Etapa 9: Cartagena - Collado de la Cruz de Caravaca, 184,5 kmDe rit naar Xorret de Catí leek mij een gouden kans voor de vluchters, en zo dachten heel wat renners in het peloton er ook over. Na een enorm gevecht om in de vlucht van de dag terecht te komen reden er buiten beeld uiteindelijk 30 renners weg. Mooie namen in die groep, het had een mooi gevecht om de dagzege kunnen opleveren. Ware het niet dat Jumbo andere plannen had. Nadat het gat opliep naar een minuut of vijf nam Jumbo het commando over van Groupama-FDJ. De Franse ploeg was aan het controleren voor de rode trui, Lenny Martinez. Maar Robert Gesink kan dat veel beter, een koers controleren. Onder zijn schrikbewind liep de voorsprong terug naar een minuut of drie, terwijl we vooraan allerlei taferelen zagen. Thomas De Gendt reed een tijdje in z'n eentje op kop, terwijl de resterende 29 renners elkaar het leven zuur maakten door overal en nergens aan te vallen. Dan reed er weer een groepje weg, maar kwam de rest weer terug, reed er weer een nieuw groepje weg, etc. Op een gegeven moment kwam er een mooi groepje voorop van een man of zes met daarin onder meer Oier Lazkano en Rui Costa. Mijn Hagos Welay was ook even mee, maar na weer een fantastisch stukje incompetentie van de regie was hij samen met een andere renner ineens verdwenen en reden er plots nog maar vier renners op kop. Die vier hadden om de dagzege kunnen strijden, als ze bij Jumbo niet zo hebberig waren geweest. De Jumbots bleven controleren, na het werk van Gesink kwamen onder meer Van Baarle en Kelderman op kop te rijden, de voorsprong liep daardoor terug naar een minuut en even later zelfs naar een halve minuut. Met die beperkte voorsprong begonnen de vier koplopers aan de steile klim van Xorret de Catí. Lazkano gooide er nog wel een versnelling in en alleen Costa wist daarop te reageren, met z'n tweeën reden ze nog een tijd een paar meter voor de sterk uitdunnende groep der favorieten uit. In die groep der favorieten nam Quick Step na een tijd het commando over van Jumbo. Lazkano en Costa werden ingerekend en er volgde een aanval van Kuss, waar Evenepoel niet direct op reageerde. Zijn knechten waren weg, dus moest hij het zelf doen. Dat deed hij op een rustige manier, op zijn eigen tempo reed hij omhoog. Kuss werd weer ingerekend en met een aantal renners in zijn wiel reed Evenepoel simpelweg naar de top van de klim. Geen aanval, geen versnelling, gewoon eigen tempo. Dat tempo lag hoog genoeg om ervoor te zorgen dat niemand zin had om aan te vallen, het lag te laag om het verschil te maken. Na de klim volgde er een korte afdaling en daarna een sprintje lichtjes bergop. In dat sprintje was het Roglic die Evenepoel wist te kloppen. Een zeer uitbundige Roglic, die de hele Vuelta al vrolijk is, bij deze gelegenheid stak hij zelfs zijn armen in de lucht, dat doet hij normaal nooit. Zo uitzinnig Roglic was, zo chagrijnig was Evenepoel. Hij wist blijkbaar niet dat er om de zege gesprint moest worden. Als hij dat wel had geweten had hij makkelijk gewonnen, want zo snel ging Roglic niet. Het blijft een kutkind. Je kan die grote waffel van je ook eens een keer houden, weet je wel. Eigenlijk heeft hij niet verloren, hij is de morele winnaar. Nouja, de echte winnaar is toch echt Roglic, hij pakt wat tellen ten opzichte van Evenepoel, maar het was al bij al een zeer nutteloze aankomst. Ik weet niet of het de moeite waard was om de hele dag op kop te rijden voor deze tijdwinst, Vingegaard verloor zelfs wat tijd. Al is een ritzege altijd lekker, natuurlijk. Bovendien nam Kuss de rode trui over van Lenny Martinez, die op Xorret de Catí vroeg moest afhaken. Zeker een geslaagde dag voor Jumbo dus, al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat ze er meer van hadden verwacht. De hele dag op kop voor dit resultaat, ja?
Na de aankomst op Xorret de Catí, die uiteindelijk gewoon een muis baarde, op Evenepoel en Roglic na wilde de rest niet eens winnen, gaan we door met de laatste rit van de eerste week. Een makkelijkere rit dan de vorige. Een pak minder hoogtemeters, maar wel weer een lastige klim aan het eind. Hetzelfde scenario als gisteren ligt op de loer, al lijkt deze rit dan toch echt de ideale prooi voor de vluchters. Een snelle herkansing.
![b6828]()
![c9e4e]()
Bij de start van de laatste rit van de eerste week bevindt het peloton zich plotseling in de regio Murcia, waar we van start gaan in de stad Cartagena. Cartagena is een havenplaats gelegen aan de Middellandse Zee, meer specifiek aan de Costa Cálida, waar ongeveer 216.000 mensen vertoeven. Het is een stad met een relatief beperkte geschiedenis in de Vuelta, al zijn we hier de laatste jaren wel een aantal keer geweest. In de Vuelta van 2018 reden we dwars door Cartagena op weg naar San Javier, waar Bouhanni Danny van Poppel zou kloppen in de sprint. In 2021 reden we dan weer door Cartagena op weg naar La Manga del Mar Menor, waar Jakobsen dan weer zou winnen in de sprint. Dat waren passages in deze stad, voor een etappestart moeten we helemaal terug naar 1976, toen ging hier een rit van start die in Murcia zou eindigen en daar won de Belg Ferdi Van Den Haute. In datzelfde jaar kwam er ook maar liefst twee ritten aan in Cartagena. Een van die twee eindigde in een sprint, de Nederlander Theo Smit won, de tweede rit was een korte individuele tijdrit, gewonnen door Joaquim Agostinho. Veel meer koersgeschiedenis heeft Cartagena niet, al komt hier soms de Vuelta a Murcia voorbij. Dit jaar nog, Ben Turner won toen een gek sprintje in de straten van deze stad. Cartagena is een stad die in 221 v.Chr. werd gesticht door Hasdrubal de Schone, een legeraanvoerder uit Carthago. Zij gaven de stad de naam Quart Hada (Nieuwe Stad). De Carthagers vonden op deze plek een ideale haven om de Middellandse Zee over te steken en hun veroveringen te ondernemen. Deze campagnes tegen de Romeinen werden Punische oorlogen genoemd, en zo wordt de muur genoemd die de stad beschermde. In de stad vinden we nog restanten van deze Muralla Púnica, de Punische muur. Er is een heus modern en multimediaal bezoekerscentrum waar de ruïnes van de Carthaagse verdedigingsmuren te bezichtigen zijn. De Romeinen gaven later de naam Carthago Nova (Nieuw Carthago) aan de stad, wat later langzaam maar zeker zou verbasteren tot Cartagena. Onder hun bewind was Cartagena lange tijd de belangrijkste nederzetting op het Iberisch schiereiland. Tijdens het Moors beheer had de stad een grote mate van autonomie. Bij de kathedraal zijn resten gevonden van een moskee. Carthago, als zelfstandig vorstendom, is later verenigd met de regio Arágon en tegenwoordig maakt het uiteraard geheel uit van Spanje. Heden ten dage is Cartagena nog steeds een belangrijke handels- en oorlogshaven, gelegen aan een diepe zeeinham van de Middellandse Zee. De voornaamste marinebasis van het land ligt hier, ingeklemd tussen de belangrijkste stranden van de regio Murcia. Om de stad heen liggen een aantal steile rotsen, op deze steile rotsen heeft men dan weer een aantal forten gebouwd, die de stad door de jaren hebben hebben moeten beschermen. Cartagena is ommuurd en beschikt over acht poorten. In deze regio was er ook redelijk wat mijnbouw te vinden, begin 20e eeuw was men hier daardoor erg welvarend. De mijnen zijn inmiddels grotendeels gesloten, maar enkele restanten uit die tijd vinden we nog terug in de stad, een aantal fraaie herenhuizen in het centrum bijvoorbeeld. De afgelopen decennia is Cartagena eerder verpauperd, maar tegenwoordig pompt men weer veel geld in de stad en probeert men door het toerisme de lokale economie weer aan te wakkeren. De stad en het centrum zijn grondig gerenoveerd en het cultureel erfgoed en de autovrije winkelstraat is behoorlijk opgeknapt. De vele modernistische woningen in de stad herinneren aan een rijke geschiedenis. Een pré is de directe ligging van het stadscentrum aan de haven, waar cruiseschepen aanmeren en de toeristen zo de stad inlopen! Wervende teksten van masspanje.nl, ze gaan nog even door. We zullen niet alles noteren, maar we moeten wel even noteren dat we in de omgeving van Cartagena het Mar Menor vinden, ooit een unieke lagune, in de Vuelta van 2021 kwam hier nog een rit aan, maar bij die gelegenheid leerden we dat het helemaal niet goed ging met de Mar Menor. Als we de focus beperkten tot het grondgebied van de stad zelf kunnen we niet om het lokale Teatro Romano heen. Dit theater is in de 1e eeuw voor Christus gebouwd op een heuvel en het bood ooit toegang aan 6000 mensen. Een van de mooiste exemplaren die je in Spanje kunt vinden, maar er zijn nog veel meer Romeinse overblijfselen te vinden. Zo is er even verderop ook een amfitheater te vinden, al is die iets minder goed bewaard gebleven. Er is het Museo Foro Romano, waar je de opgraving van het lokale Forum Romanum kunt bewonderen. Naast al deze Romeinse pracht is er ook gewoon een kasteel uit de 13e eeuw, gebouwd op een van de vijf heuvels die de stad rijk is. Een glazen lift brengt je vanuit de stad naar de 45 m hoger gelegen loopbrug van het kasteel. In het kasteel kan je in de waterreservoirs en de toren meer leren (via een audiovisuele presentatie) over de geschiedenis van de stad. Vanaf het kasteel heb je een mooi uitzicht over de stad, de haven en het amfitheater. Het is blijkbaar ook de moeite om een keer door de haven te lopen of te varen, terwijl Cartagena verder nog een kicken kathedraal en een sick stadhuis heeft. En dan komt de drank Licor 43 oorspronkelijk ook nog eens uit Cartagena, amai!
![50423579608_1b31ecbaf7_h.jpg]()
![122939.jpg]()
![Discover-Best-Things-To-Do-In-Cartagena-Spain.jpg]()
![6741eaee2eae154320ec1005a2234a2a.jpg]()
Cartagena is een stad met een ontzettend rijke historie, ik zou er makkelijk nog veel meer over kunnen vertellen. Grootste nadeel blijft toch wel dat je helemaal naar Murcia moet, als je alle pracht en praal wil aanschouwen. Ze zijn overigens al een paar jaar bezig om het amfitheater helemaal op te knappen, dat komt er uiteindelijk uit te zien als een ordinaire stierenvechtarena. De renners gaan officieus van start in de haven, waar naast heel veel boten en kranen ook een aantal musea te vinden zijn. Een maritiem museum, en een museum dat er specifiek is voor alle activiteiten die plaatsvinden onder water. Je hebt buiten de haven nog veel meer musea, de toerist hoeft zich hier niet te vervelen. Eentje over de militaire geschiedenis van de stad, over het Romeinse verleden, over de burgeroorlog, ga zo maar door. Buiten de stad is er ook nog de Experiencia 43 te vinden, waar je alles kunt leren over de geschiedenis van het populairste lokale drankje. De renners rijden tijdens de neutralisatie mooi de andere kant op, na een rondje door de stad gaan ze ten noorden van Cartagena buiten de bebouwde kom officiëel van start. Het is een etappe met een zeer makkelijk begin, voorbij het lokale autocircuit, het Circuito de Cartagena, wordt er met de vlag gezwaaid en dan gaan de renners van start op een brede, rechte en vlakke weg. De eerste vijf kilometer rijden ze volledig rechtdoor tot in La Aljorra, ze komen onderweg op een verdwaalde rotonde na niets tegen. Er wordt behoorlijk slecht weer verwacht, al was dat gisteren ook het geval en viel dat reuze mee. Maar alsnog, het zou heel hard moeten gaan regenen en bovendien komt er nog een hoop wind bij kijken ook. Als we via een paar bochten door La Aljorra rijden komen we na een rotonde buiten het centrum op een weg terecht waar de wind een aantal kilometer schuin in de rug zal staan. Ze verwachten windkracht 4/5, genoeg wind om de boel uit elkaar te trekken dus. Dit wordt een nerveus stukje van de rit, ofschoon we verder simpelweg 12 kilometer rechtdoor rijden over een brede en vlakke weg tot in Fuente Álamo de Murcia. In die 12 kilometer komen we een aantal rotondes tegen, maar verder niets. Het terrein is volledig open, dus tot in Fuente Álamo de Murcia verwacht ik een knallende koers. Met de wind die verwacht wordt gaat het hier in stukken en brokken uiteen liggen, daar kun je donder op zeggen. Eenmaal in Fuente Álamo de Murcia komen de renners een stuk of vijf rotondes tegen, waarna ze buiten het dorp over een brede weg wat meer naar het noorden gaan fietsen. De wind komt daardoor anders te staan, maar in de open velden voorbij Fuente Álamo staat de wind waarschijnlijk nog steeds op zo'n manier dat we verder blijven waaieren. Dit is een rit waar je vanaf het allereerste moment alert moet zijn, in principe gaat het hier vanaf de allereerste meter los als de weersverwachtingen kloppen. In principe rijden de renners nu 25 kilometer rechtdoor over dezelfde weg tot in Alhama de Murcia. De weg wordt gedurende deze tocht iets glooiender, maar ik ga het voor het gemak gewoon vlak noemen. De weg blijft breed en vooral heel recht, terwijl de omgeving leeg, kaal, verlaten en volledig open is. Na een tijd rijden de renners door een dorpje, waar er even wat beschutting is, daarna komen ze twee rotondes tegen en dan gaat het weer rechtdoor verder naar Alhama de Murcia. Over de snelweg rijden we rechtdoor deze plaats tegemoet, terwijl er nog steeds geen sprake is van beschutting. Wat meer in het binnenland neemt de wind wel langzaam iets af, maar die wind staat tot in Alhama de Murcia eigenlijk continu ideaal voor waaiers. Na 40 kilometer bereiken we de de buitenrand van deze stad, we mogen rekening houden met 40 enorm hectische kilometers en verschillen die flink gaan oplopen. Nadeeltje: dit deel van de rit is natuurlijk weer niet live.
![Castillo_y_casco_urbano_de_Alhama_de_Murcia.jpg]()
Na een kilometer of 40 koers verlaten we de snelweg en rijden we rechtdoor over een weg die ook vrij breed is het centrum van Alhama de Murcia binnen. Er is ondertussen wat meer beschutting te vinden langs de kant van de weg, wat natuurlijk helemaal het geval is als we na 45 kilometer het centrum van de stad bereiken waar vorig jaar nog een rit van start ging. Die rit ging van start voor de deur van het lokale slachthuis, de fabriek van een sponsor van de Vuelta, ElPozo Alimentación. Voor de deur van deze fabriek eindigde in 2017 ook al eens een etappe, vanuit de vlucht gewonnen door Trentin voor een Murciaan, José Joaquin Rojas. Naast een vleesverwerkingsfabriek hebben ze in Alhama de Murcia ook een kasteel, dat is leuker om te vermelden. Na een tocht door het centrum van Alhama de Murcia, voorzien van een paar bochten, rotondes en andere verkeersremmende elementen fietsen we buiten de stad de Sierra Espuña tegemoet, een bergketen waar de wind minder z'n rol zal kunnen spelen. Die eerste 40 kilometer wordt het totale oorlog, daarna zou de koers een beetje stil kunnen vallen. Vanuit het centrum van Alhama de Murcia rijden de renners drie kilometer rechtdoor over een brede en zo goed als vlakke weg, maar dat vlakke karakter van de wegen tot nu toe gaat vrij snel verleden tijd zijn. Zodra we een bordje zien verschijnen dat ons laat zien welke kant we op moeten gaan om de Sierra Espuña te bereiken volgen we meteen die route. De renners slaan linksaf een iets smaller weggetje in en dan beginnen ze aan de bekendste klim van deze sierra, al gaan we niet tot de top van die klim. We beginnen aan de Collado Bermejo, een klim die ook een rol speelde in de rit die in 2017 eindigde in Alhama, maar zo'n beetje halverwege de Collado Bermejo slaan de renners rechtsaf en dan komen ze vlak daarna boven op de Puerto de Casas de Marina la Perdiz, een hele mond vol. Deze klim, volgens onze vrienden van climbfinder ook wel de Collado de los Siete Hermanos genoemd, is 11,5 kilometer lang. Gemiddeld gaat het aan 5% omhoog, te beginnen met twee kilometer aan net iets meer dan 4%. De wat smallere en vooral beschutte weg loopt vervolgens twee kilometer aan 5,5% omhoog. We fietsen nu echt de sierra binnen en de omgeving wordt rotsachtiger, met ook ruimte voor het nodige groen. Dit is de fase van de rit waar een eventueel op hol geslagen peloton weer tot rust kan komen, of waar juist definitief sommige renners de nek omgedraaid zal worden. Tussen de rotswanden door gaat het vervolgens vier kilometer quasi aan 7% omhoog, met een paar stukjes aan 9%. Toch een stevige klim, kan voor schade gaan zorgen als het daadwerkelijk waait en het peloton al uit elkaar ligt. Al ben ik er een beetje bang voor dat dit na het hypen enorm gaat tegenvallen. De bochtige weg voert inmiddels weer wat meer door het groen, terwijl de afvlakking dreigt. Na een kilometer aan 5% volgt er zelfs een afdalinkje van een kilometer, al loopt de weg niet heel steil omlaag. Dit is een donker stukje, we fietsen tussen de bomen door en passeren langs een random gebouwtje en de Mirador del Avión. Na dit korte afdalinkje over de smalle weg met een paar snelle bochtjes is het een kilometer praktisch vlak, waarna de weg aan het eind van de klim nog even heel steil omhoog loopt. In de afsluitende kilometer gaat het aan 5,5% omhoog, maar dit valt op te delen in een halve kilometer aan 10% en daarna een wat vlakkere uitloper richting de top. De weg blijft continu slingeren, maar voor we een zone vol haarspeldbochten richting de top van Collado Bermejo bereiken slaan we rechtsaf een andere weg in, na een paar meter over deze weg gereden te hebben bereikt het peloton na exact 60 kilometer het hoogste punt van de Puerto Casas de Marina la Perdiz, een klim van de eerste categorie.
![ebd03]()
![collado-de-los-siete-hermanos-alhama-de-murcia.png]()
![IMG_20210414_090647.JPG]()
![IMG_0608.JPG]()
Kies je profiel. Wel leuk dat de organisatie met een profiel komt voor toch een vrij willekeurige klim, en leuk dat hun profielen tegenwoordig überhaupt enigszins leesbaar zijn. Enfin, na deze klim volgt er een afdaling van 14 kilometer, al moet ik dan wel meteen vermelden dat het niet continu omlaag zal gaan. We beginnen met een afdaling van een dikke drie kilometer, het venijn zit hier duidelijk in het begin. De renners duiken omlaag via de smalle weg en ze komen in het begin met een een aantal steile haarspeldbochten tegen, vier stuks kort achter elkaar. Hierna gaat het even wat meer rechtdoor, tot we weer wat nieuwe bochten tegenkomen en dan even verderop nog eens twee haarspeldbochten. De renners rijden voorbij het recreatiegebied van La Perdiz, deels de naamgever van de klim. Na nog wat meer bochtenwerk volgt er een stuk in stijgende lijn, het gaat een dikke kilometer omhoog zonder dat we daar heel bang van hoeven te worden. Na dit knikje omhoog dalen we vier kilometer af op een minder steile manier richting El Berro, halverwege slaan we een keer linksaf een andere weg in en deze weg is net iets breder, voorzien van beter asfalt ook. De weg blijft evenwel bochtig, zo komen de renners meerdere haarspeldbochten tegen. In de omgeving van El Berro is het even een halve kilometer vlak, zodra we door dit dorpje zijn gereden gaat het nog eens vijf kilometer omlaag voor we helemaal beneden zijn. De passage in El Berro is wel nog even technisch, in het dorpje komen de renners heel wat bochten tegen terwijl de weg weer lekker smal is en er zelfs een stukje over steentjes gereden moet worden. Zodra we El Berro verlaten wordt de weg een stuk breder, al lijkt het asfalt hier niet heel fantastisch te zijn. Door de bredere weg en de lagere dalingspercentages, het gaat praktisch vals plat omlaag, zijn deze laatste vijf kilometers in dalende lijn wel de makkelijkste. Bijna beneden komen de renners nog een aantal haarspeldbochten tegen, terwijl ze langs schitterende rotswanden scheren. Zou te doen moeten zijn, waarna het in de laatste twee kilometer rechtdoor vals plat omlaag loopt. Helemaal beneden volgt er een bocht naar links en dan gaan we op weg naar Pliego. Na de bocht naar links is de weg een kilometer of zes zo goed als vlak, terwijl we volledig rechtdoor fietsen. Een brede weg door een omgeving vol boomgaarden, dat het eerst drie kilometer vals plat omhoog gaat en dan weer vals plat omlaag is eigenlijk overbodige informatie. Dat het na die zes kilometer rechtdoor drie kilometer aan 3% omhoog gaat naar de Alto de Espuña is wellicht iets relevanter. De weg wordt iets bochtiger en loopt voornamelijk vals plat omhoog, op een halve kilometer aan 5% na. Na dit klimmetje, als we het zo mogen noemen, gaat het vijf kilometer omlaag richting Pliego. Een drietal kilometer loopt de brede weg vrij serieus omlaag, we komen een aantal stevige bochten tegen, ook wat haarspeldbochten, maar door die brede weg zou dit prima te doen moeten zijn. Even later komen we uit in het dorpje Pliego, waar de weg nog breder wordt. Nu stelt de afdaling helemaal niets meer voor, we kunnen met de ogen dicht door Pliego rijden en vervolgens rijden we buiten het dorp vijf kilometer volledig rechtdoor over een brede weg richting Mula. De weg loopt drie kilometer verder vals plat omlaag, daarna gaat het kort 500 meter aan 5% omhoog en dan bereiken we na 90 kilometer, ongeveer halverwege de rit, het Mula van de familie Sanchez. Welke familie Sanchez? Nou, de familie Sanchez Gil. Een familie met vier broers, waarvan er eentje vroeg overleed. Twee van de andere broers werden bekende sporters, die al hun successen opdroegen aan de overleden broer. Pedro Leon stak de vingertjes altijd de lucht in na een doelpunt, Luis Leon wees dan weer naar de hemel als hij als eerste ergens over de streep kwam. Of, nouja, de verleden tijd is misschien wat ongepast, want Luis Leon Sanchez is momenteel gewoon in koers en dus zou hij in theorie de rit die door zijn eigen geboortegrond voert kunnen winnen.
![collado-de-espuna-barranco-de-fuente-higuero.png]()
![3073266876_37e298edff_b.jpg]()
Mula beschikt niet alleen over een familie vol bekende sporters, er is ook nog een kicken kasteeltje te vinden. Pedro Leon is inmiddels 36 en speelt bij de club waar het voor hem allemaal ooit begon, Real Murcia, actief op het derde niveau. Hij speelde ooit nog voor Real Madrid, maar zijn beste tijd was uiteraard zijn tijd bij Eibar. Tussen de trainingen door kon hij toen mooi Luis Leon Sanchez aanmoedigen als die weer eens de Ronde van het Baskenland reed. Luis Leon is inmiddels zelfs 39, maar still going strong. Vier ritten in de Tour gewonnen, maar nog nooit een rit in de Vuelta. Het is dat hij bij zo'n beetje iedere denkbare dopingaffaire betrokken is geweest, anders zou je hem zomaar een rit in de Vuelta gunnen, vooral eentje die specifiek door zijn woonplaats voert. Mula ligt overigens ook nog net in de Sierra Espuña, een gebied dat zich in de late negentiende eeuw in een deplorabele toestand bevond. De vegetatie was bijna volledig verloren gegaan en het woestijnvormingsproces was ingezet. Vanaf 1889 nam boswachter Ricardo Codorníu de enorme taak op zich om de hele berg te herbebossen. Deze actie van herbebossing was een model voor die tijd. Het had dus niet veel gescheeld of we hadden tijdens de lange klim van net niet zoveel mooi groen spul gezien, maar alleen dorre ellende. In ieder geval, in Mula rijden we bij een rotonde rechtdoor en slaan we bij de volgende rotonde in het centrum linksaf, waarna we gaan beginnen aan een ongecategoriseerde klim die een kilometer of negen lang is. Het gaat grotendeels vals plat omhoog, in dit stuk komen we amper 200 meter hoger uit. In eerste instantie loopt de weg drie kilometer omhoog richting het dorpje El Niño, na een ode aan Luis Leon Sanchez volgt er nu een ode aan Oscar Sevilla, wat bedachtzaam van de organisatie. De weg richting El Niño is recht en breed en loopt op een kilometer aan 4,5% na vooral vals plat omhoog. Voorbij El Niño loopt de weg rechtdoor een kleine kilometer omlaag, vooraleer het weer aan een procent of drie omhoog zal gaan. We komen uit bij een tweetal rotondes, bij die tweede gaat het naar links en dan rijden we de snelweg op. De snelweg volgen we een aantal kilometer, uiteraard is dit een brede weg, vrij recht, continu vals plat omhoog. Na een kleine drie kilometer over de snelweg gereden te hebben verlaten we de snelweg weer, de nieuwe weg die we bereiken is ook weer enorm breed. Deze weg loopt nog een kilometertje verder vals plat omhoog, waarna we gaan beginnen aan een stukje van het parcours van 12 kilometer. Gedurende deze twaalf kilometer loopt de weg volledig rechtdoor. De weg is enorm breed. Het gaat heel minimaal vals plat omlaag. De omgeving is volledig leeg. Dat is het verhaal, het hele verhaal. We verwachten hier minder wind dan aan de kust, het beetje wind dat er staat zal vooral schuin tegen staan. Dat de omgeving helemaal leeg is klopt overigens net niet helemaal, we fietsen ook een tijd langs uitgestrekte velden vol olijfbomen. Of nouja, ik gok maar dat het olijfbomen zijn. Aan het eind van deze 12 kilometer over een Murciaanse hoogvlakte, in het uitgestrekte niets, volgt er een bochtiger stukje van een kilometer of drie, de weg loopt hier tussen de kale bergen door een beetje vals plat omhoog. Zodra we de bochten achter ons laten loopt de weg drie kilometer rechtdoor omlaag, geestig. Als er weer nieuwe bochten in beeld komen is het gedaan met dalen, terwijl we ons inmiddels in de buurt van Cieza bevinden. Dit is dan weer de stad van een andere bekende Murciaanse wielrenner, José Joaquin Rojas. De man wiens idool Franco is doet niet mee aan deze Vuelta, het zal hem dus weinig kunnen schelen dat we vlak voor we Cieza bereiken linksaf slaan. We bereiken Cieza daardoor niet, maar we gaan wel op weg naar een kicken stuwmeertje. Op Wikipedia lees ik overigens dat Cieza bekend staat om de perzikbomen in de omgeving, kijk, dat is nuttige informatie. Het waren net geen olijfbomen dus, maar perzikbomen. Blijkbaar wordt de hele omgeving hier roze als de boel begint te bloeien. Goed, gerectificeerd, en door. Al kom ik dankzij Wikipedia ook tot de conclusie dat Rojas een oudere broer had, ook een wielrenner, die op jonge leeftijd om het leven kwam. Je moet geen broer zijn van een Murciaanse wielrenner, dan loopt het blijkbaar slecht met je af. Mariano Rojas was in 1995 de jongste deelnemer van de Tour, maar in 1996 kwam hij bij een verkeersongeval om het leven. Jose Joaquin Rojas heeft heel vaak geprobeerd om een rit te winnen in een grote ronde, maar hij kwam doorgaans niet verder dan zijn geliefkoosde vierde plaats. Ooit een keer tweede in Alhama de Murcia, dichter bij een zege in een grote ronde kwam hij nooit. Wij komen ondertussen dichter bij de finish, nog een kilometer of 63 te gaan op dit punt.
![Floracio%CC%81n-de-Cieza-Guide-Murcia2.jpg]()
Na de bocht naar links in de buurt van Cieza volgen we langs de perzikbomen af een kilometer of 13 dezelfde weg richting het stuwmeer van Alfonso XIII. De weg is in het begin een beetje smal, terwijl het een kilometer of drie lichtjes naar beneden gaat. Daarna is het ook weer een drietal kilometer bijna volledig vlak, waarna er een klim van vijf kilometer aan 5% volgt richting het stuwmeer. We rijden door een schitterende omgeving omhoog, op een bepaald moment fietsen we weer langs de rotswanden af. Een aardige kloof heeft zich hier uitgesleten, daar kunnen we weinig lelijke dingen over zeggen. De weg is na een tijd wat breder geworden en loopt nu dus omhoog, niet op de meest spannende manier. Een paar stroken aan 7% in het begin, later nog wat stroken aan 6%, maar verder gaat het vooral aan 5% omhoog, met ook nog een stukje vals plat tussendoor. Op ongeveer 50 kilometer van de finish bereiken we de Pantano Alfonso XIII, de renners werken vervolgens bijna een heel rondje af langs het meer. Tijdens dit rondje komen ze een paar tunneltjes tegen, terwijl ze steeds een mooi zicht op het water aangeboden krijgen. Al weet ik niet echt of ze daar van gaan kunnen genieten, want de weg langs het meer wordt iets smaller en loopt omlaag. Na de klim van vijf kilometer aan 5% gaat het drie kilometer omlaag. Tijdens deze afdaling komen we een paar scherpere bochten tegen, en later de twee tunneltjes. Zelfs in die tunnels is het bochtig, terwijl we tussen de tunnels in over de stuwdam fietsen. Dat worden weer mooie plaatjes, prachtig schitterend. Voorbij de tunneltjes en de stuwdam blijft de weg nog een kilometer of vijf vrij bochtig, terwijl het langs het meer een beetje op en af gaat. Het echte dalen is wel voorbij, het terrein is plotseling lichtelijk glooiend geworden. We fietsen door een soort van maanlandschap, waar de knikjes op en af elkaar tussen de bochten door snel opvolgen. Zodra we het meer achter ons laten wordt de weg steeds rechter, het gaat twee kilometer rechtdoor over een relatief vlakke weg, daarna slaan we rechtsaf en dan gaat het zes kilometer volledig rechtdoor richting Calasparra. De weg loopt een drietal kilometer haast onmerkbaar vals plat omhoog en daarna eveneens amper merkbaar vals plat omlaag. Na de bocht naar rechts is de weg weer breed geworden en eigenlijk mogen we zeggen dat het gewoon vlak is. Vlak en recht dus, tot in Calasparra. Deze stad, blijkbaar bekend vanwege rijstproductie, bereiken we na 148 kilometer. Op 36 kilometer van het eind rijden we door deze plaats waar ze over een heiligdommetje beschikken.
![alto-de-la-palera-rio-segura.png]()
![7ba9d1ff-b200-490c-9ebd-f763f38942cf_16-9-discover-aspect-ratio_default_0.jpg]()
In Calasparra slaan de renners linksaf, hierna volgen ze 21 kilometer een kronkelende weg tot in Cehegín. Deze kronkelende weg is continu breed en loopt continu vals plat omhoog. In die 21 kilometer komen we 220 meter hoger uit, gemiddeld gaat het dus aan net iets meer dan 1% omhoog. Dit is weer een rit die op zo'n manier ontworpen is dat er alleen op de slotklim actie te zien gaat zijn, op voorhand gaat niemand iets ondernemen, tenzij het vroeg op de dag hard waait. De weg van 21 kilometer behoeft op zich weinig omschrijving. Het is heel bochtig, maar door die brede weg fiets je alsnog grotendeels rechtdoor. Het gaat soms een beetje op en af, er zitten een paar stroken tussen waar er daadwerkelijk even geklommen moet worden, maar over het algemeen stelt het allemaal zeer weinig voor. Ook de spaarzame stukjes in dalende lijn zijn zeker niet uitdagend. Tussendoor fietsen de renners dwars door een paar dorpjes, een van die dorpjes is Valentín en in dit dorpje is de passage wat smaller, terwijl er ook wat nette steentjes liggen. We fietsen vooral door een vrij lege en inspiratieloze omgeving, al komen we ook nog een tijd langs het Embalse de Argos te rijden, het tweede stuwmeertje in korte tijd. Voorbij het stuwmeer gaat het wat meer rechtdoor op een vlakke manier verder richting het dorpje Canara, waar het dan weer wat smaller en bochtiger wordt. Buiten Canara blijft het vrij bochtig, al wordt de weg opnieuw breed. In de laatste kilometers voor we Cehegín bereiken loopt het weer wat meer vals plat omhoog, over het algemeen op een vrij geruisloze manier. Nee, het is echt de kilometers aftellen tot de slotklim. Aan het eind van deze weg vol onbeduidende bochten en verwaarloosbare hoogteverschillen komen we na 169 kilometer uit in Cehegín, waar op ongeveer 15 kilometer van de finish de tussensprint én bonussprint van de dag volgt. Een prooi voor de vluchters, me dunkt. Aan de buitenrand van Cehegín komen we een rotonde tegen, hier gaat het naar links en dan rijden we het centrum van dit pittoreske dorpje binnen. Het dorp beschikt over een historisch centrum, een van de mooiste van de regio naar het schijnt. Net buiten het centrum ligt Begastri, een oude Iberische nederzetting. De ruïnes daarvan zijn te bezichtigen, heel vet. Cehegín maakt verder onderdeel uit van een wijngebied, behorend tot de DO Bullas. Genoeg te doen daar, op 15 kilometer van de finish.
![Ceheg%C3%ADn_escoltado_por_la_Pe%C3%B1a_Rubia.JPG]()
Na de tussensprint in het centrum van Cehegín slaan de renners bij een rotonde rechtsaf, even later slaan ze bij de volgende rotonde nog eens rechtsaf en dan rijden ze eigenlijk simpelweg vijf kilometer rechtdoor over een brede weg richting Caravaca de la Cruz. De weg loopt steeds een beetje vals plat omhoog, nog steeds, maar ik denk niet dat de profs daar veel van gaan merken. Op 10 kilometer van het eind komen we uit in Caravaca de la Cruz, waar we bijna gaan beginnen aan de slotklim. Er volgt eerst nog een rondje van twee kilometer door de stad voor we écht gaan klimmen, tijdens dit rondje door de stad loopt het overigens wel al iets merkbaarder omhoog, terwijl we een aantal bochten tegenkomen. Aan de rand van de stad slaan de renners voorbij het tankstation van Repsol linksaf een smaller straatje in en dan begint op 8,2 kilometer van het eind de slotklim. We gaan omhoog naar Alto Caravaca de la Cruz, ook wel de Collado de la Cruz de Caravaca. Gemiddeld gaat het in de laatste acht kilometer van de rit aan 5,5% omhoog, maar dit gemiddelde zegt weer eens helemaal niets. De slotklim begint in de buitenwijken van Caravaca de la Cruz met een kilometer aan 4,7%, waarna we buiten de stad een eerste stukje in dalende lijn tegenkomen. De wat smallere weg is meteen vrij bochtig, dat korte stukje in dalende lijn is dus direct vrij hinderlijk. Al snel loopt de weg weer omhoog, in de tweede kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 6,6% omhoog, met een strook aan 17%. De klim begint op een weg waar slecht asfalt ligt, maar als we die kilometer aan 6,6% bereiken komen we terecht op onverhard gebied. Al is dat probleem inmiddels opgelost. In juni van dit jaar kwam het karretje van Google voorbij en was er hier nog sprake van gravel, inmiddels is de hele klim geasfalteerd. De verse laag asfalt volgend gaat het in de derde kilometer van de klim gemiddeld aan 5,4% omhoog, wat vrij weinig zegt aangezien er weer een stukje in dalende lijn tussendoor zit. We pieken tot 15%, om maar aan te geven dat ook deze kilometer enorm lastig is. Het is een van de meest onregelmatige klimmetjes die ik tot nu toe heb gezien, geen meter is gelijk aan de vorige. Door een vrij ruige maar mooie omgeving loopt de weg in de volgende kilometer aan 5,7% omhoog, waar we weer precies niets aan hebben. Een paar meter in dalende lijn, een paar vlakke meters, en dan een supersteile strook daartussen. Op vier kilometer van de finish gaat het gemiddeld aan 4% omhoog, zelfde verhaal. Een paar vlakke meters en dan ineens loodrecht omhoog, dat is het verhaal van deze klim. Deze kilometer sluiten we af met een steile strook, waarna er op drie kilometer van de finish een kilometer begint die volledig steil is. Gemiddeld aan 12% omhoog, met stroken tot 20%. We trekken dieper een natuurgebied in dat ook wel de groene long van Murcia wordt genoemd, althans, dat zegt de lokale burgemeester. Die verder stelt dat deze aankomst boven op de berg het fietstoerisme én het natuurtoerisme moet aanwakkeren. Na die enorm steile kilometer met pieken tot 20% komen we boven op een klein plateautje, het is even een aantal meter vlak en daarna gaat het zelfs omlaag, terwijl het karretje van Streetview inmiddels is afgehaakt. Van boven lijkt het erop alsof het redelijk rechtdoor gaat en dat we tijdens deze afdaling richting de slotkilometer geen gekke bochten gaan tegenkomen. Gemiddeld gezien wordt er in deze kilometer niet geklommen, maar gaat het aan -0,7% omlaag. Vlak voor we de slotkilometer bereiken loopt de weg weer omhoog, in de laatste 1200 meter klimmen we aan 10%, met pieken tot 16%. Een stevige uitsmijter, we sluiten de eerste week op een ludieke manier af. Paar bochtjes in de laatste meters, goed om dit vooraf beter te bestuderen dan men gisteren klaarblijkelijk heeft gedaan. De finish ligt naast een helipad, zomaar in het midden van het absolute niets een landingsplaats voor helikopters, leg maar uit. Maar goed, daar eindigt deze klim dus, en de rit. De eerste week zit erop.
![a4aa9]()
![370935192_674236434742024_8526489413560612933_n.jpg]()
Alejandro Valverde is namens AS op bezoek geweest in Caravaca de la Cruz om de Collado de la Cruz de Caravaca te bedwingen. Zijn bevindingen over deze klim van de tweede categorie kunnen we als volgt samenvatten: "Het heeft mij verrast. Het is een veeleisende en erg mooie klim.” Door een blik op het gemiddelde stijgingspercentage dacht Alejandro dat de klim wel mee zou vallen, maar het gemiddelde wordt gedrukt door de afdalinkjes. Zodra er geklommen moet worden komen we niet onder de 10% terecht, dus zal de klim schade gaan aanrichten. Alejandro vindt de afdalinkjes nog best gevaarlijk, de renners komen enkele bochten tegen waar ze voorzichtig moeten zijn. De klim omschrijft hij zelf als explosief, geschikt voor renners die van tempowisselingen houden. De aanvallen zullen volgen op drie kilometer van het eind, bij die kilometer aan 12% met pieken tot 20%. Het doet hem ook wat denken aan Mas de la Costa, omdat blijkbaar iedere klim met een andere klim vergeleken moet worden. Een sprint van een man of zes, dat verwacht hij hier. "Het wordt een etappe die niet zal teleurstellen", zegt El Bala. Bedankt voor deze analyse, Alejandro. De bekendste Murciaan doet niet meer mee, maar hij is er op deze manier alsnog bij. Finishen doen we dus op een klim boven Caravaca de la Cruz, een klim waar de Vuelta nog nooit is geweest. Maar in Caravaca de la Cruz zijn ze wel al geweest, in 2017 nog. Toen ging hier een rit van start die zou eindigen bij het slachthuis in Alhama de Murcia, waar Trentin dus Rojas klopte. In 2010 ging er ook nog een rit van start in Alhama de Murcia, die eindigde in Murcia, waar Thor Hushovd in de sprint zou winnen. In 2009 eindigde er dan weer een rit in Caravaca de la Cruz, gewonnen door Tyler Farrar. Een massasprint, dat zal nu een ander verhaal worden. Xandro Meurisse won ooit in deze stad in de Ronde van Murcia, dat ook nog eens. Caravaca de la Cruz is de vijfde heilige stad van het katholieke christendom, samen met Rome, Jeruzalem, Santiago de Compostela en het klooster van Santo Toribio de Liébana te Camaleño. Het was de toenmalige paus Johannes Paulus II die dit voorrecht in 1998 aan de stad schonk. Het viert om de zeven jaar zijn jubileum, het eerste in 2003, toen het werd bezocht door de toenmalige kardinaal Ratzinger, later paus Benedictus XVI. In 2010 werd het tweede jubileum gevierd en overtrof het de grens van één miljoen bezoeken in 2003. De feesten verkregen sinds 2004 het statuur van internationaal toeristisch belang. In 2010 kwam de Vuelta dus langs om dit jubileum te vieren, net als in 2017. Het werd twee keer gevierd met een vertrek, terwijl de aankomst in Caravaca de la Cruz een jaar voor het jubileum volgde. Dat is nu weer zo, een aankomst het jaar voor het jubileum. Wil dat zeggen dat we nu al met zekerheid kunnen stellen dat er volgend jaar een rit van start gaatin deze stad? De stad, waar ongeveer 25.000 mensen wonen, wordt gedomineerd door het middeleeuwse kasteel van Santa Cruz, en bevat verschillende kloosters en een mooie parochiekerk. In de kerk bevindt zich een wonderbaarlijk kruis gevierd om zijn genezende kracht. Ter ere van dit kruis wordt een jaarlijks festival gehouden. Caravaca is de thuisbasis van vele monumenten en musea, waarvan er veel belangrijke toeristische attracties zijn. De heuvels die zich naar het noorden uitstrekken zijn rijk aan marmer en ijzer. De stad is een belangrijk industrieel centrum, met grote ijzerfabrieken, leerlooierijen en papier-, chocolade- en oliefabrieken. Naast de christelijke relikwie, heeft het ook een festival ter ere van het kruis, gehouden tussen 1 en 5 mei van elk jaar. Dit festival werd in 2004 van internationaal toeristisch belang verklaard. Samen met processies en optochten van de Moren en de Christenen is de viering van de Paarden van de Wijn bijzonder relevant. Jemig joh, ze zijn hier het hele jaar door dingen aan het vieren. Achter de heiligheid van Caravaca schuilt overigens een bijzonder slecht verhaal, zoals dit soort verhalen eigenlijk altijd zeer slecht zijn: Er komen jaarlijks krankzinnig veel pelgrims af op Caravaca de la Cruz en dat heeft alles te maken met een bijzonder sterk verhaal uit de 13e eeuw. In die tijd hadden de Moren het hier voor het zeggen. De koning van die tijd, Zeyt-Abuzeyt, deed zijn best om de reconquista een beetje tegen te gaan. De Christenen probeerden op meerdere manieren het land weer te heroveren, onder meer ook door missionarissen te sturen. Een zo'n missionaris, Don Gínes Pérez Chirinos de Cuenca, belandde in Caravaca, waar hij gevangen genomen werd. Hij ontmoette onze grote vriend Zeyt-Abuzeyt, die om de een of andere reden heel geïnteresseerd was in een deel van het Christelijke geloof, het laatste avondmaal om precies te zijn. Hij vroeg aan de missionaris om dit ritueel even uitgebreid uit te leggen. Dat wilde de missionaris na wat discussie uiteindelijk wel doen, dus werden alle spullen geregeld. Altaartje, brood en wijn, wat kandelaars, je kent het wel. Er ontbrak alleen nog iets, een kruis. Dat hadden die Moren natuurlijk niet in hun achtertuin staan. Maar toen keek de koning naar het raam en daar zag hij twee engels. Deze engels hadden een kruis in hun handen, dat ze naar het altaar brachten, waarna ze weer verdwenen. Dit kruis zou uit het hout van het kruis van Christus zijn gemaakt. De koning was met stomheid geslagen, maar de hele ceremonie kon wel verder gaan. Zo geschiedde. Brood en wijn noemen ze daar altijd het lichaam van Christus, maar onze Arabische koning zag in plaats van het brood een prachtige baby. Dat vond hij zo'n mirakel dat hij spontaan een Christen wilde worden. De strijd werd beëindigd en sindsdien is Caravaca een heilige stad. Een heel warrig verhaal, maar goed. De Basílica de la Vera Cruz, daar moet je zijn, als je zo gek bent als een pelgrim door het leven te willen gaan.
![Caravaca-de-la-cruz-murcia.jpg]()
Ik heb het gedurende de voorbeschouwing al een aantal keer terloops vermeld, maar het wordt best een pittig dagje voor de renners, vooral in het begin. Overdag 29 graden in startplaats Cartagena, maar wel kans op regen en vooral kans op enorm veel wind. Zijwind in de eerste 40 kilometer, naar alle waarschijnlijkheid. Sinds het begin en het einde van mijn schrijven is het alleen maar erger geworden, we spreken nu over windkracht 5 in het begin van de rit. Het gaat scheuren zodra er met de vlag gezwaaid wordt, en dat is ergens best wel kut, want deze rit, die om 12:20 begint en na een neutralisatie van 19 minuten om 12:39 definitief op gang zal worden geschoten, wordt niet integraal uitgezonden. Ze spelen met onze voeten, om het even netjes uit te drukken. Om 14:15 gaat Eurosport 1 live, dat is een kwartier eerder dan de afgelopen dagen, maar alsnog te laat. Tegen 14:15 bevinden de renners zich op de top van de Puerto Casas de la Marina la Perdiz, tegen die tijd zitten ze uit de wind. Alle vlakke kilometers vol in de wind in het begin missen we, schande. Gedurende de rit staat er steeds minder wind en komen we ook minder open terrein tegen, al neemt de wind zo rond 16:00 blijkbaar weer toe. In de omgeving van Mula en Cieza komt die wind meer uit het oosten, we hebben daardoor vooral een tijd te maken met pure zijwind en daarna rugwind, de wind zal tijdens het tweede deel van de etappe minder een rol spelen. De regen dan weer meer, misschien. Gedurende de dag wordt het een graad of 29, maar in Caravaca de la Cruz moeten we het doen met 24 graden. Er is daar gedurende de hele dag kans op regen, zelfs op onweer. Redelijk forse wind uit het oosten, in de rug in aanloop naar de slotklim, op de slotklim zelf, waar het volgens Valverde behoorlijk open is, zal de wind ook voornamelijk in de rug staan. Een snelle klim, goed voor het eventuele spektakel. De aankomst wordt relatief vroeg verwacht, tussen 17:02 en 17:30.
![RGBNSDXWNRC4VEB6IHOVZ4GIMM.jpg]()
Ik denk dat het tot Alhama de Murcia totale chaos gaat worden. Verbrokkeling troef, het zal uiteen liggen in een waaier of vijf. Maar als we na 40-45 kilometer Alhama de Murcia bereiken fietsen we een sierra binnen waar er geklommen moet worden en waar de wind geen vrij spel meer heeft, bovendien is het dan nog een kilometer of 140 tot de finish. Ik stel me zo voor dat de koers daar weer een beetje gaat stilvallen en dat er op die klim een sterke kopgroep gaat wegrijden. Of er moet een enorm grote naam op achterstand rijden, dan zal het de hele dag oorlog blijven. Maar goed, kort samengevat: nerveuze eerste 40 kilometer, dan valt het stil op de klim en rijdt er een kopgroep weg. En die kopgroep zal het vandaag wel gaan uitzingen tot de finish. Tenzij Jumbo weer zin heeft om de hele dag op kop te rijden, dat mag je nooit uitsluiten, maar twee dagen op rij zou me dat wat veel van het goede lijken. Als er geen gevaar voor Kuss vooraan is te vinden zullen de koplopers nu wel vrij spel krijgen. De klassementsrenners gaan een paar minuten later elkaar bekampen, al zal dat waarschijnlijk een beetje hetzelfde verlopen als op Xorret de Catí. Je mag verwachten dat ze hier weer redelijk in elkaars buurt blijven en dat het een secondenspel wordt. Maar dan wel achter een flinke kopgroep.
1. Lazkano. Ik heb gisteren genoeg gezien, we worden wereldkampioen.
2. Bardet. We gaan hem gewoon blijven noemen, tot het een keer lukt. Wel al gevallen deze Vuelta, dat helpt vast niet mee. Stiekem ook een brokkenpiloot van jewelste, onze Romain. Wel eentje die aardig kan klimmen, als alles meezit.
3. Caruso. Allemaal namen noemen die gisteren ook al in de kopgroep zaten, lijkt mij een garantie op succes. Laten we verder hopen dat Caruso geen succes boekt.
4. Sanchez. Luis Leon rijdt door zijn eigen regio en hij mag zelfs door zijn eigen stad fietsen. Dat zal hem ongetwijfeld motiveren om ten strijde te trekken, maar zijn benen lijken me niet goed genoeg om het karwei vervolgens af te ronden. Alsnog, een mooie dag voor hem.
5. Fernandez. Ruben, van Cofidis. De andere Murciaan in koers, we noemen hem maar even. We gaan hem natuurlijk niet zien, want we zien hem nooit, maar het is in ieder geval een originele naam. En een lokul hiero.