Etapa 18: Pola de Allande - La Cruz de Linares, 179 kmNou, dat was me weer wat, zeg. We gingen naar de Angliru en daar zagen we wat we niet wilden zien. Het werd weer een Jumbodag, de zoveelste. Terwijl Remco Evenepoel nochtans andere plannen had. Hij ging vanaf de eerste meter in de aanval en na meerdere pogingen kwam hij uiteindelijk in een klein kopgroepje terecht, met in dat groepje ook zijn ploeggenoot Cattaneo. Ze konden mooi met z'n tweeën brommeren, maar Jumbo had andere plannen. Het verschil werd nooit heel groot en met de Angliru in het verschiet was dat een probleem. Voor de Angliru reden we eerst nog over de Cordal, waar Evenepoel aan een solo begon. Het werk van Cattaneo was gedaan, tijd om alleen verder te gaan. Marco Soler deed wat Marco Soler zo mooi kan, domme dingen doen. Eventjes in de chasse patate, de uitzending toch maar weer mooi gehaald. In het peloton nam Bahrein ondertussen het commando over. Ze reden met z'n allen hard bergop, maar ze gingen nog veel harder omlaag. Terwijl Evenepoel de Cordal aan het afdalen was alsof er ieder moment bomen over de weg zouden kunnen liggen smeten ze zich bij Bahrein omlaag, waardoor de voorsprong van Evenepoel aan de voet van de Angliru nog amper een minuut bedroeg. Het werd een kansloze missie. Door het tempo van Bahrein werd het peloton al heel snel uitgedund, de afdaling van de Cordal doet toch altijd iets met een peloton. Op de Angliru, die steeds mistiger werd, hield de poging van Evenepoel snel op. In het peloton zagen we wat schermutselingen, maar toen Wout Poels op kop ging rijden bleef iedereen koest. Sterker nog, een hoop renners werden gelost. Juan Ayuso? Weg. Enric Mas? Geen schijn van kans. Wout Poels bleef maar brommeren, tot er zes renners overbleven in de groep der favorieten. Drie renners van Bahrein, drie renners van Jumbo. Tamelijk absurd, als je het mij vraagt. Nadat Buitrago werd gelost hielden we vijf renners over. En nadat het werk van Poels op z'n einde liep besloot Roglic te versnellen. Bahrein had al dat werk gedaan voor Landa, wat doorgaans slecht afloopt. Meestal als de ploeg zich op kop zet zien we Landa betrapt in de camera kijken, nu had hij daadwerkelijk goede benen. Al waren ze niet goed genoeg om Roglic te volgen. Hij deed een dappere poging, met Vingegaard en Kuss in z'n wiel.
Nadat ze Landa even hadden laten zwemmen sprongen Vingegaard en Kuss voorbij de Bask, op weg naar Roglic. En ja hoor, dat lukte allemaal ook nog. Drie Jumbo's vooraan, op de fucking Angliru. Een trainingsritje, voor Vingegaard en Roglic althans. Zonder om te kijken bleef de Sloveen op kop knallen, met Vingegaard in het wiel. Kuss had het ondertussen lastiger, hij moest er op een kilometer of twee van het eind zelfs af. Hij communiceerde meteen, het signaal voor Roglic om nog wat harder door te trappen. Vingegaard, die heel graag wil dat Kuss de Vuelta wint, keek om, zag Kuss op achterstand en liet zich zeer zeker niet uitzakken. Hij wil wel dat Kuss wint, maar hij wil natuurlijk nog veel liever dat hij zelf wint. De twee stoomden door, al was het Roglic die al het kopwerk deed. In z'n eentje nam hij een kilometer of vier voor z'n rekening, zonder te vragen om overname of om te kijken. Jumbo heeft heel duidelijk twee renners die de Vuelta willen winnen, degene die de rode trui draagt hoort toevallig niet bij die twee. Om meerdere redenen hallucinante beelden. Vanwege de mist, we zagen überhaupt niet veel. De focus van de regie lag vooral op de spartelende Ayuso en Mas, die zakten collectief door het ijs. Ook hallucinant dat je naar drie Jumbo's zit te kijken, al redde Landa de boel nog een beetje. Nadat Kuss was afgehaakt kwam Landa weer aansluiten bij de Amerikaan, die hij daarna op sleeptouw nam. Het verschil met Roglic en Vingegaard werd daardoor niet veel groter, Landa had een aardig tempo te pakken. Hij redde in zekere zin de dag voor Kuss, al blijft het behoorlijk idioot dat Roglic en Vingegaard er alles aan doen om hun ploeggenoot uit het rood te fietsen. Wat op de Angliru gebeurde was totaal onnodig. Ze hadden prima bij Kuss kunnen blijven, alle concurrenten reden op grote achterstand. Landa is geen argument, die staat minuten achter ze. Nee, we zijn getuige van een waanzinnige egotrip van Roglic en Vingegaard. De enige die daar geen last van heeft is Kuss, terwijl hij op dit moment juist degene zou moeten zijn die het meest egoïstisch is. Hij draagt het rood, hij is de leider, hij moet die twee anderen, waar hij al jaren alles voor doet, tot de orde roepen. Puur sportief gezien is het mooi dat ze er een eerlijke strijd van maken en dat uiteindelijk de sterkste gaat winnen, moreel gezien kan dit niet. Al kan het natuurlijk überhaupt niet dat ze met z'n drieën de buit kunnen verdelen, alsof het een spelletje is. Maar goed, dat is weer een andere discussie. Roglic won de rit, Vingegaard drong niet aan. Die had misschien wel harder gekund, en dan was het record van Heras gesneuveld. Ook stof om over na te denken. Kuss sprintte aan het eind naar de derde plaats, een hoofdschuddende Landa werd vierde. Kuss sprokkelde nog wat bonificaties en daardoor houdt hij liefst acht seconden over. Met de ritten die nog volgen lijkt me dat niet voldoende. De volgende bergrit in Asturië komt er meteen aan. Op papier een makkelijkere rit, maar wat is acht seconden? Als Vingegaard wil is Kuss na vandaag de leiding kwijt. En Vingegaard wil, Vingegaard wil heel graag. Roglic wil ook nog steeds heel graag, al moet hij creatiever zijn. Een aanval ver van de finish, dat zou voor de koers op zich nog wel geestig zijn. Toch bekruipt mij een beetje een naar gevoel. Als je ziet wat Kuss allemaal heeft gedaan voor Vingegaard en Roglic is het absurd dat ze hem hier zo in de steek laten. Sterker nog, dat ze hem zelfs keihard naaien. In de positie van Kuss had ik al lang een Miguel Angel Lopezje gedaan, maar gelukkig ziet hij er zelf nog wel de lol van in. Je zal achteraf de schijnheiligheid van Vingegaard maar te horen krijgen. Die kijkt om op het moment dat je lost, trapt nog wat harder door en zegt achteraf dat ie je de zege gunt. Je zou voor minder iemand een draai om de oren willen geven.
Maar goed, ja, dat wordt dus het slot van de Vuelta. Kijken hoe de broedermoord binnen Jumbo-Visma gaat aflopen. Judas Vingegaard en Judas Roglic staan klaar om hun uiterst betrouwbare luitenant een loer van jewelste te draaien. #samenwinnen
![49706]()
![946a9]()
Voor het eerst in de geschiedenis van de Vuelta gaat er een rit van start in Pola de Allande, een plaatsje met 1600 inwoners in het westen van Asturië. Pola de Allande heeft een link met het wielrennen, de wielrenner Senén Mesa werd hier namelijk geboren. Hij won vier ritten in de Vuelta, eentje in 1947 en drie stuks in 1948. Naast een bekende wielrenner werd hier ook ooit een bekende acteur geboren, Frank Braña. Hij speelde vooral in een hoop westerns, zo had hij onder meer een klein rolletje in The Good, the Bad and the Ugly. Ik moet al dit soort dingen gaan vertellen over Pola de Allande, want het is een plaats van niets. Een van de belangrijkste wapenfeiten volgens Wikipedia: Het is een van de gemeenten van Asturië waar Galicisch-Asturisch wordt gesproken. Die 1600 inwoners zijn overigens verdeeld over de hele gemeente, in het dorp zelf wonen er blijkbaar maar 600. En dan toch de start van een Vueltarit binnenhalen, knap. Er wonen hier wel al bijna 1000 jaar mensen, wat vooral te maken heeft met de nabijheid van de rivier de Nisón. Tussen de bergen in bevinden we ons hier in een mooie, schilderachtige vallei. Op het grondgebied van de gemeente komen we blijkbaar enkele hunebedden tegen, maar het belangrijkste bouwwerk van Pola de Allande is zonder twijfel het Palacio de Cienfuegos de Peñalba. Op een heuvel boven het dorp torent een kasteel uit in de vorm van een L, oorspronkelijk gebouwd in de 15e eeuw. Enkele belangrijke elementen van het kasteel dateren uit de 18e eeuw, terwijl de boel vrij recent in 2008 nog eens is opgeknapt. De bergen hier maken onderdeel uit van het Cantabrisch gebergte, blijkbaar. Pola de Allande is gelegen aan de doorgaande weg tussen Oviedo en Lugo, ginder in Galicië. De noordelijke variant van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella loopt ook nog eens door deze gemeente en dan zijn we er wel zo ongeveer. Vooral in de Vuelta heb je soms van dit soort plaatsen waar niets over te vertellen valt.
![Palacio_de_Cienfuegos_Allande.jpg]()
![PA120077-Pola_de_Allande.jpg]()
Een eindje buiten Pola de Allande gaat de rit van start op een brede weg in een mooie omgeving. Het is hier weer behoorlijk groen, bomen en bergen in overvloed. De eerste vier kilomer loopt de brede weg vooral vals plat omlaag, het wordt een snelle start. We komen wat bochten tegen, maar voorlopig is het nog relatief recht. Na vier kilometer begint de weg omhoog te lopen, wat op het profiel nog best wel een klim lijkt, maar mijn eigen bronnen hanterend komen we niet veel verder dan een kilometer of drie aan een procent of drie, dat kunnen we moeilijk een ontzettend heftige klim noemen. Alsnog wel een soort van hupje om een mooie kopgroep te laten ontstaan. Voorlopig de enige kans, na dit hupje komen we in een zone vol bochten terecht waar de brede weg een kilometer of drie serieus naar beneden loopt. Omdat de weg zo breed is moet dit weinig problemen opleveren, maar zo in het begin van de rit is het toch even opletten geblazen. Nadien wordt het wat vlakker, we komen in de vallei van de rivier de Narcea terecht en die rivier volgen we tot aan de voet van de eerste officiële klim van de dag. Een kilometer of 18 volgen we dezelfde weg, eentje die continu vals plat omlaag loopt, maar eigenlijk is het gewoon vlak. De weg kent wat bochten, uiteraard, want we volgen een rivier. Maarja, het is zo breed dat dit allemaal niets uitmaakt. De omgeving blijft ondertussen mooi, de vallei van de Narcea is een vruchtbare. Af en toe passeren we een dorpje, terwijl we na verloop van tijd wat meer tussen de rotsen komen te fietsen, waar we ook nog even door een paar tunneltjes moeten rijden. Mooie omgeving, niets mis mee, maar het is wel weer ondankbaar terrein om de vlucht van de dag te laten ontstaan. Na 29 kilometer komen de renners uit in Soto de la Barca, hun oog valt hier als eerste op de thermische centrale. Tot 2020 werden hier alle steenkolen die in de omgeving door de mijnbouw werden gewonnen opgestookt, maar daar zijn ze mee gestopt en nu is de centrale buiten dienst. Soto de la Barca werd ooit speciaal gebouwd ter ere van deze centrale, maar nu de centrale is gestopt loopt het dorp leeg. Er zijn nog maar 30 mensen over. Voorlopig zal de thermische centrale nog wat banen blijven genereren bij de ontmanteling, die tot 2025 zal duren, en bij het milieuherstel van het gebied. De toekomst van de vallei en de stad, die sommigen ironisch genoeg het kleine Asturische Tsjernobyl noemen, is nog steeds ongewis, terwijl het onkruid tegen de muren van de woonblokken blijft klimmen.
![Central_Termica_Cangas_Narcea_19-01-2022_01-768x1150.jpg]()
![Central_Termica_Cangas_Narcea_19-01-2022_08-1068x713.jpg]()
Op het hoogtepunt werkten er 250 mensen in de centrale en woonden er 500 mensen in het dorp, de renners rijden recht langs de centrale en het dorp af en dat moet toch een bevreemdend, haast beklemmend beeld geven. Uiteraard levert ook dit weer politieke spelletjes op, alle rechtse partijen vinden het maar onzin dat de centrale moet sluiten, dit stukje Asturië kiest dus resoluut voor VOX. In ieder geval, een stukje buiten Soto de la Barca slaan de renners rechtsaf een smaller weggetje in, ze rijden over de Narcea en daarna beginnen ze aan een drietal klimmetjes. De derde van de drie is een officiële, de twee knikjes ervoor tellen niet mee. De eerste van de drie is een klimmetje van drie kilometer aan 5,5%. De renners beginnen op een brede weg, maar na een tijd wordt het wat smaller. Dit klimmetje kent een makkelijk begin, maar tussendoor gaat het wel een kilometer aan 7,5% omhoog. Hier moet de vlucht dan maar gaan ontstaan, denk ik. Na dit klimmetje gaat het twee kilometer omlaag, niet al te steil maar de weg is wel vrij smal en enigszins bochtig. Toch even een lastig momentje, wellicht, waarna het tweede klimmetje direct begint. We rijden wel door een vrij mooi stukje Asturië, een stukje waar we bijna nooit komen. Het westelijke deel van deze regio laten we vaak schieten, wat nu toch zonde blijkt te zijn. Tijdens het tweede klimmetje krijgen we een mooi uitzicht aangeboden over het stuwmeer van La Barca, je kunt hier fraaie plaatjes schieten. Even verderop zien we links op de berg de weg liggen die we moeten volgen, iemand lijkt met een potlood een streep getrokken te hebben midden door de groene bergflank. Het gaat tijdens dit tweede klimmetje anderhalve kilometer aan 5,5% omhoog, het gaat vrij gelijkmatiger omhoog terwijl het uitzicht steeds alleen maar mooi wordt. Na een tijd rijden we weer tussen de rotsen door, waarna we ook nog even passeren door een tunneltje, uitgehakt in die rotsen. Een nieuw afdalinkje volgt, het gaat weer twee kilometer omlaag. Dit afdalinkje lijkt prima te doen, de renners zien de meeste bochten op tijd liggen en die bochten zijn over het algemeen niet al te scherp. Aan het eind van deze afdaling rijden we een bos in, na een kilometertje vals plat begint dan pas officieel de klim. Het gaat nog eens 5,1 kilometer aan 7,5% omhoog naar de top van de Alto de las Estacas, een klim die, zeg ik zonder het te dubbelchecken, debuteert in de Vuelta. Terwijl we langs wat oude mijnen fietsen gaat het vooral heel steil omhoog. De weg wordt even wat smaller en slechter als we door een dorpje fietsen, maar naderhand wordt het een stuk breder. Omhoog gaat het vooral aan 8%, dit is een bijzonder steile klim. Tussendoor af en toe een strookje aan 6% waardoor het gemiddeld wat zakt, maar dit is straffe kost. De omgeving is wederom weergaloos, we zien weer een weg voor ons liggen die is uitgehakt in de flanken van de berg, het is een zeer prettig zicht, behalve dan dat je weet dat je nog een flink eind omhoog gaat moeten. Na 49 kilometer komen de renners boven op deze klim van de tweede categorie. Vijf kilometer aan 7,5% vertelt niet het hele verhaal, tijdens die vijf kilometer gaat het regelmatig steiler omhoog en we komen daarvoor dus nog twee klimmetjes tegen. Je zou ook kunnen spreken van 15 kilometer aan 4,5%, dat komt meer in de buurt van de werkelijkheid.
![alto-de-las-estacas.png]()
![50928678452_78c036eed1_b.jpg]()
![Las_Estacas%2C_Belmonte_de_Miranda%2C_Asturias.jpg]()
De andere kant van de klim is ook behoorlijk lastig, richting Belmonte gaan we 7,5 kilometer aan 7,5% afdalen. De afdaling begint met een met een stevige bocht naar rechts, daarna komen de renners wat snelle bochtjes tegen. De weg omlaag is behoorlijk breed, maar de beelden dateren van 2012 en daardoor wordt het lastig om wat over de staat van het wegdek te zeggen. Toen waren er al wat scheuren te zien, in de tussentijd zal er hopelijk een nieuw laagje asfalt zijn gelegd. We dalen af langs stevige rotswanden, terwijl we aan de rechterkant van de weg heel ver weg kunnen turen in de fraaie vallei. Een aangename afdaling, al komen we na een tijd een paar scherpere bochten tegen die niet perfect in te schatten zijn. De eerste haarspeldbocht van de tocht ligt er dan wel weer open en bloot bij, dat vormt geen probleem. Nadien komen de renners nog wat scherpere bochten tegen, maar gezien het dalingspercentage valt het me eigenlijk enorm mee. Het is vooral het decor dat opvalt, oogverblindend mooi. Tot we beneden zijn in Belmonte komen we verder geen gekke bochten meer tegen, de weg is breed genoeg en de bochten zijn niet meer scherp, in principe een simpele afdaling. Aan het eind van de afdaling slaan de renners rechtsaf en dan bereiken we een bekende weg. We gaan naar de Puerto de San Lorenzo toe, een klim die vaker in de Vuelta zit, voor het laatst in 2021. Langs de Pigueña rijden we naar Belmonte, op zich geen heel onaardig dorpje. De weg begint meteen wat vals plat omhoog te lopen, al gaan de renners daar vermoedelijk weinig van merken. Ze gaan wel merken dat de Pigueña een kloof heeft uitgesneden, de rotswanden komen ons snel tegemoet. Na 58 kilometer bereiken we Belmonte, voorbij dit dorpje volgen we nog een tijd de Pigueña op weg naar de tweede officiële klim van de dag.
![8774628.jpg]()
Twintig kilometer lang volgen we dezelfde weg langs de Pigueña, voordat we de voet van de San Lorenzo gaan bereiken. Door een overdaad aan groen werken we ons langzaam een weg omhoog. De voet van de klim ligt 300 meter hoger dan Belmonte, er moet dus sowieso wat hoogteverschil overwonnen worden. Aangezien het tussendoor ook een aantal keer kort naar beneden gaat pakken we zelfs nog meer hoogtemeters mee, in totaal bijna 500 zelfs in dit stuk van 20 kilometer. Toch gaat dat allemaal wel op een vrij geleidelijke manier, we komen voorlopig nog geen steile klimmetjes tegen. We komen vooral mooie natuur tegen, al rijdende over de redelijk bochtige weg langs de rivier. Af en toe zien we de rivierbedding, dan weer fietsen we tussen wat rotswanden door. Tussendoor komen we een paar keer een leeg dorpje tegen, het lijkt me ook niet direct heel praktisch om in dit ruige gebied te wonen. Een van die dorpjes is Aguasmesta, hier slaan we linksaf en dan begint de weg iets serieuzer omhoog te lopen. Richting de voet van de Puerto de San Lorenzo gaat het alvast vier kilometer aan 3% omhoog. We rijden onderweg door een tunneltje en komen we vervolgens uit in La Riera, een dorpje omsloten door allerlei bekende bergen. Een van die bergen luistert naar de naam San Lorenzo. De Puerto de San Lorenzo, kan ook. Of in het Asturisch Puertu de San Llaurienzu, wat toch iets minder tot de verbeelding spreekt. Vanuit La Riera is de klim tien kilometer lang, aan 8,5% gemiddeld. Na een minimaal stukje vlak buiten La Riera slaan we linksaf en rijden we over de rivier Somiedo. Vervolgens gaat het gelijk aan 9,5% omhoog tijdens de eerste kilometer van de klim, met stroken tot 16%. De Puerto de San Lorenzo is voorzien van een vrij brede en goede weg, waardoor het makkelijker lijkt dan het is. Nochtans gaat het na de eerste lastige kilometer twee kilometer aan 11% omhoog, na de lange aanloop zal dat hard aankomen. Ook dit stuk van de klim kent weer pieken tot 16%, na die lange vals platte aanloop zal dat een aanslag op de benen vormen. In de buurt van het gehucht Las Morteras vlakt de klim wel tijdelijk af, na een kilometer aan 5% volgt er een kilometer waar het eigenlijk gewoon helemaal plat is. De eerste helft van de klim eindigt dus op een makkelijke manier, de tweede helft gaat dan weer op een enorm stevige manier verder. Met gestrekt been vliegt de San Lorenzo weer op ons af, opnieuw gaat het twee kilometer aan 11% omhoog. We blijven pieken houden tot 16%, terwijl het in de volgende kilometer gemiddeld aan 10% blijft stijgen. Na een iets makkelijkere voorlaatste kilometer van de kilometer waarin het aan 5% stijgt gaat het richting de top verder aan 9,5%.
![ea9fe]()
![32540348287_9860fab9d0_b.jpg]()
Na 88,5 kilometer komen de renners boven op de Puerto de San Lorenzo, een beklimming van de eerste categorie. Een buitengewoon pittige klim, die we kennen uit het verleden. In 2021 reden we nog over deze klim, eveneens van deze kant. In 2019 reden we evenens vanuit La Riera omhoog. In 2021 was het de eerste klim onderweg naar mijn schatje, de Gamoniteiro. In 2019 trokken we dan weer naar La Cubilla. Iedere keer San Lorenzo, iedere keer een andere aankomst bergop. In 2012 zat de klim dan weer in een rit met aankomst boven op Cuitu Negru, waar Cataldo uiteindelijk De Gendt zou verslaan. Op de top is er een prachtig uitzicht over de omgeving, de renners zien heel wat lager de weg liggen waar ze straks overheen gaan rijden. Een afdaling van 11 kilometer richting San Martín de Teverga begint direct na het passeren van de top. Ook de andere kant van de San Lorenzo is behoorlijk lastig, het gaat vijf kilometer enorm steil naar beneden aan meer dan 10%. De weg naar beneden is behoorlijk bochtig, het is dus automatisch een technische en lastige afdaling. Meteen in het begin komen de coureurs een aantal haarspeldbochten tegen, later zullen het meer korte en snelle bochtjes zijn. Het wegdek kan de afdaling wat lastiger maken, er staan in ieder geval een paar bordjes langs de kant van de weg die waarschuwen voor gaten in de weg. Op het oog lijkt dat mee te vallen, het ziet er eigenlijk prima uit en ik kan me ook niet heugen dat hier al veel slachtoffers zijn gevallen. Na het lastige eerste deel van de afdaling komen we een klein stukje in stijgende lijn tegen, waarna het nog eens vier kilometer aan ongeveer 6% naar beneden gaat. Het wordt een stuk minder lastig, de bochten nemen in hoeveelheid af. De laatste twee kilometer voor we San Martín bereiken wordt het zelfs nog wat makkelijker, het wordt bijna vlak. Op de achtergrond zien we ondertussen allerlei fraaie bergtoppen verschijnen, het is een prettige omgeving om te vertoeven. In San Martín slaan we bij een rotonde linksaf, daarna rijden we rechtdoor het plaatsje uit. Buiten het dorp gaat het nog tien kilometer verder in licht dalende lijn, we komen ongeveer 200 meter lager uit. Dat gevoel bekruipt je niet echt als je hier fietst, dat het tussendoor ook nog een keer een halve kilometer omhoog gaat valt evenmin op. Het valt vooral op dat we hier door een werkelijk prachtige omgeving rijden. We fietsen dwars door de kloof die de rivier Teverga in de loop der jaren heeft uitgesleten. Een aantal keer fietsen we precies tussen de rotswanden door, een schitterend zicht. Langs de brede weg zien we een smaller weggetje liggen, de Senda del Oso. Het berenpad, als ik dat zo vrij mag vertalen. Een populair fiets- en wandelpad, nog dichter langs de randen van de kloof. Veel tunneltjes onderweg, en de kans om een echte beer te tegen te komen. De naam is niet zomaar gekozen, er schijnen hier echt beren te zijn. Er wordt er ook wel eens eentje aangereden, arme beren. Ook mensen sterven hier naar het schijnt met enige regelmaat, niet het meest veilige pad van allemaal. Enfin, na 110 kilometer koers bereiken we het punt dat we meestal rechtsaf slaan, op weg naar de Alto de la Cobertoria. Die klim wordt haast ieder jaar opgenomen in het parcours, maar nu een keertje niet. We slaan in de buurt van Caranga de Abajo juist linksaf, weer eens wat anders.
![2560px-Caranga_%28Proaza%2C_Asturias%29.jpg]()
Na de bocht naar links rijden we door het dorpje Caranga de Abajo, gelegen in de mooie vallei van de rivier de Trubia. We ruilen de Teverga in voor de Trubia, maar het blijft net zo mooi. Van Caranga de Abajo rijden we via Proaza over brede wegen door de vallei op weg naar de volgende klim. We bevinden ons nu al best dicht in de buurt van de finish, maar de organisatie heeft een leuke lokale lus bedacht. De weg in de vallei is heel breed, daardoor vallen de bochten amper op. Globaal gezien loopt het nog wat verder vals plat omlaag, maar daar gaan de renners heel weinig van merken. Een pukkeltje van een paar meter in stijgende lijn komen we ook nog tegen, maar dat is voorbij voor we in de gaten hebben dat het is begonnen. Door de Tierra de Osos, het terrein van de beren, rijden we naar Proaza. Een zeer fraaie omgeving, we zijn nog steeds ingesloten door de groene bergen. Na 114 kilometer rijden we voor het eerst door Proaza, een plaats waar in de finale van de rit nog de tussensprint gaat volgen. Nu nog niet, we rijden rechtdoor verder van Proaza naar Las Xanas, waar de voet van de volgende klim ligt. We slaan hier scherp rechtsaf en daarna loopt de weg direct steil omhoog, de Alto de Tenebredo begint direct. Een klim die vorig jaar ook in de Vuelta zat, onderweg naar de Collada Fancuaya. Toen gingen we wel van de andere kant omhoog en werd er juist afgedaald over deze kant van de klim. Van deze kant is de Tenebredo 3,4 kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 9,5% omhoog. De Tenebredo is lastig, met andere woorden. Het wordt nog erger als je bedenkt dat de klim een klein stukje in dalende lijn kent. Direct na de bocht naar rechts gaat het een kilometer aan 11% omhoog, met een piek tot 13%. Met uitzicht op fraaie bergen rijden we behoorlijk rechtdoor omhoog, boven de kloof van Las Xanas. In de tweede kilometer gaat het gemiddeld maar aan een procent of drie omhoog, wat vooral te maken heeft met een klein stukje in dalende lijn van een paar hectometer. Tijdens dit kleine afdalinkje komen we een tweetal bochten tegen, maar die brengen geen gevaar met zich mee. Daarna gaat het rechtdoor aan 9% omhoog, dus deze tweede kilometer van de klim is ondanks het gemiddeld toch niet al te makkelijk. Voorbij het dorpje Tenebredro rijden we verder naar de top van de klim, vooral rechtdoor omhoog over een brede weg. Je ziet amper dat het hier zo steil is, maar het wordt toch nog even echt heel erg leuk. We noteren een derde kilometer met een gemiddelde van 12%, met pieken tot 22%. Rechtdoor omhoog, letterlijk een muur. Na deze ontzettend steile kilometer gaat het in de laatste halve kilometer van de klim ook nog eventjes aan 11% omhoog, hartstikke leuk. Na 121 kilometer, op pakweg 58 kilometer van de finish, bereiken we de top van deze muur van de derde categorie. In de laatste meters van de klim slingeren we wat meer omhoog naar de top, waarna we gaan beginnen aan de afdaling die net wat langer is dan de klim.
![alto-del-tenebredo-villanueva.png]()
![Alto-Tenebredo.jpg]()
Vorig jaar reden we in de Vuelta omhoog over de weg die we nu gaan afdalen, terwijl we tijdens de afgelopen Ronde van Asturië nog over dezelfde weg omhoog reden als nu. Die dag won de local hero, Pelayo Sanchez. We mogen hem nu in de vlucht verwachten. In een verder verleden we hebben we de Tenebredo nog veel vaker beklommen, in de Vuelta van 2015 kwam ie bijvoorbeeld ook al eens voorbij. Of in de Vuelta van 1999, toen we voor het eerst naar de Angliru gingen. Anyway, de komende vijf kilometer loopt de weg omlaag richting La Arquera. Merkwaardig genoeg wordt de weg voorbij de top een stukje smaller, dat is onhandig. Verder valt het begin van de afdaling mee, we dalen de eerste drie kilometer vooral op een rechte manier af, terwijl de percentages niet al te indrukwekkend zijn. Pas in de laatste twee kilometer wordt de afdaling iets uitdagender, we komen meer bochten tegen en het gaat steiler omlaag. Met name de laatste kilometer is nog wel even vervelend, we noteren een paar scherpe bochten terwijl de smalle weg aan meer dan 10% daalt. Beneden in La Arquera slaan we met uitzicht op een mooi berg linksaf, we komen terecht in de vallei van de Nalón en die rivier volgen we een paar kilometer tot in Caces. Over een brede weg rijden we naar dat Caces, de weg loopt nog wat verder vals plat omlaag, terwijl we enkele niet al te lastige bochten tegenkomen. In Caces slaan we bij een rotonde rechtsaf, daarna rijden we over de Nalón en aan de andere kant van de rivier begint een ongecategoriseerd klimmetje. De renners rijden Las Caldas binnen en hier loopt de brede weg ineens omhoog. De komende 3,5 kilometer moet er aan 4,5% geklommen worden naar Santa Marina de Piedramuelle. De klim kent enkele stroken aan 6 à 7%, maar het is grotendeels toch vooral veredeld vals plat. De klim begint in Las Caldas, een thermenstadje, waar de renners nog even om een rotonde heen moeten sturen. Daarna gaat het buiten deze spa op een brede maar bochtige manier omhoog door de bossen. In Las Caldas rijden we ook nog even een paar meter over een straat waar wat klinkertjes liggen, terwijl we buiten het dorp ook nog even een stukje rotswand tegenkomen. Veel meer bijzonderheden zijn er niet, na 133 kilometer komen we boven op deze niet erkende klim waarvan we niet mogen verwachten dat ie de Vuelta gaat beslissen.
![santa-marina-de-piedramuelle-les-caldes.png]()
![Fachada-exterior.jpg]()
Op de top van dit klimmetje slaan de renners linksaf, ze bereiken een nieuwe brede weg en die gaan ze de komende zeven kilometer volgen. De weg is 2,5 kilometer zo goed als vlak, waarna er een lichte afdaling volgt van een aantal kilometer. Dit is een afdaling zonder gevaar, ik zie één lastigere bochtencombinatie, maar voor de rest zijn alle bochten probleemloos te nemen. Het gaat ook niet bijzonder steil omlaag, dit is niet direct het deel van het parcours om met een viltstift te noteren. Als we bijna beneden zijn bereiken we de Nalón weer, aan de overkant van het water zien we weer wat lelijke industrie verschijnen. Beneden slaan we linksaf, daarna rijden we over de Nalón, slaan we nog eens linksaf en dan rijden we Trubia binnen. In dit plaatsje vloeien de Nalón en de rivier de Trubia samen, het dorp heeft z'n naam aan de rivier te danken, of andersom. Trubia is vooral bekend vanwege de lokale industrie, met name de lokale wapenfabriek schijnt een ding te zijn. Langs de Trubia rijden de renners door Trubia, het valt mij vooral op dat de tijd van de industrie een beetje achter ons lijkt te liggen. Enkele bedrijfspanden hier lijken me in het verleden vrij statig geweest, maar de façades zijn enigszins aan het afbrokkelen. We rijden langs het terrein van de wapenfabriek en dat terrein is echt teringgroot. Iets om ons over te verbazen als de koers hier passeert, de koers die op dit moment waarschijnlijk redelijk ingedut zal zijn. Voorbij een rotonde in Trubia rijden de renners vijf kilometer langs die rivier over een brede weg rechtdoor richting de voet van de slotklim, al is die klim nu nog niet de slotklim. De weg loopt vooral rechtdoor een beetje vals plat omhoog, we komen in dit stuk toch maar mooi 60 meter hoger uit. Zodra we de industrie van Trubia achter ons hebben gelaten rijden we door de bossen verder naar het gehucht San Andrés, waar de voet van de Puerto de La Cruz de Linares ligt. Als er enkele huizen in beeld verschijnen slaan de renners rechtsaf een weg in en dan begint na 145,6 kilometer de eerste van twee beklimmingen.
![B_A_HDR_03_Fabrica-de-Armas-de-Trubia_12.jpg]()
![B_A_HDR_03_Fabrica-de-Armas-de-Trubia_04.jpg]()
Na de bocht naar rechts in San Andrés volgt er een paar meter later een tweede bocht naar rechts, na deze bocht duiken we een smal weggetje in en dit smalle weggetje is een paar meter vlak, waarna we ineens de ellende voor onze ogen zien verschijnen. We rijden door een boerengehucht, passeren wat boerderijen, en voorbij die boerderijen loopt de smalle weg in het bos meteen aan 10% omhoog. Dat klinkt al lastig, maar het is eigenlijk nog moeilijker dan dat. Na een aanvang van een halve kilometer aan 7% gaat het in de halve kilometer daarna aan 12% omhoog, met een piek tot 15%. De smalle weg in het bos kent meteen een paar steile bochten, we hebben weer wat gevonden hoor. In de tweede kilometer van de klim gaat het opnieuw aan 10% omhoog, maar nu continu, zonder pieken. We zien wat meer van de omgeving, er wordt ons een blik in de vallei gegund. Na twee kilometer klimmen en een passage langs wat rotswanden komen we in een zone vol haarspeldbochten terecht, hier wordt de klim opvallend genoeg niet veel steiler. Al blijft het met een kilometer aan 9% wel ontzettend lastig, we noteren een piek tot 12%. We verlaten het bos en klimmen dan een kilometer aan 9,5%, zonder hoge pieken. Die zien we overigens wel in de omgeving liggen, het zicht is hier goed. Tenzij het weer mistig is, dat begint onderhand een Asturische specialiteit te worden. Na vier kilometer klimmen, grofweg halverwege de klim, bereiken we het dorpje Castañedo del Monte. Hier slaan we in het centrumpje linksaf, waarna er tussen de vervallen huisjes door een rubriek volgt die we deze Vuelta nog niet hebben gezien. Geribbeld beton! Kennen we onder meer van Los Machuchos, dit geribbelde beton komen we altijd tegen als het ergens dusdanig achterlijk steil is dat je die ribbels nodig hebt om met de auto enigszins grip te houden. Het mag dan ook geen verrassing heten dat het in Castañedo del Monte gemiddeld aan 10% omhoog gaat, met een maximaal stijgingspercentage van 16%. De weg was al smal, maar het wordt hier nog veel smaller. Over een achterlijk smal weggetje met geribbeld beton slingeren we tussen de vervallen boerderijen van het dorp door, dit gaan weer iconische beelden worden. Buiten het dorp komen we weer op een geasfalteerde weg terecht, waarna het ergste deel van de klim bijna achter de rug is. We komen buiten het dorp nog een achterlijk steile bocht tegen, maar daarna gaat de klim naar Cruz de Linares langzaam afzwakken. De smalle weg slingert in de volgende kilometer aan 6,2% omhoog, al geeft dat geen volledig beeld. Het is een halve kilometer wat vlakker, waarna er een halve kilometer aan bijna 10% volgt. In het midden van het niets, tussen wat bomen en struiken door, gaat het inderdaad zichtbaar nog even steil omhoog. Tot de top blijft de klim nu zo onregelmatig als wat. We bevinden ons op 2,5 kilometer van die top en het gaat nu 700 meter omhoog aan 8%. De renners bereiken bijna het dorp Linares, de naamgever van de klim, maar richting het dorp loopt de weg ineens 300 meter omlaag. Daardoor komt het gemiddelde uit op 4,7%, dat schetst dus weer geen eerlijk beeld. Dat stukje in dalende lijn is aan de ene kant fijn, een moment van verpozing, aan de andere kant irritant, want de weg is smal en we komen een paar bochtjes tegen. Goed opletten, al wordt dat niet anders als we het dorpje Linares bereiken. In Linares loopt het eerst een paar meter omhoog, maar daarna is het ook weer een paar meter vlak. We rijden hier weer even over wat betonplaten heen, ditmaal zonder ribbeltjes. Tussen de afbladderende façades door noteren we een halve kilometer aan 4%, waarna er buiten het dorp stevig geklommen moet worden tegen 8,5%. Gemiddeld komen we in deze kilometer uit op 6%, maar het slotstuk van deze kilometer is de moeite. Die 8,5% gaan we vasthouden tot de top, in de laatste 300 meter gaat het nog steeds bijzonder steil omhoog. Nadat de renners over een wildrooster zijn gereden bereiken ze na 154 kilometer de top van de Puerto de La Cruz de Linares, een beklimming van de eerste categorie. De klim is 8,3 kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 8,6% omhoog. Op de top wacht ook weer een bonussprint op ons, als Jumbo weer de hele dag gaat controleren zou ik Sepp Kuss zijnde hier de secondjes pakken. We bevinden ons op 25 kilometer van de finish, we gaan een stukje afdalen en rijden dan door de vallei terug naar de voet van deze klim, om er heel snel nog eens aan te beginnen.
![78fce]()
Madre mía, dat waren de veelbetekenende woorden van Pedro Delgado na het afdalen van Cruz de Linares. De klim was lastig, de afdaling gaat dat eveneens zijn. We gaan zeven kilometer afdalen, tegen een gemiddelde van 9%. Ik heb de Pericopuerto van de dag alvast bekeken en Pedro heeft overal z'n bedenkingen bij. Bij de smalle weg, de staat van het wegdek en de
curvas peligrosas, de gevaarlijke bochten. In de eerste drie kilometer gaat het voorbij de imponerende Mirador de la Cruz de Linares niet eens zo steil omlaag, maar de renners komen wel meteen een listige bocht naar rechts tegen. Toch is dit eerste deel nog vrij goed te doen, het terrein is redelijk open en de meeste bochten zijn te zien, een enkele uitzondering daargelaten. Er volgt zelfs nog een kort knikje omhoog tijdens dit eerste deel van de afdaling, na een nieuwe passage over een wildrooster dalen we verder af. Even verderop volgt er een tweede korte knikje, daarna wordt de afdaling bloedserieus. In de laatste vier kilometer gaat het continu aan meer dan 10% omlaag, zelfs hele stroken aan 12% of meer. We duiken een bos in en hier nemen de bochten toe, door de bomen worden de bochten automatisch lastiger in te schatten. Onderweg rijden de coureurs ook nog door het dorpje Sograndio, waar eveneens lastige bochten te vinden zijn. Buiten het dorp wordt het alleen maar erger. Haarspeldbochten, heel veel blinde bochten, blinde bochten met daarna meteen een haarspeldbocht de andere kant op, daarna weer een paar blinde bochten, dan weer een haarspeldbocht direct na zo'n blinde bocht, terwijl het wegdek dus smal is en het asfalt niet al te best. De vangrail komt vaak angstvallig dichtbij, ik krijg het er Spaans benauwd van. Dik vier kilometer aan doffe ellende, hier kun je de Vuelta nog prima verliezen. Na een paar snelle bochten aan het eind slaan we fietsend langs imponerende rotswanden in de buurt van Proaza linksaf. We bereiken een bredere weg, eentje waar we eerder vandaag al eens overheen zijn gereden. Die weg voert voor de tweede keer naar Proaza, een plaats waar na 162,6 kilometer de tussensprint van de dag gaat volgen. Over een brede en zo goed als vlakke weg rijden we dwars door het kleurrijke Proaza, net buiten het centrum van dit plaatsje volgt de tussensprint van de dag. Na de tussensprint moeten we exact acht kilometer overbruggen tot de voet van de slotklim. Deze tocht van acht kilometer is enorm simpel. Eerst volgen we nog een aantal kilometer een weg die we kennen, de weg naar de voet van de klim naar Tenebredo. Waar we een tijdje terug rechtsaf sloegen rijden we nu rechtdoor, we volgen de loop van de Trubia nog wat verder. De omgeving is prachtig, we komen ook weer in een mooie kloof uit, waar nog een tocht door een tunneltje volgt. Maar verder stelt het weinig voor, de weg is breed en zo goed als vlak. Een paar hoogtemeters verzamelen we, maar dit gaat voor de profs aanvoelen als een vlakke weg, het loopt zelfs overwegend naar beneden. We komen een meter of 60 lager uit, ga maar na. Na 170 kilometer bereiken we voor de tweede keer vandaag het nietige San Andrés, hier slaan we linksaf, en even later zelfs scherp linksaf. Daarna begint de slotklim, de tweede keer Cruz de Linares is de goede keer.
![torre-de-proaza.jpg]()
De slotklim heb ik net al uitgebreid beschreven, maar het kan nog wel even kort in de herhaling. In de laatste 8,3 kilometer van de etappe gaat het na de pittige bocht naar links gemiddeld aan 8,6% omhoog. De organisatie heeft dit keer het profiel gestolen van 39x28altimetrias, wat weer een andere site is dan het 'normale' altimetrias. Verwarrend, maar dat maakt verder niet uit. De man achter 39x28altimetrias is afkomstig uit Asturië, een paar jaar terug had hij een pikante primeur te pakken, het parcours van de Vuelta lekte via hem uit. Hij is een liefhebber van beklimmingen, vooral Asturische beklimmingen. Hij kon maar niet ophouden over de Gamoniteiro, maar ook over Cruz de Linares had hij het vaak genoeg. Een klim die nog nooit in welke wielerkoers dan ook werd opgenomen, niet in de Vuelta, maar ook niet in de Ronde van Asturië. Heel vreemd, als je ziet hoe lastig dit ding is. Als we eventjes de teksten van zijn site kopiëren en slecht vertalen komen we ongeveer uit op het volgende:
quote:
Vanuit de Trubia-vallei begint een pittige pas die stelselmatig wordt vergeten om te fietsen. Een klim die, vanwege de nabijheid van het centrum van de regio, al gebruikt had moeten worden door de verschillende wielerwedstrijden die Asturië doorkruisen. Maar nee, een beklimming van dit niveau is nog steeds “maagd” voor de wielercompetitie, wat uiterst vreemd is. Het is moeilijk uit te leggen waarom een haven van 8,5 kilometer met een gemiddelde helling van meer dan 8% en met hellingen van meer dan 15% nog steeds wordt genegeerd. Het is eerlijk gezegd vreemd dat een haven die slechts 15 tot 20 kilometer van de hoofdstad van Asturië ligt, nog steeds wordt genegeerd. Het is eerlijk gezegd vreemd dat een haven die dicht bij andere, even sterke havens ligt, zoals Tenebreo-Campa Dosango , Maravio , San Lorenzo ,Perlavia of Cobertoria worden nog steeds genegeerd. Maar hoewel de aantallen overweldigend zijn, zijn veel van de secties dat niet minder: die verwoestende start met hellingen van 15%, die eerste vijf kilometer waar de helling zelden onder de 8-9% zakt; dat betonnen gedeelte in Castañedo del Monte dat een oprit tot 16% bespaart; die laatste kilometer, na het passeren van Linares, waar geen einde aan lijkt te komen…
We starten vanuit de stad San Andrés in Oviedo, op een kruispunt dat we vinden op de snelweg As-228 richting Castañedo del Monte. Na binnenkomst overvalt ons de twijfel omdat de eerste meters eigenlijk kleine glijbanen zijn... maar zodra we de laatste huizen van San Andrés achter ons laten, neemt de helling abrupt toe. Zo gaat de weg twee kilometer lang het bos in en ontstaat er een carrousel van hoefijzervormige bochten die helpt om de steile hellingen te overwinnen. En na de schitterende start wordt het bos beetje bij beetje duidelijker, hoewel het niet helemaal "verdwijnt". Genesteld in de vallei beginnen we de weg te zien die naar Proaza stijgt, en voor ons de klim naar Tenebreo. De landschappen zijn van majestueuze schoonheid, Maar om ervan te kunnen genieten hebben we al een pak slaag gehad in de vorm van hellingen van meer dan 10% en eindeloze rechte stukken die ons moreel ondermijnen. Tot we het hoogtepunt bereiken van deze helling van de Cruz de Linares, gelegen in het plaatsje Castañedo del Monte. Vanaf hier verandert de staat van het asfalt (soms is de weg beton) en verdwijnt de lichte rust die we midden in de stad genoten volledig. In de steegjes van Castañedo del Monte gaan we naar rechts, op zoek naar de rest van de klim, en komen we volledig terecht in een betonnen gedeelte waarvan de helling steeds groter wordt... Tot 16% bereikt dit spectaculaire gedeelte, erg moeilijk om er overheen te komen, wat ons zal dwingen te kronkelen op de fiets... Zodra we de helse helling hebben overwonnen, daalt de helling en gaan we de tweede fase van de beklimming in, waar rustplaatsen elkaar opvolgen met andere van openhartige hardheid. De epiloog van de Cruz de Linares vindt plaats vanuit de stad die zijn naam aan deze haven geeft, Linares, waarin we nog meer stukken beton zullen vinden. Een laatste kilometer waar er geen ruimte meer is voor pauzes, maar eerder harde hellingen die ons naar de top zullen leiden, waar geen gebruikelijk bord staat, maar wel een paneel dat de "Mirador de la Cruz de Linares" aangeeft.
![cruzdelinaresnorteperfil.jpg]()
![_wsb_500x374_cruzlin7.jpg]()
![_wsb_500x374_cruzlinares11.jpg]()
We feliciteren de heer Montero met weer een overwinning, langzaam worden al zijn geliefkoosde Asturische hellingen opgepikt. Na 178,9 kilometer bereiken we voor de tweede keer de top van deze Cruz de Linares, een klim die dus debuteert in de Vuelta. Een klim die vooral geschikt is als klim onderweg, minder als aankomst, aldus Montero. Nouja, hij krijgt deels zijn zin, het is nu allebei. Én een pas, én een aankomst. In principe vind ik de klim ook wel geschikt voor een aankomst, omdat de steilste stroken wat verder van de aankomst te vinden zijn. Een prima klim, met op de top een prima uitzicht. Niet iedere mirador is de moeite waard, deze wel. Boven op de top van de klim zien we Proaza liggen, het plaatsje waar het vooral over gaat in het roadbook. Het hoogtepunt van Proaza is de middeleeuwse toren, die ik al met jullie heb gedeeld. We zien ook de Valles del Oso, de valleien van de beer. Blijkbaar wordt er jaarlijks een cicloturista georganiseerd die aankomt boven op de gevreesde Gamoniteiro, tijdens die toertocht moeten de deelnemers ook de klim naar Cruz de Linares bedwingen. Een klim waar we verder voorlopig nog weinig over kunnen zeggen. Op de top vinden we ook een grasveld waar normaal wat paarden lopen te grazen. De klim is nog geschiedenisloos, we gaan nu pas een paar hoofdstukken aan het boek toevoegen. Famous last words van Pedro Delgado: “Deze finish in La Cruz de Linares is moeilijker dan mij was verteld en hier zal de Vuelta worden beslist, aangezien de etappe van de volgende dag in de Sierra de Guadarrama zo moeilijk niet is”, legt Perico uit.
![DSC0904-copia.jpg?resize=1024%2C683&ssl=1]()
In startplaats Pola de Allande wordt het overdag 27 graden, terwijl het droog zou moeten blijven. Wind is er amper, het is simpelweg windstil. In Proaza, in de vallei onder de klim, wordt het 25 graden, ook hier geen kans op regen en niet veel wind. Net iets meer wind wel, een beetje uit het oosten. Tegenwind in aanloop naar de slotklim, meewind op de slotklim. Dat wordt weer een record, al kan dat ook liggen aan het feit dat we hier voor het eerst boven gaan komen. Eindelijk weer eens een langere bergrit, dus beginnen we weer wat vroeger. Om 12:47 staan de renners aan het vertrek, na een neutralisatie van acht minuten mag Remco Evenepoel om 12:55 zijn eerste demarrage gaan plaatsen. De rit wordt integraal uitgezonden, Eurosport 1 is er meteen om 12:30 bij, eerst met een stukje zelfbevlekking en daarna volgt de registratie van de koers. VRT1 is om 13:35 van de partij, na het onvermijdelijke journaal. De aankomst verwacht men tussen 17:16 en 17:45.
![DSC0855-copia.jpg?resize=1024%2C683&ssl=1]()
Deze bergrit is wat langer en daardoor lastiger te controleren, ik verwacht dat het vandaag wel voor de vluchters gaat zijn. Een grote groep gaat ontsnappen en die mogen de ritzege onderling gaan verdelen, wat natuurlijk niet het belangrijkste onderdeel van deze rit gaat zijn. De vraag is vooral wat Jumbo gaat doen. Steken Roglic en Vingegaard nóg een mes in de rug van Kuss? Of gaat hij eindigen als Caesar? Het is sport, normaal gesproken zijn we blij als de beste wint, maar in dit geval snap ik de heren Roglic en Vingegaard niet helemaal. Zonder de aanwezigheid van Kuss had Roglic dit jaar de Giro niet gewonnen, om maar wat te noemen. Tijd om een keer iets terug te geven, zou je denken. Maar nee, ik denk dat Vingegaard en Roglic Kuss opnieuw gaan bestoken en dat hij vandaag uit het rood gereden gaat worden, de slotklim is er lastig genoeg voor. Dus gaat Kuss slim moeten zijn. Voorlopig laat hij zich naar de slachtbank rijden, dit kan hij voorkomen door een keer zelf als eerste aan te vallen. Gewoon full retard gaan op de eerste keer Cruz de Linares, wat gaan die andere twee doen dan? Als ze reageren worden ze op een ongeziene manier aan de schandpaal genageld. Gaan andere renners zoals Ayuso, Mas en Landa reageren? Zelfs als ze dat doen, je kunt ze ondertussen prima laten rijden, achterstand zat. Nee, Kuss moet hier echt het initiatief gaan nemen als hij wil winnen. Al sluit ik niet uit dat hij helemaal niet wil winnen, blijkbaar vindt hij alles wel best. Hoe dan ook gaat dit een dag vol spektakel worden, het internet gaat volledig gesloopt worden als Kuss aan het eind van de dag niet meer de rode trui draagt. En die kans lijkt me behoorlijk groot. In de tussentijd winnen wat vluchters de rit, boeiend.
1. Evenepoel. Als hij iets slimmer met zijn krachten omspringt moet dat lukken. Niet te vroeg, niet te enthousiast, iets meer met het hoofd. Of niet, want ik hoef hem eigenlijk niet nog een rit te zien winnen, maar afijn.
2. Bardet. Die zag ik op de Angliru nog even in de aanval gaan. Blijkbaar nog best in orde, tijd om weer eens in de vlucht van de dag te zitten dus.
3. Storer. We gooien er een paar random saaie namen in, jongens waarvan we hopen dat ze niet winnen.
4. Rubio. Tijd om voor de aanval te kiezen nu Mas het logischerwijs weer eens laat afweten.
5. Sanchez. Pelayo, de Asturische trots. Ook hij kent deze klim, sterker nog, de klim maakt onderdeel uit van zijn vaste trainingsrondje. Hij is er zo vaak geweest dat het voor hem net een racecircuit is, hij kan iedere bocht dromen. Of het hem gaat helpen om te winnen, dat lijkt me dan weer sterk.