Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn
ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis
Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Laat ik verder maar gewoon beginnen bij het einde: Spanje gaat deze wedstrijd winnen. Calamiteiten zullen er in de koers altijd zijn, bovendien kun je je afvragen of zo’n enorm surplus aan talent bereid is voor elkaar te werken, maar de reëlere vraag is niet óf, maar wie voor Spanje het geel naar huis brengt. Dit is de allerbeste ploeg die l’Avenir ooit heeft gezien. Beter dan een dominerend Colombia in 2010 (Nairo Quintana, Esteban Chaves, Jarlinson Pantano, Darwin Atapuma, Camilo Suarez en Hugo Salazar) en de Franse ploeg van 2016 (David Gaudu, Mathias Le Turnier, Valentin Madouas, Aurelien Paret-Peintre, Nans Peters, Leo Vincent). Dan spreken we over zowel huidige kwaliteiten, als potentieel. Anderzijds kun je ook zeggen dat het wel mag, als je zoveel profs stuurt. De kortetermijnvisie van de RFEC in volle glorie, zoals ook eerder het geval was in Orlen (zes(!) profs), de Vredeskoers (wederom zes stuks) en de Etoile d’Or (twee). De punten in de Nations Cup lijken zwaarder te tellen dan talentontwikkeling. Jongens, jongens, kijk eens hoe geweldig wij zijn! We staan 6e in de rankschikking!
Zoals reeds eerder opgemerkt kun je vragen stellen of zo’n goede ploeg in internationaal verband werkt. Wielrennen blijft toch een individuele sport in teamverband en dit keer zijn er ook nog geen sponsorbelangen aanwezig. Toch denk ik dat er binnen de ploeg geen enkele twijfel zal bestaan: Juan Ayuso is de beste van allemaal. Na een bijzonder succesvol eerste halfjaar bij Colpack, met meer zeges dan vingers, hoort hij nu tot de grote jongens. Los van het waarschijnlijke feit dat hij meer talent heeft dan wie dan ook hier, heeft hij ook een ideale voorbereiding kunnen draaien, met een grote klassieker incluis. Dat hij de beste klimmer is, zullen Carlos Rodriguez en Raul Garcia ook wel weten. Zij zaten immers op de eerste rij, toen ze hem, Ayuso toen nog eerstejaars, met Kometa vaak helemaal tureluurs fietsten. Veel duels zijn dat jaar, ik spreek over 2019, uitgevochten, maar Rodriguez won altijd. De verhoudingen liggen nu anders. Ayuso heeft door al zijn overwinningen het meeste recht van spreken, ook is Rodriguez geen klassementsrenner. Make no mistake, Rodriguez kan geweldig klimmen, zeker als je het zou vertalen naar een beloftenveld, maar het is een beetje hetzelfde als INEOS dat het Tourkopmanschap cadeau zou doen aan Kwiatkowski. Rodriguez kan l’Avenir winnen, maar zal zijn plek kennen.
Dat brengt ons bij de vreemde eend in de bijt. Als je duck, duck, goose zou spelen is Javier Romo altijd de gans. Als voormalig en zelfs recent triatleet denk ik niet dat er veel renners zijn die hem kennen. Ja, Raul Garcia werd nog eens, net als de rest van het pak, geweldig dronken gefietst op het nationale kampioenschap, maar dat is nu zijn ploegmaat. Wat als Romo een keer per ongeluk meesluipt in een ontsnapping en pardoes naar de overwinning of voorsprong gereden wordt? Dat zou geen vreemd scenario zijn. Want, alsof het allemaal nog niet genoeg was, krijgen we ook deze klimmende, sensatie zijnde World Tour prof op ons dak. De grootste concurrent voor Ayuso rijdt misschien in zijn eigen ploeg, wie zal het zeggen? Hij is een wildcard tot en met. Als je zijn uitslagen bekijkt zie je een hoop hele goede scores, maar vooral gedrang in de lagere helft van de top tien. Echter, als je in het oog neemt dat we hier te maken hebben met iemand die eigenlijk pas zijn allereerste seizoen ooit aan het rijden is en deze uitslagen zou vertalen naar een beloftenpeloton, ziet het er plots heel angstaanjagend uit. De vierde prof van het hele gebeuren is dan weer de eerdergenoemde Raul Garcia Pierna. Als Valverde de Albert Heijn is, dan is Garcia de Aldi. Of de Lidl. U begrijpt hopelijk wat ik probeer te zeggen: een redelijke alleskunner, maar niet goed genoeg of constant genoeg klimmer om het de allergrootsten echt lastig te kunnen maken. Dat maakt hem direct wel ideaal om zich hier in dienst helemaal weg te cijferen. Meer dan uitstekend tijdrijder, bovendien. Daar heb je wat aan. Aan de ene kant logisch om hem in de knechtenrol te duwen, aan de andere kant jammer. In een normale generatie c.q. lichting spreek je hier over een speerpunt, nu over een helper. Ja, ook zo kan het gaan.
We beginnen inmiddels al aan de vierde alinea en ik ben nog steeds over Spanje aan het lullen, moedergods. Halverwege juli werd de armada, zij het deels, op de post gestuurd en konden we vier van de zes plekjes invullen. De vraag was dan ook, na zoveel oorlog zonder dat er ook maar een meter gereden is, hoe pak je dat aan? Je kunt niet alleen maar klimmende kopmannen selecteren, natuurlijk. Er zijn ook mafketels nodig om werk te verrichten op het vlakke en/of de heuvelzone. Bruikbaar zijn in de ploegentijdrit is ook niet verkeerd. Zabala heeft nog de nodige telefoontjes gepleegd of er ergens nog profs beschikbaar waren, maar helaas. Het is Lizarte geworden, waar nog eens echte beloften rijden. De naam is Igor Arrieta Lizarraga, de zoon van. We kennen hem inmiddels wel, hij is immers al regelmatig voorbijgekomen in het fantastische beloften- en juniorentopic. U bent van harte welkom aldaar. Dat gezegd hebbende, Arrieta dus. We kunnen hoog of laag springen, Arrieta is misschien wel de belangrijkste renner hier. Waarom? Omdat Arrieta geen superdupermegatalent is, zoals de anderen. Hij heeft baat bij wedstrijden als deze, om beter te worden als renner en als mens. De grootste talenten redden zichzelf wel, types als Arrieta smeken om een goede opleiding. Die lijkt er te komen, want na behoorlijke schroeisessies in het nationale circuit, gaat hij hierna werken in de rangen van het sympathieke Kern Pharma. Die jongens kun je op een boodschap sturen. Eus in shambles. Terwijl hij voor brandhout als Elosegui en Castrillo op de eerste rij zat bij Lizarte, laat hij de beste van het stel lopen, de grapjas. Een goede Spanjaard vastleggen? Niks daarvan, geef mij Toby Perry. En wel nu. Om nog een lijn te trekken in deze specifieke koers is Arrieta ook van levensbelang, als rouleur kan hij waanzinnig veel werk gaan verzetten. Het vergelijk dat ik recent gemaakt heb is de hedendaagse Castroviejo en dat is precies de rol die hij hier kan gaan vervullen. Meer dan bruikbaar op het vlakke, van groot belang in de ploegentijdrit en kan bergop van enorme waarde zijn. De laatste van het hele spel is Marc Brustenga van Caja Rural. De amateurtak, gelukkig. Een enigszins verrassende selectie. In de eerste plaats omdat Brustenga er niet zo heel veel van kan, in de tweede plaats omdat hij dus (nog) geen prof is en in de derde plaats omdat zijn vorm lang niet zo boeiend meer is. Nog staat overigens tussen haakjes, daar hij volgend jaar, naar het schijnt, op de een of andere manier prof wordt bij Trek. In het voorjaar was Brustenga ongekend op de brommer en won hij op bestelling, maar sinds mei is die astronomische vorm tanende en zou je dus kunnen stellen dat er betere kandidaten zijn. Unai Iribar, bijvoorbeeld. Voor zijn omissie kun je nog het argument maken dat de ploeg al volzit met klimmers. Brustenga is zelf echter ook van het profiel dat al redelijk veel in deze ploeg te vinden is en zal wel zijn waarde hebben, maar toch ik had liever een andere figuur gezien. Enekoitz Azparren, bijvoorbeeld. We hebben nog een Tim Declerq nodig.
![1623136192_623071_1623136444_noticia_normal.jpg]()
Laat mij, getuige de geschiedenis, een uitpakken met een topland. Van de laatste tien edities won Colombia er vier, meer dan wie dan ook. Bevinden wij ons daarmee in het beloofde land? Nee, want er gaat ontzettend veel mis. Aanvankelijk was Colombia niet eens geselecteerd om mee te doen. Te vaak hun kat gestuurd naar de Nations Cup; waarheid als een koe. Na een late applicatie besloot de organisatie hen (en ook Denemarken) toch maar startrecht te geven. Vanwege hun geschiedenis met de wedstrijd, werd gezegd. Dom gelul. Het was een fantastische beslissing ze de vinger te geven. De Colombiaanse bond is niet veel anders dan de Spaanse, met enkel oog voor de korte termijn. Kijk eens jongens, weer een winnaar van de l’Avenir. We doen het geweldig. Het tegendeel is waar. Terend op talent, niet op opleiding. Om als wielerland de volgende stap te zetten is het van belang dat Colombia zich in de volle breedte gooit. Door de huidige ontwikkelingen vallen alleen de klimmers op en krijg je veel te veel one trick ponies. Koers vandaag de dag vraagt kwaliteit in alles, tot wind en op zijn tijd kasseien aan toe. Dat leer je alleen in Europa. Er zijn goede initiatieven gaande. Denk aan de Inca in Frankrijk, waar Colombiaanse junioren het circuit te grazen nemen. Maar er is meer nodig, met een structuur van bovenaf en consistentie. Goed, om het weer over onbelangrijke dingen te hebben is er ook nog een selectie. Het hele riedeltje wordt, niet geheel verrassend want alles draait om de korte termijn, aangevoerd door Camilo Ardila, een prof. Eigenlijk had Ardila hier twee jaar geleden al moeten winnen nadat hij de Girobio helemaal aan gort reed. Wat men niet weet is dat diezelfde Girobio waarschijnlijk het begin is geweest van het einde. Hij reed alles in de minuten, op bestelling. Hij reed alles kapot, maar indirect ook zichzelf. Hij sukkelde in die koers al met zijn knie. Zoveel zelfs, dat Matxin halsoverkop een osteopaat moest regelen om het zaakje draagbaar te houden. Het koste hem vervolgens de rest van het seizoen. Op papier is hij genezen verklaard, maar via bepaalde hoek weet ik dat het in de praktijk allemaal zo mooi niet is. Is het overdreven om dit als een laatste kans te zien? Ik durf het niet te zeggen, maar de vraag moeten stellen is al een teken aan de wand. Welke vorm hij hier etaleert is een raadsel. Intrinsiek is er eigenlijk niemand die zeggen kan dat hij een betere klimmer is, maar zo werkt het helaas niet meer bij Ardila. De tweede naam in het rijtje is die van Santiago Umba, het nieuwe juweel van Savio. Zoals velen sloeg hij de beloftencategorie officieel over en werd vanuit de junioren direct prof bij Androni. Hoe wist Savio dit? Heel simpel: Nairo Quintana, een familievriend van Umba, belde Savio en zei hem even wat hij moest doen. Gianni kende geen twijfel en legde hem direct voor vier jaar vast. Al in zijn eerste koers in Tachira zagen we dat het goed was. Ook in Trentino en Rwanda overtuigde hij en leerden we een fenomeen kennen. Zijn eerste overwinning boekte hij op de Planche, tegen Reichenbach, of all places. Een dikke WorldTour prof werd er opgelegd door een jochie van 18. Maar wie is Umba, of beter, wat is Umba? Keiharde vergelijkingen maken durf ik niet, want de rest is veel completer, maar laten we zeggen dat Umba meer heeft van Alaphilippe of Pidcock, dan van Bernal of Pogacar. Hier is een echte klassieke renner in opkomst. Zoek dus niet naar een klassement (tenzij het heel raar loopt, ik dek me even in), lossen in het hooggebergte is de logica zelve. Nummer drie op de lijst is Nicolas Gomez, van het altijd sympathieke Colpack. Gomez is een sprinter en een snelle ook. Door de drukte bij Colpack rijdt hij echter niet de grootste wedstrijden, dus het blijft vooral beperkt in het nationale circuit waar hij regelmatig een overwinning meepikt. Deze l’Avenir geeft hem de kans om zich ook internationaal in de kijker te rijden, want dat heeft hij wel verdiend. Sprinters zijn doorgaans ook altijd van grote waarde in een ploegentijdrit, daar kan hij ook zijn rol gaan spelen. Ze zullen het nodig hebben.
De naam van Jesus David Peña is er een die erg vaak voorbijkomt, dat is nu niet anders. Het zal niet verrassend zijn als ik zeg dat het een klimmer is. Wat allicht wel verrassend klinkt, tenzij je het transfernieuwstopic hebt gevolgd natuurlijk, is dat hij volgend jaar zeer waarschijnlijk prof wordt bij Mitchelton. Chaves out, de volgende in. Zoals ik ook al schreef in aanloop naar de andere grote koersen, heb ik mijn twijfels over deze jongen. Hij is talentvol, maar ik zie er niet de nieuwe topper in. Dat geeft niet. Sterker nog, graag zelfs, ook de subtop heeft mensen nodig. Als je wat verder kijkt dan zijn erelijst, echter, staat er achter zijn grootste prestaties een hoop asterisks en aantekeningen. In eerste instantie was er die vlucht en de tweede keer was er de ploegendominantie. Peña gaat van waarde zijn bergop en, mocht hij bijvoorbeeld op achterstand staan, ook een kandidaat ritwinnaar. Ook een klassement is zeker niet uitgesloten, maar dat zou een slecht teken op zich zijn voor de rest van de ploeg. Victor Ocampo dan, die is puur meegenomen voor de ploegentijdrit. Nationaal kampioen, immers. Echter, hij is ook een personificatie van de kortetermijnvisie. Ocampo is al 22 en een beperkt talent. De kans dat hij een profcontract krijgt in Europa is, ja, nul. Dat zou je ook anders kunnen aanpakken, bijvoorbeeld met Brandon Rojas, die wél op duizenden lijstjes staat en zelfs al aanbiedingen schijnt te hebben. Tot slot, het enigma Yesid Pira. Moet ik hier weer een verhaal houden over een joker? Dat is al zo vaak gezegd, ik zal het maar laten bij het feit dat hij al zeker was van zijn selectie direct na zijn overwinning op La Linea. Arendsoog Jaramillo had het allemaal al gezien. Hij kan iedereen naar huis fietsen, hij kan allerlaatste worden. Die is niet te peilen.
![1611599348_458641_1611599547_noticia_normal_recorte1.jpg]()
Binnen Frankrijk heerst veel kritiek op Frankrijk; is ons jeugdsysteem nog wel voldoende? Mijn verdict: nee. Dat klinkt gek als je net een Franse ploeg van een paar jaar terug bombardeert tot mogelijk beste ploeg ooit, maar dat spreekt elkaar niet tegen! De Franse inrichting lijkt veel op corona: bubbels tot en met. Daar is alleen een probleem mee: ze doen het ook buiten coronatijd. Het is een groot ons-kent-ons systeem, waarbij je als renner alleen maar tegen dezelfde renners koerst. Ja, er zijn uitstapjes voor de Nations Cup, maar dat is weggelegd voor een handvol renners en daar leid je geen breedte mee op. Wat hebben we deze week? Ah, Romain Gregoire tegen Lenny Martinez. En volgende week dan? Oh, Romain Gregoire tegen Lenny Martinez. Hm, apart, en gisteren, wat was er toen? Romain Gregoire tegen Lenny Martinez. Kortom: de Fransen zijn meer afhankelijk van wat er naar hen komt, dan waar zij zelf naar toegaan. Er zijn programma's die hiermee aan het afrekenen zijn, zoals AG2R, maar zij kunnen niet het complete gewicht dragen. Enfin, ik dwaal af. Tijd om het over de selectie te hebben.
De Fransen hebben zich minutieus voorbereid. Heuse trainingskampen en verkenningstochten, dat kan niet anders dan fantastisch worden. Zelfbenoemd dikzak Kevin Vauquelin komt voor een klassement. Vauquelin, recent best vaak benoemd, is een volgend jaar prof wordende tijdrijder die zich nu meer op het klimmen wil gaan leggen. Of een combinatie daarvan. In deze koers komt hij het voor het eerst proberen. Hij is fan van zelfkastijding en een tijdrit is, volgens hem, eigenlijk exact hetzelfde als een berg oprijden. Het baanwielrennen legt hij dus definitief naast zich neer. We gaan het meemaken. Als het bergop om de knikkers gaat kijk ik liever naar Valentin Paret-Peintre, het broertje van Aurelien, logischerwijs. Volgend jaar ploegmaats, ook dat nog eens. En trots drager van een ferme ringbaard. Het draait dit jaar nog niet zo bij Paret-Peintre. Vorig jaar won hij glansrijk een rit in de Isard naar Ax-3-Domaines en leek hij vertrokken, maar dat is een misvatting gebleken. Van de Alpes Isere had hij een groot doel gemaakt, ritten verkend nota bene. Het leverde hem een knappe 32e plek op. Slechte week, kan gebeuren. Herkansing in de Vredeskoers? 13e. Wauw. Toch heel netjes een plekje voor tientonner Hessmann, de nieuwe Rutsch. Dit komt nooit meer goed. Getuige die vorm van Paret-Peintre is de beste Franse optie waarschijnlijk Hugo Toumire. Ook hij heeft al een profcontract op zak, het is een andere interessante figuur. Sta mij toe te kopiëren en te plakken uit een eerdere post: Cofidis slaat een slag: het haalt Hugo Toumire weg bij de opleidingsploeg van AG2R. Eerst een halfjaar bij Rouen 76, per augustus op stage en vervolgens echt prof bij Vasseur. Een van de meer beloftevolle Fransen, hoewel er niet te zwaar getild moet worden aan die tweede plek in Roubaix en overwinning in de Vredeskoers. Die laatste won hij bijvoorbeeld alleen omdat Tiberi lek reed in een van de eerste twee vlakke ritten. Dat was oktober 2020. Nu, reeds in augutus, en we schrijven een 17e plek in de Route du Sud bij. Verre van een wereldprestatie, maar voor een 19-jarige amateur tussen World Tour profs is dat lang niet verkeerd. Om ook verder te kijken dan klassementen geef ik u Paul Lapeira, een razendsnelle puncheur. Ook hij wordt per 2022 prof bij AG2R. Een renner in de lijn van Cosnefroy en Godon. Al best wat overwinningen dit jaar, waarvan de Vendemiano het meest in het oog springt. In een dik internationaal peloton (Ayuso incluis) won hij de sprint van een uitgedunde groep. Ze doen nogal geheimzinnig over de profielen op de een of andere manier, maar meedoen voor een ritzege, dat zal er vast wel inzitten. Dat laatste gaat ook op voor Axel Laurance, de nieuwste vondst van Jerome Pineau. Wederom een rappe. Net als Lapeira zal Laurance zich vooraan komen melden op het moment dat er een rit op het menu verschijnt wat de titel lastig krijgt. De laatste van het stel is Aloïs Charrin, een crosser. Charrin won een rit in de Girobio. Hoe? Door ordinair op achterbank te zitten bij diverse motoren, die het leuk vonden in de slotkilometer nog even als derny te fungeren. Charrin zullen we voor het gemak maar een klimmer noemen, maar eigenlijk kan hij er niet zoveel van. De enige die nog geen profcontract heeft voor volgend jaar, het zal wel een reden hebben.
![xZo6cnD.png]()
Noorwegen is de titelverdediger. Dat mogen we dan ook weer direct vergeten want zo bijzonder was die overwinning van Tobias Foss niet. Sterker nog, hij was helemaal niet indrukwekkend. Hij was niet eens de beste Noor, dat was Sleen. Dat gezegd hebbende is deze Noorse ploeg ijzersterk. Johannessen en Johannessen worden volgend jaar prof bij Uno-X, niet geheel verrassend. De een werd in de Girobio 2e, de ander werd 8e. Tobias heeft er zelfs al een audiëntie opzitten in Tokyo, waar hij de wegrit reed met de profs. Hij werd zo’n beetje allerlaatste van iedereen die uitreed, maar toch. Hier rijden twee kandidaten voor een dikke top tien. Omdat de werken van Johannessen en Johannessen wel gekend zijn richt ik mijn peilen op Johannes zonder en: Staune-Mittet. De volgende vertegenwoordiging van Jumbo. Deze voormalig skiër is eerstejaars en heeft zijn vorm van de junioren eigenlijk moeiteloos doorgetrokken. Zodra de weg omhoogloopt verschijnt hij ten tonele. Dat resulteert niet direct in het ene podium na de andere, maar dat is niet erg. Staune-Mittet is namelijk geen supertalent zoals, laten we zeggen, Tobias Foss. Gezien het extreme geweld in deze Noorse ploeg ligt het niet echt voor de hand dat hij hier zelf voor een uitslag komt, maar hij gaat een goede ervaring rijker zijn en zal mogelijk op gaan vallen door bergop van waarde te zijn. Als hij de lijn ook volgend jaar doortrekt kan het eigenlijk niet anders dan dat hij een profcontract voorgeschoteld krijgt. Alsof het allemaal nog niet voldoende was brengen de Noren twee profs van Uno-X, zijnde Jonas Hvideberg en Soren Waerenskjold. Hvideberg is nog altijd de regerend Europees kampioen bij de beloften en deze week zullen we hem vermoedelijk voor het laatst in dat truitje zien. Het zou zomaar ook eens een van de laatste keren kunnen zijn dat Uno-X op het broekje van Jonas te vinden is, daar al in oktober 2020 werd gemeld dat hij een akkoord heeft met DSM, toen nog Sunweb, om daar per 2022 prof te worden. Tot op heden is er echter nog niets getekend en de recente problemen van Leknessund binnen het imperium van Iwan zouden allicht nog roet in het eten kunnen gooien. De werken van Waerenskjold mogen er ook zijn en ik kijk direct naar de proloog voor de eerste winstkansen. Hij is altijd ijzersterk geweest in de tijdrit en recent won hij niet geheel verrassend de proloog in de Vredekoers met behoorlijke overmacht. Zes seconden klinkt als weinig, maar voor een inspanning van 4 minuten geen kattenpis. Met ook nog eens een behoorlijke sprint in de benen een voorzichtige kanshebber voor groen, hoewel het afwachten is wat zijn rol exact gaat zijn. De Noorse selectie is dus ijzersterk, maar de kwaliteiten liggen voornamelijk allemaal op hetzelfde vlak. Het laatste plekje in de ploeg gaat naar Adne Holter, de meest onbekende. Maakt hem dat slecht? Neen, want Holter kan wel iets. De meeste resultaten zijn voornamelijk in de veilige Noorse grenzen te vinden, maar ook in Spanje zijn z’n werken gekend. Meer dan eens is hij de strijd aangegaan met Oorlel Galvan, Pelayo Mayo en Ivan Cobo, stuk voor stuk jongens die hoog meedraai(d)en in het amateurcircuit en vanuit hier ook prof zijn geworden, geen sinecure.
Net als Colombia kregen de Denen eerder de vinger. Ook zij stonden niet op het initiële blad dat ze recht zou geven op deelname. In dit geval is me echter volstrekt onduidelijk waarom, Denemarken is er eigenlijk altijd wel. Zowel bij de beloften als de junioren. Sterker nog, lange tijd werd er eigenlijk vermoeiend gereageerd op de Denen die alle wedstrijden domineerden en vervolgens nooit doorbraken als prof. Vergeten en vergeven, de Deense bonus is groter dan ooit en het belangrijkste is dat ze er wél zijn. Gaan ze dan ook als vanouds winnen? Dat dan weer niet. De kopman is niet geheel verrassend Asbjorn Hellemose, een sterke gozer. Áltijd op de afspraak. Zet hem in een koers en hij rijdt op tien. Net als een hoop anderen heeft hij echter een probleem: hij kan niet winnen. Dat gaat ook hier niet gebeuren. Dat maakt ook niet zoveel meer uit, we kunnen ons gelukkig prijzen met het feit dat Hellemose zéér terecht de profwereld ingaat, daar Trek ook hem een contract heeft gegeven. Jacob Hindsgaul is een klinkende naam, die draait al een tijdje mee. Dat heeft het meest te maken met Evenepoel, daar Hindsgaul een van de mannen was die hem kon ‘’bedreigen’’ bij de junioren. In de stilte bij Uno-X is Hindsgaul nu aan een redelijke opmars bezig. Hij begon het seizoen met een blessure en moest wachten tot mei voor zijn eerste koers. Na een DNF in Hongarije reed hij een dikke uitslag in de Etoile d’Or en bergop heeft hij al goede adelbrieven. Op het podium gestaan in Lombardije, leiderstrui gedragen in Valle d’Aosta en twee jaar geleden 4e in een loodzware rit in l’Avenir naar Le Corbier. Tot slot, Jumbo heeft recent een samenwerkingsverband gesloten met de Deense bond op het gebied van talentontwikkeling. Het resultaat is dat er op korte termijn mogelijk twee extra Denen kunnen worden vastgelegd voor de beloftenploeg. Hierin werden diverse namen genaamd, zoals die van Kasper Andersen. Ik weet niet meer 100% zeker om welke van de twee het gaat, maar een van Jakob Hindsgaul en William Blume Levy passeerde hierin ook de revu. Dat in het oog houdend een interessant iets om te volgen.
![nixonrosero-1024x573.jpg]()
Dame tu mano, y venga conmigo! Vamonos al viaje para buscarlos sonidos magicos de Ecuador! Wisten jullie dat ze dit fantastische nummer van Sash! over Ecuador niet kennen in Ecuador? Dat maakt mij emotioneel. Enfin, wat Italië is voor Slovenië, dat is Colombia voor Ecuador, en dat resulteert in talent. Heel veel talent. In het oog springend talent, vooral. Oh, jij rijdt je nationale scene kapot? Niet boeiend. Maar doe dat in Colombia en plots verschijn je op lijstjes. Zoals het begon met Carapaz (via Strongman naar Lizarte naar Movistar naar INEOS), zo zal het met velen gaan. Een aantal maken zelfs al permanent deel uit van het Spaanse circuit. Nu krijgen ze ook nog eens, andermaal, startrecht in de grootste wedstrijd van allemaal. Dat plaveide weer de weg voor Alexander Cepeda. Ze komen en ze komen snel. Ook in deze lichting zitten er twee, drie die binnenkort zomaar eens een contract onder hun neus geschoven kunnen krijgen van grote ploegen in Europa.
De eerste die ik eruit wil lichten is ook tevens de jongste: Nixon Rosero. Vernoemd naar. Zijn opleiding genoten in de ploeg van Carapaz. Nationaal kampioen, trouwens. De Juventud van Ecuador won hij Evenepoeliaans met tien minuten voorsprong. Deze week gaat hij zijn eerste stappen zetten in Europa. Martin Lopez, mijn vermoeden is dat hij tijdens eventuele televisie-uitzendingen en/of commentatoren Harold genoemd gaat worden (hij heet geen Harold), is de volgende. Lopez draait al wat langer mee en heeft zelfs al een participatie in l’Avenir achter de rug (2019), hij werd 79e. Sindsdien is er een hoop veranderd en Lopez is ereplaatsen gaan scoren. 8e in Guatemala (inclusief twee ritzeges), 3e in de nationale ronde (in dienst van Byron Guama). Schitteren wilde hij in Tachira, maar jammer genoeg gooide ziekte roet in het eten. Roniel Campos is aan de dood ontsnapt. Kortom: hij zit in de lift en ik ben er zeker van dat hij hier en daar op een lijstje staat. Hallo, Savio. Het enigma Brayan Obando is de derde. Obando is er een die de weg omschreven in de eerste paar regels van de vorige alinea heeft bewandeld, via Colombia. En wat deed hij daar? Iedereen keihard naar huis fietsen. Als nieuweling won hij juniorenwedstrijden. Hij leek toen, twee jaar geleden, echt vertrokken voor iets moois. Op het zware parcours in Martigny leek het zelfs een heuse outsider voor de regenboog. Corona besliste anders en in heel 2020 was hij nergens meer te vinden. Plots dook hij op bij het inmiddels alweer overleden UAE Team Colombia en met flitsen van briljantie lijkt hij er weer bovenop te komen. Deze l’Avenir is een uitstekende mogelijkheid om zichzelf weer helemaal op de kaart te zetten. Joel Fuertes en Richard Huera zou je kunnen omschrijven als de ervaren rotten van de ploeg, en vermoedelijk ook de kopmannen. Fuertes heeft alle grote wedstrijden in Europa gedaan, van de Isard tot Valle d’Aosta. Dat deed hij met wisselend succes en de kansen op een carrière hier bij ons zijn ontzettend klein, maar het zorgt er wel voor dat men lijntjes krijgt met de Ecuadoraanse scene, erg belangrijk. Huera is hier een ander belangrijk voorbeeld van. Ook hij is niet de nieuwe Carapaz, maar heeft het wel geschopt tot de amateurtak van Caja Rural, waar hij nu nog steeds zit en ook gewoon de grootste wedstrijden voor mag rijden. Met zichzelf zet hij ook vele anderen op de kaart. Hup Ecuador, maak me trots.
Het Eurovisie Songestival, Europees kampioen voetbal, 100 meter sprint, 4x100 meter sprint, Tour de l’Avenir? Italië heeft een bizarre zomer achter de rug en ze trekken naar hier om dit een vervolg te geven. Of dat realistisch is, is dan weer iets anders. Plan van aanpak? Een prof. Dezelfde als die de Vredeskoers domineerde. Filippo Zana is 22 en kan, als we heel eerlijk zijn, er niet heel bijzonder veel van. Zet hem tussen de profs en je hebt een leuke pro-continentale renner. Zet hem tussen de beloften en je hebt prompt een topper. Wat dat betreft doet hij een beetje denken aan Edward Ravasi. Zana heeft dit seizoen de Giro uitgereden en eigenlijk geen enkel moment van waarde neergezet. Hij zat mee in de ontsnapping laat in de derde week, in de etappe gewonnen door Bettiol. Die etappe werd hij 7e op 18 seconden en dat was het wel. Een week later zou hij, met supercomensatie weliswaar, het hele beloftenveld op een hoop rijden. Ruim een minuut voorsprong op Dlouhe Strane, nog nooit vertoond. Niet door Gaudu, niet door Lambrecht, niet door Pogacar, niet door Leknessund, wel door Zana. Die supercompensatie is niet de enige voetnoot, als je het veld bekijkt is het ook gewoon andere koek dan hier. Toon Clynhens en Lipowitz, dat was het wel. Toch sluit ik niet uit dat hij meedoet voor een podium, zijn voorsprong als prof is gewoonweg gigantisch. Niet leuk, maar vermoedelijk wel de realiteit. Zijn steun heet in de eerste plaats vermoedelijk Alessandro Verre, een interessante knaap. In de herhaling vallen over zijn werken in de Girobio en zijn mountainbikers verleden is tamelijk zinloos, maar wat hij recent in de Valle d’Aosta liet zien is interessant om mee te nemen. In de eerste rit aldaar reed hij iedereen naar huis en was de zeer sympathieke Reuben Thompson de enige die binnen de anderhalve minuut kon blijven. De dag erna zakte hij er finaal doorheen en dat was dat. Het toont dat het nog altijd met vallen en opstaan gaat bij Verre en dat is ergens ook wel logisch. Dat doet mij vermoeden dat een klassement alhier nog te veel gevraagd is, maar dat hij, mits hij op het juiste moment piekt, plots mee kan gaan met de besten om berenwerk te verzetten voor Zana of, met een beetje geluk, mee kan doen voor een rit. Hij zal inmiddels ongetwijfeld op wat lijstjes staan bij diverse profploegen, maar eigenlijk zou een extra jaar Colpack de beste optie zijn, vind ik dan.
De revelatie van de Girobio zette zijn lijn in de Valle d’Aosta door, en hoe. Gianmarco Garofoli, hoewel altijd een groot talent, gaf nooit indicatie van een topklimmer te zijn. In de chaotische eerste rit verloor hij, niet geheel onlogisch, ruim vier minuten. De dag erna, in de zwaarste rit, nam hij die tijd net zo snel weer terug. Thompson, die door het wegvallen van Verre op pole position lag, kwam zelfs nog even in het gedrang om zijn virtueel leidende positie niet kwijt te rijken. Wat dat betreft heeft Garofoli op dit moment veel weg van Aleotti. Altijd te boek staan als een puncheur, en plots meedoen hoog in het klassement. Hij is nog altijd maar 18 jaar en toch zal het niet lang duren voordat het profcontract komt. Iwan zal wel moeten ook, want Ralph Denk en zijn snor liggen al in de bosjes. De beste van het stel is waarschijnlijk Filippo Baroncini, ook al een revelatie in de Giro en wederom een grote klant voor de proloog. Baroncini is sinds de Girobio in bloedvorm. Hij is een uitstekend tijdrijder en kan ook nog eens een sprint rijden. Bijna twee keer Italiaans kampioen geworden en ook ritwinnaar in de Etoile d’Or. Dat eindklassement zou ook voor hem zijn geweest als hij niet vol in de wind moest rijden in de proloog. Volgend jaar wordt hij na zijn stage terecht prof bij Trek en ik kijk uit naar zijn ontwikkeling. Met zijn lijf kan hij verschillende kanten op, ik ben benieuwd. Ketonendrinker bij de vleet Luca Colnaghi is zoals altijd een gevaarlijke klant voor groen, snel en een overlever. Wat er sinds de Giro veranderd is, is dat hij prof wordt bij Bardiani, daarmee is alles wat nog niet gezegd was wel gezegd. Over Marco Frigo valt dan weer weinig nieuws te melden. Zijn ploeg SEG stopt en dus moet hij hard aan de bak voor een plekje ergens. Misschien dat het hem inspireert voor nog eens een bemoedigend resultaat, want dit gaat niet goed.
![102293_zana2021coursepaix2bis.jpg]()
Nieuwtje: Florian Lipowitz rijdt ook volgend jaar voor Tirol. Hij zal ook volgend seizoen, tot in ieder geval 1 augustus 2022, deel uit gaan maken van het beloftenpeloton. Dat heeft niets te maken met een gebrek aan interesse, maar een gebrek aan ervaring. Lipowitz is een verhaal zoals we dat de afgelopen jaren vaker hebben gezien: op relatief late leeftijd pas gaan fietsen nadat je jarenlang iets anders hebt gedaan. In het geval van Florian is dat de triatlon geweest. De wattages die hij weg kan trappen zijn gigantisch, maar zijn gebrek aan koersinzicht is minstens zo groot. Het is dit seizoen al vaak voorgekomen dat hij ontzettend sterk is, mogelijk de sterkste van iedereen, maar door een gebrek aan koersinzicht ergens in de achtergrond verdwijnt. In de Trofeo Piva viel hij drie ronden voor het einde aan, sloeg een enorm gat en het peloton moest alle moeite van de wereld doen hem terug te halen, maar de laatste keer Combai werd er te veel aan en Ayuso vloog er overheen. Lipowitz zou 35e worden. In de Vredeskoers deed hij andermaal een gooi naar de zege door in de koninginnenrit al aan de voet van Dlouhe Strane aan te vallen. Tot vier kilometer van de streep reed hij glorieus op kop, maar de man met de hamer sloeg toe en meer dan een 10e plek zat er uiteindelijk niet in. Kortom: als je het over hard trappen hebt is het aantal renners dat het beter kan waarschijnlijk op een hand te tellen, maar ook tactiek is onderdeel van de koers. Aan de hand van BORA, door wie hij intensief wordt begeleid, is het zaak hierin te verbeteren. BORA is dan ook direct de ploeg waar je gerust een hypotheek op kunt zetten als volgende werkgever.
Lipowitz is in ieder geval in uitstekende doen en heeft een goede voorbereiding gekend naar hier. Zijn Valle d’Aosta kun je, ondanks een 5e plek in het eindklassement, allicht zelfs als een teleurstelling omschrijven. Hij verloor de race namelijk op dag één. Niet door niet goed te zijn, maar door lek te rijden en door een gebrek aan ploegwagens uiteindelijk op zes minuten te finishen. De dagen erna viel hij weer aan zoals we hem kennen en na een derde plek in de koninginnenrit naar Breuil Cervinia lukte het hem uiteindelijk nog om zich bij de beste vijf te scharen. De laatste puntjes op de i worden momenteel gezet met de nationale ploeg in de Ronde van de Ain. Na zijn eerdere voorstellingen tussen de profs in Trentino en de Adriatica Ionica kunnen we dus wel concluderen dat we hier te maken hebben met een groot talent. De enige vraag die voor Lipowitz resteert is: hoe snel wordt hij echt wielrenner? Als hij zijn verstand weet te gebruiken hebben we hier te maken met een heuse podiumklant. Of zijn verstand gebruiken realistisch is, is dan weer iets anders.
Opvallende omissie binnen de Duitse ploeg is die van Georg Steinhauser, de zoon van Tobias. Steinhauser viel in positieve zin op in Bulgarije en bevestigde vervolgens in Valle d’Aosta en l’Ain. Het zal wel een reden hebben, maar vreemd is het desalniettemin. Enfin, lullen over iemand die er niet is heeft niet zoveel zin, dus we gaan door. Mijn oog valt op Leon Heinschke. Waar hij het vandaan heeft gehaald weet ik niet, maar recent werd deze jongen 3e in de Elzas, met een 2e plek op Lac Blanc incluis. De nieuwe Florian Stork is gevonden. Michel Hessmann van ons Jumbo, dat is het serieuze werk. Deze jongen gaat voor Lipowitz van goudwaarde zijn. Al jaren zijn z’n kwaliteiten als tijdrijder gekend, dit jaar is hij zich gaan ontwikkelingen in het klimmen. 7e in de Belvedere, dat is echt een lastige wedstrijd. Daar werd een mooie top 15 in de Vredeskoers aan toegevoegd, geen sinecure en dan weet je het eigenlijk al. Daar kwam deze week nog een podium in de Breizhs bij. Hessmann is een topper en dat contract bij Jumbo komt er, als hij die nog niet heeft. Met Alexander Tarlton voegen we nog een goed klimmende helper aan het imperium toe. Tot slot kijk ik naar Kim Heiduk, de rapste van het gebeuren. Heiduk heeft al meer dan eens gewonnen dit jaar en is eigenlijk altijd wel goed voor een top 5 hier en daar. Het lijkt me bijzonder sterk dat de World Tour wacht, maar als pro-continentale ploeg zou ik het wel aandurven, daar zit meer in dan gewoon een sprinter.
![A61I9086-COPY.t600ba6c7.m1200.xDlH93HGz.jpg]()
Hebben we een probleem? Over enigma’s gesproken. Om er eens een understatement in te gooien, zeg ik dat Australië momenteel een dip doormaakt als het op talent aankomt. En precies op dat moment komt allicht de beste van allemaal door: Luke Plapp. Zijn ervaring in pelotons zoals deze is gering, zeg misschien zelfs nul, maar hij gaat ongekend hard. Voor het eerst kwam hij serieus aan het licht toen hij drie jaar geleden een gooi deed naar goud op het wereldkampioenschap in Innsbruck. Je wist op dat moment dat je er rekening mee moest houden, maar niet dat hij tamelijk acceptabel in de buurt kon blijven van Evenepoel. 1:23, dat klinkt veel en dat is veel, maar voor iemand die tot op dat moment niet verder was gekomen dan twee straten verder is het goed, zo niet waanzinnig. Die stilte bleef. Buiten zijn gebruikelijke wedstrijden op de baan en de nationale kampioenschappen bleef het slechts bij wat kermiskoersen in België. Tot dit jaar. Heel vroeg op het seizoen, zoals Down Under betaamt, schroeide Plapp van overwinning naar overwinning. In de tweede rit van een onthoofde Tour Down Under reed hij iedereen naar huis. Moe was hij niet, want een dag later dirigeerde hij Porte naar zijn gebruikelijke winst op de befaamde Willunga Hill. Zeven dagen later kreeg Durbridge gigantisch fietsles op het nationale kampioenschap, waar Plapp met zo’n 45 seconden voorsprong zou winnen. De wegrit wilde hij ook nog even meepakken, maar zijn solo haalde het net niet. Via Japan, waar hij gisteren brons pakte op de ploegenachtervolging, trekt hij naar hier, om zijn eerste stappen als klassementsrenner te zetten. Het is de ambitie waar INEOS hem in gaat ondersteunen, daar hij al vrij lang een akkoord had, maar op 31 juli ook daadwerkelijk een pen op het papier drukte. Wat hij waard is als klimmer tegen de grote kanonnen weet niemand, ook Plapp zelf niet, maar hier rijdt een joker tot en met.
Daar er een proloog en ploegentijdrit in het parcours zit en deze jongens massaal van de baan komen, kun je alvast twee mogelijkheden tot ritwinst noteren. De meest bekende vorm van steun die Plapp meekrijgt is Jarrad Drizners, die niet geheel verrassend gesignaleerd wordt bij BikeExchange. De ontwikkeling van Drizners is volkomen kut. Toen hij binnenkwam bij SASI, het Australische sportsinstituut, en TMX reeg hij de ereplaatsen en overwinningen aaneen. Axel Merckx zag dat het goed was en legde hem vast, niet geheel onterecht. Sindsdien is het redelijk kommer en kwel en buiten de veilige landsgrenzen van thuis houdt het niet over. Jensen Plowright heeft een matje. Als Plapp de werken als klimmer nog niet helemaal goed verteerd kunnen de Australiërs op een plan B gokken. Een plan dat Rudy Porter heet. Doordat het Australische jeugdwielrennen redelijk op zijn gat ligt heeft zijn ploeg, TMX, een soort overeenkomst gesloten met Trinity, de ploeg van Pidcock. Mede door corona krijgen (kregen) deze jongens niet de grootste kansen om zich te tonen, derhalve deze samenwerking. Dit pakte goed uit voor Rudy Porter, want met Trinity heeft hij recent mogen koersen in Europa. Na wat opstart problemen in Valle d’Aosta, werd hij vorige week 10e in de Elzas. Zijn klimmersbenen toonde hij ook al een jaar eerder, toen hij 9e werd in de Sun Tour, lang niet slecht.
Kijk niet gek op als er binnenkort een persbericht de wereld in wordt geslingerd waarin staat dat de volgende Trinity-exponent naar INEOS gaat. In dit geval heb ik het over Thomas Gloag. Onze Thomas Gloag. Waarom onze? Omdat Gloag veel in Colombia is, lekker fijn op trainingskamp. Veel belangrijker is dat Gloag, samen met Ben Healy, recent een paar keer op stage is geweest met INEOS. Toch altijd wel veelzeggend. Om dit direct tegen te spreken: over Ben Healy kan ik dan wel weer met relatieve zekerheid zeggen dat hij niét naar INEOS zal gaan. Enfin, terug naar Gloag. Dit is een maat van Pidcock. Zijn werken in dienst van in de Girobio van vorig jaar zijn gekend, waar hij enorm imponeerde als eerstejaars. Dit jaar, met Pidcock op de mountainbike en tussen de profs was het aan Gloag zelf om kopman te spelen en dat ging voortreffelijk. Hij zou 4e worden, op een handvol seconden van het podium. Wat in het voordeel spreekt van Gloag is dat hij een ploeg meekrijgt die hem een geweldige bonus kan gaan geven in de ploegentijdrit. Het zijn en blijven Britten, immers. Ethan Vernon is hier een goed voorbeeld van. De ploegenachtervolging van de Britten in Tokyo ging niet als gepland, maar dat iemand van 20 daar al bijzit is veelgezeggend: Vernon kan een potje tijdrijden. Kanshebber in de proloog bovendien. Dat bleek ook wel in zijn tijden als junior, toen hij had wereldrecord op de drie kilometer stevig verbeterde. Dat wereldrecord raakte hij tien seconden later overigens weer kwijt. Het kan ook niet lang meer duren voordat Sam Watson ergens een profcontract krijgt. Hele snelle gozer, al jaren. Ook zijn werken in de tijdrit zijn groots en dat geeft Gloag andermaal een uitstekende pion aldaar. Nogmaals een naam om te noteren voor de proloog.
![photonews-10925043-012-2_1621100237.jpg]()
Kun je zeggen dat er met Arnaud De Lie een nieuw Belgisch fenomeen is opgestaan? Eigenlijk niet, want het is al jaren een toptalent, maar het is mooi om te zien dat hij als eerstejaars direct doorbreekt en terecht prof wordt bij de Lotto. Uitstekend gezien van Lelangue. De Lie wordt een toekomstige topper in het klassieke werk én is razendsnel. Ik zal niet zeggen dat hij vier keer Roubaix gaat winnen, maar zijn profiel lijkt het meest op dat van Tom Boonen. Deze Waal wordt in ieder geval een gigant. Twee ritzeges in de Elzas recent, kijk niet raar op als er hier eentje bijkomt. Om nog een stapje verder te gaan; kijkend naar het parcours in Leuven zie ik hier zelfs een dikke kanshebber voor de regenboog, die ontbreekt nog in zijn collectie. Kijkend naar de Belgische ploeg zie ik echter ook mogelijk leuke rubriek: Stan Van Tricht is hier ook. En net als De Lie is Van Tricht best wel snel. Duosprints in aantocht? Het zou niet mogen verbazen. Wat hierin ‘redding’ kan brengen is dat beiden eigenlijk al een soort van opluchting hebben door al aanbiedingen op zak te hebben. De Lie heeft zijn contract al binnen, Van Tricht krijgt zijn kansen bij Quick-Step.
Het zal bij de Belgen zoals altijd echter te doen zijn om Henri Vandenabeele. Waarschijnlijk voor de allerlaatste keer, maar dat weet je uiteindelijk nooit. Als het aan Ilan Van Wilder had gelegen was hij ook gewoon gestart met profervaring op zak. Met Vandenabeele spreken we over een podiumklant, maar ik vrees een beetje voor de zaak. Zijn gebreken zijn gekend, zijn ploeg is best wel slecht en de startlijst ziet er een stuk anders uit dan initieel gedacht. Vandenabeele kan alleen winnen als hij de beste is en dat gaat hier niet gebeuren. Als hij een podium rijdt mag hij meer dan tevreden zijn en ik zou zelfs durven zetten op minder. Het maakt voor hem ook weer niet zoveel uit, maar een keertje winnen zou best lekker zijn. Jenno Berckmoes, leuke naam, is een vreemde patriot. Ik heb hem bezig gezien in een bergrit in de Valle d’Aosta en ik heb hem een massasprint zien winnen van Thibau Nys. Het is me derhalve volstrekt onduidelijk met wat voor renner we hier te maken hebben. Hij rijdt in ieder geval voor Home Solutions en dat is een behoorlijk nono programma. Zijn vorm is, getuige zijn werken in de Valle d’Aosta en Namur in ieder geval subliem. Het zou me niet verbazen als hij er straks bij is in Leuven en, wie weet, nog ergens een profcontract afdwingt. In korte tijd toch wel behoorlijke indruk gemaakt. Louis Blouwe is de laatste, stagiair bij Bingogoals. Geen slechte renner, maar Henri zal vaak om zich heen kijken hoe het kan dat hij nú al geïsoleerd zit. Hij heeft indirect een hoop pech door valpartijen. Lennert van Eetvelt brak een sleutelbeen, Toon Clynhens ging zwaar onderuit en ook Kamiel Bonneu zocht het asfalt op. Alle mogelijke steun weg binnen drie dagen.
Als je kijkt naar de Oranjeploeg zie je een ijzersterke selectie, maar een die op het oog een echt speerpunt mist. Enter Gijs Leemrijze, een prof. Zet hem tussen de World Tour renners en je scrollt tien minuten voor je hem tegenkomt, zet hem in de beloften en, ja, zeg het maar. 28e in het eindklassement in zowel Romandië als Zwitserland. Bijzonder? Verre van. Maar vertaal het naar hier en je spreekt over een groot gevaar. Een die in de laboratoriums bovendien gigantische wattages wegtrapt. Tussen Zwitserland, dan spreken we over medio juni, en nu heeft hij een koers gereden: het Nederlands kampioenschap. De logica schreeuwt derhalve om een ereplaats, maar hier telt de logica niet. Ik zie hier een dikke podiumklant. Zijn steun bergop zal minimaal zijn, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Het is toch niet aan Nederland om de boel in handen te nemen. Zijn steun in de ploegentijdrit is daarentegen enorm. Potentieel ritwinnaar aldaar. Vijf erkende hardrijders en sprinters. Wie zijn dat dan?
Mick en Tim van Dijke, de fietsende versie van Tim en Tom Coronel. De een heeft al een contract bij Jumbo, de ander krijgt die mogelijk nog. Deze twee krullenbollen zijn behoorlijk de brommer. Stuivertje wisselen op het Nederlands kampioenschap, Voralberg, Kreiz Breizh, Orlen. Dat kan slechter. Toch wel twee van de revelaties van het beloftenseizoen. Mag ik het seizoen van Daan Hoole teleurstellend noemen? Ik doe het gewoon. In de Giro er nooit aan te pas gekomen en op het nationale kampioenschap weggereden. Je vraagt je voorzichtig af waar Trek aan begonnen is, maar dat doen we wel vaker. Desalniettemin zeker bruikbaar in een ploegentijdrit. Dat brengt ons bij de twee snelsten van het gebeuren en ik vraag me af wie de honneurs gaat waarnemen tussen Marijn van den Berg en Casper van Uden. Dat zou een redelijke shoe-in moeten zijn getuige de vorm van Van den Berg eerder dit jaar. Het lampje ging echter wat minder fel branden tijdens en na de Giro. Nu, na een rustperiode van een maand, is de stijgende lijn weer gevonden. Een overwinning laat nog op zich wachten, maar in iedere rit van betekenis doet hij weer mee. Van Uden daarentegen heeft er best lang over gedaan om weer zijn niveau van de junioren te halen, maar hij toont dikke tekenen van leven en dat is mooi. Dit is namelijk nog altijd een groot talent. Iemand die de in Spanje onklopbare Carlos Rodriguez kwam kloppen. Iemand die Kooij twee jaar geleden in de ogen kon kijken en zeggen dat hij beter was. Met twee klinkende ritzeges in de Solidarnosc heeft hij dit jaar weer recht van spreken.
![Welcome-Pavel.jpg]()
Tsjechië heeft stiekem best wel een waanzinnig goede ploeg. Mathias Vacek is nu zo’n acht maanden geen junior meer en heeft alle werken van Karel al overtroffen. Dat was niet zo moeilijk verder, maar toch. Karel kon alleen maar dromen van een zesde plek in de Vredeskoers, terwijl dat niet eens het meest ideale terrein van Mathias is. De meest intrigerende van het spel is echter Pavel Bittner, een groot talent. Het grootste compliment dat ik hem geven kan is dat hij dit jaar op de vuist is gegaan tijdens een trainingstocht (ja, hij was degene op het filmpje) en dat niet het meest opvallende is geweest van hem dit seizoen. Zijn ritzege in de Vredeskoers was formidabel, nadat hij in Orlen ook al een prachtig duel uitvocht met een toen in bloedvorm verkerende Van den Berg. Hoe Ivan het iedere keer voor elkaar krijgt om dit soort jongens te binden is me een raadsel, maar hier gaat hij een goede aan hebben. Dat brengt ons bij een zeer interessante jongen, iemand die eigenlijk pas vorige week op mijn radar is verschenen. Dat is Tomas Kopecky, een crosser. Halve Nederlander bovendien. Geboren, logischerwijs, in Tsjechië, woont in Mechelen, maar verhuisde op zijn 2e naar Nederland, leuk. Zijn werken op de weg zijn eigenlijk vrij miniem, maar in Vlaams-Brabant liet hij zien een potje te kunnen fietsen. Nadat Thibau Nys de eerste twee ritten afgetekend won, was het Kopecky die de boel in handen nam door in de stromende regen met relatieve overmacht de tijdrit daar te winnen. Eerder won hij ook al het nationale kampioenschap, met net zoveel overmacht. Dat maakt hem een interessante kaart om te spelen in de proloog. Nog nooit heeft hij tegen tegenstand van dit formaat gereden, maar hij heeft er een groot doel van gemaakt en ik ben reuze benieuwd waar hij gaat eindigen. Het is alvast een goede indicatie van wat komen gaat, want zijn vizier staat ook op de tijdritten op het EK en WK, spannend. Crossers op de weg zijn vrij normaal, ijshockeyers; not so much. Vojtech Repa is onorthodox. Coureur van het zeer sympathieke Kern Pharma. Hoe komt een ijshockeyende Tsjech bij een Spaanse ploeg? Door Egoi Martinez, zijn manager. Op zijn erelijst staat de eindwinst in de Tour of Malopolska. Weet je wie haar daar klopte? Torstein Traaen. Hier spreken we dus over een enorm fenomeen.
De nummer 245 op de startlijst zorgt voor een lach op mijn gezicht. Dit is een favoriet van mij en kennen doet iedereen hem. Het is Andrii Ponomar. Nog altijd, nog steeds 18 lentes jong. Hij heeft een Giro gereden, uitgereden zelfs, en is ondanks dat nog altijd bijna de jongste van allemaal. Het aanvankelijke plan was om er na twee weken uit te stappen, maar hij ging zo goed dat ze maar besloten door te gaan tot Milaan, net zoals hij in San Remo de eindstreep haalde ondanks een enorme achterstand in de koersheidhard. Zijn finest hour kende Andrii op de Zoncolan, je zou voor minder. Hij zat mee in de vroege vlucht die het tot de streep zou halen. Hijzelf dan niet, maar hij maakte een beste indruk. Sindsdien is hij gegroeid en begin je een ontwikkeling te zien in de resultaten. Het zijn geen wonderuitslagen, maar iemand van 18 die top 20 rijdt in een klassement, dat is niet mis. In de tussentijd reed hij ook nog naar de nationale titel, waar hij overigens een spuuglelijk truitje voor kreeg, door met vijf minuten voorsprong te winnen. Om een gedurfde uitspraak te doen: Ponomar gaat tekortkomen tegen het grote geweld en wat hem ook vaak opbrak bij de junioren, zijnde zijn ploeg, geeft hem een enorme achterstand, maar reken er maar op dat de kampioenstrui in beeld gaat zijn deze week. Yaroslav Parashchak is waarschijnlijk de beste ploegmaat die hij heeft. Parashchak is opgeleid in Italië en laat stiekem best wel acceptabele dingen zien. Een toptalent is het verre van maar het is alvast geen gehandicapte, en dat op zich is voor Ponomar al een hele winst vergeleken met de afgelopen twee jaar.
Estland, jongens. Estland is hot. Daar komen een paar toppers aan, het is ongelooflijk. Ze zitten alleen niet in deze ploeg, haha. Dat is een logisch ongeval: het zijn junioren. Desalniettemin is de Estse ploeg die hier start eigenlijk best wel goed. Henri ‘’DNF’’ Treimuth draagt rugnummer 1. Hij rijdt voor Ampler, het grootste programma dat Estland kent. Geweldig ploeg trouwens, vol met Esten, Finnen en Letten. Daar kunnen we verder lacherig over doen, maar dat zit echt wel talent in. Treimuth is er daar dan weer niet één van. Om aardig te zijn zullen we hem maar een tijdrijder noemen. Met zijn ploeggenoot Joonas Kurits wordt het al wat interessanter. Ook hij is een tijdrijder, maar een die er daadwerkelijk iets van kan. Deze eerstejaars kruis ik aan voor een zeer acceptabele ereplaats in de proloog. Top 20, allicht top 15, bijvoorbeeld. Dat klinkt als niks, maar voor een gozer van net 19 uit godbetert Estland een mooi streven. Artjom Mirzojev, weeral een van Ampler. Bij Mirzojev zijn we aangekomen bij een podiumfinisher op het Estse kampioenschap, waar iedereen dronken werd gefietst door Taaramae. Mirzojev is een crosser. In het veld heeft hij regelmatig de degens gekruisd met twee van de grootste talenten die Estland ooit heeft gehad, zijnde Madis Mihkels en Frank Aron Ragilo. Hij verloor weliswaar altijd, maar dat mag de pret niet drukken. Om nog maar eens Ampler in de ether te gooien, Gleb Karpenko. De ontwikkeling van Karpenko is een beetje aan het stokken. Hij was 18 lentes jong toen hij vorig jaar Ests kampioen werd bij de profs, maar dat was ook direct zijn hoogtepunt. Allicht ben ik wat te streng, maar van iemand die bij de junioren echt meedeed tussen de grote jongens verwacht je meer. Met Rait Arm zijn we aanbeland bij de beste en grootste naam van de Estse ploeg. Nog belangrijker: geen Ampler. Arm rijdt voor FDJ, waar hij sprinter van beroep is. Hoewel, dit jaar is het vooral aantrekker spelen voor Marijn Van den Berg, Paul Penhoet en Laurence Pithie. De kansen zijn behoorlijk schaars geweest, hoewel hij wel al eens 10e is geworden in de GP Monsere tussen de profs. Deze l’Avenir geeft hem alle mogelijkheden om weer voor zichzelf te gaan en wat moois neer te zetten. We hebben het toch over de nummer 3 van het Europese kampioenschap in Alkmaar, immers. De rechterarm zal aan zijn trekken komen.
Eigenlijk wou ik het voor nu bij wat oneliners over individuen laten, maar ik ga middels deze alinea speciaal een uitzondering maken. Dat doe ik voor Raphael Parisella, een 18-jarige Canadees of all places. Deze gozer is een fenomeen. Dit is zijn allereerste seizoen van betekenis en hij rijdt het hele Franse amateurcircuit naar de knoppen. Dat doet hij voor Sables, een club in de Vendée. Daar is hij opgevallen door Rally, bij wie hij nu een stage contract heeft. Eerder maakte hij ook een tussenstop in Baskenland, waar hij wedstrijden reed voor Laboral Kutxa, de opleidingsploeg van Euskaltel. Wat moet een Baskische ploeg met een Canadees? Ja, geen idee, maar het toont volgens mij redelijk aan dat deze jongen erg goed is. Hij heeft een keer gereden tegen jongens van dit niveau in de Etoile d’Or en toen werd hij 19e, ik kan me slechtere vuurdopen herinneren. We gaan hem met heel veel interesse volgen. Zijn doel ligt als sprintende tijdrijder alvast direct op dag 1.
Om toch de belofte van wat oneliners te vervullen zeg ik dat Valentin Gotzinger (Oostenrijk) op zijn 19e al nationaal kampioen werd bij de profs. Martin Messner (weer Oostenrijk) laat dit jaar erg goede dingen zien in de tweede lijn. Ben Healy (Ierland) is een fenomeen, die wordt 100% ergens prof. Yuhi Todome (Japan) werd dit jaar 9e op Mt. Fuji, groots. Alex en Nico Vinokourov (Kazachstan) kunnen er nog steeds geen ene tering van. Arthur Kluckers (Luxemburg) is oppassen geblazen, goede klimmer. Savva Novikov (Rusland) fietst voorlopig achteruit, maar heeft een reputatie. Kristijan Hocevar (Slovenië) beviel me voor de Vredeskoers niet en bevalt me nu ook niet. Nutteloze prof, goede belofte. Valere Thiebaud (Zwitserland) komt vers uit Tokyo, waar hij meedeed in de achtervolging. Fabio Christen (Zwitserland) is geen Jan, maar staat op het lijstje van de hoop desalniettemin. Lucas Kubis (Slowakijke) tamelijk rap, behoorlijke tijdrijder. Jacques Lebreton (Rhone Alpes, dat is een lokale ploeg), kan goed klimmen maar wordt binnen het peloton uitgelachen om zijn daalkunsten. Of gebrek aan. Echt waar. Alex Baudin (eigenlijk AG2R, hier Rhone Alpes), acceptabele tijdrijder. Clement Braz Afonso (Bourgogne), goede klimmer. Yael Joalland (Bourgogne), klimmer. Antoine Huby (Hauts de France), crosser. Was recent leider in de Elzas, toen hij bergop meeging met Umba en Reichenbach. Enzo Paleni (Hauts de France), vergelijkbaar met de lijn Cosnefroy. De Afrikaanse ploegen, in dit geval vertegenwoordigd door de CMC-ploeg uit Aigle van de UCI, is altijd een fantasische rubriek hier. Halen zelden de finish. Het is wel eens voorgekomen dat ze ooit een ploegentijdrit op dag drie hebben moeten afwerken met twee man omdat de rest al in de remmen had geknepen. Tenzij die Rwandees heb ik niet de indruk dat het dit jaar weer gaat gebeuren. Marc Pritzen is nota bene nationaal kampioen van Zuid-Afrika en Henok Mulubrhan rijdt dikke klassementen. We gaan het meemaken.
*****: Juan Ayuso
****: Javier Romo, Filippo Zana
***: Carlos Rodriguez, Gijs Leemreize, Tobias Johannessen
**: Henri Vandenabeele, Thomas Gloag, Camilo Ardila, Luke Plapp
*: Asbjorn Hellemose, Florian Lipowitz, Alessandro Verre, Hugo Toumire, Santiago Umba