiken. Het gaat nu drie kilometer zo goed als rechtdoor over een brede weg, dwars door de open velden. De weg loopt anderhalve kilometer wat vals plat omhoog, daarna gaat het een paar meter naar beneden en vervolgens is het vlak tot in Baroville, het dorp waar de volgende strook gaat beginnen. Met hoge snelheid knallen we het dorp binnen, een dorp waar ook weer een wegversmalling op ons wacht. Na deze wegversmalling slaan we scherp linksaf, daarna rijden we rechtdoor in de smalle straatjes van Baroville, strook nummer 13 tegemoet. We duiken een straat met een gootje in, altijd link, en zien daarna aan de rand van het dorp weer wat champagnevelden opduiken. Tussen de wijnranken in ligt de volgende strook, het gaat schuin naar rechts, meteen omhoog, de smalle strook op. Deze tweede strook is 1200 meter lang, gemiddeld loopt het hier aan 6% omhoog. De strook begint meteen steil, over het bijzonder grove gravel gaat het zelfs 600 meter aan 9% omhoog, met een steilste strook tot 13%. Na een aantal meter rechtdoor gereden te hebben over de korrelige kiezels, volgt er een bocht naar rechts. Na deze bocht wordt de gravelstrook langzaam minder steil, maar de ondergrond blijft vragen om een eindeloze reeks platte tubes. Via een paar flauwe bochten bereiken we even later het eind van deze strook, een einde van de strook om ook weer even je hart bij vast te houden. Via twee bochten in dalende lijn verlaten we deze strook. Afdalen over dit grind, ik geef het je te doen. We slaan uiteindelijk linksaf en bereiken het asfalt. Hier is de ellende in zekere zin niet voorbij, want we hebben zojuist niet alleen strook 13 afgewerkt, poëtisch genoemd CB de Baroville (chemin blanc, voor wie het niet doorheeft), nee, we zijn ook begonnen aan een heuse klim. Het gaat in totaal 2,8 kilometer omhoog aan 4,8% naar de top van de Côte de Baroville. Eerst 1,2 kilometer over gravel, daarna nog eens 1,6 kilometer over asfalt. Het tweede deel van dit klimmetje van vierde categorie is minder interessant, het gaat nog even een dikke halve kilometer aan meer dan 5% omhoog, maar vervolgens is het vals plat tot de top. Een top die we na een kleine 70 kilometer bereiken. Nog maar 130 kilometer en 12 stroken te gaan.
De entree van strook 13![F9Ww4AcXYAA5WOv?format=jpg&name=large]()
![F9Ww4AbXsAEKYQt?format=jpg&name=large]()
Wat fraaie beelden van de organisatie
Het einde van de strook, een stukje in dalende lijn met een bochtje erbij
En de klim, het eerste deel onverhard, het tweede deel over een asfaltwegNa
chemin blanc nummertje 13 duurt het wel even voor we de volgende strook gaan bereiken. De renners hebben al twee keer hun leven op het spel gezet, maar hierna zal alles wel weer samentroepen voordat vanaf strook 12 de stroken elkaar sneller gaan opvolgen. Na het klimmetje in en rond Baroville volgt er een afdaling van een kilometer of vijf, al is afdaling wel een beetje een groot woord. De brede weg loopt heel geleidelijk en liefjes naar beneden, de renners komen voorlopig geen enkele bocht van enig belang tegen. Op de top krijgen ze een mooi uitzicht aangeboden over de champagnevelden, naar het schijnt vinden we in de omgeving van Baroville het grootste gebied vol wijngaarden in de regio Bar-sur-Aube. Baroville is een van de 320 gemeenschappen die aanspraak mag maken op de appellatie Champagne, amai. Voorbij de champagnevelden duiken ze even later een bos in en weer wat later komen ze uit in het dorpje Champignol-lez-Mondeville. In de omgeving van dit champagnedorpje zien we een heleboel witte wegen liggen, de renners komen voorlopig nog goed weg. In Champignol liggen enkele bochten, we slaan aan de rand van het dorp rechtsaf en dan verlaten we Champignol-lez-Mondeville op weg naar de tussensprint van de dag in Fontette. De weg tussen beide dorpen is een kleine negen kilometer lang, in deze negen kilometer rijden de renners steeds over een brede weg, vooral door open terrein. Het is hier behoorlijk glooiend, we gaan een paar keer merkbaar omhoog en omlaag en in die stukjes omlaag zitten dan toch nog wel wat bochten. Tussendoor rijden we ook nog door het gehucht Saint-Usage, waar een linke bocht naar links verstopt zit voorbij de kerk. Na 83,5 kilometer bereiken we Fontette en hier volgt de tussensprint van de dag. Is er even geen nervositeit omdat er voorlopig geen gravel te zien is, krijg je weer het nerveuze gedoe rond de sprint. Deze rit zal niet snel stilvallen, zoveel is duidelijk. Voorbij de tussensprint rijden de renners een tijdje over een plateau, waar de wind volledig vrij spel heeft. Het is anderhalve kilometer zo goed als vlak, waarna we vervolgens gaan beginnen aan een afdaling van vijf kilometer richting Essoyes. Al is afdaling opnieuw een vrij groot woord, het loopt vooral vals plat omlaag, bijna volledig rechtdoor. Een aantal kilometer komen de renners geen bocht tegen, pas als ze bijna in Essoyes zijn komen ze een paar simpele bochtjes tegen. In volle vaart denderen we het centrum van dit pittoreske champagnedorpje binnen, waar het wel even technisch gaat worden. We knallen over een brug in het centrum, langs een mooi vakwerkhuisje af, en dan gaat het kort achter elkaar naar rechts, naar links en weer naar rechts. Bij het verlaten van Essoyes fietsen we langs het Maison Renoir, het huis waar de Franse kunstschilder Pierre-Auguste Renoir zijn zomers doorbracht met zijn gezin. Zijn vrouw was afkomstig uit dit dorpje, zegt het verhaal. De schilder en zijn vrouw liggen begraven op de gemeentelijke begraafplaats. Het huis van Pierre-Auguste en Aline Renoir is sinds 2017 opengesteld voor het publiek. Dit omvat zijn schildersatelier in de achtertuin. Verder is er in het Centre culturel L'Espace des Renoir in het centrum van de gemeente een permanente tentoonstelling over het leven van de Renoirs in Essoyes. Na een kleine 90 kilometer rijden we dwars door Essoyes, een gemeente in de wijnstreek Côte des Bar, in het zuidelijke deel van de Champagne. Vanaf dit moment gaat de rit écht los, vanaf nu hollen we van gravelstrook naar gravelstrook.
![%2Fmethode%2Ftimes%2Fprod%2Fweb%2Fbin%2F432388ae-46ba-11e7-a901-fbc155c10c07.jpg?crop=1500%2C844%2C0%2C78&resize=1200]()
Buiten Essoyes rijden de renners drie kilometer zo goed als rechtdoor over een brede weg richting Loches-sur-Ource, het is inmiddels helemaal vlak geworden. Bij het binnenrijden van dit dorp rijden we langs een heus kunstwerk, bestaande uit twee glazen en een champagnefles. Origineel, wel. In Loches-sur-Ource kunnen slimme renners een stuk afsteken, over een aantal kilometer keren we namelijk terug naar dit dorp. Bij onze eerste passage in Loches-sur-Ource slaan we linksaf in het centrum, nadat we over een paar drempels zijn gesprongen. Via een net wat minder brede weg verlaten we vervolgens het dorp, een weg die even verderop nog wat minder breed wordt als we via een smalle brug over de Ource rijden. En dat vlak voor we aan strook 12 beginnen, valpartijen gegarandeerd. Na de passage over de smalle brug blijft de weg relatief smal. Door de bossen rijden we drie kilometer redelijk rechtdoor, terwijl de weg redelijk stevig omhoog zou moeten lopen. Gemiddeld gezien nog geen 3%, maar er zou een kilometer aan 5% tussen moeten zitten. Zie ik er niet helemaal aan af, maar het is in ieder geval niet volledig vlak en dat zou de aanloop richting
chemin blanc nummertje 12 iets minder nerveus moeten maken. Al wordt dit wel echt een belangrijk punt, vanaf nu volgen ze elkaar dus snel op. Na een tijdje zo goed als rechtdoor te hebben gereden slaan de renners ineens scherp rechtsaf, langs weer wat wijnranken af rijden ze omhoog een bos tegemoet. We gaan na nog een paar meter asfalt beginnen aan CB des Hautes Forêts, een naam die niet echt gelogen is. Boven op de heuvel ligt een bos en daar verruilen we het asfalt voor gravel. Strook nummer 12 is een lange, we gaan 2400 meter over onverharde wegen crossen. De weg liep richting de gravelstrook steeds omhoog, maar zodra we het bos en de onverharde wegen bereiken wordt het juist weer vlakker. Het glooit een beetje in het bos, de weg gaat wat op en af. Na een tijd verlaten de renners het bos in dalende lijn en komen ze weer tussen de champagnevelden terecht. Er zijn slechts fragmenten van de strook te zien, maar we moeten dus in ieder geval deels in dalende lijn over het gravel rijden. Redelijk fijn gravel hier, ik heb al grovere stroken gezien. Al liggen er alsnog vrij veel stenen, dit wordt echt een loterij van jewelste. Het materiaal moet op orde zijn en je moet goed sturen, maar je moet ook een waanzinnige portie geluk hebben tijdens deze rit. En sowieso kan het initiatief nemen hier geen kwaad, beter vooraan rijden en je eigen lijnen kiezen dan ergens achteraan bungelen, maar dat is wellicht een Nysje van me. We hobbelen nog een tijdje verder over een hoogvlakte, waar het wat op en af blijft gaan. Na 2400 meter zit deze gravelstrook er vervolgens af. We laten de champagnevelden tijdelijk achter ons en duiken een bos in. Hier verruilen we het gravel voor een smalle asfaltweg. Deze smalle asfaltweg loopt de komende drie kilometer omlaag richting Neuville-sur-Seine. De renners komen een aantal bochten tegen, maar heel veel stelt dit afdalinkje niet voor. Weinig gevaar, na die lange gravelstrook zal het peloton sowieso op een lint zitten en dus kan iedereen hier veilig omlaag. Beneden bereiken we na 102 kilometer Neuville-sur-Seine, waar het hoogtepunt een mariabeeld is van een meter of 23 hoog. Notre-Dame des Vignes, Onze Lieve Vrouw van de Wijngaarden. Speciaal voor de gelegenheid draagt Maria een tros druiven in haar hand, je moet het maar verzinnen. In Neuville-sur-Seine slaan we overigens rechtsaf, waarbij de belangrijke mededeling is dat we de helft van de rit hebben gepasseerd. Al dik 100 kilometer gehad, en pas drie stroken. Nou, dat tempo gaat in de tweede helft van de rit flink omhoog.
De aanloop richting strook 12, we rijden het bos in en daar begint, buiten beeld, de strook
De renners verlaten het bos in licht dalende lijn
Het einde van strook 12, we verlaten het gravel en dalen over een smalle asfaltweg af in het bos
Notre Dame des Vignes, in Neuville-sur-Seine
Met druiventros!Nadat we beneden in Neuville-sur-Seine rechtsaf zijn geslagen rijden we 2,5 kilometer rechtdoor over dezelfde, brede weg. De renners rijden dwars door Buxeuil tijdens deze tocht van 2,5 kilometer, buiten dit kleine plaatsje gaat bijna direct strook nummer 11 beginnen. Na heel even genoten te hebben van een brede en rechte weg slaan de renners even voorbij Buxeuil scherp rechtsaf, een smalle weg in. Deze weg is nog een aantal meter geasfalteerd, maar even verderop begint een nieuwe gravelstrook. Een van de langste stroken van de dag, we beginnen aan
chemin blanc 11, die van Polisy à Celles-sur-Ource. Liefst 3400 onverharde meters achter elkaar, met als extra moeilijkheid dat er ook nog eens geklommen moet worden. Het gaat 2,2 kilometer omhoog aan 5%. Deze klim begint enorm eenvoudig, het is praktisch anderhalve kilometer vals plat, maar dan gaan we aan het eind nog even helemaal los. Een meter of 700 aan 8,5%, met een piek tot 13%. Klinkt heel lastig, maar ik kan er verder weinig over vertellen aangezien de meeste gravelstroken in deze omgeving zijn overgeslagen door Google. Die lul in z'n Streetviewkarretje houdt vooral van geasfalteerde wegen, wat een mietje. Maar goed, we hebben als het over deze strook gaat gelukkig wel nog wat beelden van de organisatie en die beelden zijn vrij bijzonder. Een strook met een geul in het midden, leuk als het regent. Hebben ze bij de organisatie even mazzel dat het droog lijkt te blijven, anders zouden hier nog meer ongelukken gebeuren. Deze strook en de vorige maakten overigens ook deel uit van de rit in de Tour de France Femmes van 2022, alleen reden we ze toen wel in tegengestelde richting. Nadat de renners 2,2 kilometer geklommen hebben komen ze na 107,5 kilometer boven op de Côte de Val Frion, een klimmetje van de vierde categorie. Na deze klim rijden ze nog 1,2 kilometer verder over een onverharde weg, over La Plaine des Celles. Ter hoogte van het vliegveld van Aeroclub de Celles-sur-Ource bereiken we het einde van de gravelstrook, in de laatste meters ziet de strook er behoorlijk Strade Bianche-achtig uit. Zodra we het gravel opnieuw verruilen voor het asfalt beginnen we aan een denderende afdaling richting Celles-sur-Ource, de smalle en een dankzij de Tour de France Femmes vers geasfalteerde weg zal 1,5 kilometer aan meer dan 7% omlaag lopen. Er zit zelfs een stukje aan 10% tussen, waarschuwt een bord langs de kant van de weg. Een paar flauwe bochten, maar geen echte bochten, dat maakt het dan weer wat makkelijker. Bovendien zal de groep hier niet enorm groot zijn, na bijna 3,5 kilometer aan gravel met daarin een klim van twee kilometer. De koers gaat hier vermoedelijk al volledig opengebroken zijn, genot! Beneden in Celles-sur-Ource volgen er in de smalle straatjes nog wat listige bochtjes, de lastigste bocht is de laatste. Helemaal beneden gaat het scherp naar rechts, als je deze bocht niet goed inschat fiets je zo bij een van de vele champagneboeren zo het erf op.
De entree van strook 11, het getrainde oog ziet in de verte het eerste grind liggen![F9W77Z7WMAAlFz5?format=jpg&name=large]()
Niet alle stroken zijn goed te beoordelen, gelukkig heeft de organisatie van enkele stroken wat foto's met ons gedeeld
Het einde van de strook, ter hoogte van de lokale aerodrome op de hoogvlakte boven Celles-sur-Ource. En of er gevlogen gaat worden in het peloton
Laagvliegen voor gevorderden in Celles-sur-Ource
Kicken uitzicht op de topNa de lastige bocht naar rechts in Celles-sur-Ource, waar we na 109,5 kilometer passeren, zijn we wel meteen beneden. We bereiken ook weer een brede weg, die weg volgen we een aantal kilometer als we via Landreville terug naar Loches-sur-Ource rijden. Onze tocht begint met een nieuwe passage over de Ource, daarna volgen we 7,5 kilometer dezelfde weg. Deze weg is vooral recht, vooral vlak en best breed. Het wordt alleen even wat smaller als we door Landreville rijden, maar buiten dit dorp is het weer breed tot we in Loches-sur-Ource aankomen. De renners rijden afwisselend langs velden vol wijnranken en door de bossen, een beetje het verhaal van de hele rit tot nu toe. Na twee stroken kort achter elkaar is dit even kort een moment om op adem te komen, maar dan moet je snel zijn, want zodra we Loches-sur-Ource voor de tweede keer vandaag bereiken gaan we bijna direct beginnen aan strook 10. Eenmaal in de bebouwde kom slaan de renners bijna meteen linksaf, een vrij smal weggetje in. De weg loopt daarna een aantal meter rechtdoor, waarna we buiten het dorp schuin rechtsaf slaan. Na deze bocht schuin naar rechts loopt de weg, nog steeds smal, gelijk omhoog. We gaan over een aantal meter niet alleen aan de volgende strook beginnen, we beginnen ook gelijk aan de laatste officiële klim van de dag. Het gaat vanaf nu drie kilometer aan 4,3% omhoog naar de top van de Côte de Chacenay, een klimmetje van de vierde categorie. Op de eerste paar meter na is deze hele klim onverhard, en na de klim gaan we nog wat verder vals plat omhoog over de
chemin blanc. Strook 10, CB de Loches-sur-Ource à Chacenay, is de langste van de dag, we rijden liefst 4200 meter achter elkaar over de smerige kiezels van de champagnestreek. Er zijn weer bijzonder weinig beelden te vinden van deze strook, al kun je wel het begin van de strook zien en daar valt op dat het weer bepaald geen fijn grind is. Geen korrels, maar onderhand halve keien. De strook voert door behoorlijk open gebied en kent enkele bochten, om het nog even wat moeilijker te maken. Gravelbochten, hier komt de techniek bovendrijven. Terwijl de weg dus ondertussen ook nog eens klimt, vooral richting het eind heel steil. Het gaat eerst anderhalve kilometer vrij gelijkmatig aan 5% omhoog, na een vlakker stukje en zelfs een klein stukje in dalende lijn volgt er richting de top van de klim een stevige uitsmijter. Een steile halve kilometer, met een piek tot 14%. Een klein stukje Le Tolfe midden in je rit, we hopen op een grandioos spektakel. Na 121 kilometer komen de renners boven op deze klim, maar eigenlijk zijn ze dan nog niet helemaal boven. Na de klim loopt het nog anderhalve kilometer verder vals plat omhoog, vooraleer we richting het einde van de strook een paar meter lichtjes afdalen terug naar het asfalt. Het asfalt bereiken we op een rechte manier, in de laatste meters van de strook heb je dan weer weinig techniek nodig. Zodra we in de buurt van Chacenay het asfalt bereiken slaan we bijna meteen rechtsaf een weg in die voorlopig smal blijft. Enkele meters later gaat het naar links en dan komen we weer op een bredere weg terecht. Een korte adempauze op weg naar de volgende strook, al moet er na de bocht naar links wel weer een aantal kilometer gedaald worden.
Champagnekunst in Loches-sur-Ource
De eerste meters van strook 10, met zoals te zien valt behoorlijk grof grind
Een sfeerbeeld van een lokale krant, waar je verder weinig aan hebt aangezien de fotograaf van dienst vooral aandacht heeft voor zijn lullige playmobilpoppetje
Nog een sfeerbeeld, al zijn deze beelden van de winter en dat geeft ook niet echt goed de staat van het gravel weer
Het einde van de strook, mooi langs de bomen af
Het profiel van de klim, al volgt er hierna nog een valsplatte uitloper van anderhalve kilometerWe zetten de afdaling in richting Éguilly-sous-Bois, de brede weg loopt eerst 2,5 kilometer zo goed als rechtdoor vals plat omlaag dwars door een agrarisch landschap. Na dit rechte stuk doemen er uit het niets ineens drie haarspeldbochten op, tamelijk random. Maar goed, hier moeten de renners dus even op hun qui-vive zijn. Al zijn de bochten niet heel lastig, het gaat hier niet steil omlaag en de weg is breed. Na deze willekeurige haarspeldbochten gaat het weer rechtdoor verder, vals plat omlaag richting Éguilly-sous-Bois. Zodra we de eerste huizen van dit dorpje bereiken volgt er een venijnig bochtje naar links, daarna zijn we beneden en wordt het tijd om ons op te maken voor strook 9. De gecategoriseerde klimmetjes zijn voorbij, maar dat wil niet zeggen dat het restant van de rit vlak is. Buiten Éguilly-sous-Bois loopt de brede weg door een bos drie kilometer omhoog aan 2%. Oké, ook weer geen echte klim, maar de aanloop richting CB du Plateau de la côte des Bar is ook weer niet volledig vlak. Buiten het bos wordt het wel vlak, we bereiken het plateau en dit plateau wordt gedomineerd door akkers en windmolens. We slaan boven linksaf en na die bocht rijden we een kilometer rechtdoor in deze open omgeving, vals plat omlaag. Na deze kilometer slaan de renners schuin linksaf de volgende strook op, we beginnen aan strook 9 en deze strook is 2200 meter lang. Over een gravelweg die wederom voorzien is van de nodige zichtbare stenen rijden we praktisch continu rechtdoor, heel lichtjes vals plat omlaag. Naast de keien, die er weer voor kunnen zorgen dat er de nodige lekke banden te noteren vallen, is het vooral de wind die hier een rol kan spelen. Verder is het een strook rechtdoor, dus hoeven we niet te verwachten dat dit per definitie de strook is waar de beslissing valt. Dan kunnen we eerder denken aan de eerdere stroken, waar er geklommen moet worden en waar er bochten te vinden zijn. Dit is relatief makkelijk, of zou dat moeten zijn. De enige moeilijkheid volgt in feite aan het eind van de strook, bij het verlaten van deze strook volgt er een stevige bocht naar rechts, terug het asfalt op. In licht dalende lijn, je ziet hier zomaar iemand een lelijke schuiver maken. Als de renners de strook hebben verlaten volgen ze drie kilometer dezelfde asfaltweg richting Beurey. Het is een beetje een plattelandsweggetje, niet al te breed en voorzien van gevlekt asfalt. De omgeving is agrarisch, de renners komen vooral een hoop akkers tegen. Weinig wind vermoedelijk, doet pijn. Had deze rit nóg meer cachet kunnen geven, maar aan geluk doen we niet. Richting Beurey loopt de weg nog even een paar kilometer verder vals plat omhoog, vlak voor we het dorp bereiken volgt er dan weer een kort knikje omhoog van een halve kilometer. Helemaal vlak is het tegen deze tijd nog niet, maar qua hoogtemeters ligt het zwaartepunt van de rit nu wel al achter ons. We hebben vijf gravelstroken achter de rug en de volgende gaat ook nog wat klimwerk met zich meebrengen, maar alles wat daarna volgt gaat een stuk vlakker zijn. Na 137 kilometer, op dik 60 kilometer van het eind, rijden de renners door Beurey. Ze slaan hier rechtsaf en even verderop volgt er in de buurt van de kerk een bocht naar links. Daarna laten we Beurey weer snel achter ons en gaan we als de wiedeweerga op weg naar strook 8. We tellen af en dat gaat steeds sneller.
De entree van strook 9
Wederom een mooi sfeerbeeld, met een hoofdrol voor windmolens en dat domme poppetje
Het einde van de strook, met een hippe pijl voor nog meer duidelijkheidVan Beurey zetten de renners koers naar Thieffrain, de weg loopt een kilometer of drie vooral vals plat omlaag door een agrarische omgeving. Enkele flauwe bochten, niet de breedste weg, maar de aanloop naar de volgende strook is niet direct heel lastig. Als we Thieffrain bereiken slaan we eerst schuin rechtsaf, daarna gaat het bij de kerk naar links, net als in het vorige dorpje. Voorbij de kerk gaat het nog even een halve kilometer rechtdoor over een vlakke weg, waarna we ineens scherp linksaf slaan. We rijden over een bruggetje en hier verruilen we wederom het asfalt voor grind. Strook 8 is begonnen, CB de Thieffrain à Magnant. Dit is een bijzonder lange strook, we rijden 3900 meter achter elkaar over een onverharde weg. Dat niet alleen, het loopt hier ook nog eens omhoog. Gemiddeld gezien aan 2%, maar dat is niet het hele verhaal. Drie kilometer lang is de strook hooguit wat glooiend, maar in de laatste kilometer van strook 8 volgt er een steil stukje. Aan het eind van deze strook gaan we eventjes recht omhoog, wellicht een mooie gelegenheid om een straffe demarrage uit de dijen te schudden. Al moet je daar ook wel weer lef voor hebben, want na deze strook wordt de rit echt een stuk makkelijker. Min of meer het laatste klimwerk. Nog zeven stroken hierna, maar dat zijn bijna allemaal vlakke stroken. Het venijn zit in het middenstuk van de rit, hopelijk beginnen de groten er vroeg aan. Zo niet, dan zou het nog wel eens met een sisser kunnen aflopen allemaal. Het leuke van strook 8 is wel dat er een paar flinke bochten in deze strook zitten, in Parijs-Roubaix kun je in dit soort bochten altijd wel het verschil maken, zelfs als het helemaal vlak is. Nu liggen hier geen kasseien en rijden we over grind, maar het effect zou hetzelfde kunnen zijn. Zou wel lachen zijn, een paar van die minkukels die rechtdoor gaan in de bocht terwijl de echte profs het gras afmaaien en de rest hun hielen laten zien. We blijven hyped, tot en met. Na 145 kilometer koers, op 55 kilometer van het eind, komen de renners boven op een parkeerplaats vol grind. In de buurt van het dorpje Magnant slaan ze rechtsaf, waardoor ze het dorpje niet eens van dichtbij gaan zien. Na een steil laatste stukje van de grindstrook is het na de bocht naar rechts meteen vlak, na een paar vlakke hectometers volgt er een afdaling van 3,5 kilometer richting Villy-en-Trodes. Door een bos gaat het behoorlijk rechtdoor net iets meer dan vals plat omlaag, een afdaling is eigenlijk weer wat veel eer. Pas als we het bos verlaten en we weer wat wijnranken zien komen we iets meer bochten tegen, maar niets om wakker van te liggen. Eenmaal in Villy-en-Trodes volgt er wel een stevige bocht naar rechts, direct daarna gaat het naar links en daarna kan de sprint richting strook 7 ingezet gaan worden.
De entree van strook 8, een linke bocht naar links over de brug, opletten voor een stootlek zo te zien
Daar zijn we weer, met zo'n sfeerbeeld
De brede exit van de strook, met een blik in de de diepte, daar komen we dus vandaan
Toch maar even het hoogteprofiel van de strook, zo'n beetje het laatste klimwerk van de dagBuiten Villy-en-Trodes loopt de weg heel even omhoog, maar eigenlijk mogen we wel stellen dat het in de drie kilometer buiten het dorp tot aan het begin van de volgende strook simpelweg vlak is. Vlak, maar wel enigszins bochtig. De renners rijden weer het natuurpark van Forêt d'Orient binnen, waar ze in het begin van de rit ook al doorheen zijn gereden. We komen genoeg bomen tegen, maar tussendoor toch ook wat grond die gebruikt wordt voor agrarische activiteiten. Na een tijd volgt er een bocht naar rechts, daarna loopt de plattelandsweg in de omgeving van Briel-sur-Barse weer even rechtdoor, tot we na 152 kilometer ineens scherp linksaf slaan. Na deze bocht beginnen we aan een nieuwe grindweg, strook 7 wordt betreden. Chemin blanc de Briel-sur-Barse, een vlakke strook van 2200 meter. Een strook waar weinig gebruik van wordt gemaakt, getuige het gras in het midden van de strook. Al stel ik me zo voor dat ze hier de boel een beetje bijgewerkt hebben voor de Tour. De strook is zo goed als vlak, dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat er wel wat bochten in de strook zitten, zo slaan de renners na 500 meter scherp linksaf. Een dikke 300 meter later komen ze zelfs een heuse chicane tegen, daar kun je als renner of als ploeg wel het een en ander forceren. Hopen we, dit moet immers de leukste rit van de Tour worden. Al is het mij volstrekt onduidelijk wat tegen deze tijd de situatie is, in een extreem geval is alles door valpartijen, lekke banden en het hoge tempo in stukken en brokken uiteen geslagen, in een minder extreem geval fiets je hier nog rond met een mannetje of 100 en maken we ons langzaam op voor een sprint. Door de aard van het grind en het parcours met haar boobytraps neig ik eerder naar het eerste, maar veel verstand blijk ik er doorgaans niet van te hebben. Na de chicane gaat het in ieder geval 400 meter rechtdoor, daarna volgen er in de resterende kilometer van deze strook wat meer bochtjes. Aan het begin van de strook zie ik naast het gras ook wel wat putten, deze strook kan ondanks het vlakke karakter toch nog voor het een en ander aan vermaak zorgen. Na 154 kilometer, op 45 kilometer van de finish, verlaten we strook 7. We slaan rechtsaf en rijden over een keurig geasfalteerde weg verder. Het stuk tussen strook 7 en strook 6 is relatief lang, het is bijna 12 kilometer wachten op het volgende gravelgeweld. Dat is tamelijk lang, niet ideaal om hier als vluchter alleen of in een klein groepje rond te rijden. Er is wat tijd om een organisatie op poten te zetten. Aangezien ik links en rechts andere grindwegen zie verschijnen is die keuze bijzonder te noemen, al is het wellicht ook wel wat veel van het goede om continu over onverharde grond te rijden. In ieder geval, na het verlaten van strook 7 rijden we vier kilometer over een zo goed als vlakke en behoorlijk rechte weg naar Montiéramey. We fietsen onderweg over een kanaal en verder rijden we dooral door het bos, terwijl er weinig bijzonders waar te nemen valt. Na 158 kilometer bereikt het peloton, of wat daar nog van over is, Montiéramey. In dit plaatsje langs het spoor vinden we vooral een hoop opknappertjes, de boel lijkt massaal op instorten te staan. Als lokale toeristische hoogtepunt wordt een oude abdij genoemd, met op het terrein van de abdij ook nog een kicken torentje en een oude molen. Waarbij oud wel echt het codewoord is, met alleen een likje verf kom je er hier niet.
De renners slaan linksaf strook 7 op, een strook waar in het dagelijks leven weinig gebruik van wordt gemaakt
Het einde van strook 7, de renners slaan rechtsaf en vervolgen geasfalteerd hun weg
De toeristische attractie van MontiérameyNog 41 kilometer te gaan, Troyes komt langzaam maar zeker weer in beeld. Ons rondje is al voor een heel groot deel gedaan, ik neem aan dat we nu al in volle finale zitten, maar zo niet, dan moet die finale nu maar gaan beginnen. In Montiéramey slaan de renners linksaf, daarna rijden ze een kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg tot in Montreuil-sur-Barse, waarbij ze halverwege dit stukje een keer over de rivier de Barse mogen rijden. In Montreuil-sur-Barse gaat het naar rechts en vrij snel daarna meteen weer naar links, hierna komen we op de weg terecht die ons naar de volgende strook gaat brengen. Duurt nog wel even, dit tussenstuk is echt vrij jammer. Het is nog zes kilometer scheuren over verharde wegen, op weg naar het volgende onverharde stuk. De weg is bijna volledig vlak en voert dwars door een gebied waar de boeren trots op zullen zijn. De champagnevelden liggen inmiddels wel achter ons, hier vinden we eerder volden vol maïs. De weg kent enkele flauwe bochten, maar het gaat grotendeels rechtdoor in dit lege terrein. Een ideaal moment voor het peloton om orde op zaken te stellen, derhalve een minder ideaal moment voor de koers. Dat we finishen in Troyes heeft zo z'n nadeel, je kunt hier alsnog genoeg onverharde stroken vinden, maar zonder klimwerk erbij is het de vraag of het veel gaat opleveren. Aan het eind van dit lange stuk over dezelfde weg slaan we ineens scherp rechtsaf een smal weggetje in, langs het maïs af. Dit weggetje voert direct naar strook 6, het volgende grindpad. Na een kleine halve kilometer rechtdoor te hebben gereden over de smalle weg volgt er een bocht naar links, we betreden chemin blanc du Ru de Paradis. Een van de kortste gravelstrook van de dag, deze is slechts 1200 meter lang. De naam is niet eens gelogen, want deze strook is zowaar via Streetview te bewonderen, daadwerkelijk een heus paradijs! De strook ziet er niet al te ingewikkeld uit, op een paar flauwe bochten na gaat het vooral rechtdoor. Het gravel ziet er op zich niet verschrikkelijk uit hier, al kunnen we de kritiek van bepaalde mensen wel begrijpen. Patrick Lefevere krijgt bijvoorbeeld een ontzettend hoge bloeddruk van deze rit. 'Alle tijdwinst van Remco Evenepoel kan met een lekke band weg zijn.' Dat klopt helemaal, die kans lijkt me zelfs 100%. De pechfactor gaat een ontzettend grote rol spelen, dat kan niemand ontkennen. Met eerlijkheid heeft het niets te maken, maar we hebben deze Tour al ontzettend veel vlakke ritten gezien waarin er niemand überhaupt zin had om in de vlucht van de dag te zitten en het uren aftellen was naar de onvermijdelijke massasprint, dus wij danken God op onze blote knietjes voor deze fenomenale gravelrit. Dit wordt vet, en dat kunnen we na een week met daarin de nodige wandelritten zeker gebruiken. Ik zou de organisatie wel adviseren om dat stuk gras in het midden van de strook even weg te halen, het moet ook weer niet te erg op Tro Bro Leon gaan lijken. Volgens sommige mensen, ik noem geen namen, slaat deze rit nergens op. Des te meer reden om te hopen op extra veel chaos, om maar eens aan te tonen dat onze sport nog steeds geen computerspelletje is. Probeer dit maar eens te controleren in je control room. Na 167 kilometer, op 32 kilometer van de finish, bereiken de renners het einde van Ru du Paradis, ze slaan stevig linksaf en komen weer op een asfaltweg terecht. De volgende strook laat nu helemaal niet lang op zich wachten, weinig tijd om de boel te organiseren en zo zien we het graag.
Het begin van strook 6, we komen van links
De Pont Gibus van de Champagne
De ASO mag wel nog even een paar grasmaaiers richting Troyes en omgeving sturen
Het einde van de paradijselijke strook 6, de renners nemen een bocht naar links en bereiken het asfalt opnieuw