Tappa 19: Abbiategrasso - Alpe di Mera (Valsevia), 166 kmDe langste rit van de Giro werd een prooi voor de vluchters, precies zoals je vooraf al kon verwachten. Weer een lange fase vol aanvallen, maar uiteindelijk reed er een grote groep van een renner of 23 weg. Daar was niet iedereen in het peloton blij mee, dus bleven ze daar demarreren. Allemaal kansloze pogingen, de kopgroep was definitief vertrokken. Daarna gebeurde er eigenlijk gewoon helemaal niets, een rustdag op de fiets voor de meeste renners. Ineos op het gemakje op kop, voorsprong richting de tien minuten, vervolgens zelfs richting het dubbele. Ook vooraan was het niet heel spannend, het was wachten op de heuvelachtige slotfase. Vier klimmetjes kort achter elkaar, daar moest het dan maar gaan gebeuren. Op het eerste klimmetje zagen we al wat aanvalspogingen, maar het was op het tweede klimmetje dat het pas echt leuk werd. Remi Cavagna zat in de kopgroep, en dan weet je eigenlijk wel hoe laat het is. Cavagna ging op een goed moment in de aanval en alleen Gianni Vermeersch sprong op het wiel. Alhoewel, Vermeersch deed een poging. Lukte net niet helemaal, zeg maar. Cavagna was vertrokken, de kans leek groot dat ze hem nooit meer terug zouden zien. In de afdaling van dit tweede klimmetje volgde de vreemdste quote van de Giro van 2021, eentje die niet meer overtroffen gaat worden. Karsten sprak over de schitterende bochtentechniek van Remi Cavagna. Allemachtig, Remi Cavagna en een schitterende bochtentechniek, een grotere tegenstelling bestaat er amper. Daarom vloog Remi ook bijna uit de drie bochten daarna, om het ongelijk van Karsten meteen te onderstrepen. In de achtervolging zagen we onder meer Bettiol, die en bijzonder sterke indruk maakte. Dat bewees hij op het derde klimmetje, het gelijk van Peter Schep was dan eindelijk in aantocht. Op dat derde klimmetje, de steilste van de vier, reed Bettiol de rest van de achtervolgers los. Cavagna had ondertussen een voorsprong van een halve minuut, maar op de top van dat klimmetje had hij nog maar een seconde of tien over. Richting de laatste klim bleef het verschil redelijk gelijk, Cavagna liep zelfs weer wat uit. Bettiol kreeg ondertussen nog gezelschap van Roche, de rest van de omvangrijke kopgroep speelde verder geen enkele rol van betekenis. Op het laatste klimmetje reed Bettiol eerst Roche los en daarna vlamde hij naar Cavagna toe. De Italiaan was niet te stoppen, simpelweg. Cavagna nog inrekenen is geen sinecure, al was het beste bij de Fransman er ook wel vanaf. Remi probeerde Bettiol nog even te volgen, maar niet veel later stond hij op de parkeerplaats. Een plof van formaat. Bettiol soleerde vervolgens naar de overwinning, helemaal niets aan te doen. Al weken hoorden we over zijn wonderbenen, nu waren ze er dan echt. Een mooie en verdiende overwinning voor hem, niks op af te dingen. Achter hem werd Consonni tweede door met een ultiem sprintje Roche nog in te halen, verder kan ik niet onvermeld laten dat Tesfatsion achtste werd. Nog net voor Cavagna, voor wie de rit een paar kilometer te lang was. De snipperdag van het peloton eindigde een kleine 24 minuten later, de beentjes werden gespaard voor het slotweekend. Drie dagen te gaan, twee aankomsten bergop en een tijdrit. De eerste van de twee aankomsten bergop is wat makkelijker geworden, doordat er noodgedwongen aan het parcours gesleuteld moest worden. We gaan eens even kijken wat ze ervan hebben gemaakt.
![QhWdDn495QpiTdvSJysJ_250521-035657-scaled.jpg?v=20210525175659]()
![zDWD6qVZpDvKHCClDkQl_250521-035703.jpg?v=20210525175703]()
De 19e rit gaat van start op terrein waar we vorig jaar ook per ongeluk van start gingen. Tijdens de Giro van 2020 zou er een extreem lange rit verreden worden tussen Morbegno en Asti. Bijna 260 kilometer lang, bijna volledig vlak ook nog eens. Het regende die dag en dus begonnen alle huilende renners te huilen. Boehoehoe, we moeten 260 kilometer door de regen rijden, wat is ons leven kut. Zodra het regent gaat het mis, renners blijken van suiker gemaakt te zijn. Dit jaar wilden ze niet over de bergen rijden in de regen, vorig jaar wilden ze geen vlakke rit afwerken in de regen. De organisatie was niet blij, maar om de stakende renners toch weer aan het fietsen te krijgen moest men een nederlaag incasseren. Daardoor gingen we niet van start in Morbegno, maar reden we met de bus naar Abbiategrasso. Daar ging een stevig ingekorte rit verder, met uiteindelijk Josef Cerny als winnaar. Zodoende komt Abbiategrasso bijna jaarlijks voor in de Giro, want in de Giro van 2018 ging hier ook al een rit van start. Toen volgde er een aankomst op de Prato Nevoso, waar Max Schachmann vanuit een erg matige kopgroep de winst zou grijpen. Nu zijn we dus weer terug in deze stad, gelegen in de provincie Milaan. Regio Lombardije, meer bepaald op de Naviglio Grande in de Povlakte. Er wonen ongeveer 32.500 mensen in deze stad, die blijkbaar een belangrijk centrum van rijst- en veeteelt is. Volgens Wikipedia omvatten de bezienswaardigheden onder meer het kasteel van de Visconti en de kerk Santa Maria Nuova uit 1375 met in het voorfront een boog van Donato Bramante. Zowel het kasteel als de kerk worden ook genoemd in het roadbook, waarbij men graag wil vermelden dat het kasteel is gebouwd op de ruïnes van een door Barbarossa vernietigd fort. Het roadbook vraagt verder aandacht voor het Piazza Marconi, waar we arcaden aantreffen uit de 14e eeuw. Abbiategrasso is verder de stad van Christian Abbiati, voormalig keeper van onder meer Milan en Juventus. Niet zo'n fraaie jongen, eigenlijk gewoon een fascist. Ook Marco Villa is afkomstig uit deze stad, dat is dan weer een voormalig profwielrenner die zijn grootste successen kende op de baan. Hij specialiseerde zich vooral in de zesdaagsen, niet zonder succes. In totaal reed hij 141 zesdaagsen, waarvan hij er 24 als winnaar heeft afgesloten. Een gedeelde 20e plaats op de lijst van meeste overwinningen, als Wiki een beetje accuraat is. Hij werd ook nog eens wereldkampioen koppelkoers, fenomeen hoor. Vooral in samenwerking met Silvio Martinello, maar die komt dan weer niet uit Abbiategrasso.
![9208715706_1f121d9db4_b.jpg]()
Tijdens de neutralisatie gaat men uiteraard van start in het centrum van de stad, daarna volgt er een rondje door Abbiategrasso, waarin we onder meer het kasteel passeren. Buiten de stad gaat de rit pas echt beginnen, het wordt weer een verschrikkelijk begin. Liefst 70 vlakke kilometers vanuit het vertrek, organisatoren snappen dit gewoon niet. Deze rit is misschien nog wel erger zelfs, want vrij snel na de start rijden we via een rotonde Robecco sul Naviglio binnen, alwaar we na een paar bochten een bijzonder smalle weg langs een kanaal bereiken. Over het jaagpad rijden de renners nu een aantal kilometer rechtdoor richting Ponte Vecchio, waar ze na twee scherpe bochten weer een paar kilometer rechtdoor gaan rijden over de smalle weg langs het kantaal richting Ponte Nuovo. Oude brug, nieuwe brug, haha. Maar in ieder geval, die smalle weg gaat het wel extra makkelijk maken voor non-valeurs als Peter Sagan om de weg lekker te blokkeren en het eerste het beste onbenullige groepje weg te laten rijden. Wanpraktijken, die gisteren gelukkig eindelijk een keer zijn bestraft. Gewoon niet meer doen jongens, nergens voor nodig. Enfin, in Ponte Nuovo slaan we linksaf en rijden we over een brede weg die voorzien is van nogal wat rotondes rechtdoor richting Novara. We bevinden ons hier overigens in de buurt van Magenta, de stad van de oude krijger Andrea Noè. Na 25 kilometer komen we uit in Novara, de stad waar we eerder deze Giro ook al waren. Aan het eind van de tweede rit, om precies te zijn. Tim Merlier won hier de eerste massasprint, inmiddels alweer een eeuwigheid geleden. In de tussentijd heeft Merlier alweer een koers gewonnen in België, nadat hij afstapte omdat hij schoolziek was. Na een paar bochten in Novara volgt er een eindeloze tocht rechtdoor naar het noorden, over een weg die heel lichtjes vals plat omhoog loopt. In 70 kilometer tijd gaan we 200 meter hoger uitkomen, dat zal niet direct merkbaar zijn. De weg naar het noorden is lekker breed, lekker recht en lekker ruraal. Het is net zo leeg als gisteren, we moeten die Povlakte echt een keer in elkaar gaan slaan. Pauvlakte, iemand? Maar goed, ja, een lange weg rechtdoor dus. Veel akkers en weilanden. Af en toe een dorpje, zoals Momo, waar we na 40,5 kilometer echt keihard doorheen gaan fietsen. Geen genade. Heel af en toe een rotonde, bij hoge uitzondering een bocht. Soms rijden we een tijdje door een bos, je houdt het niet voor mogelijk. Buiten het bos rijden we van Baraggione naar Borgomanero, over een rechte weg die alleen wordt onderbroken door een paar rotones. In Borgomanero, waar we na 57 kilometer passeren, liggen zelfs vrij veel bochten en rotondes. Een stadje dat de moeite van het vermelden waard is, want dit is de thuisbasis van Alessandro Covi. Deze renner van UAE kennen we inmiddels wel, al een aantal keer in de aanval gegaan en ook al een aantal keer in de buurt van de zege gekomen. Buiten Borgomanero gaat het weer eens zes kilometer rechtdoor, al komen we ondertussen wel liefst acht rotondes tegen. We komen uit in Gozzano, buiten dit dorp gaat de weg zowaar iets bochtiger worden. Er volgt een lichte afdaling richting het Lago d'Orta.
![iStock-175194674_1920x1080.jpg?1531215149]()
Een paar bochten omlaag richting dit meer, totaal niet spannend. Wel variatie, ook wat waard. Al staat de rit nu sowieso op het punt van beginnen. Hoewel het wel een ander begin gaat worden dan men vooraf had bedacht. Na de korte en niet lastige afdaling rijden we langs het meer rechtdoor naar Orta San Giulio, een dorpje dat fraai gelegen is aan het meer. Hoewel het nog fraaier kan, kijk maar naar de afbeelding hierboven. Dat is Isola San Giulio, een klein eilandje in het midden van het meer. Dit eiland is 275 meter lang en 140 meter breed en heeft men aardig vol weten te plempen met fraaie gebouwen. Het wordt gekenmerkt door een klooster dat te bereiken is via een overdekte trap. In het kloostercomplex zijn enkele heiligdommen te bewonderen. Nou, hup, ik spring meteen op de boot. Enfin, terug naar serieuzere zaken. Het was de bedoeling dat we in Orta San Giulio zouden beginnen aan de beklimming van de Mottarone. Een behoorlijk onregelmatige beklimming van 15 kilometer aan 6,7%, met tussendoor een heel stuk aan 10%. Die klim werd voor het laatst beklommen in 2011, nadat ie daarvoor in 2001 in het parcours zat. Ik zie een patroon, jullie? Helaas gaat het tienjaarlijkse jubileum dit jaar vanwege treurige omstandigheden niet door. Het was op deze berg dat een cabine van een kabelbaan neerstortte, met 14 dodelijke slachtoffers tot gevolg. De organisatie vond het ongepast om nu over deze onheilsberg te fietsen, bang voor ramptoeristen. Volgend jaar keren we hier vast terug, dan als eerbetoon. Nu is er een andere berg opgenomen in het parcours, eentje die een stuk minder moeilijk is. De komende 13 kilometer gaat het omhoog richting Gignese, al staat de beklimming ook bekend als Alpe Agogna. Hoe dan ook, lastig wordt het niet. Dertien kilometer aan amper 3% gemiddeld, net even iets minder moeilijk dan die onfortuinlijke Mottarone. De klim begint nochtans leuk, na een rotonde in Orta San Giulio waar we rechtsaf slaan gaat het twee kilometer omhoog aan meer dan 7%, dat lijkt zowaar op klimmen. In de 11 kilometer daarna maken we dat alleen niet meer mee, in het vervolg van de klim gaat het op een niet al te boeiende manier omhoog. Vooral heel veel vals plat, met zelfs een paar stukjes in dalende lijn tussendoor. De weg verschilt nogal eens, maar over het algemeen is het vrij smal. Over het algemeen rijden we ook vooral door de bossen, met af en toe een passage door een dorpje. Door de smalle en bochtig weg zijn de stukjes in dalende lijn eigenlijk vervelender dan de stukken omhoog, op een kilometer aan 4% na komen de renners eigenlijk helemaal niks tegen. Aan het eind gaat het nog even aan 5% omhoog, vooruit. Na 83 kilometer komen de renners boven op deze klim van de vierde categorie, niet echt een gelijkwaardige vervanger.
![giro-d-italia-2021-stage-19-climb-n4-591d318628.jpg]()
![MaurizioPgignese.jpg]()
Na de klim is het eigenlijk gewoon een paar kilometer zo goed als vlak. Eigenlijk hetzelfde als de klim dus, haha. De bochtige weg in het bos brengt de renners naar het dorp Gignese, waar de afdaling pas gaat beginnen. De klim heet ook Gignese, maar het dorp ligt dus een paar kilometer verderop. Prima dorpje wel hoor, hierboven te bewonderen. Ze hebben hier zelfs een paraplu- en parasolmuseum, het enige ter wereld. Buiten Gignese gaat de afdaling beginnen, en het grootste deel van die afdaling is gelijk aan wat we sowieso al hadden moeten doen. Na de klim van Mottarone waren we hier uitgekomen op dezelfde weg, we zijn dus weer terug op het normale parcours. De afdaling is een kilometer of acht lang en kent een vrij onstuimig verloop. Aan de rand van Gignese komen we wat verkeersmeubilair tegen, daarna gaat het een tijdje naar beneden zonder grote problemen. Vervolgens rijden we Vezzo binnen, waar het zowaar een paar meter omhoog gaat. Buiten Vezzo pakken we een paar bochten mee, maar na een van die bochten wordt de weg ineens een stuk smaller en slechter. Via deze slechtere weg rijden we Stresa binnen, na een paar bochtjes komen we op het gebied van de haarspeldbochten terecht. Dwars door de bebouwing rijden we via acht haarspeldbochten naar beneden, terwijl we ondertussen wel een fraai uitzicht aangeboden krijgen over het Lago Maggiore. Best een technische afdaling, zou ik durven te beweren. Als we helemaal beneden zijn volgen er nog een paar scherpe bochten in Stresa, de plaats waar in het verleden de GP Nobili Rubinetterie-Coppa Papa Carlo-Coppa Cittá di Stresa eindigde, een hele mond vol. De laatste editie werd gewonnen door Giacomo Nizzolo, in 2015. Na alle bochten rijden we door de sjiekste straat van Stresa, met aan de ene kant allerlei dure hotels en aan de andere kant het Lago Maggiore. Dit meer gaan we nu een aantal kilometer volgen, over een brede weg die goeddeels rechtdoor loopt. Paar bochten onderweg, maar door die brede weg voelt het als een makkelijke tocht. De tocht loopt van Stresa naar Baveno, waar na 97,5 kilometer de eerste tussensprint van de dag gaat volgen. Volgens lagomaggiore-nu.nl is Baveno een leuk stadje op de westoever van het Lago Maggiore tussen Stresa en Verbania. Het is vooral bekend vanwege het beroemde roze graniet dat in de steengroeven van Monte Camoscio wordt gewonnen. De bekende winkelgalerij Galleria Vittorio Emanuele in Milaan, de basiliek van Sao Paolo in Rome en de pilaren van de Opera in Parijs werden bijvoorbeeld gebouwd met het graniet uit Baveno. Baveno is ook bekend als kuur- en vakantieoord voor de high society in de 19e eeuw, met name uit Engeland. Uit die tijd dateren de prachtige en imponerende villa’s die je in het stadje ziet. Sommige worden nog bewoond door afstammelingen van beroemde families, andere zijn tegenwoordig in gebruik als hotel. Ah, ja, dat verklaart.
![2017-italie-tml-650.jpg]()
Na de tussensprint komen we een rotonde tegen, hierna volgen we nog een tijd de boorden van het meer tot in Feriolo. In totaal is het nu nog een kilometer of 15 vlak voordat er weer wat geklommen moet worden. Eerst langs het Lago Maggiore, maar we gaan dadelijk weer terugkeren naar het Lago d'Orta. Na een bocht naar links in Feriolo gaat het vier kilometer rechtdoor tot in Gravellona Toce, met alleen een tweetal rotondes onderweg. In Gravellona Toce, waar in 2015 een rit van start ging, slaan we nog eens linksaf, hierna gaat het een kilometer of zes rechtdoor tot in Omegna. Een paar rotondes onderweg, om er toch nog wat van te maken. Eenmaal in Omegna wordt het wel een stuk bochtiger, het heeft er ook alle schijn van dat we in het centrum van dit stadje weer een tijdje over steentjes moeten rijden. Langs het kicken haventje verlaten we de stad weer, daarna slaan we een tijdje verderop in Bagnella linksaf bij een rotonde. Hierna loopt de weg een aantal kilometer wat vals plat omhoog. Een kilometer of zeven in stijgende lijn, we komen een meter of 200 hoger uit. Poe. Paar steilere stroken tussendoor, dus ook een paar zo goed als vlakke stroken. Af en toe een mooi uitzicht over het Ortameer, terwijl we behoorlijk wat bochten tegenkomen. We rijden ook door wat dorpjes, aan het eind van dit stuk vals plat omhoog komen we uit in Cesara. Buiten dit dorpje gaat het kort naar beneden richting de voet van de volgende gecategoriseerde klim. Dat stukje in dalende lijn valt bijna niet op, het gaat ook vooral lekker rechtdoor. Na een tijd moeten we ineens rechtsaf slaan, hierna begint de volgende klim meteen. De renners gaan beginnen aan de Passo della Colma, een beklimming van de derde categorie die 7,5 kilometer lang is. Gemiddeld zal het aan 6,4% omhoog gaan, maar het is wel een lekker onregelmatig dingetje. Zo gaat het na een halve kilometer aan 4% in het begin daarna aan 9,5% omhoog. De bochtige en vrij brede weg door het bos gaat vervolgens aan 8,5% omhoog, waarna het weer afzwakt richting 5%. Na dit makkelijkere stuk komen we uit in Arola, een klim dorpje waar we via een paar steile bochten doorheen gaan fietsen. Het zwaarste stuk van de klim, na een halve kilometer aan 8,5% gaat het zelfs een halve kilometer aan 10% omhoog. Daarna nog een stukje aan 9%, maar dan hebben we halverwege de klim het zwaarste wel gehad. We komen nog een keer een halve kilometer aan 7,5% tegen, verder is het vooral draaien en keren over een brede en vals platte weg. Met uitzondering van de laatste anderhalve kilometer, na een kilometer aan 6% gaat het richting de top aan 7,5% omhoog. Geen al te lastige klim, op dat stuk aan 10% na. Na 127,4 kilometer, op minder dan 40 kilometer van de finish, bereiken we de top van deze klim. Een lullige pasovergang, daar valt weinig te beleven. Daarom kiezen we noodgedwongen voor een foto van de omgeving.
![Ls5PX3bcg4xly9rijzOY_220421-033345.jpg?v=20210422173345]()
![P1110382_1080px.jpg]()
De afdaling van de Passo della Colma is een kleine tien kilometer lang. In het begin gaat het meteen stevig naar beneden over een bochtige weg. De weg is breed, dat helpt. Toch vind ik het een vrij technische afdaling, de bochten zien er behoorlijk scherp uit. Niet dat het lang duurt, na een paar kilometer rijden we Civiasco binnen waar het tijdelijk wat vlakker zal zijn. Buiten dit dorpje begint het tweede deel van de afdaling, met een paar brede haarspeldbochten onderweg. Dit deel van de afdaling lijkt veel beter te doen, wellicht is er zelfs wat tijd om te genieten van de fraaie omgeving. Opletten tijdens de eerste kilometers van de afdaling, daarna op het gemakje verder naar beneden. Eenmaal beneden komen we uit in Varallo, maar niet voordat we langs een sick kapelletje met een toffe fresco zijn gefietst. Sowieso wel een beetje het thema van Varallo, ook wel Varallo Sesia genoemd. De heuvel boven het dorp noemt men de Sacro Monte, hier staan ook allerlei fraaie kapelletjes en een basiliek. De kapelletjes zijn zelfs genummerd, het hoogste nummer dat ik heb gespot is 41. Koekoek. Niet dat de renners daar iets van gaan zien, ze rijden dwars door Varallo Sesia over een weg die op wat rotondes na weinig bijzonder is. Aan het eind van het stadje komen we een paar bochten tegen, daarna volgt er een tocht van 13 kilometer langs de Sesia. De omgeving is hier heel erg fraai, de tocht zelf is toch ietwat teleurstellend. De weg in de vallei is zo goed als vlak, je moet wel goed gek zijn om al op de Colma aan te vallen, dit is een ellendig stuk om te overbruggen. Af en toe een bocht, af en toe een dorpje. Eindeloze tocht weer hoor, gelukkig is het hier mooi groen. Na een tijd begint de weg ietwat vals plat omhoog te lopen, het is maar de vraag of dat überhaupt een naam mag hebben. In Balmuccia komen de renners zowaar wat vluchtheuvels tegen, schrikken. Na 151,5 kilometer, op minder dan 15 kilometer van het eind, rijdt het peloton door het gehucht Scopetta. Hier staan amper 10 huizen, toch ligt hier de tweede tussensprint van de dag. Omdat hier verder toch niets over te melden valt keren we nog even terug naar de heilige berg van Varallo, blijkbaar een van de negen heilige bergen van Italië. Bedevaartsoorden die tijdens de 16e en 17e eeuw werden opgericht voor arme sloebers die niet de middelen hadden om naar Jeruzalem te trekken. Het alternatief was een tocht afleggen langs de Italiaanse heilige bergen, waarbij een bezoek aan iedere kapel verplicht is. Dat zijn er nogal wat, amai. Overal fresco's en stukjes evangelie, alleen al vanwege de plaatjes de moeite waard.
![varallo.jpg]()
Na de tussensprint in het nietige Scopetta rijden de renners vier kilometer rechtdoor over dezelfde weg. Het is nog steeds breed en het loopt nog steeds wat vals plat omhoog richting Scopello. We rijden door wat dorpjes heen, daar wordt het soms wat smaller. Verder is het de makkelijk fietsen langs de Sesia. Eenmaal in Scopello slaan de renners linksaf en rijden ze over die Sesia heen. Aan de andere kant van het water slaan ze nog eens linksaf, een paar meter later begint direct de slotklim. De laatste 9,7 kilometer van deze rit moet er geklommen worden aan 9%, het is weer een stevige slotklim. Alpe di Mera, een debutant. Alpe di Merda, voor de mindere klimmers. Het begin valt nochtans mee, in de eerste halve kilometer gaat het vals plat omhoog aan een procent of drie. Het asfalt ziet er enorm slecht uit, maar ik neem aan dat men dat speciaal voor de gelegenheid wel heeft opgeknapt. Zie je wel vaker als de Giro passeert, dan kan het ineens wel. Voor de Italiaanse infrastructuur zou je hopen dat de Giro 52 weken lang is. Goed, dit terzijde. De weg in het bos gaat richting de eerste bocht aan 6,5% omhoog, daarna gaat het na een halve kilometer aan 7,5% een kilometertje aan 7% omhoog. Paar haarspeldbochten achter elkaar, maar in vergelijking met wat nog gaat komen valt dit reuze mee. Na de kilometer aan 7% begint het leuker te worden, na een stukje aan 8% gaat het rechtdoor omhoog aan meer dan 9%. In de volgende haarspeldbocht gaat het aan 8,5% omhoog, waarna er een kilometer aan 9,5% gaat volgen. Aan het eind van deze kilometer hebben we de helft van de klim afgewerkt, het wordt in het tweede deel van de klim alleen maar lastiger. Van de ene kant leuk, van de andere kant wil dat wel zeggen dat iedereen gaat wachten op die laatste kilometers. Vijf kilometer aan 10,5% aan het eind, je zou spontaan last krijgen van je rug. Na een halve kilometer aan 10% volgt er nog een halve kilometer aan 9%, dan begint de ellende helemaal. Een halve kilometer aan 11%, waarna we ter hoogte van de parkeerplaats bij Alpe Trogo een fase vol haarspeldbochten aantreffen. Steile haarspeldbochten, het gaat een halve kilometer aan 12,5% omhoog met een uitschieter aan 14%. Daarna volgt een kilometer aan 11%, waarna het van 10,5% terug gaat naar 10%. Het blijft vrij bochtig tot de top, en vrij bossig. Iets smallere weg voorbij de parkeerplaats, maar prima te doen. In de slotkilometer volgt een laatste haarspeldbocht, daarna rijden we de volgende parkeerplaats op. Hier wordt het wat vlakker terwijl we de finish benaderen. De finish van deze klim van de eerste categorie ligt op de parkeerplaats. Het is ook meteen letterlijk het einde van de weg, na 9,7 kilometer klimmen kunnen we ook geen meter verder meer komen.
![D39I1Ejt12MYrxeRZziw_220421-033347.jpg?v=20210422173347]()
![wrodi3CJL2yzTDM8y7cJ_220421-033354.jpg?v=20210422173354]()
![CS14xV5GXIva4qEzvEcp_220421-033340.jpg?v=20210422173340]()
Alpe di Mera is een debutant in de Giro, nog nooit waren we hier. Waar de klim eindigt houdt ook de weg op, voorbij de finish staat er een slagboom en begint een gravelweggetje. Alpe di Mera was vroeger slechts een bergweide, waar wat herders kwamen om hun koeien te laten grazen. Na de Tweede Wereldoorlog begon het oord een toeristische bestemming te krijgen, het werd vooral een wintersportgebied. Dat is nu nog steeds zo, het skigebied Alpe di Mera – Scopello ligt in de provincie Vercelli (Italië, Piemont). Er is 16 km piste om te skiën en te snowboarden. De wintersporters hebben de beschikking over in totaal 5 liften. Dit wintersportgebied ligt op een hoogte van 702 tot 1.742 m. Hoewel deze informatie van skiresort.nl niet helemaal accuraat lijkt te zijn, want volgens het roadbook zijn er slechts drie liften. Die liften werden in 2006 gebouwd, met geld dat er plots was wegens het organiseren van de Olympische Winterspelen in Turijn in datzelfde jaar. Alhoewel het roadbook daarna ook nog noemt dat er een lift is die Alpe di Mera verbindt met Scopello, aan de voet van de klim. Liften, het is allemaal wat. Het bijzondere aan Alpe di Mera is dat je het skiresort niet kunt bereiken met de auto. Daar waar de renners stoppen houdt dus de weg op, ook met de auto kom je niet verder. Het laatste deel zul je dus echt te voet moeten afwerken. Als het winter is kom je zelfs niet tot de parkeerplaats boven, nee, dan zul je de auto moeten parkeren op de parkeerplaats van Alpe Trogo. Daar moet je blijkbaar je skiën onderdoen en dan via de steile weg omhoog naar Alpe di Mera zien te komen. Niet echt praktisch, als je het mij vraagt. Dan toch maar die lift pakken, als we dat na de recente gebeurtenissen nog durven. De pistes schijnen overigens geschikt te zijn voor iedereen, dat is dan wel weer sympathiek. Deze nieuwe aankomst schijnt overigens vooral gericht te zijn op het zomertoerisme, blijkbaar kun je hier ook mountainbiken en dat soort dingen. Zal wel. Lollig is ook nog wel dat er in dit kleine wintersportoord toch een kerkje staat, die Italianen kunnen dat toch niet laten. Verder, Mera, tja.
![50438011693_56122e575d_b.jpg]()
Boh, lekker weer in Italië. Gewoon 26 graden in Abbiategrasso, geen kans op regen en bijzonder weinig wind. Klein beetje wind vanuit het zuiden, dus een klein beetje rugwind. Boven op Alpe di Mera nog steeds prima temperaturen, 19 graden gewoon. Ook daar geen kans op regen, maar wel weer wind vanuit het zuiden. Dan krijgen we op de slotklim dus tegenwind, al maakt dat wellicht wat minder uit vanwege alle bochten en het feit dat we vooral door het bos fietsen. De rit is relatief kort, dus beginnen we ook relatief laat. De start is om 12:35, na een neutralisatie van tien minuten beginnen we er omstreeks 12:45 echt aan. Integraalsport is er ook nu weer meteen bij, het voelt heel overbodig aan om dat nog steeds te vermelden. De finish verwacht men tussen 17:00 en 17:32.
![mera_03.jpg]()
Voor het begin van de slotweek voorspelde ik dat alle resterende ritten in lijn naar de vluchters zouden gaan. Voorlopig heb ik gelijk, de afgelopen twee ritten gingen naar de vluchters. Al bleef op Sega di Ala alleen Dan Martin over en scheelde het niet veel of hij had de zege moeten laten aan Almeida. Sowieso gooit die aankomst op Sega di Ala nogal wat roet in mijn eten, want de Giro is ineens weer een koers geworden. Bernal toonde zwakte en daardoor kan het zomaar zo zijn dat enkele ploegen de boel nu willen controleren. Bernal kan misschien toch nog gebroken worden, de enige mogelijkheid om daarachter te komen is de hele dag hard rijden en in de aanval gaan op de slotklim. Het nadeel is wel dat deze rit verder echt superkut is. Lange aanloop, twee behoorlijke flopklimmetjes en dan een zware slotklim. Alles gaat dus op die slotklim gebeuren, waardoor de kans natuurlijk ook weer groter is dat Bernal z'n knechten vrij lang bij zich kan houden. Als ie überhaupt slecht is, dat weten we gewoon niet. Het kan nog altijd slechts een slechte dag zijn geweest. Volgens Jody zelf lag het aan een gebrekkige verkenning van het parcours. Hij kende Sega di Ala niet, wat een vrij lachwekkend excuus is. Hij dacht dat het steil was tot de finish en daarom ging hij te vroeg te diep, ofzo. Snap er geen reet van, maar oké. Deze klim kent hij in ieder geval wel, een paar maanden terug doken al allerlei foto's op van Bernal op deze klim. Geen excuses meer mogelijk, hier wordt het gewoon knallen. De vraag is of het knallen wordt voor de ritzege of om de schade te beperken. De vraag die ik me dan weer bij Simon Yates stel is of hij hier gaat knallen voor de ritzege of om tijd terug te pakken op Bernal. De rit is zo enorm kut dat ik het wel weer zie gebeuren dat een groepje vluchters een ruime voorsprong krijgt, ondanks alles. Alle ploegen die eventueel willen controleren missen ook wat knechten, maakt het allemaal niet makkelijker. Ik volg maar gewoon mijn eerdere voorspelling, maar ik sluit niet uit dat de klassementsrenners hier toch voor de zege gaan. Eigenlijk moet dat, je moet er alles aan doen om Bernal onder druk zetten. Zoveel kansen zijn er niet meer. Maar hey, blijft een merkwaardige sport he.
1. Martin. Gewoon nog een keer, waarom niet? Zijn achterstand in het klassement is nog steeds groot genoeg. Of hij wordt deze keer wel ingehaald door Almeida, dat kan ook nog.
2. Bouwman. ONZE Koen, die er toch wat moeite mee heeft om de vlucht van de dag te vinden. Maar vandaag gaat het lukken hoor. Hoewel hij ook weer aan het einde kan worden ingehaald, door Simon Yates bijvoorbeeld.
3. Pedrero. Antonio, om het tweede seizoen van El Dia Menos Pensado te vieren. Al moet je ook niet uitsluiten dat Caruso blijft verrassen en dus gewoon weer vooraan weet te eindigen.
4. Formolo. Gewoon het vaste rijtje namen afwerken. Waarbij het best zo zou kunnen zijn dat de rug van Bernal ook weer vast komt te zitten, waardoor hij toch een paar tellen verliest en de Giro zodoende extra spannend maakt.
5. Hirt. Toch leuk om de naam van HIERT nog een keer te noemen. Hoewel ik nu wel weer allemaal klimmers heb genoemd eigenlijk, na zo'n vlakke aanloop niet evident. Ik weet het ook allemaal niet meer. Het zou bijvoorbeeld ook zomaar zo kunnen zijn dat Dani Martinez vijfde wordt, terwijl hij met een zweep Bernal naar de finish jaagt. Je weet het niet, het kan allemaal.