Etappe 16: Passy - Combloux, 22,4 km (ITT)Hallo zeg, wat vliegt de tijd, we hebben alweer twee volle Tourweken achter de rug. Na de eerste rustdag begonnen we aan de tweede week met een explosieve heuvelrit. Het begin van de etappe was dusdanig explosief dat we na een tijd zelfs Vingegaard en Pogacar in de aanval zagen gaan, maar na een tijd reed er een groep van een man of 14 weg en ondanks een aantal halfslachtige pogingen tot controle vanuit het peloton en een merkwaardige alibiaanval van Van der Poel en Van Aert werden de prijzen toch echt verdeeld tussen de vluchters. Vanuit de kopgroep ging Krists Neilands in de aanval op de laatste klim en hij reed een mooie voorsprong bijeen. In de afdaling en het vlakke stuk richting de finish verloor hij langzaam van zijn pluimen, de achtervolgende groep bleef goed samenwerken en dus was Neilands uiteindelijk een vogel voor de kat. In de slotkilometers zagen we nog wat demarrages, maar Pello Bilbao had alles onder controle. De Bask kon niet winnen in het Baskenland, maar deze kans liet hij niet liggen. In de sprint versloeg hij Georg Zimmermann en zodoende kon ik trots met de vlag wapperen, een Baskische zege! Een bewijs dat vluchtersritten heel leuk kunnen zijn, en ook een bewijs dat het kan lonen om de dag na de rustdag te beginnen met een paar klimmetjes. Het was de eerste uren smullen, en daarna was het einde ook nog heel interessant. Kunnen we niet echt zeggen over de 11e rit, een vrij gezapige rit die eindigde in een massasprint. Philipsen boekte zijn vierde ritzege, absoluut de sterkste sprinter van deze Tour. Zelfs zonder Van der Poel, die een snipperdag nam, kon hij het afmaken. Staat geen maat op. Maar goed, sprinten is saai, dus we gingen snel verder met de volgende heuvelrit. Weer een rit met een explosief begin en weer ging het helemaal los. Een heerlijk begin, al kun je eigenlijk amper van een begin spreken. Het duurde haast 100 kilometer voor de vluchters echt definitief vertrokken waren. Toen dat eenmaal het geval was begonnen we al aan een lastig drieluik van klimmetjes en daar probeerde Mathieu van der Poel te anticiperen. Zijn fletse Tour iets minder flets maken, was het idee. Lukte best aardig, maar op de laatste van drie lastige klimmetjes werd hij toch bijgehaald door de rest van de vluchters. Dat was het signaal voor Ion Izagirre om in de aanval te gaan, niemand kon hem volgen. Van der Poel probeerde het nog even, maar het had weinig zin. Izagirre was ontketend, en dus ging hij onbedreigd op weg naar de ritzege. Weer een Baskische ritzege, ik kon mijn geluk niet op. Een week beginnen op een prachtige manier, veel beter is niet mogelijk. De dag daarna was wel iets minder prachtig, alhoewel, op een bepaalde manier was de rit naar de Grand Colombier ook wel schitterend. Ik kon niet genoeg benadrukken hoe kut die rit ging worden, en jawel, de rit werd kut. Er reed een kopgroepje weg van een man of 20, kleine fout van UAE. Ze moesten daarna de hele dag in de achtervolging, zonder in de buurt te komen. Dus was de ritzege gaan vliegen, vooral ook omdat Kwiatkowski wonderbenen had meegenomen. Hij ging vrij vroeg op de slotklim in de aanval en niemand zag hem nog terug. Kwiatkowski is een wonderlijke coureur, op sommige dagen ineens in staat tot de strafste stoten. Dit was zo'n dag. De strijd tussen de klassementsrenners stelde niets voor. Het was een korte rit met de vrij nutteloze Grand Colombier aan het eind. Richting de top plaatste Pogacar een demarrage, eigenlijk was het eerder een lange sprint. Die sprint was Vingegaard iets te machtig, maar hij verloor uiteindelijk slechts acht seconden. De laatste minuut van de rit was leuk, alle minuten daarvoor waren net iets minder geslaagd.
De volgende bergrit was iets leuker, hoewel, ik weet nog steeds niet echt wat ik van het machtsvertoon van Jumbo moet denken. Er reed een sterke kopgroep weg, maar dankzij het tempo van Laporte in het peloton kreeg die kopgroep nooit meer dan een minuut voorsprong. Daarna nam Van Hooydonck het commando over en voor we het wisten waren alle vluchters op de Col de la Ramaz al ingerekend. Jumbo zette alle mannetjes in en alle mannetjes waren ontzettend op de afspraak. Ze domineerden, tot op de Joux Plane. Daar was het dan weer UAE dat de spierballen liet zien, al kwam de heilige Wout nog even vanuit de achtergrond terug om Majka te laten lossen. Daarna volgde er dan weer een hoop tempo van Yates en dat leverde even later een aanval op van Pogacar. Een paar keer achter elkaar wist Pogacar Vingegaard te lossen en ook nu lukte dat weer. Het verschil was dat Vingegaard ditmaal wist terug te keren. De twee samen op de Joux Plane, ze kwamen bijna tot stilstand. Als ze een klein beetje door hadden gereden hadden ze het record van Pantani uit de boeken gereden, dus is het maar goed dat ze inhielden. Carlos Rodriguez bleek de beste te zijn van de rest van de klassementsrenners, maar hij werd ook gewoon doodleuk op een minuut gereden. Tot de sur place van Vingegaard en Pogacar, daardoor kon hij toch nog terugkeren. Ook geholpen door de motoren, die een aanval van Pogacar wisten te blokkeren. Rodriguez sloot net na de top aan en ging meteen voorbij de twee kemphanen. Die reageerden niet meteen en dus had Rodriguez een gat te pakken. De razendsnelle afdaling en het feit dat er amper nog een vlakke meter volgde nadien zorgde er voor dat Rodriguez zomaar pardoes een rit won. Kansloos gelost, en dan toch zegevieren. Het blijft een merkwaardige sport. Op de top van de Joux Plane pakte Vingegaard de boni's en aan de streep gingen er dan weer meer naar Pogacar, waardoor het eindverdict was dat deze bergrit één seconde voordeel voor Vingegaard opleverde. Een boeiende rit gezien, die uiteindelijk weinig gevolgen had. Al waren er natuurlijk die twee zware valpartijen in het begin van de rit, waardoor heel wat renners de koers moesten verlaten. Jammer, het ging net zo goed deze Tour.
Over boeiende ritten zonder veel gevolgen gesproken, nou, dan hoeven we het in ieder geval niet over de laatste rit voor de tweede rustdag te hebben. Onderweg naar Saint-Gervais Mont-Blanc waren we weer getuige van een furieuze start, er werd continu gedemarreerd. De koers lag nog niet definitief in de plooi op het moment dat Sepp Kuss in het peloton omver werd gemept door een achterlijke toeschouwer. Er was weer eens een of andere lul die het nodig vond om een selfie te maken van zichzelf met wat fietsende mensen op de achtergrond. Doe je dat langs een willekeurig fietspad in Nederland dan bellen ze de politie, maar als mensen rugnummers dragen vinden we het ineens normaal. De fotolul raakte Kuss en daardoor viel Kuss, hij nam een hoop mensen in zijn val mee. Waaronder Nathan Van Hooydonck, het was een vrij ongelukkig moment voor Jumbo. Ze waren eigenlijk van plan om net als de dag ervoor weer de ganse rit het peloton op het rooster te leggen, maar door die vrij massale valpartij besloten ze de boel te neutraliseren. Op het moment van de val was er een kopgroep aan het ontstaan, maar de voorsprong was nog zeer beperkt en het peloton nog lang niet stilgevallen. Door de val viel het peloton wel stil en dus gingen we kijken naar een omvangrijke kopgroep die ruim baan kreeg. Een minuut of acht op een gegeven moment, het zou weer voor de vluchters zijn. De rit werd daardoor eigenlijk vrij saai, om eerlijk te zijn. We zagen onderweg wat matige pogingen om te ontsnappen vanuit de kopgroep, maar de beslissing viel uiteindelijk op de Col des Aravis. Daar reed Marco Soler weg. Vlak voor de top ging Wout van Aert in de achtervolging. Krists Neilands schoof mee. En Woutje Poels sloot als laatste aan. In de afdaling van de Aravis ging Neilands op z'n bek omdat hij het een handig idee vond om in een bocht een bidon aan te nemen, waardoor we verder gingen met een kopgroep van drie. Daarachter zat een groepje van een man of 11, maar die draaiden voor geen meter. De voorsprong liep steeds verderop en met meer dan anderhalve minuut voorsprong begonnen de drie aan de slotklim. Alhoewel, eigenlijk waren ze zelfs maar met twee. Marco Soler voegt zich in het rijtje van de dramatische dalers, in iedere afdaling werd hij op achterstand gereden door Wout en Wout. De afdaling van de Côte de Domancy was dan ook een lastige, we zagen dat meer renners moeite hadden met deze afdaling, maar Marco had overal moeite mee. De slotklim begon met een muurtje, en op dat muurtje reed Wout Poels meteen weg van Wout van Aert. Wout Poels, ook al zo'n vreemde patriot. Meestal is hij een muis, soms is hij een olifant. We hebben hem eens de Angliru op zien fietsen alsof het een heuveltje in Limburg was. Van dat stuk tot 25% maakte hij een stuk tot 2,5%, geen enkel probleem. Nou, zo'n dag had Wout nu dus weer. Voor Gino, zullen we maar zeggen. Twee ritzeges voor Bahrein, ter ere van hun overleden ploeggenoot.
Want ja, Wout Poels ging winnen. Dit ondanks het wensdenken van de Belg. Van Aert moest meteen passen, maar de Côte des Amerands was geen Van Aert-klim. Na de muur volgde er een stukje in dalende lijn, een Van Aert-afdaling. Daar zou hij inlopen op Poels. En na de afdaling volgde er een makkelijke kilometer, een Wout van Aert-strook. Hij zou nog wel terug kunnen keren naar Poels. Bleek niet zo te zijn. Poels was niet te stoppen, als hij in het peloton de klim omhoog had gereden was hij bij de eerste 10 geëindigd, zo hard reed hij. Met een voorsprong van meer dan twee minuten op Van Aert kwam hij aan, wat de regie helemaal ontging. Hij kwam drie seconden in beeld, toch een vrij gênante prestatie van de regisseur. De focus werd behouden op het duel Pogacar-Vingegaard, dat op dat moment helemaal geen duel was. En ook niet zou worden. Het was een zeer bijzonder schouwspel. Pogacar liet zijn ploeg werken op de slotklim, op het moment dat Yates op kop ging rijden liet Pogacar steeds een metertje. Was hij slecht? Was hij aan het pokeren? Probeerde hij Vingegaard uit de tent te lokken? We weten het niet, maar belangrijker nog, Vingegaard wist het ook niet. En dus deed hij niets. Hij liet Pogacar zijn goddelijke gang gaan, wat betekende dat er heel lang niets gebeurde. Pogacar bleef maar op dat metertje van Yates zitten, even later liet hij Yates zelfs helemaal wegrijden. Geen idee wat daar het idee van was, misschien had hij echt wel gewoon een mindere dag. Toen hij bij het ingaan van de slotkilometer versnelde zat Vingegaard meteen op het wiel, dat lukte hem tijdens eerdere ritten niet. Op het moment dat Pogacar ging zitten had Vingegaard waarschijnlijk moeten versnellen, maar dat deed hij niet. Pas in de laatste 150 meter van de rit kwam hij met een soort van versnelling, maar nee, deze rit leverde helemaal niets op. Nul tijdsverschil tussen de twee. Wel de eerste zege in een grote ronde voor Wout Poels, en de eerste Nederlandse ritzege van deze Tour. Hoera.
Met een verschil van 10 seconden tussen Vingegaard en Pogacar gaan we aan de derde week beginnen. Het is ontzettend spannend. Oh, wat is het spannend. Carlos Rodriguez staat derde op vijf minuten, het gaat dus echt volledig tussen Vingegaard en Pogacar. Zij mogen elkaar de resterende zes dagen van deze Tour nog eens
ferm gaan bestoken. Te beginnen met de tijdrit direct na de rustdag. En daarna volgt er nog een zware bergrit over onder meer de Cormet de Roselend en de Col de la Loze, zonder meer de koninginnenrit van deze ronde. Na een vlakke rit en een iets minder vlakke rit trekken we dan op zaterdag naar de Vogezen, alwaar een korte maar ontzettend lastige rit op de renners wacht. Als de verschillen nog steeds zo klein zijn gaan we een ultieme koers te zien krijgen op de Petit Ballon en de Platzerwasel. Iets om naar uit te kijken. En daarna zijn we alweer in Parijs, alwaar er op de Champs-Élysées gesprint mag worden. Zes ritten nog maar, maar jeetje, wat voor een ritten gaan het worden! De eerste van de zes is de enige tijdrit van deze ronde. Een korte tijdrit, eigenlijk een belachelijke tijdrit. Maar gezien de huidige stand van zaken in het klassement gaat het wel een razend interessante tijdrit worden. We zijn twee weken bezig en we weten nog steeds niets. Het kan nog alle kanten op. De doodse Deen of de speelse Sloveen, zeg het maar.
![rIYUogS.png]()
![62ce4]()
Na de rustdag bevinden de renners zich nog steeds in de buurt van Saint-Gervais Mont-Blanc, deze bedenkelijke tijdrit gaat van start in het plaatsje Passy, een gemeente in het departement Haute-Savoie. In Passy, waar verspreid over een aantal dorpjes en gehuchten in totaal ongeveer 11.300 mensen wonen, is de Tour voor het eerst. Althans, er gaat hier voor het eerst een rit van start. Vorig jaar reden we nog door het dorp heen op weg naar Megève, maar stoppen deden we hier nog niet. Nu wel. En dat op het grondgebied waar Jordi Simon ooit een rit won in de Tour des Pays de Savoie, je zou voor minder. In Passy werd de Zwitser Jean Martinet geboren, hij nam in 1924, 1928 en 1930 deel aan de Tour. Daar kopen ze hier weinig voor, tegenwoordig moeten ze het vooral hebben van Maëlle Grossetête, een renster van FDJ-SUEZ. Heel goed is ze niet, maar veel andere smaken zijn er ook niet. Een heel eind boven Passy ligt Plateau d'Assy, dat was waar Jordi Simon ooit zijn rit won in de Ronde van de Savoie. Boven op de berg staat een kerk, gebouwd voor de patiënten die in het sanatorium Sancellemoz verbleven. In dit sanatorium zijn wat bekende personen gepasseerd. Je kwam er vooral terecht als je last had van tuberculose, uiteraard, maar ook Madame Curie eindigde hier. Zij was een pionier op het gebied van de radioactiviteit, ontving twee Nobelprijzen en ontdekte de elementen polonium en radium. Door een iets te grote hoeveelheid straling op te vangen ontwikkelde ze leukemie en daardoor kwam ze terecht in het sanatorium op de berg boven Passy, waar ze niet veel later het leven zou laten. De kerk zou later belangrijker worden dan het sanatorium, vooral omdat enkele bekende Franse kunstenaars op bezoek zijn geweest om de kerk te versieren. Onder meer Chagall kwam hier voorbij, en dus ziet de kerk er nu enigszins opvallend uit. Moet je dus wel naar Plateau d'Assy, een eindje klimmen. Als je de kerk hebt gezien kun je nog verder omhoog naar Plaine Joux. We hebben deze Tour al de Joux Plane gezien, op de berg boven Passy hebben ze de volgorde omgedraaid. Plaine Joux is een klein skigebied met 12 kilometer aan piste, voor als je alle bekende skigebieden in de omgeving wil ontlopen. Voorbij Plaine Joux ligt het Lac Vert, een groen meertje! Leuk als je hier in de zomer bezig bent met een stevige wandeling in de bergen. De gemeente Passy bestaat uit meerdere delen, je hebt een deel op de berg en je hebt een deel beneden in de vallei van de Arve. Daar huist nogal wat industrie, het bedrijf Quechua zit hier bijvoorbeeld. Je weet wel, van die tenten. In principe zit Quechua in alle plaatsen die we tijdens deze tijdrit gaan passeren, van Sallanches tot Domancy, maar het hoofdkantoor zou dan toch echt in Passy te vinden zijn. Ik denk niet dat er verder nog heel veel meer over Passy te melden valt. Er zijn hier blijkbaar nog meer sanatoria te vinden, maar die zijn tegenwoordig uiteraard helemaal niet meer relevant. Daarna noemt men nog een andere kerk, maar die ziet er niet uit. Nee, ik voel weinig passie voor Passy. Bernard Bourreau, jarenlang een trouwe knecht van Bernard Thevenet, schijnt hier te wonen. Iemand, nee?
![7638233636_3bbcf5e3b2_b.jpg]()
De tijdrit gaat van start op de brede Avenue Joseph Thoret, een straat aan de rand van het dorp, gelegen aan een industrieterrein. Met uitzicht op de bergen vertrekken de renners en na amper 150 meter fietsen komen ze al de eerste bocht tegen, het gaat naar rechts. Honderd meter later komen ze uit bij een brede rotonde, hier slaan ze dan weer linksaf. Na deze bochten in het begin volgen de coureurs twee kilometer een brede en rechte weg. We rijden rechtdoor de bergen tegemoet, terwijl het zo goed als vlak is. Het loopt heel licht vals plat omhoog, maar dat gaan ze niet merken. Onderweg komen de renners een rotonde tegen, dit is een rotonde waar ze weinig last van zullen hebben. Zonder echt te hoeven sturen zullen ze deze rotonde langs de rechterkant nemen. Het gaat na deze rotonde rechtdoor verder naar het gehucht Chedde, we moeten voorlopig alleen even een kleine drempel in de gaten houden. Aan het eind van dit stuk rechtdoor komen we een flauwe bocht naar rechts tegen, 300 meter later gaat het scherp naar links en dan begint de eerste klim van deze lastige tijdrit. We gaan omhoog naar de Côte de la Cascade de C½ur, zoals de organisatie 'm heeft gedoopt. Je kunt de klim ook de Côte des Soudans noemen, want naar dat gehucht fietsen we toe. Het gaat na een vlakke aanloop van 2,5 kilometer 1,6 kilometer omhoog aan 8%. Nee, dit is allesbehalve een vlakke tijdrit. Een tijdrit voor de klimmers, want Prudhomme vindt tijdrijden stom. De weg loopt eerst 200 meter rechtdoor omhoog, vals plat, daarna bereiken we een bos waar de eerste haarspeldbochten komen. Het gaat 200 meter omhoog aan 8%, daarna volgt er een stuk van 200 meter aan 6,5%. Dat is allemaal nog braaf vergeleken met wat komen gaat. De haarspeldbochten gaan steiler worden, halverwege de klim gaat het 400 meter omhoog aan 12%. De weg was in het verleden niet al te best, maar zal voor de gelegenheid opnieuw geasfalteerd zijn vermoed ik. Tussen de bossen en de chaletjes door loopt de wat smallere weg haast loodrecht omhoog, de tijdrit is pas net begonnen en de renners moeten hier al in het rood. Na dit enorm zware stuk gaat het nog eens 300 meter aan 8% omhoog, waarna we in de laatste meters voor de top afsluiten met een stuk van 5%. Na amper 4,1 kilometer zijn we boven op deze klim, in het gehucht Les Soudans. In de buurt van dit gehucht ligt een waterval, de Cascade de C½ur. Ook wel Cascade de Chedde genoemd, naar het gehucht dat aan de voet van de klim ligt. Dan klinkt Cascade de C½ur toch leuker, de waterval van het hart. Een onbekende maar fantastische waterval, aldus europeanwaterfalls.com, want zo'n site bestaat ook gewoon. Op de top slaan de renners linksaf, ze bereiken een bredere weg en die weg gaat ze naar het eerste tussenpunt brengen, drie kilometer verderop. Na de bocht naar links loopt de weg nog 200 meter vals plat omhoog, een vervelend uitlopertje. Daarna beginnen we aan een afdaling van twee kilometer, de brede weg loopt continu aan een procent of vier omlaag. We komen in dit stuk een aantal bochten tegen, die er in principe niet heel lastig uitzien. Maar goed, de afgelopen dagen heb ik renners zien vallen op plaatsen waar het echt niet had gehoeven, dus moeten we toch maar opmerken dat dit potentieel levensgevaarlijke toestanden gaat opleveren. De eerste halve kilometer gaat het niet al te ingewikkeld omlaag, omdat we op wat flauwe bochtjes na weinig tegenkomen. De boel is ook nog overzichtelijk, wat even later anders wordt als we een bos bereiken. Hier zijn de bochten nog steeds flauw, maar het zicht op de bochten wordt soms een klein beetje ontnomen. Niets wat een goede verkenning niet kan verhelpen. Aan het eind van deze korte afdaling van twee kilometer komen we een wat scherpere bocht naar links tegen, met daarna een iets scherpere bocht naar rechts. Valt alsnog mee, de brede weg gaat ook helpen. Aan het eind van de afdaling gaat het schuin naar rechts en daarna loopt de weg ineens weer een paar meter omhoog. Tot het eerste tussenpunt gaat het 800 meter omhoog, net iets meer dan vals plat. We komen een meter of 30 hoger uit in dit stukje als ik cronoescalada mag geloven, dan gaat het dus omhoog tegen de 4%. Optisch ziet het er net iets makkelijker uit dan dat, maar het gaat in ieder geval zeer zeker omhoog. We rijden het dorpje Passy binnen, jeetje, heftig. We rijden al de hele tijd door de gemeente Passy, beneden in de vallei ligt aan de Arve het nieuwe gedeelte van deze gemeente, vooral bestaande uit een hoop industrie en wat nieuwerwetse chaletjes, maar er is ook een ouder gedeelte van Passy boven op de berg, en daar zijn we nu. Na 7,1 kilometer wordt in het hoger gelegen gedeelte van Passy voor het eerst een tussentijd opgenomen.
![cote-des-soudans.png]()
![le-classement-permettrait-a-la-fois-une-mise-en-valeur-et-une-protection-de-ce-site-pittoresque-archives-photo-le-dl-hugo-richermoz-1677341379.jpg]()
Net na het eerste tussenpunt botsen de renners op een rotonde, hier gaat het schuin naar links en dan gaan we Passy weer verlaten. Passy Chef-Lieu om precies te zijn, want zo noemen ze het deel van Passy boven op de berg. Na de bocht naar links beginnen de renners aan een afdaling van bijna drie kilometer, gemiddeld gaat het aan bijna 5% omlaag. Best een pittige afdaling dus, zeker als je op een tijdritfiets zit. De afdaling begint in Passy met een drempel en daarna een bocht naar rechts, die vrij flauw is. Na nog een drempeltje rijden we het dorp uit dan dan volgt de volgende bocht naar rechts, die eerst heel flauw is en daarna wat scherper doordraait, om vervolgens naar links af te buigen. De weg omlaag is breed, maar wel tamelijk bochtig. Het gaat nu een paar meter rechtdoor, maar dan komen we de volgende bocht naar rechts alweer tegen. Ietwat lastig in te schatten, draait ook weer net iets verder door dan je denkt. Aan het eind van deze bocht gaat het flauwtjes naar links en dan dan volgen er kort achter elkaar wel heel veel flauw bochtjes. Een beetje naar rechts, meteen weer naar links, dan weer naar rechts en meteen weer naar links. Op zich goed te doen als je met een goede lijn begint, met wat fantasie kun je dan haast rechtdoor. Na een paar rechte meters gaat het weer flauw naar rechts en flauw naar links en dan komen we nog een scherpere bocht naar rechts tegen. Dat is de laatste lastige bocht, hierna volgen er nog wat flauwe bochtjes maar die zijn ruim op voorhand te zien. Vlak voor we beneden zijn volgt er dan nog één wat scherpere en onoverzichtelijke bocht naar rechts, hierna ligt er een lange, lopende bocht naar links en dan gaat het weer naar rechts. Dit stuk is maar drie kilometer lang, toch is het continu draaien en keren. Het voordeel is dat de weg breed is en dat de renners alleen zijn, het nadeel is dan weer dat zo'n tijdritfiets niet echt fijn schijnt te sturen. De lastige bochten liggen nu wel achter ons, de weg buigt nog steeds iedere paar meter wat flauw een andere kant op, maar dat mag geen naam hebben. Beneden komen we uit bij een nieuwe rotonde, hier gaat het
ferm naar rechts en daarna rijden we rechtdoor Sallanches binnen. De brede weg loopt 1200 meter volledig rechtdoor, heel minimaal vals plat omlaag. Aan het eind van de weg rechtdoor rijden de renners over een brug, de weg buigt flauw af naar links en het gaat een paar meter omhoog. Aan de andere kant van de brug loopt de weg dan weer een paar meter omlaag, terwijl de weg langzaam afbuigt naar links. Voorbij de brug komen we uit bij een nieuwe rotonde, hier slaan de renners nog eens rechtsaf, dit is een scherpe bocht. Na deze scherpe bocht draait de weg een eeuwigheid langzaam door naar rechts, als de weg weer recht wordt fietsen we onder de brug van zojuist door. De weg loopt nu een kleine kilometer volledig rechtdoor, langs het sportieve gedeelte van Sallanches af. We passeren een parkje waar je kunt skateboarden, een gloednieuwe pumptrack en het lokale voetbalveld. Voorbij het voetbalveld slaan de renners scherp rechtsaf, een paar meter later gaat het wat flauwer naar rechts en daarna direct naar links. Langs het Centre Sportif af rijden we de bergen weer tegemoet. Na deze bochtencombinatie loopt de weg een halve kilometer rechtdoor, het is hier vrij breed en volledig vlak. Dan rijden we een tunnelbak in, de weg loopt een paar meter omlaag en meteen daarna gaat het uiteraard ook weer omhoog, de weg buigt op dit punt een beetje af naar rechts. Enkele meters later slaan de renners scherp linksaf en weer een paar meter daarna gaat het wat flauwer naar rechts, als ze tenminste de onhandig geplaatste vluchtheuvels voor de gelegenheid verwijderen. Na deze bochten gaan we Sallanches verlaten. Sallanches is een plaats die we goed zouden kunnen kennen, de Tour is hier de afgelopen jaren een aantal keer geweest bijvoorbeeld. In 2021 nog, toen reden we van Cluses naar Tignes onderweg door Sallanches om vervolgens de Côte de Domancy op te fietsen. Dat gaan we zometeen ook doen, een passage in Sallanches is altijd onlosmakelijk verbonden met de Côte de Domancy. In de Tour van 2016 ging er een tijdrit van start in Sallanches, die tijdrit zou eindigen in Megève en in het begin van die tijdrit reden we ook al over de Côte de Domancy. Froome zou helaas winnen voor ONZE Tom Dumoulin. In de Tour van 2003 ging een van de beste ritten ooit van start in Sallanches, de fameuze rit richting Alpe d'Huez waar US Postal al brommerend aan de voet van de slotklim alles aan gort reed. Waar Armstrong niet blij mee was, want hij kreeg billenkoek van het fenomeen Iban Mayo. Het meest bekend zal Sallanches, zeker voor de Fransen, evenwel blijven van het WK wielrennen van 1980. Een rondje met daarin telkens weer de Côte de Domancy werd uitgetekend en Bernard Hinault kwam als glorieuze winnaar uit de strijd. Zeg je Sallanches, dan zeg je het WK 1980 en Bernard Hinault. We vinden op een rotonde in Sallanches een monument ter ere van Hinault, al fietsen we daar vandaag niet langs.
![3739796-diaporama.jpg]()
Sallanches fikte ooit bijna volledig af, daarom is het verder een vrij troosteloze stad. Wel de stad waar Charly Mottet woont, een renner die aardig wat zeges en ereplaatsen bij elkaar wist te fietsen. Een vierde plaats en twee ritzeges in de Tour van 1991, bijvoorbeeld. Het zullen nog steeds wel zware tijden zijn voor Charly, daar zijn dochter in 2020 overleed. Ooit een groot wielertalent, maar het liep allemaal net even wat anders. Sallanches was verder ook de plaats waar Jan Janssen in 1964 wereldkampioen werd, maar de Fransen houden het als het over het WK gaat graag op 1980. Met Bernard Hinault in gedachten rijden we na de laatste bochten in Sallanches twee kilometer volledig rechtdoor over een brede weg die een heel minimaal klein beetje vals plat omhoog loopt. We komen uit in Domancy, waar we schuin naar rechts gaan. Na deze schuine bocht zal voor de deur van de lokale Suzuki- en Hyundai-dealer na 16,1 kilometer het tweede tussenpunt volgen. Aan de voet van de scherprechter van de dag, de onvermijdelijke Côte de Domancy, gaan we nog eens een tussentijd te zien krijgen, waarna op de top van de klim de volgende zal volgen. Een interessante fase rond dit tweede tussenpunt, gaan de renners van fiets wisselen? Direct na het tussenpunt begint de Côte de Domancy officieel, de weg loopt gelijk merkbaar omhoog. Gaan de renners hier hun tijdritfiets inruilen voor een wegfiets? Haal je het tijdsverlies van die fietswissel in door de resterende 6,3 kilometer van de tijdrit af te werken op een lichtere fiets? Ik zou zelf zeggen van wel, de renners zijn zeker de laatste jaren heel snel geneigd te wisselen. Er volgt nu een beuker van een klim, met een lichtere fiets ben je absoluut in het voordeel. De Côte de Domancy begint, de komende 2,5 kilometer gaat het aan 9,4% omhoog. De renners komen voorbij het tussenpunt uit bij een rotonde met een kunstwerkje dat een wielrenner moet voorstellen in het midden, hier gaat het naar rechts en dan bereiken ze een weg die ook wel de Route Bernard Hinault wordt genoemd. Die werd hier in 1980 wereldkampioen, voor het geval geval dat je dat nog niet wist. Fantastisch WK wel, van Sallanches naar Sallanches. In 268 kilometer reden de renners liefst 20 (!) keer over de Côte de Domancy. Het profiel van dat WK ziet er echt fantastisch uit, het is een langgerekte reep Toblerone. Een belachelijk zwaar parcours, het ging dus 20 keer 2,5 kilometer aan 9,4% omhoog, hallo. Hinault demonstreerde die dag, hij was in eigen land ongenaakbaar. Nadat hij in 1978 en 1979 al de Tour had gewonnen ging hij ook in 1980 aan de leiding, maar hij stapte geblesseerd uit, waar ONZE Joop van zou profiteren. Hij herstelde wonderwel van zijn kwetsuur en stond op punt op het WK. Op een kilometer of 80 van het eind ging hij er al vandoor, al was hij nog niet meteen alleen. Ronde na ronde poeierde hij ieder overboord en met een voorsprong van een minuut op de nummer twee en een voorsprong van bijna vijf minuten op de nummer drie werd hij de glorieuze winnaar van een van de zwaarste WK's ooit. Dat gebeurde dus ooit in Sallanches en omstreken en daarom zien we na de bocht naar rechts meteen een bocht verschijnen dat ons aan de glorieuze zege van Hinault laat denken. De renners zullen er weinig aandacht voor hebben, want het gaat na een klein aanloopje meteen een aantal meter aan 6% omhoog. We rijden door het dorpje Domancy en als we hier de eerste haarspeldbocht tegenkomen gaat het meteen een stuk steiler omhoog, in de tweede haarspeldbocht kruipt het al richting de 10% en even later volgt er een piek van 200 meter aan 15%. We verlaten het dorp, rijden een bos in en in het bos loopt de weg een volle kilometer aan 11% omhoog, met blijkbaar zelfs een korte piek tot 17%. Alle verschillende profielen spreken elkaar overigens wel tegen, wat eigenlijk altijd het geval is bij zo'n korte klim. Het is in ieder geval een zeer pittige klim, dat hebben we in het verleden al vaak genoeg kunnen zien. Voor de rustdag gingen we nog naar beneden en het feit dat Guillaume Martin in een van de steile bochten rechtdoor ging zegt ook iets. Dat Martin niet kan sturen, ja, klopt, maar ook dat het hier dus heel steil is, want een normale bocht zou hij nog wel enigszins kunnen houden. Richting de top komen de renners nog meer steile haarspeldbochten tegen, waardoor je geneigd bent te denken dat het hier met een normale fiets toch echt een stuk aangenamer fietsen zal zijn. Richting de top blijft de klim stijgen aan 10%, met piekjes dik boven de 10%. Pas in de allerlaatste meters van de klim zwakt het iets af, de laatste paar bochten in het bos zouden iets makkelijker moeten zijn, maar dit blijft een eikel van een klim. Na 18,9 kilometer komen de renners boven op de Côte de Domancy. Op de top ligt het derde tussenpunt én er zijn hier bergpunten te verdienen. De Côte de Domancy is een beklimming van de tweede categorie, benieuwd of er nog een lolbroek is die de hele dag rustig aan doet om hier full retard te gaan. En dan alsnog langzamer zijn dan Vingegaard en Pogacar, haha.
![cote-de-domancy-domancy.png]()
![4c025]()
![Cote_de_Domancy_01.jpg]()
![IMG_2176_-_Version_2.0.0.jpg]()
De ultieme grap is natuurlijk dat we op de top helemaal niet boven zijn. Het is nog 3,5 kilometer fietsen tot de finish in Combloux en in die resterende kilometers loopt de weg continu omhoog. We slaan op de top van de Côte de Domancy linksaf en daarna vervolgen we onze weg verder omhoog. Het is een zeer bekende weg die we nu volgen, voor de rustdag reden we hier nog omlaag. En in 2021 reden we over deze weg omhoog onderweg naar Tignes. De hele boel ontplofte toen in het begin van de rit op de Côte de Domancy, volkomen logisch als je de percentages ziet hier. In de Tour van 2016 gingen we tijdens de tijdrit vanuit Sallanches de Côte de Domancy omhoog om daarna verder te fietsen naar Combloux. Alleen reden we toen nog wat verder door naar Megève, maar deze tijdrit is enorm vergelijkbaar. Een dag daarna daalden we dan weer de Côte de Domancy af onderweg naar Saint-Gervais Mont Blanc, waar Bardet zou winnen. We hebben nu hetzelfde thema te pakken, alleen dan omgekeerd. Wat een creativiteit weer van Thierry. Enfin, na de bocht naar links op de top van de Côte de Domancy komen de renners op een brede weg terecht, een brede weg die een kilometer vals plat omhoog loopt. De renners komen een aantal flauwe bochten tegen, wat natuurlijk een stuk minder belangrijk is als de weg zo breed is en als het vals plat omhoog loopt. Het enige element is dat mogelijk voorgangers iets meer uit het zicht blijven, richting het eind van de tijdrit geen onbelangrijk detail. Volgens de organisatie gaat het een kilometer aan slechts 1,6% omhoog, andere bronnen delen die mening niet helemaal. Optisch is het na de Domancy inderdaad een tijdje vrij vlak, maar vrij snel loopt de weg toch echt weer vrij stevig omhoog. Het is lastig te zien aangezien het zo breed is, maar dat de weg op een kilometer of twee van het eind zo rond de 6% stijgt lijkt geloofwaardig. De renners rijden een tijd door het bos, maar een paar bochten later bereiken ze Combloux en hier komen ze op 1,5 kilometer van de finish een rotonde tegen. Dat is niet direct van belang als je aan bijna 6% klimt, het was relevanter toen we hier voor de rustdag omlaag gingen. In een ogenschijnlijk steilere haarspeldbocht betreden we de laatste kilometer, een kilometer waarin we blijven klimmen aan 6%. In de slotkilometer komen we nog twee rotondes, in het midden van een van de twee vinden we een oude skilift. Ludiek. Het blijft bochtig en het blijft klimmen tot het eind, al zwakt het in de allerlaatste meters van de rit wat af. Een vals plat einde in de winkelstraat van Combloux, tussen de chaletjes. Flauwe bocht naar rechts nog op 50 meter van het eind, en dan zit deze ultrakorte klimachtige tijdrit erop.
![F1PiinXWcAIv4FD?format=jpg&name=large]()
![feXh5zF.png]()
![D1212_74_-_S_Travers%C3%A9e_de_Combloux.JPG]()
Deze tamelijk lachwekkende tijdrit (met name omdat het de enige is) eindigt in Combloux, een dorp waar we de afgelopen jaren heel vaak doorheen zijn gereden. Vorig jaar nog, onderweg naar het altiport van Megève. Het jaar ervoor, onderweg naar Tignes. Twee keer in 2016, tijdens de tijdrit naar Megève en een dag later naar Saint-Gervais Mont-Blanc. En ook dit jaar komen we weer langs in Combloux, ook weer twee keer. Voor de rustdag, onderweg naar Saint-Gervais Mont Blanc, in dalende lijn, en nu in stijgende lijn tijdens de tijdrit. Het is wel de eerste keer dat de Tour hier daadwerkelijk stopt, normaal reden we alleen dwars door Combloux, maar er beginnen of eindigen, nee, dat was nog nooit het geval. Combloux is een klein dorpje met 2100 inwoners in de Haute-Savoie, als ik de officiële site van de Tour moet geloven is dit dorpje ooit door Victor Hugo geroemd als de parel van de Alpen. Als ik wintersport.nl mag geloven is Combloux een authentiek bergdorpje pal tegenover de Mont Blanc. Het dorp verwierf grote faam aan het begin van de vorige eeuw als vakantiebestemming voor ministers, generaals en bankiers. Inmiddels is het uitgegroeid tot een levendig skioord binnen het skigebied Evasion Mont Blanc. De liften liggen een eindje buiten het centrum van het dorp, maar er is een goede gratis skibusservice. Natuurlijk kun je ook met je eigen auto tussen dorp en dalstation heen en weer rijden. Combloux is een mooi en authentiek dorpje. Mooie chalets bieden ruime, fijne en goed onderhouden accommodaties. Hier vind je geen hoogbouw of beton, maar een mooi en fijn winterwonderland met een geweldig uitzicht. De vele restaurants bieden een grote verscheidenheid. Culinair kom je in Combloux dus niets tekort. Er zijn verschillende cafés, waaronder een pianobar. In de winkelstraatjes is het gezellig druk. Wie meer en exclusiever wil shoppen, gaat naar het mondaine Megève dat maar vier kilometer verderop ligt. De Tour gaat meestal ook naar Megève, dit jaar houden we het dus bescheiden. Een aanrader vanuit Combloux is een rit met een paard-en-wagen (traineau) die je over pittoreske paden langs adembenemende panorama’s voert. Sneeuwschoenwandelen is ook een geliefde activiteit in het dal. Als je andere activiteiten zoekt dan snowboarden of skiën. Dit vind ik wel een unieke tip van wintersport.nl, out of the box. Ik lees wel dat er ook een paar minpunten zijn, zo is er weinig après-ski te vinden in Combloux. En eigenlijk is het helemaal geen goede locatie als je wil skiën, aangezien de liften en de goede pistes een eind uit de buurt zijn. Wellicht is Combloux in de zomer een betere bestemming, vooral als je zin hebt om op de mountainbike stappen. De MB Race schijnt jaarlijks in deze contreien gehouden te worden, een
famous race, waar ik nochtans nog nooit van had gehoord. Een van de moeilijkste races, beweren ze zelfs. Als je in Combloux eindigt, wat dus schijnbaar geen aanrader is, moet je een blik werpen op de lokale kerk. De Eglise Saint Nicolas de Combloux, barok! In de laatste meters van de etappe fietsen de renners langs de Residence Mont-Blanc, een van de andere opvallende gebouwen van Combloux. Dit was een hotel, met de uitstraling van een paleis. De boel ging alleen over de kop en nu zijn het normale appartementen geworden, maar het gebouw heeft nog steeds een bepaalde uitstraling. In Combloux heb je veel chalets, sommigen van hout, anderen dan weer van steen. Of een combinatie van beide, zoals de Ferme à Isidore. Dit chalet vormt een ongeëvenaarde getuigenis van het bergbestaan uit vervlogen tijden, jawel! Je kunt de boel tegenwoordig bezoeken voor een excursie om alles te weten te komen over de tijden voor het massatoerisme. Als je in Combloux bent en zin hebt om je zwembroek aan te trekken dan moet je zeker naar Plan d'eau Biotope, een zwembad waar ze zonder chloor werken. Ze gebruiken hier plantjes om de boel te filteren, kun je mooi zonder geïrriteerde ogen naar de Mont-Blanc gaan kijken. Voor de liefhebber is er ook nog een pumptrack, maar ik geloof dat het hier uiteindelijk toch vooral om het wintergedeelte draait. Je hebt Evasion Mont-Blanc als groot skigebied, maar boven Combloux heb je blijkbaar ook nog het skigebied Les Portes du Mont-Blanc liggen, een gebied dat Combloux, Megève en La Giettaz met elkaar verbindt. Nog eens 85 kilometer aan piste, maar wintersport.nl was onverbiddelijk. We zoeken een andere bestemming.
![cea893cb41c15cb725216fe96f43badd-2104339-1407x940.jpg]()
Het wordt weer eens heel erg warm. Ergens tussen de 33 en 36 graden, dat zou ik persoonlijk niet echt kunnen waarderen als ik een tijdrit zou moeten afwerken. Wellicht nog vervelender: er bestaat vooral richting het eind van de middag een kans op regen. Stel je voor dat je nog een natte afdaling moet afwerken op een tijdritfiets, dat is niet direct waar je op zit te wachten. Het voordeel is dan weer dat de kaarten ruimschoots geschud zijn, alle favorieten zullen met dezelfde omstandigheden te maken krijgen. Het gaat absoluut niet hard waaien vandaag, maar het beetje wind dat er wel is waait vanuit het zuidwesten. Dat houdt in dat de renners de eerste vier kilometer wind in de rug hebben, nadien hebben ze eigenlijk continu wind op kop. Dat gaat de zware tijdrit nog wat zwaarder maken, ook al waait het dan totaal niet hard en fietsen de renners een groot deel van de tijd door beschut gebied. Alsnog, een beperkende factor. Maar goed, gelijke omstandigheden voor de favorieten, ze doen het er maar mee. Dit is zo'n tijdrit die je voor het overgrote deel prima over kunt slaan. Michael Morkov is de drager van de rode lantaarn, hij gaat om 13:05 van start. U hoeft niet direct om 13:05 klaar te gaan zitten. Dit is een tijdrit voor de klimmers, eigenlijk kunnen we de eerste twee uur probleemloos missen. Of Alberto Bettiol moet weer eens zo'n dag hebben, hij gaat om 14:37 van start en soms perst hij er op dit soort parcoursen een geniale tijdrit uit. Heel soms. Verder, tja, misschien dat Mathieu er nog een beetje zin in heeft. Die gaat om 15:21 van start. Küng vertrekt een paar minuten later, niet echt een tijdrit waar hij vrolijk van wordt, maar Küng geeft toch altijd alles. Verder tellen we toch vooral af naar 16:19:30. Dan staat WOUT aan de start. Nee, niet Wout Poels, ondanks zijn ritzege voor de rustdag is de enige echte WOUT nog steeds Wout van Aert. Als je om 16:19:30 begint met kijken mis je waarschijnlijk weinig. Ik zou vanaf dat moment lekker op het bankje plaatsnemen, zie je nadien alle favorieten vanzelf in beeld verschijnen. De beste klassementsrenners, die hier waarschijnlijk de prijzen gaan verdelen, vertrekken om de twee minuten. Vingegaard begint er om 17:00 als laatste aan. Balletje meppen is ein-de-lijk afgelopen, dus de liefhebber kan de hele tijdrit volgen via Eurosport 1. De NOS is er rond 14:00 bij, ruim op tijd, Sporza schuift om 14:05 aan, die vijf minuten maken vandaag absoluut het verschil niet. De organisatie leeft in de veronderstelling dat Jonas Vinegaard 36 minuten nodig gaat hebben om dit parcours af te werken, dus wordt de finish van de gele man verwacht om 17:36.
![F1P2zpRWYAEVvr2?format=jpg&name=4096x4096]()
![F1P20yyXoAMa-D9?format=jpg&name=4096x4096]()
Het is nogal een beschamende vertoning, deze tijdrit. Vooral omdat het de enige tijdrit is. Als er nog een andere tijdrit was geweest, een vlakke van een kilometer of 40, hadden we prima met deze tijdrit kunnen leven. Nu het de enige tijdrit is van de hele Tour verdient de organisatie alleen maar hoongelach en een
ferm duimpje omlaag. Christian Prudhomme is als de dood voor tijdritten. Die veroorzaken te grote verschillen, en grote verschillen zorgen ervoor dat u de tv uitzet. Dus, minder tijdritten, met als gevolg minder grote verschillen. Dat de Fransen voor geen meter kunnen tijdrijden zal ongetwijfeld ook een rol spelen, al valt er met geen mogelijkheid een parcours te bedenken waar een Gaudu of een Bardet wel in de buurt van de zege zou komen. Stop daar maar gewoon mee, geen rekening houden met de Fransen. Een ander argument is dat tijdritten overbodig zijn omdat de topfavorieten als Pogacar en Vingegaard alles kunnen, het zijn sterke klimmers en sterke tijdrijders dus we schrappen de tijdritten. Ook hier ontgaat de logica me volledig, want dan zou je net zo goed alle bergritten ook meteen kunnen schrappen. Een Tour vol massasprints, dat zal die vervelende sterk klimmende tijdrijders leren. Ofzo. Van welke kant ik er ook naar kijk, ik snap de drang van de organisatie naar steeds minder tijdritkilometers helemaal niet. Goed, we hoeven niet zoals vroeger naar een ploegentijdrit van 60 kilometer en twee individuele tijdritten van een kilometer of 40 te kijken, daar ben ik ook absoluut geen voorstander van. Geen idee hoe we de jaren '00 ooit hebben doorstaan, het zal hebben gescheeld dat ik toen nog heel jong was. Neemt niet weg dat we nu helemaal zijn doorgeslagen de andere kant op. Op deze manier kan het nooit lang duren voor we een Tour gaan meemaken zonder tijdrit, en dat zou echt volslagen belachelijk zijn. Prudhomme moet hier echt eens mee gaan stoppen. Ik pleit voor iedere ronde een vlakkige tijdrit van ongeveer 40 kilometer en een glooiende tijdrit van een kilometer of 30. Dat is mijn oordeel en daar mag ASO het mee doen. Ik wil wel de essentie van de sport beschermen, namelijk, in tegenstelling tot de walgelijke Tourorganisatie. Hoe dan ook, deze lachwekkend korte tijdrit is op zo'n manier ontworpen dat alle klassementsrenners hier automatisch komen bovendrijven. Een steil klimmetje in het begin, heel weinig vlakke kilometers en dan nog een steile klim. En na die steile klim blijft het verder omhoog lopen naar de finish. Aardig vergelijkbaar me de tijdrit in dezelfde omgeving in 2016, waar Froome won voor Dumoulin, Aru, Porte en Bardet. Ja, zelfs de anti-tijdrijders kunnen ineens hoge ogen gooien tijdens zo'n tijdrit. Je zal maar een Küng zijn, het gras wordt zo voor je voeten weggemaaid tegenwoordig. Een blamage, we kunnen er niet genoeg schande van spreken. De UCI zou onderhand ook eens moeten ingrijpen, kom maar met een ondergrens qua tijdritkilometers in een grote ronde. Minstens 50, dan slagen we er in ieder geval nog in om alle elementen te bewaren die van wielrennen wielrennen maken. Een grote ronde met 22 tijdritkilomers en dan is het ook nog een halve klimtijdrit, godsamme. Schaam je diep. We gaan kijken, en het gaat gezien de beperkte verschillen tussen de eerste twee in het klassement nog spannend worden ook, maar dit kan niet. We kunnen lekker de hele dag met elkaar discussiëren over een mogelijke fietswissel aan de voet van de Côte de Domancy, ik verwacht persoonlijk wel dat er gewisseld gaat worden, maar wanneer gaan we eens nadenken over een wissel van de wacht bij de ASO? Als we Christian Prudhomme nog een paar jaar laten aanmodderen bestaat de sport die we ooit hebben leren kennen en waar we fan van zijn geworden niet meer.
1. Vingegaard. In de Dauphiné dit jaar zat een tijdrit die langer was dan deze tijdrit. Om nog maar eens te benadrukken hoe belachelijk deze tijdrit is. Tijdens de tijdrit in de Dauphiné werd Vingegaard geklopt door Bjerg, maar Vingegaard werkt altijd zijn enige goede tijdritten af in de Tour. De rest van het jaar is hij pure middelmaat op een tijdritfiets, maar in juli is hij ineens op de afspraak. Dat is een tikje lachwekkend, of moeten we dat pieken op het juiste moment noemen? Hoe dan ook, mijn niet altijd kloppende gevoel zegt dat Vingegaard vandaag in het voordeel is. Zijn tijdritten in de Tour zijn bijna altijd van een buitenaards niveau en zijn algehele niveau lijkt prima te zijn. Hij had het een aantal keer moeilijk met Pogacar, maar de laatste twee Alpenritten was hij zeker niet de mindere. Dus ja, ik ga er vanuit dat hij vandaag een tik gaat uitdelen en dat het klusje geklaard gaat worden op de Col de la Loze.
2. Pogacar. Pogacar is in principe een ontzettend matige tijdrijder, die op de een of andere manier zijn innerlijke Bert Grabsch boven weet te halen in de Tourtijdritten. Eigenlijk een beetje hetzelfde verhaal als Vingegaard. Zet ze neer op een WK tijdrijden en ze komen niet in de buurt van de zege. Ik heb daar wel enige moeite mee, maar goed. Het gaat in ieder geval SPANNEND worden. Jumbo is nog altijd getraumatiseerd door een plotseling schroeiende Pogacar op La Plance des Belles Filles, en in 2021 liet hij nog maar eens de tegenstand achter zich in Laval. Sindsdien is hij een paar keer geklopt in de Tour, met name door Van Aert en Vingegaard. Hij is te pakken in een tijdrit, is daardoor tegenwoordig het gevoel. Of dat nu ook zo gaat zijn, nou, ja, wij staan natuurlijk volledig achter de werken van Mathieu Heijboer. Ik sluit ook niet uit dat hij ineens weer zo'n dag heeft, zeker als je bekijkt dat hij op het Sloveense kampioenschap tijdrijden zijn eigen record verpulverde, maar in de strijd der mutanten geef ik vandaag toch het voordeel aan Vingegaard. Volledig gebaseerd op mijn dikke duim. Pogacar schijnt te gaan wisselen terwijl de Jumbo's stug doorfietsend op de tijdritfiets zijn gespot, ook nog wel interessant. We gaan uit van matig duwwerk van Matxin.
3. Van Aert. De man, de legende, op eenzame hoogte, ver verheven boven de rest, God onder de mensen, Goliath tegen David, een icoon, Wout van Aert. WOUT. Hoe knap is het dat Wout hier derde gaat worden terwijl hij 20 kilo meer weegt dan de andere twee? Waanzinnig. Morele winnaar. Overigens zou, al was het maar om België te fucken, Wout zich hier moeten inhouden omdat er morgen een enorm belangrijke dag aan zit te komen. Vingegaard gaat onderweg naar Courchevel iedereen nodig hebben, het heeft absoluut geen zin voor de rest van de ploeg om hier nodeloze energie lopen te verspillen. Dus Wout gaat er vol voor, maar natuurlijk.
4. Rodriguez. Had ik verwacht dat Carlos derde zou staan na twee weken koers? Nee, jij wel? Dat zat er eigenlijk totaal niet aan te komen, Carlos kende een redelijk matig jaar tot nu toe. Door een blessure ook wel, hij viel in de Strade Bianche uit met een gebroken sleutelbeen. Daarna keerde hij pas in de Dauphiné terug in koers en daar reed hij vrij anoniem rond. Zijn tijdrit daar was ook niet al te best, maar ondertussen gelden andere wetten. We kunnen beter kijken naar zijn Vuelta van vorig jaar. Redelijk anoniem werd hij 7e in het klassement tijdens zijn eerste grote ronde, maar er was met name één opvallend resultaat: een vierde plaats in de tijdrit tussen Elche en Alicante. Carlos kan dus tijdrijden, als hij in vorm is. En in vorm is hij. Hij staat lichtjaren achter Vingegaard en Pogacar, tegelijkertijd lichtjaren voor de rest van de top 10. En dus ligt een vierde plaats enorm voor de hand, alleen WOUT weet zich nog tussen het Tourpodium te mengen.
5. Yates. Maar ik zeg niet welke van de twee.