Etapa 13: Formigal. Huesca la Magia - Col du Tourmalet, 135 kmDe vorige rit zullen we maar doodzwijgen he? Het waait dan toch niet altijd in Zaragoza. Er volgde een vrij massale massasprint in die stad en Alpecin leverde perfect werkt, tot een meter of 300 van het eind. Op het moment dat Robbe Ghys de sprint moest aantrekken voor Groves kwam Robbe tot de conclusie dat hij geen benen had. Hij werd overvleugeld door de mannen van UAE en Groves zat gevangen achter de matige Robbe. Rui Oliveira beschikte over de goede timing en hij loodste Sebastian Molano naar de zege. Groves werd nog tweede, balend. Een zeldzaam lichtpuntje voor de Colombianen, alles gaat de laatste tijd mis, maar dit is een mooie opsteker. Verder een rit om nooit meer over te praten natuurlijk. We gaan heel snel door met de volgende rit, eentje waar we als het goed is wel nog een tijd over gaan praten. In 2020 hadden we in de Vuelta moeten aankomen op de Tourmalet, wegens corona ging dat niet door. Nu, drie jaar later, gaat het dan alsnog gebeuren. Een uitstapje naar Frankrijk, waar de renners een zeer korte maar intensieve dag in de Pyreneeën wacht. Code rood voor de klassementsrenners.
![623ec]()
![53b2c]()
De 13e rit van deze Vuelta gaat van start op heilige wielergrond. We bevinden ons in Formigal, meer precies Aramon Formigal. Of nog preciezer Aramón Formigal-Panticosa. Dit is een skigebied in de Aragonese Pyreneeën in het noordoosten van Spanje, nabij het dorp Sallent de Gallego in de bovenste Tena-vallei in de provincie Huesca. Formigal-Panticosa heeft 182 km gemarkeerde pistes verdeeld over 12 groene, 36 blauwe, 52 rode en 42 zwarte skipistes. Men kan met 22 stoeltjesliften, 8 skiliften en 10 transportbanden 53.497 skiërs per uur transporteren. Het hoogste punt is de Tres Hombres piek op 2.250 m boven de zeespiegel, met een verticale daling van 740 m. Het centrum van het resort is een speciaal gebouwde nederzetting met verschillende hotels en appartementen op 1.500 m hoogte. Vanaf daar biedt een stoeltjeslift met 8 zitplaatsen de belangrijkste toegang tot het resort. Vóór 2004 werd deze toegang verzorgd door een gondel, door de gebruikers informeel "El huevo" (Het ei) genoemd. Het resort zelf beslaat vijf verschillende hoge bergdalen en definieert drie sectoren: Tres Hombres (Sextas), Izas-Sarrios, Anayet, El Portalet en "Panticosa". Elke vallei is bereikbaar met de auto en een busdienst, met een parkeerplaats en servicegebied aan de voet van waaruit de stoeltjesliften vertrekken. In 2014 werd het skigebied gefuseerd tot Aramón Formigal-Panticosa door de samenvoeging van de infrastructuur van Aramón Formigal en het naastliggende Aramón Panticosa. Zieke informatie allemaal, waarbij Wikipedia nog vergeet te vermelden dat Aramón Formigal-Panticosa volgens de eigen site het grootste skigebied van Spanje zou moeten zijn. De renners gaan van start buiten Sallent de Gállego, in de buurt van het skiresort Formigal, voor de deur van een van de vele skiliften alhier. Over de locatie valt verder weinig te vertellen, in de winter kun je hier mooi skiën en in de zomer mooi mountainbiken, maar over de wielergeschiedenis van deze plaats des te meer. Vanuit Sabiñánigo loopt via het Biescas van Fernando Escartin de brede A-136 omhoog naar de Franse grens. Een paar kilometer voor de grens ligt Formigal en hier is in het verleden menig rit geëindigd. De klim naar het skiresort stelt eigenlijk geen reet voor, toch gaat het hier altijd helemaal los. In 2020 nog, toen we hier voor het laatst waren. In dat jaar hadden we naar de Tourmalet moeten gaan, maar dat ging dankzij corona niet door. Formigal verving de Tourmalet, op papier een tegenvallende vervanger. In de praktijk leverde het weer mooie koers op, vooral dankzij het weer. De rit ging van start in Biescas, bij Escartin op bezoek, na 120 kilometer keerde men weer terug in Biescas en toen begon de slotklim. Tegen die tijd zat Jumbo al dik in de shit, Primoz Roglic vond het in een afdaling een goed idee om een regenjasje aan te trekken. Is het normaal ook wel, maar als je vanwege het koude weer bijna gevoelloos bent geworden en je het jasje niet aan kunt krijgen vormt dat wel een probleem. Hij verloor de aansluiting met het peloton, wat uiteraard werd opgemerkt. Enkele ploegen trokken even flink door en Jumbo reed ineens massaal op achterstand. De scheve situatie werd rechtgezet, maar de inspanning die daarbij geleverd moest worden kwam Jumbo op de slotklim duur te staan. Roglic kon niet mee toen Carapaz en nog wat andere renners in de aanval gingen. Hij leek tot dan toe ongenaakbaar, maar op de natte wegen rond Formigal moest hij het hoofd buigen en de leiding afstaan aan Carapaz. Een onverwachte wending in een etappe die bestemd leek om op niets uit te draaien. Dat hij een paar weken later alsnog de Vuelta zou winnen doet er verder niet toe, die dag waren we getuige van spektakel. De rit werd overigens gewonnen door Ion Izagirre, na een rit in de Giro en de Tour wist hij ook in de Vuelta zijn etappe mee te pakken. Samen met zijn broer Gorka Izagirre zat hij in de kopgroep en waar Gorka onderweg een paar keer voor de rest van de kopgroep uit ging rijden was het Ion die aan het eind naar de zege soleerde. Een bijzonder mooie dag, mag ik wel zeggen. Weer spektakel onderweg naar Formigal, net als in de Vuelta van 2016. Die rit was bijna een exacte kopie van de rit in 2020, terwijl het verloop ook enige gelijkenissen kende, al was de editie van 2016 nog een stuk epischer. Zo rond het begin van de uitzending pleegden Nairo Quintana en Alberto Contador een putsch in een afdaling. Ze gingen vroeg op de dag al in de aanval, niet op een stuk omhoog, juist op een stuk omlaag. Chris Froome, tot dan toe de glansrijke leider, zat te ver toen het brak. Hij kwam in een tweede groepje terecht en dus reed hij de rest van de dag in de achtervolging. Contador en Quintana hadden een paar knechten mee, die mochten de hele dag op kop beuken, in de achtervolgende groep waren het de troepen van Chaves en Froome die aan de bak mochten. De voorsprong van de koplopers werd steeds groter, waarna het op de op zichzelf magere slotklim een gevecht van man tegen man werd. Door alle inspanningen die voor de klim werden geleverd kregen we te maken met een slagveld. Terwijl de knechten verdwenen waren deden Contador en Quintana al het werk vooraan, daarachter zagen we Chaves en Valverde wegspringen. Froome had een bijzonder slechte dag, buiten het feit dat hij niet aan het opletten was aan het begin van de rit kon hij überhaupt niet veel harder. Was pas als 18e binnen, op bijna drie minuten van de winnaar. De winnaar van de dag was Nairo Quintana, hij legde hier de basis voor zijn eindzege in die Vuelta van 2016, maar hij was niet de ritwinnaar. De inmiddels afgeschreven Colombiaan nam al het werk op zich in de laatste kilometers, terwijl er één irritant ventje in het wiel bleef hangen. Niet Contador, nee, die kwam zichzelf tegen na alle inspanningen. Moest lossen en verloor nog een halve minuut. Het was Brambilla, die een van de betere dagen uit zijn carrière beleefde. De hele dag in het wiel van Quintana, in de laatste meters sprintte hij er voorbij en zodoende won hij de rit. Een net iets minder einde, blijft een beetje een lelijke zege. Maar goed, alsnog een memorabele etappe natuurlijk. Ook omdat de bus buiten tijd werd gereden. Op 118 kilometer tijd verloren 90 renners bijna 54 minuten. De hele dag koers zorgde voor waanzinnige verschillen. Omdat de organisatie het niet zag zitten om met 70 renners verder te gaan werd de tijdslimiet opgerekt en de bus zodoende opgevist, dat was dan weer jammer. In 2013 waren we overigens ook al eens in Aramon Formigal, die rit zou naar de vluchters gaan. Warren Barguil, die zijn debuut maakte in een grote ronde, had al een rit op zak en ging maar weer eens in de aanval. Hij ging solo op de slotklim en leek op weg naar de overwinning, tot hij dan ineens weer leek in te storten. Uran kwam bij hem aansluiten en leek op rozen te zitten. Dat viel alleen een beetje tegen, want in de laatste meters perste Barguil er toch nog een sprintje uit en daar reageerde Uran niet echt goed op. Uran reageert sowieso niet zo goed op sprintjes, maar dat geheel terzijde. Barguil pakte er in ieder geval zijn tweede rit. Formigal is wel vaker vereerd met een bezoekje, in 1972 bijvoorbeeld. De overwinning ging toen naar José Manuel Fuente, de mythische Tarangu. Eén keer eerder ging er een rit van start in Formigal, dat was in 1977. Nadat Pedro Torres had gewonnen in het skiresort mochten de renners overnachten in de hotels alhier, waarna we de volgende dag in dalende lijn van start gingen om te finishen in Cordovilla, waar de waterverslaafde Freddy Maertens een van zijn 13 ritzeges van die Vuelta wist te boeken.
![647241fc-16dd-11eb-883e-c72d734af88f.jpg]()
![206438.jpg]()
In de Vuelta van 2020 had er een rit van start moeten gaan in Biescas, daar waar parcoursbouwer Fernando Escartin woont. Stukje belangenverstrengeling. Die rit had over de Portalet moeten voren, om vervolgens in Frankrijk af te dalen naar de voet van de Aubisque, om via die klim naar de Tourmalet te rijden, waar de finish zou liggen. Ging niet door, maar drie jaar later komen we terug voor een rit die behoorlijk vergelijkbaar is. We gaan ditmaal niet van start in Biescas, nee, Biescas konden we in 2020 ondanks corona toch afvinken. We gaan van start richting de top van de Portalet, een paar kilometer voor de grens met Frankrijk ligt het skiresort Formigal, onderdeel uitmakend van het grote Aramón. De eerste klim van de dag is minder lang, want we skippen bijna de hele Portalet, maar we zijn nu wel in staat om na de Aubisque de Spandelles toe te voegen. Dat was in 2020 nog geen optie, maar nu de Tour er vorig jaar is geweest kan het uiteraard wel. Door het skippen van het eerste deel van de Portalet is de rit bijna net zo lang als ie in 2020 was geweest, het scheelt nog niet eens een kilometer. We voeren hetzelfde plan uit, maar dan net iets anders. Na de start op een parkeerplaats bij een skilift gaan de renners tijdens de neutralisatie al bergop fietsen, we volgen de brede A-136 op weg naar Frankrijk. We zijn in het verleden al vaker over deze weg gereden op weg naar Formigal, maar we zijn nog niet vaak voorbij Formigal gefietst. Als mijn bronnen kloppen is de de Col du Pourtalet slechts één keer beklommen in de Tour, in 1991. Dat was tijdens de 13e rit, toen we vanuit Spanje, in Jaca om precies te zijn, naar Val-Louron reden. Op de Pourtalet, de Franse naam voor de Portalet, was Peter De Clercq als eerste boven, maar de rit werd gewonnen door Claudio Chiappucci. Dat is grofweg de hele wielergeschiedenis van de klim, in de Vuelta stoppen we altijd een paar kilometer voor de top in Formigal, in de Tour zijn we maar één keer over de klim gereden. Jeetje, dit is minder dan ik had verwacht, zoveel mogelijkheden om van Spanje naar Frankrijk en vice versa te fietsen zijn er nu ook weer niet. De Franse naam van de klim is overigens een pleonasme, lees ik. In het Occitaans betekent pòrt - waarvan portalet en pourtalet een verkleinwoord is - col, bergpas of passage. Col du Col, kunnen we iets mee. In het Spaans houden we het op Puerto de Portalet, de u valt weg, of simpelweg El Portalet. De pas ligt exact op de staatsgrens tussen Spanje en Frankrijk en op de hoofdkam van de Pyreneeën, die hier samenvalt met de Europese waterscheiding tussen de Atlantische Oceaan (via de Gave d'Oloron) en de Middellandse Zee (via de Gállego). Vanuit de pas heeft men een goed zicht op de Pic du Midi d'Ossau. Langs de Gállego gaan we na de neutralisatie in stijgende lijn officieel van start op 4,4 kilometer van de grens met Frankrijk en de top van de Portalet. In de eerste 4,4 kilometer van de rit gaat het gemiddeld aan 5,4% omhoog, dat wordt opwarmen op de rollen. Een zeer korte en explosieve rit, met een buitengewoon explosief begin. Over een buitengewoon brede weg rijden de renners door een schilderachtig decor de grens tegemoet, terwijl het in de eerste kilometer blijkbaar met een aan 7% omhoog zal gaan. Dat wordt lachen, zonder grappen. Direct vanuit het vertrek klimmen, dat zien we bijna nooit, maar het is altijd hilarisch. Renners die na vijf meter koers al moeten lossen, dat soort werk. Na twee kilometer aan 5% gaat het nog een kilometer aan 6% omhoog en dan bereiken we vlak voor de grens een parkeerplaats en zelfs een rotonde, voorbij die rotonde komen we na een vals plat stukje uit in Frontera del Portalet, waar een paar restaurantjes te vinden zijn, enkele winkels en een informatiecentrum. Zodra we een vrij lelijk kunstwerk passeren verlaten we Spanje en betreden we Frankrijk, de top van deze klim van derde categorie volgt hier.
![vuelta-a-espana-2023-stage-13-climb-4be91a483b.jpg]()
![DSC_1819-1024x576.jpg]()
Helemaal voluit noemen ze deze klim ook wel eens de Col de Portalet d'Aneu, vernoemd naar Aneu, een aangrenzende berg van 2.364 meter. Doorheen de geschiedenis is de Portalet altijd een veelgebruikte pas geweest, het was lange tijd een van de weinige geasfalteerde mogelijkheden om de Pyreneeën over te steken. Tegenwoordig zijn er tunnels en daardoor wordt de Portalet wat minder gebruikt, maar gelukkig komt de koers nu een keer voorbij. Dat scheelde overigens weer niet veel, want in mei van dit jaar vond er hier nog een flinke aardverschuiving plaats en daardoor lag de hele Portalet bezaaid met rotsblokken. Ze hebben de boel op tijd weten op te ruimen, en dus kunnen we met een gerust hart naar Frankrijk fietsen. Alhoewel, gerust hart, de sprinters zullen nu al om hun moeder aan het roepen zijn, en met zo'n explosieve start bergop mag je ook niet uitsluiten dat er al een paar semi-klassementsrenners aan het spartelen zijn. Na de redelijk korte weg omhoog volgt er een langere afdaling, we dalen de hele Pourtalet af. Zo moeten we 'm nu maar noemen, aangezien we ons inmiddels in Frankrijk bevinden. Al koloniseren die Fransen ook altijd de hele teringzooi, dus in het kader van het koekje van eigen deeg: we dalen de Portalet af. De afdaling van deze klim gaat liefst 28 kilometer duren, we gaan beginnen aan een eindeloze tocht richting Laruns. De afdaling van de Portalet begint met een stuk van zes kilometer dat enigszins lastig is. Het gaat omlaag aan een procent of zes en we komen een aantal bochten tegen, genoeg reden om het lastig te noemen. Zeker omdat we ons nog in het begin van de rit bevinden, de klim is wellicht te kort geweest om een kopgroep te laten ontstaan, dus zullen er renners zijn die alle risico's willen nemen in de afdaling. Dat is niet direct een aanrader, we rijden langs de Gave de Brousset omlaag, een stroompje dat zo nu en dan even in beeld komt. Een klein stuurfoutje en je ligt in in dit rotsachtige stroompje. Na een tijd komen we ook langs twee muren te fietsen, aan beide kanten van de weg een verhoging. Daarom is het verstandig om toch maar gewoon netjes op de weg te blijven, wat op zich ook wel moet lukken aangezien de weg ook aan de Franse kant enorm breed is. We komen in de eerste zes kilometer wel een paar bochten tegen die enige stuurmanskunst vereisen, maar al bij al zou het toch mee moeten vallen. We fietsen door de Pyreneeën omlaag, we zien overal mooie bergen liggen. Vlak voor de top reden we al even langs wat fraaie rotswanden, ook in het begin van de afdaling komen we er een aantal tegen. Nadat we door een paar lawinegalerijen zijn gereden wordt de afdaling steeds rechter, de brede weg kent een kilometer of zes alleen wat flauwe bochtjes. De snelheid zal hier hoog liggen en dat maakt het eventueel gevaarlijk, maar de bochten die enigszins scherp zijn kun je op de vingers van je hand tellen, zelfs als je een rund bent geweest. We rijden alleen een keer via een bruggetje over het stroompje, hier volgt een wat stevigere bocht naar links. Na die bocht komen we vrij snel uit bij het Lac de Fabrèges, ons stroompje mondt uit in dit meertje en gedurende de twee kilometer dat we langs het meer fietsen is het eigenlijk gewoon vlak. Aan de overkant van het meer ligt Fabrèges en in Fabrèges vinden we de populairste toeristische attractie van de omgeving, de Petit train d'Artouste. Deze seizoensgebonden smalspoortrein voor toeristen in de Franse Pyreneeën is de hoogste trein van Europa. Ik heb het altijd over dit treintje als de Tour weer eens in Laruns is, omdat je over Laruns verder niets kunt vertellen. Nu fietsen we eindelijk eens langs Artouste en het treinstation. Lichte verwarring of het hier nu Fabrèges of Artouste heet, de trein draagt in ieder geval de naam Artouste. Kijk, daar gaat ie.
![Train-Artouste-Cliff.jpg]()
Van Artouste is het nog 16 kilometer fietsen tot Laruns, na de twee wat vlakkere kilometers dalen we nu weer een aantal kilometer af aan 6%. Voorbij het meer van Fabrèges komen we een mooi stukje tegen, de renners rijden weer onder wat galerijen door, passeren wat fraaie rotswanden en ze bedwingen voorbij de stuwdam kort achter elkaar meerdere haarspeldbochten. Zo kort na de start in zo'n belangrijke rit vind ik dit ergens wel een gevaarlijke start, ik zou het begrijpen als de klassementsrenners zich hier nog even inhouden. Na een aantal haarspeldbochten achter elkaar ridjen we door een gehuchtje heen, hier is de weg even wat smaller, maar al snel wordt het weer breed. We dalen een tijdje af door een bos, komen daar nog eens twee brede haarspeldbochten tegen en daarna is het buiten het bos eventjes wat makkelijker dalen omdat het vooral rechtdoor gaat. Als de renners nog acht kilometer moeten dalen komen ze na wat snelle bochtjes kort achter elkaar nog eens twee haarspeldbochten tegen, eigenlijk de laatste echte uitdagingen van deze afdaling. Deze haarspeldbochten worden opgevrolijkt door plantenkunst, er zijn allerlei buxusjes te vinden, gesnoeid in de meest vreemde vormen. Iemand in de omgeving Laruns zwemt in de tijd denk ik. Na deze kunstzinnige haarspeldbochten gaat het in de laatste grofweg zeven kilometer van de afdaling wat meer rechtdoor vals plat omlaag. Niet helemaal rechtdoor, maar geen noemenswaardige bochten meer. Vooruit, nog een keer een S-bochtje als we door het gehuchtje Goust rijden, om het af te leren. Enorm simpel verder, als je heel eerlijk bent stelt de hele afdaling eigenlijk niets voor. Maar goed, vanwege de plaatsing misschien wel. In de allerlaatste meters van de afdaling rijden we door een bijzonder mooie kloof, we passeren langs een aantal imponerende rotswanden en als uitsmijter krijgen we een tunneltje cadeau. Na dit tunneltje slaan de renners rechtsaf, weer een paar meter later slaan ze nog eens rechtsaf en dan beginnen ze direct aan de volgende klim. Maar niet voordat we het nog even over het altijd gezellige Laruns hebben gehad. We bereiken Laruns en de voet van de volgende klim na 32,2 kilometer. In Laruns zijn we de afgelopen jaren ontzettend vaak geweest, normaal gesproken in de Tour natuurlijk. Dit jaar eindigde er nog een rit in Laruns, godbetert. In een rit met onderweg de Col du Soudet en de Marie Blanque, op die laatste klim reed Jonas Vingegaard Tadej Pogacar op een hoop. De Sloveen had geen antwoord, verloop de klim tijd en in de afdaling en het vlakke stuk richting Laruns verloor hij alleen nog maar meer tijd. Meer dan een minuut, zelfs. Het eerste teken dat het niet de Tour van Pogacar ging worden, al sloeg hij een dag later nog wel terug. Het werd wel de Tour van Vingegaard, ook al won hij de rit niet. Jai Hindley zat in de kopgroep van de dag en hij wist vooruit te blijven, hij nam en passent ook meteen de gele trui mee. In 2020 kwam er ook al een rit aan in Laruns, ook na een afdaling van de Marie Blanque. Toen werd Marc Hirschi op het laatste moment ingerekend als laatste vluchters, waarna de zege in de sprint naar Pogacar ging. In 2018 won Roglic hier dan weer door weg de te rijden in de afdaling van de Aubisque en zo wordt langzaam duidelijk dat we de afgelopen jaren vaak genoeg in Laruns zijn geweest. Niet alleen in de Tour, zelfs in de Vuelta. In de Vuelta van 2016 eindigde er een rit op de klim waar we nu aan gaan beginnen, daar won de renner die van ons altijd mag winnen.
![Cyclotouristes-Pourtalet2-CDT64-Ziklo-1200x800.jpg]()
Na de bocht naar rechts aan het eind van de afdaling beginnen we aan een klassieke col. De Col d'Aubisque is een beklimming van de buitencategorie met een gigantische geschiedenis in de Tour en ook enige geschiedenis in de Vuelta. De klim debuteerde al in 1910 en kwam sindsdien al meer dan 70 keer voorbij in de Tour, voor het laatst in 2022, onderweg naar Hautacam. Toen reden we vanuit Laruns via de Aubisque naar de Spandelles, de Vuelta heeft dit snel gekopieerd. In 2022 kwam Ciccone hier als eerste boven, maar hij zou verder geen rol spelen tijdens die rit. Het was best uitzonderlijk dat we weer eens vanuit Laruns omhoog gingen naar de Aubisque, in de Tour was dat sinds 2012 niet meer gebeurd. Toen kwam Voeckler als eerste boven in een etappe die hij uiteindelijk ook zou winnen. Ooit, in het jaar 2007, eindigde er een Tourrit boven op de Aubisque. Dat was ook wel een rit, zeg maar. De laatste bergit eindigde op de Col d'Aubisque en dus keken we naar de laatste kans voor Alberto Contador om Michael Rasmussen uit de gele trui te rijden. Rasmussen was in de vorm van zijn leven, nam nog wat extra middeltjes en was er helemaal klaar voor. Tijdens de rit naar de Aubisque trok hij gekke bekken, om aan Contador en Leipheimer te laten zien dat hij het moeilijk had. De renners van Discovery Channel trapten erin en deden er alles aan om Rasmussen te lossen. Af en toe liet de Deen een gat, om die jongens het gevoel te geven dat het nog mogelijk was, maar steeds reed hij het op eigen tempo weer dicht. Hij deed helemaal niets, tot de slotkilometer van de rit. Hij versnelde en meteen waren Leipheimer en Contador weg. In één simpele kilometer pakte hij 26 seconden op Leipheimer en 35 op Contador. Het was ongekend. Onwerkelijk. Rabobank ging de Tour winnen, voor het eerst. Een grandioos moment, zowel voor Rasmussen als de ploeg. Het bleek alleen al vrij snel dat het te mooi was om waar te zijn. De hele Tour waren er al geruchten rond Rasmussen, maar die dag kwam het grootste verhaal. Hij zou in Mexico zijn geweest om te trainen, maar Davide Cassani had hem in die periode in Italië gezien. Theo de Rooij scheet meteen zeven kleuren stront en hij haalde Rasmussen uit de Tour. Tegenwoordig hebben ze bij de opvolger van Rabobank betere herinneringen aan de Aubisque, in de Tour van vorig jaar was dit een van de etappes waar Vingegaard korte metten maakte met Pogacar. Met wat hulp van Van Aert. De Tour hebben ze inmiddels twee keer gewonnen, het kan verkeren. De Aubisque blijft verder ook altijd de klim van Wim van Est, die hier in het ravijn kukelde. Een meter of 70 lager liep zijn horloge nog steeds, dat werk. Meest belegen anekdote van het wielrennen?
![Crdki0hXEAUuCaa.jpg]()
Verder kennen wij de Aubisque natuurlijk van de Vuelta van 2016. De Spaanse koers besloot net als nu om eens over de grens te gaan kijken en tekende een rit uit met onderweg drie zware cols en een aankomst bergop op Col d'Aubisque. Robert Gesink zat die dag in de kopgroep, maar voor de Aubisque reed hij ineens in een achtervolgend groepje. De renners reden weer eens door Laruns en begonnen aan de deze kant van de Aubisque. Gesink deed wat Gesink de laatste jaren wel vaker doet, hij besloot op een zo groot mogelijk verzet op kop te beuken en dan maar te zien waar het schip zou stranden. Dat leidde hem uiteindelijk naar de kop van de koers. Alleen kon hij het tempo toch niet helemaal vasthouden, dus kwamen onder meer Kenny Elissonde en Egor Silin nog terug. In de laatste kilometer reden ze met z'n drieën richting de finish en strijkijzer Gesink leek weer eens naast de prijzen te grijpen. Op 400 meter van de finish ging hij de sprint al aan en niemand snapte er iets van. Maar hij wist zijn sprint door te trekken tot aan de finish en Elissonde en Silin wapperenden er allebei af. De handjes van Gesink konden in de lucht. Een overwinning in een grote ronde, eindelijk. Dat blijft toch een fraaie overwinning, wel meteen zijn laatste. Na die rit in 2016 hadden ze bij de Vuelta het idee om in 2020 terug te keren naar de Aubisque, waarna de rit moest eindigen op de Tourmalet, maarja, dat voeren we nu dan maar met enige vertraging uit. Unipublic is overgenomen door ASO en dat blijkt uit dit soort feitjes. Verder blijkt het nergens uit, want de Vuelta blijft een waanzinnig onprofessionele ronde, al moeten we niet vergeten dat we in de Tour dit jaar ook genoeg incidenten hebben gezien. Hoe dan ook, ik zou bijna vergeten dat er nog geklommen moet worden. Naar de top van de Col d'Aubisque gaat het de komende 16,4 kilometer aan 7,1% omhoog. We merken meteen dat de Aubisque vrij makkelijk begint. Stukje aan 5,5%, dan een kilometer aan 4% en dan weer twee kilometer aan 5,5%. Het wordt even wat lastiger met een kilometer aan 7%, maar dan komen we daarna weer een strook aan 4,5%. Na zes kilometer klimmen is de Aubisque eigenlijk nog niet begonnen, pas voorbij Eaux-Bonnes wordt het leuk. In de resterende tien kilometer van de klim wordt het niet meer makkelijk. De kilometer aan 7% zal als een cadeau voelen als je bedenkt dat het daarna aan 10% omhoog gaat. Na twee kilometer aan 8% gaat het vervolgens zelfs drie kilometer aan 8,5% omhoog. Tegen die tijd zal het peloton niet heel groot meer zijn, je kunt hier zelfs al voorzichtig aan een aanval beginnen te denken. Nog drie kilometer tot de top, na een kilometer aan 8% gaat het in de voorlaatste kilometer aan 9% omhoog, waarna we in de laatste kilometer weer tegen 8% gaan klimmen. Een bijzonder pittige klim, waarvan we de top na 49 kilometer bereiken. Categorie
especial, want zo noemen de Spanjaarden buitencategorie. Ik heb dit stukje even gekopieerd van mijn Tourvoorbeschouwing. Je zou zeggen dat er over de Aubisque weinig meningsverschillen kunnen ontstaan, qua lengte klopt dat. In de Tour is de klim 16,4 kilometer lang, in de Vuelta spreken we van 16,5 kilometer. De percentages per kilometer verschillen dan wel weer behoorlijk, volgens de Vuelta is er bijvoorbeeld helemaal geen kilometer aan 10%. Enfin, de Aubisque, op echte verrassingen kunnen we daar niet betrapt worden toch?
![afecb]()
![ce4eb]()
![AUBISQUE-1440Tour-de-France-2007--23-.jpg]()
De Col d'Aubisque is een fraaie klim, voorzien van een brede en fatsoenlijke weg. Vooral voorbij het skistation van Gourette worden de uitzichten steeds mooier, en de weg steeds bochtiger. Richting de top wordt het ook steeds kaler, en het uitzicht dus beter. Maar goed, tijd om te dalen. Na de Aubisque volgt er een afdaling van zes kilometer, een afdaling die vooral in het begin nog wel de moeite waard is. Het gaat vrij stevig omlaag terwijl we redelijk wat bochten tegenkomen. Een aantal stevige bochten ook, zelfs een paar blinde bochten. Stuur maar in en zie dan maar waar je uitkomt. Op zich is de weg verder wel breed en het asfalt niet verkeerd, vorig jaar in de Tour hebben we hier volgens mij weinig vreemde dingen zien gebeuren. Lang duurt de afdaling niet, na zes kilometer dalen, waarvan de eerste vier vooral interessant zijn, is het zelfs even zo goed als vlak. Schitterende omgeving, trouwens. De renners krijgen een tijdje een prachtig uitzicht aangeboden, maar dat wordt ze ook weer handhandig ontnomen. Aan het eind van deze afdaling rijden ze namelijk een bijzonder donkere tunnel in, in een afdaling niet echt wat je wil zien. De tunnel is niet lang, maar is ook niet recht, lastig dus. Even later volgt er nog een tunneltje, maar die is slechts een paar meter lang. Na die tunnel is het zo goed als vlak, terwijl het wel lekker bochtig blijft. We bereiken niet lang daarna de grens tussen de departementen Pyrénées-Atlantiques en Hautes-Pyrénées. Bij het overschrijden van die grens beginnen we aan een nieuwe klim, er gaat geklommen worden naar de top van de Col du Soulor. Het gaat iets meer dan twee kilometer omhoog aan 5%, als je alles wat we verder vandaag tegenkomen in ogenschouw neemt valt dat wel mee, maar toch. Zoals de Galibier de Télégraphe heeft is er de Col du Soulor die vasthangt aan de Aubisque. Al hoef je de twee niet altijd te combineren, zo bleek in 2019. Toen reden we van Ferrières omhoog naar de Soulor, maar daalden we af richting Argelès-Gazost. Nu gaan we na de top van de Soulor afdalen richting Ferrières, net als in de Tour van vorig jaar. We slaan op de top van de Soulor direct linksaf en beginnen aan een afdaling van 13 kilometer richting de voet van de volgende klim. Na de bocht naar links is de weg direct iets smaller, terwijl we ook meteen de eerste bochten tegenkomen. Open terrein voorlopig, dus we zien alles liggen. Het gaat 12 kilometer bijna continu aan 7% naar beneden, pas in Ferrières begint het iets minder hard te dalen. Het is een afdaling met bijna geen haarspeldbochten, het zijn vooral heel veel korte en snelle bochtjes. Ook wat bochtjes achter een hoek verstopt, deze bochten waar je niet doorheen kunt kijken zijn uiteraard het meest vervelend, maar de beste bochten zien de renners wel liggen. Wel een fraaie afdaling, vooral in het begin. We scheren langs de rotswanden af, terwijl we aan de andere kant van de weg een prachtige blik op de bergen krijgen aangeboden. Maar ook een lastige afdaling dus, ik vind 'm best pittig. Enric Mas is dit met mij eens, in de Tour van vorig jaar reed hij hier met dichtgeknepen remmen naar beneden. Al zat hij toen sowieso een beetje in een lastige fase, hij vond toen na een paar valpartijen iedere afdaling lastig. Volgens mij gaat dat nu weer beter, al lijkt me dit nog steeds een goede afdaling om wat mensen onder druk te zetten.
![23834.jpg]()
Het blijft lastig tot we beneden zijn, de bochten blijven elkaar in hoog tempo opvolgen. Iedere keer maar weer van die korte bochtjes, rechte stukken treffen we amper aan. In de buurt van het dorpje Arbéost, na toch al snel een kilometer of acht dalen, komen we voor het eerst een paar haarspeldbochten tegen. Hier duiken we ook een bos in, waar de bochten wat meer verstopt liggen. Eenmaal voorbij Arbéost dalen we nog vier kilometer verder richting Ferrières, het blijft bochtig en een aantal van die bochten blijven heel venijnig. Vlak voor we Ferrières bereiken wordt het een stuk makkelijker en in dit dorpje zelf is het helemaal gedaan met dalen. We rijden nu nog even een kilometertje rechtdoor, op weg naar een klim waar de echte wielernerds jaren op hebben moeten wachten. De Spandelles, daar smeekten de Franse wielerfans en de internationale nerds al jaren om, maar de organisatie van de Tour durfde het niet aan. Tot vorig jaar kwam de klim nooit voor in koers, nu zien we hem ineens in allerlei koersen verschijnen. Daar zit een heel verhaal achter, want de weg die over de Col des Spandelles loopt was eerst een gemeentelijke weg en de lokale notabelen weigerden er een departementale weg van te maken. Eind 2020 gebeurde dat dan toch, waarna er ineens argumenten (en geld) waren om de weg op te knappen. Vanwege het toeristische belang werd de weg voorzien van nieuw asfalt en werd de boel gesnoeid, want blijkbaar groeide de boel hier onderhand dicht. Strookje gras in het midden van de weg, dat soort werk. Dat zijn de lokale struggles waar je vaak geen weet van hebt, soms zit er meer achter dan luiheid aan de kant van de ASO. Sinds 2021 is de weg eindelijk echt begaanbaar en meteen kwam de Tour in 2022 op bezoek. De organisatie van de Vuelta komt een jaar later langs, bij het oorspronkelijk geplande bezoek aan de Tourmalet in 2020 was er van de hele Spandelles nog geen sprake. Thanks, corona. De smalle en slechte weg die over de klim loopt is nog steeds niet heel goed of indrukwekkend breed, maar goed genoeg om de koers te ontvangen. Van Ferrières rijden we rechtdoor naar het gehucht Eschartès, alwaar we rechtsaf de afslag naar een smallere weg nemen. In de bocht begin het al omhoog te lopen, de Spandelles is begonnen. Een beklimming van de eerste categorie, hij is 10,3 kilometer lang en kent een gemiddelde stijging van 8,3%. We hebben lang moeten wachten op het debuut van deze klim, maar nu begin je al bijna te vrezen dat we de Spandelles ieder jaar in wat voor koers dan ook gaan zien verschijnen. Er zijn ergere dingen, want dit is een vrij stevige klim die in de Tour ook meteen leverde. De weg is smal en in het begin rijden we vooral door een donker bos, waar het meteen steil wordt. Het gaat direct aan 7% omhoog, in de tweede kilometer zelfs aan 9%. Vervolgens gaat het twee kilometer aan 8,5% omhoog, de Spandelles gaat weinig momenten van rust kennen. De smalle weg slingert stevig omhoog, na een aantal kilometer klimmen komen we zelfs een fase tegen vol haarspeldbochten. Her en der liggen er wel wat boerderijtjes in deze omgeving, maar verder schijnt dit de stilste klim op aarde te zijn. Jij, de smalle weg en de natuur. In de vijfde kilometer van de klim gaat het omhoog aan 10%, dit is wel echt al het terrein waar je een aanval verwacht.
![4a61c]()
![0e3fd]()
![col-de-spandelles-las-ganques-upload-38985-1024x0.jpg]()
Weer een totaal verschil tussen de profielen van de ASO en Unipublic, al zijn ze het er allebei wel over eens dat het een klim is van 10,3 kilometer aan 8,3% gemiddeld. Ik ben lui en dus kopieer ik gewoon mijn voorbeschouwing op de Tourrit van vorig jaar, we verkiezen derhalve het profiel van ASO boven die van Unipublic. Doorgaans een verstandige keuze. Na een kilometer aan 8,5% volgt een kilometer die iets makkelijker is, het rustmoment van de klim. Een kilometer aan 6,6%, nog steeds niet bepaald vlak. We zitten inmiddels nochtans in de volgende fase vol haarspeldbochten, verwarrend. De weg is bijna continu omgeven door bomen, maar richting de top wordt het wel wat meer open. We zien in de verte de fraaiste bergen liggen, de Spandelles is zowel zwaar als mooi. Na de wat makkelijkere kilometer gaat het nog iets meer dan drie kilometer omhoog, dit worden weer zware kilometers. Een kilometer aan 8%, dan eentje aan 9% en dan sluiten we af aan 7,7%. In de laatste paar meter zwakt het af naar 7% en dan zijn we na exact 82 kilometer voor de tweede keer in een grote ronde boven op de top van de Col de Spandelles. Voor het eerst in de Vuelta, uiteraard. Op de top is er aan alle kanten een prachtig uitzicht over de omgeving, het is de moeite waard om hier even te stoppen en rond te kijken. Mocht ik je met dit verhaal geënthousiasmeerd hebben dan heb ik ook meteen een vakantiewoning voor je in de aanbieding, want net buiten Ferrières, praktisch aan de voet van de klim, ligt De Gevonden Glimlach. Een aangepaste vakantiewoning, zodat mensen van ons niveau er ook terecht kunnen. Dit even geheel terzijde, natuurlijk. Op de top van de klim wacht overigens ook nog een bonussprint op de renners, Escartin probeert de renners te motiveren om vroeg ten strijde te trekken. Op zich geen gekke gedachte, de Spandelles is de voorlaatste klim van de dag. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als de klassementsrenners zich hier al roeren. In de Tour van 2022 gebeurde dat, Pogacar maakte dankbaar gebruik van de Spandelles om een aantal keer de knuppel in het hoenderhok te gooien. Vingegaard kon deze aanvallen alleen steeds vrij makkelijk pareren. Op het moment dat Pogacar het tempo dan weer wat drukte sloten enkele renners aan, Geraint Thomas bijvoorbeeld, maar ook ene Sepp Kuss. Kent de klim, en kan 'm blijkbaar ook aan. Al moest hij uiteindelijk wel echt passen toen Pogacar nog een keer ging, met z'n tweeën reden Pogacar en Vingegaard over de top. De Col de Spandelles debuteerde vorig jaar in de Tour en debuteert dit jaar in de Vuelta, maar blijkbaar was er eerder toch ook al eens een koers geweest. In de Route du Sud van 2012 kwam de klim al eens voor. Ene Nairo Quintana kwam hier toen als eerste boven, met ettelijke minuten voorsprong op de rest. Vorig jaar in de Tour ging hij ook nog behoorlijk goed mee, al dan niet dankzij de hulp van wat pijnstillers. Ik verwachtte vorig jaar dat Pogacar hier bommetjes ging gooien en dat deed ie dan ook. Ik weet niet of ik hier nu bommetjes ga verwachten, maar je kunt ze hoe dan ook prima gooien. Het is een magnifieke, loodzware klim, een toevoeging aan de koers.
![FV9qP4kXkAMIboN?format=jpg&name=large]()
![FTr75QWWYAAiikm?format=jpg&name=large]()
Bommetjes gooien kun je ook prima in de afdaling, want de weg omlaag was voorheen nog slechter dan de weg omhoog. Ook dat is uiteraard opgeknapt, maar het blijft een griezelige afdaling. Deze afdaling is een niet te onderschatten element van deze rit. Van de andere kant is de nu al legendarische Spandelles een stuk langer, wat logischerwijs leidt tot een lager gemiddelde. Wil niet zeggen dat het continu rustig omlaag gaat, in de eerste vijf kilometer van de afdaling gaat het vooral aan 8 à 9% naar beneden, met tussendoor een paar vlakkere stroken. De andere kant van de klim is vooral onregelmatiger, misschien nog meer typisch Pyreneeën dan de kant de we omhoog bedwingen. In de eerste vijf kilometer van de afdaling komen we heel veel bochten tegen, een aantal van die bochten zien er verdomd lastig uit. Meteen in het begin jezelf naar beneden smijten is ergens niet het slimste idee, we zagen in de Tour van vorig jaar dat dit vrij slecht kan aflopen. In de afdaling was het eerst Vingegaard die bijna op z'n bek ging, hij begon te vroeg met trappen in een bocht en hij slipte bijna weg. Net bekomen van de schrik sloot hij weer aan bij Pogacar, die een bocht later zelf onderuit schoof. Niet de zwaarste valpartij ooit, maar de afdaling van de Spandelles bleek meteen wel enorm lastig te zijn. De eerste twee van de Tour kwamen allebei in de problemen, dan weten we genoeg. Na de valpartij van Pogacar wachtte Vingegaard op hem, zodra Pogacar de aansluiting had gemaakt volgde er een handshake en vervolgden ze hun weg. Een memorabel moment, en dat gebeurde dus in deze afdaling. Een afdaling die vooral in het begin lastig is, vraag maar aan die twee heren. Na een tijd volgt er een rechter stuk van een paar kilometer, waarna het in de volgende fase vol bochten maar aan 3% naar beneden gaat. Opletten in het begin, daarna komt de adempauze. De weg blijft evenwel heel smal, en in de oude situatie was het inderdaad geen optie om hier te passeren. Op de oude beelden zijn overal putten te zien, aan deze weg hadden ze al 100 jaar niets meer gedaan. Nu ligt er nieuw asfalt te blinken, gelukkig. Al lag er ook wel wat grind vorig jaar, dat bleek minder ideaal te zijn. Dalen doen we overigens door een donker bos, wat niet direct helpt bij het inschatten van de bochten. Richting het eind van de afdaling gaat het nog eens vijf kilometer serieus omlaag, maar qua bochten valt het mee. Het venijn zit vooral in het begin, al is dat begin dan ook wel weer meteen enorm vervelend. Een paar kilometer voor Argelès-Gazost komen we uit in het dorpje Gez, hier is het nog even lekker bochtig. Paar haarspeldjes nog, maar de weg wordt breder. Na 97,5 kilometer komen we vervolgens uit in Argelès-Gazost. Lang verhaal kort: een lastig eerste deel van de afdaling, daarna wordt het eigenlijk steeds beter te doen. We hopen maar dat de renners het dit jaar gaan redden zonder elkaars hand te schudden.
![7a0d9.jpg]()
Beneden in Argelès-Gazost wijken we af van de route van de Tour van vorig jaar. We reden dwars door deze plaats op weg naar Hautacam, waar een groene Wout van Aert nondeju Tadej Pogacar bergop zou lossen, waarna Vingegaard het karwei mocht afmaken. Nu gaan we op weg naar de Tourmalet, om daar te komen werken we eerst een bochtig rondje af dwars door Argelès-Gazost. De renners komen meerdere bochten tegen terwijl de weg smaller wordt en tevens is voorzien van wat paaltjes en andere verkeersremmende elementen. Eenmaal buiten het centrum wordt de weg weer breder. Een bocht en een rotonde later bereiken we de weg die door de vallei loopt. Een brede weg, die de komende vier kilometer vooral rechtdoor zal lopen. Het is vlak, tijdelijk in ieder geval. Aan het eind van de rechte weg komen de renners uit bij een rotonde, waar ze schuin naar rechts gaan. Ze rijden daarna Pierrefitte-Nestalas in, waar de tussensprint van de dag ligt. Na de rotonde loopt de weg omhoog, de laatste meters richting de tussensprint moet er dus voorzichtig geklommen worden. Het erge is: dit stukje heb ik gekopieerd van een oude Tourvoorbeschouwing. In 2019 reden we in de Tour naar de Tourmalet en in aanloop naar die klim volgde er een tussensprint in Pierrefitte-Nestalas, net als nu. De tussensprint volgt vandaag na 103,4 kilometer in het centrum van dit dorpje, we moeten hierna nog 31,3 kilometer afwerkten tot de finish. Voorbij de tussenspring gaan we de komende 13 kilometer door een vallei fietsen, richting Luz-Saint-Sauveur. Na een kilometer aan 4% in Pierrefitte-Nestalas komen we uit bij een rotonde, waarna het in licht dalende verder gaat in het dorpje Soulom. Buiten Soulom komen we nog een rotonde tegen, waar we rechtdoor gaan. Ineens bevinden we ons dan in het dal dat de rivier Gave de Gavarnie door de jaren heen heeft weten uit te slijpen. Een mooi dalletje. Prachtige rotswanden langs de kant van de weg, aangevuld met het nodige groen. Helemaal veilig is het hier alleen niet, getuige de netten die soms boven de weg hangen. De weg in deze vallei loopt steeds een beetje vals plat omhoog, en soms meer dan dat. Al bij al valt dit allemaal nog wel mee, maar we komen toch meer dan 200 meter hoger uit. Je moet dan nog rekening houden met het feit dat het af en toe ook kort naar beneden loopt, dus in totaal schrijven we 350 hoogtemeters bij. Desondanks zal hier niet veel gebeuren, het echte werk moet nog komen. Nadat we twee keer via een bruggetje de rivier zijn overgestoken rijden we rechtdoor richting Esquièze-Sère en deze weg loopt al voorzichtig een kilometer aan 4% omhoog. Aan het eind van deze weg slaan we rechtsaf, waarna we via een nieuw bruggetje Luz-Saint-Sauveur binnenrijden. Dit kleine toeristische dorpje heeft het goed getroffen, het ligt ingeklemd tussen twee meer dan bekende beklimmingen. Op het eerste het beste bord in het dorp wordt aangegeven hoe je richting Luz Ardiden kunt. Dat bord gaan we alleen negeren, want we moeten naar de Tourmalet. Ondanks het feit dat we hier met enige regelmaat passeren is er hier in de hele geschiedenis van de Tour blijkbaar pas één rit van start gegaan, ooit een tijdrit in 1985. Toch hebben ze hier ook weer niet veel te klagen, nog niet eens twee maanden geleden reden we hier tijdens de Tour ook al voorbij. Toen beklommen we de Tourmalet van de andere kant, daalden we af richting Luz-Saint-Sauveur en reden we vervolgens door de vallei richting Pierrefitte-Nestalas, waar dan weer de slotklim richting Cauterets-Cambasque zou beginnen. Daar gaf Pogacar Vingegaard dan weer een draai om z'n oren, al kwam de Deen uiteindelijk natuurlijk alsnog bovendrijven als glorieuze winnaar van die Tour. Maar goed, bekende wegen dus. In Luz-Saint-Sauveur hebben ze overigens iets leuks bedacht om de band met de koers te versterken. Het begin van de klim, in dit geval de slotklim, is omgedoopt tot
promenade des célébrités, een rij met plaquettes in de grond met daarop de handen van beroemde coureurs, onder anderen Laurent Jalabert, Bernard Thevenet, Miguel Indurain en Bernard Hinault. Stukje marketing.
![wat-maakt-de-tourmalet-zo-speciaal-het-is-het-mythische-portret-dat-beklijft.webp]()
Na een tweetal bochten in Luz-Saint-Sauver zijn we vertrokken. Op 19 kilometer van de finish gaat ie dan beginnen, de Col de Tourmalet. De Pau onder de beklimmingen. Een berg die al 100 keer beklommen is. Het begint een tikkeltje lachwekkend te worden, zeker als je bedenkt dat de Tour de France Femmes dit jaar ook al een aankomst kende op de Tourmalet. De Tourmalet is natuurlijk een mooie klim, maar zoals Sepp Kuss het treffend heeft omschreven: overschat. Van deze kant 19 kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 7,4% omhoog. In de Tour reden we in 2016 en 2019 via deze kant omhoog, in 2021 en dit jaar zagen we 'm dan weer van de andere kant verschijnen. In de Tour de France Femmes ook, maar daar praten we verder niet over. De klim met de brede weg begint relatief eenvoudig met twee kilometer aan 6,2%. Vervolgens wordt het een aantal kilometer wat lastiger. Vijf kilometer aan 8% gemiddeld, dat mag er op zich wel zijn. Aan het eind van dit steile stuk rijden we Barèges binnen, een klein dorpje vol met hotels en appartementen. Het dorp leeft van de thermale baden (Thermes de Barèges en Thermes de Barzun), bergtoerisme en van het skiseizoen. De thermale baden worden gevoed door bronnen met warm zwavelhoudend water. De diverse bronnen worden gemengd tot de juiste temperatuur wordt bereikt. Veel Fransen nemen een door de ziektekostenverzekeraars vergoede kuur van drie weken voor o.a artritis en luchtwegaandoeningen. Barèges ligt in de rand van het Nationale Park van de Pyreneeën. In en rond het dorp worden alle bergsporten en -activiteiten aangeboden, zoals parapente, wandelen, fietsen en bergbeklimmen. Eén keer per jaar komt de Tour de France langs, vaak naar beneden, soms naar boven. Het hoogtepunt van die etappe is de Tourmalet, op 12 km van Barèges. In de winter staat het dorp in het teken van skiën. Het skigebied Barèges-La Mongie is het grootste skigebied in de Franse Pyreneeën. Dit schaamteloze stukje propaganda voor Barèges is te vinden op Wikipedia en uit totale balorigheid heb ik het opgenomen in een van m'n vorige voorbeschouwingen. Nu maar weer, om even aan te tonen hoe geestdodend zo'n Tourmalet eigenlijk wel niet is.
![wat-maakt-de-tourmalet-zo-speciaal-het-is-het-mythische-portret-dat-beklijft]()
Nadat we langs de thermen van Barèges zijn gefietst gaat het dus nog 12 kilometer verder omhoog. De kilometer in Barèges zelf was niet zo lastig, het ging hier slechts aan 5,5% omhoog. Het duurt even voor de weg buiten Barèges weer wat steiler omhoog begint te lopen, maar zodra dat het geval is krijgen we wel direct een van de meest steile kilometers van de klim voorgeschoteld. Het gaat tijdelijk aan 8,7% omhoog, hoera. Daarna zwakt het wat af richting 7,6%, waarna het nog wat verder afzwakt richting 5,9%. Daarna gaat het weer drie kilometer omhoog aan 8%, het echte werk. We fietsen richting Super Barèges, het skistation. In de buurt van het skistation is de klim weer wat makkelijker, het gaat tijdelijk aan 4,4% omhoog. Dat is wel meteen het laatste makkelijke deel van de klim, richting de top gaan we nog een aantal kilometer vlammen. Vier kilometer richting de top, waarvan de eerste kilometer nog enigszins meevalt. Van 4,4% gaat het naar 6,2%, maar vervolgens gaat het echt los. De lastigste kilometer van de klim is in aantocht, het gaat aan 11% omhoog. Na deze kilometer gaat het terug naar 7,2%, waarna we in de slotkilometer afsluiten met een aantal meter aan 10%. Na 19 kilometer klimmen komen we dan boven op deze beklimming van de buitencategorie, of
categoría especial, zoals we dat nu dienen te noemen. 19 kilometer aan 7,4% gemiddeld, het is niet helemaal niets, maar zoals we in de Tour van 2019 hebben gezien kan het hier ook prima uitdraaien op een sprintje aan het eind. Al was die rit echt heel erg matig, vandaag komen we onderweg genoeg beklimmingen tegen, die zouden ervoor moeten zorgen dat het spektakel eerder gaat losbarsten. Liefst 4300 hoogtemeters in 135 kilometer, dat zou iets moeten opleveren. De verschillen tussen de profielen blijven ondertussen ook weer fascinerend, maar goed, we kunnen de Tourmalet sowieso wel dromen, daar hebben we amper een kaartje van de organisatie voor nodig.
![dbcd1]()
![1843b]()
![NmU6c52.jpg]()
Moet ik nog iets vertellen over de geschiedenis van de Tourmalet? Dat we hier in 1910 voor het eerst bovenkwamen in de Tour, bijvoorbeeld? Dat Octave Lapize toen als eerste boven was en dat er ter ere van hem ook een monument op de top staat? Beetje uitgekauwd allemaal he. Sinds de introductie van de Col du Tourmalet in 1910 is geen enkele andere klim vaker voorgekomen in de Tour. Gaap. De teller staat ondertussen op 85 ofzo, niet meer normaal. Wel is het redelijk uniek dat er een rit aankomt op de Tourmalet, in de Tour gebeurde dat pas drie keer en in de Vuelta is het uiteraard pas de eerste keer. In de Tour van 2010 zagen we op de flanken van de Tourmalet een spannende strijd tussen Alberto Contador en Andy Schleck. Ze deden flink hun best om elkaar te lossen, maar dat wilde maar niet lukken. De rest moest wel lossen, en goed ook. De nummer drie kwam op meer dan een minuut achterstand binnen, om over de rest nog maar te zwijgen. Na een tijd gaven Contador en Schleck het op. Het zou niet lukken om elkaar te lossen, dus reden ze samen naar de top van de klim. Ze besloten een beetje te overleggen, want er viel nog wel een ritzege te verdelen. Contador reed in het geel en was op weg om de Tour te winnen, hem maakte het dus allemaal niet zoveel uit. De jonge Schleck, in de witte trui, mocht best de rit winnen. En zo geschiedde. Zonder aan te zetten reed Contador naar de finish. Schleck gooide er een minimale versnelling uit en kon probleemloos als eerste over de streep rijden. Later bleek dat Schleck niet alleen de rit zou winnen, maar ook de Tour als geheel. Iets met cero, cero, nog wat cero's en dan een cinco. In 2019 volgde er dan weer een aankomst op de Tourmalet, bij die gelegenheid was het Thibaut Pinot die aan het eind de sterkste bleek te zijn. In de slotkilometer demarreerde hij en de rest zag hem niet meer terug. Hij was dat jaar zelfs een kanshebber op de eindzege, maar hij blesseerde zichzelf op een lullige manier en moest een paar dagen later huilend de koers verlaten. Alaphilippe werd toen overigens tweede op de Tourmalet, dat was toen al grappig maar in hindsight nog veel meer. Alaphilippe, goh, ja, nee, precies. Kruijswijk werd derde, wat uiteindelijk ook zijn plaats zou zijn in het eindklassement. Op het podium, leuk. Laatste resultaat van formaat ook meteen. Nouja, goed, daarna reden we in de Tour in 2021 nog eens over de Tourmalet, Pierre Latour kwam als eerste boven, maar hij kwam zeker niet als eerste beneden. Dit jaar reden we ook nog eens over deze klim, de Noor Tobias Halland Johannessen nam toen blijkbaar een mooie geldprijs mee naar huis. In de Tour de France Femmes werd de koers beslist op de Tourmalet, we reden van de andere kant omhoog en ondanks wat leuke anticiperende aanvallen onderweg was het spijtig genoeg de zeer onsympathieke Demi Vollering die de tegenstand op een hoop reed in de laatste kilometers van de Tourmalet. De Vuelta komt hier drie jaar na de beoogde datum dan toch aan, wat niet direct had gehoeven, maar het is natuurlijk alles bij elkaar wel een serieuze rit. Een andere aankomst was misschien leuker geweest, maar bij de organisatie zijn ze hartstikke blij met een finish op deze
coloso francés. Drie keer de Tourmalet dit jaar, naar. De hoogste geheel Franse Pyreneeënpas, blijkbaar. Loopt van oost nar west door het skigebied Barèges-La Mongie, ook Domaine du Tourmalet genoemd. Dit is het grootste skigebied in de Franse Pyreneeën. Aan de noordzijde torent de Pic du Midi de Bigorre boven de pas uit. Aan de oostkant ligt La Mongie, een door projectontwikkelaars ontwikkeld wintersportdorp aan de voet van de pistes. Kwam ook nog wel eens een rit aan, we zijn hier echt heel vaak geweest. Te vaak. In de Vuelta van 1995 reden de renners ook al eens over de Tourmalet, op weg naar Luz Ardiden. We zijn nooit veilig, nergens.
![bettiniphoto_0406836_1_1024px.jpg]()
In startplaats Formigal wordt het overdag 23 graden, we bevinden ons daar al in de bergen en dus is het een paar graden koeler. Het blijft wel droog, vermoedelijk, terwijl er een klein beetje wind uit het zuiden staat. Rugwind in het begin, ideaal voor een snelle start. In Luz-Saint-Sauveur, aan de voet van de Tourmalet, is er 's middags een beetje kans op regen. Natte wegen zouden niet heel ideaal zijn vandaag, ik zou niet graag een natte afdaling van de Spandelles zien bijvoorbeeld. Een graad of 30 in Luz-Saint-Sauveur, en een beetje wind uit het noorden. Weinig wind, maar wel weer rugwind in aanloop naar de slotklim. Boven op de Tourmalet houden we 21 graden over, terwijl ze ook daar wel wat druppeltjes verwachten gedurende de middag. En wat wind uit het noorden nog steeds, wind in de zij of schuin mee, in ieder geval niet direct tegenwind. Dat is redelijk gunstig voor een aanvallend verloop van de rit. Het is een ontzettend korte rit, ondanks het feit dat we drie zware beklimmingen en een kleintje tegenkomen gaan we pas om 13:50 van start. Gedurende de neutralisatie mogen de renners al acht minuten klimmen, waarna het enorm explosieve startschot om 13:58 zal volgen. We zijn vandaag ontzettende mazzelaars: de rit wordt integraal uitgezonden. Eurosport geeft om 13:30 acte de présence, VRT1 is er ditmaal om 14:40 bij. De aankomst wordt verwacht tussen 17:20 en 17:42. Deze rit mag u niet missen.
![Tourmalet.jpg]()
Dit is een van de zwaarste ritten van deze Vuelta. De koninginnenrit, misschien wel. Als dit een Tourrit was geweest had Jumbo alles op alles gezet om Pogacar te kraken, het zou zomaar kunnen dat ze er in de Vuelta voor gaan kiezen om deze zware rit te gebruiken om Evenepoel te kraken. Al brengt dat in dit geval een risico met zich mee, want daardoor kan ook Kuss kraken. Gaan ze verdedigend koersen om Kuss in het rood naar Madrid te brengen of gaan ze aanvallend koersen en zetten ze alles op Vingegaard en Roglic? En wat doet UAE met hun drie pionnen? In principe denk ik dat de bal bij Jumbo ligt, zij zullen het wel gaan bepalen. Of een wat rustigere dag om Kuss te sparen, of juist de hele dag oorlog om een aantal concurrenten overboord te gooien, eventueel ten koste van Kuss. Hoe zit het eigenlijk met Vingegaard, heeft hij nog enige Tourvorm over of is het vat af? Zoveel vragen, de antwoorden heb ik niet direct. Ik hoop vooral op een mooie strijd tussen de klassementsrenners. Kan zijn dat ze zich rustig houden, want op zaterdag gaat er nog een loodzware rit volgen. Een rit die nog best bepalender zou kunnen blijken te zijn dan deze rit. Deze etappe heeft enkele nadelen, bijvoorbeeld het vlakke stuk tussen de Spandelles en de Tourmalet, dat is wel een domper op de aanvalsvreugde. En de Tourmalet zelf, tja, volgens Kuss stelt het eigenlijk niet veel voor, vrij regelmatig. Dus kunnen we zomaar weer een sprintje bergop te zien krijgen, zoals in de Tour van 2019. Deze rit kan zomaar tegenvallen, ik verwacht eigenlijk meer van de volgende rit. Vooral ook omdat de inspanningen van vandaag dan in de benen zullen zitten, deze rit gaat hoe dan ook tellen, eventueel uitgesteld. Laten we in de tussentijd maar van een positief scenario uitgaan, een strijd tussen de klassementsrenners. Met de volgende uitslag:
1. Roglic. Lijkt me tot nu toe eigenlijk de beste renner in koers, dus ja, dat lijkt me dan de logische naam om te noemen.
2. Ayuso. De dagen van Juan komen er nu aan. Tenminste, dat is wat ze me vertellen.
3. Evenepoel. Een zeer serieuze test voor Evenepoel dit. Eentje waarvan ie zelf waarschijnlijk ook niet weet hoe het gaat verlopen. Ik ook niet, dus we proppen hem ergens halverwege. Niet goed, niet slecht.
4. Vingegaard. Een parodie op een wielrenner, als we heel eerlijk zijn. Als je zijn overmacht in de Tour ziet zou hij deze Vuelta op een eenwieler moeten kunnen winnen, maar daar lijkt het voorlopig niet op.
5. Vlasov. Zin om een afwijkende naam te noemen. Mas krijgt last van PTSS als hij de Soulor afdaalt.
[ Bericht 0% gewijzigd door Rellende_Rotscholier op 08-09-2023 11:29:15 ]