De tweewekelijkse Kamerbrief van Hugo de Jonge (41 pagina's):
https://www.rijksoverheid(...)-stand-van-zaken.pdfEnkele highlights:
quote:
Niet voor alle sectoren geldt dat zij afhankelijk zijn van besluiten van het kabinet over de te versoepelen maatregelen. Tal van sectoren die vallen binnen de bevoegdheid van de veiligheidsregio’s of die autonoom kunnen beslissen tot openstelling, werken al volgens aangepaste richtlijnen in de anderhalve meter samenleving of bereiden deze voor. Te denken valt aan winkels, natuurparken, zwemgelegenheden, vakantieparken met individuele sanitaire voorzieningen en de rechtspraak. Belangrijk is dat openstelling van deze sectoren beheerst en georganiseerd gebeurt om het beroep op de openbare ruimte en mobiliteit te beheersen.
De veiligheidsregio en/of gemeenten maken hierover concrete afspraken met deze sectoren. Ook dienen de sectoren de algemene hygiënemaatregelen van het kabinet, zoals de anderhalve meter maatregel, in acht te nemen, te implementeren en te handhaven.
We hebben deze sectoren gevraagd protocollen op te stellen, die gaan over veilig werken en samenleven en werkwijzen bevatten gericht op afstand houden, hygiëne en bescherming. Protocollen hebben zelf geen juridische status, maar zijn een uitwerking voor de werkvloer. De sector stelt zelf een protocol op voor de eigen werksituatie. Het toezicht op naleving van het protocol ligt binnen de sector. Een bedrijf of instelling moet zelf zijn medewerkers en bezoekers informeren over het protocol.
Massale evenementen "eigenlijk pas weer als er een vaccin is":
quote:
Overige sectoren (Gedeeltelijke) openstelling van overige sectoren en het verder hervatten van het openbare leven is voorzien voor latere momenten. Tot 1 september voorzie ik nu twee grote stappen, maar alleen als alles goed gaat en uiteraard geldt hiervoor de anderhalve meter regel en/of extra maatregelen. De druk op het mobiliteitssysteem zal hierbij ook een belangrijke factor zijn.
Als alles goed gaat, kunnen per 1 juli de beperkingen voor de culturele en recreatieve sector geheel of gedeeltelijk worden opgeheven. Voor bioscopen, concertzalen en theaters geldt dan een maximum van 100 personen, waarbij sprake is van placering en reservering. Per 1 juli mogen ook de gemeenschappelijke wc’s en douches op de campings en vakantieparken weer open. Bij verdere positieve ontwikkelingen kunnen dan per 1 september ook de sportscholen, verenigingskantines, sauna’s, casino’s, coffeeshops, sekswerkers en alle vormen van sport (binnen en buiten) – waaronder het betaald voetbal zonder publiek – volgen. Dit wordt in overleg met de branches verder uitgewerkt. Mocht het verantwoord zijn, dan overweegt het kabinet sportscholen eerder te openen.
Voor de laatste stap, de massale evenementen met een landelijke uitstraling, kunnen we nog geen datum noemen. Dat kan eigenlijk pas weer als er een vaccin is en niemand weet hoe lang dat gaat duren. We hopen natuurlijk op snel, maar een jaar of langer is heel reëel.
Crowdmanagement:
quote:
Voor de publieke ruimte in dorpen en steden is van belang dat gekeken wordt naar mogelijkheden om met fysieke aanpassingen van de openbare ruimte bij te dragen aan het voorkomen van congestie van publiek op bepaalde plaatsen (looproutes, eenrichtingsverkeer). Daarbij moet ook gekeken worden naar de toepassing van crowdmanagement. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de lokale overheid. Dat doet ook recht aan de verschillende lokale situaties. Gemeenten kunnen in overleg met lokale partners (ondernemersverenigingen, winkeliersverenigingen, sportverenigingen, scholen) en met de politie kijken naar mogelijkheden. Van belang is daarbij, dat de verantwoordelijkheid van een (private) partner niet ophoudt bij de grens van het eigen domein (pand, perceel): er is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid en sectoren. Dit betreft het treffen van adequate maatregelen én het toezien op de naleving van die maatregelen. De lokale overheid kan daarbij waar opportuun bestuurlijke bevoegdheden inzetten. Handhaving door BOA’s en politie (in de vorm van het verbaliseren van personen die bepalingen van de noodverordening schenden) is het sluitstuk van beleid. Hoe om te gaan met mensen en verkeer in de openbare ruimte is altijd lokaal maatwerk, met daarbij per gemeente aandacht voor specifieke hotspots. Veiligheidsregio’s en de VNG werken aan een handreiking voor gemeenten en een platform voor kennisdeling. Het gebruik van en de drukte in de openbare ruimte zullen de komende periode steeds gemonitord worden.
Besluiten ten aanzien van het OV / geen zomerdienstregeling:
quote:
1. We zetten de komende maanden maximaal in op het spreiden van vervoersstromen over de dag en het beperken van het gebruik van het OV. Daarom hebben we met het onderwijs afgesproken dat scholieren en studenten zo min mogelijk gebruik maken van het openbaar vervoer, en sowieso niet tijdens de spits. Met de sectoren die open gaan maken we afspraken over vermindering van de druk op mobiliteit, bijvoorbeeld door afspraken te make over openingstijden. Als overheden geven we het goede voorbeeld: thuiswerken blijft de komende maanden voor kantoorwerk het devies.
2. OV-bedrijven zullen de komende weken de dienstregeling weer op genormaliseerd niveau brengen. Uiterlijk 1 juni zal dit het geval zijn, waarbij de afspraak ook is dat er niet wordt overgestapt op een zomerdienstregeling.
3. OV-bedrijven gaan hun materieel inrichten in lijn met het laatst OMT advies. Zo kunnen reizigers gepaste afstand houden. Dit betekent naar verwachting dat ruim een derde van de oorspronkelijke capaciteit aangeboden kan worden aan reizigers.
Op de precieze uitwerking hiervan wordt advies gevraagd aan het RIVM en ILT/RDW. Ook hier streven we er naar dit op 1 juni gereed te hebben.
4. Omdat anderhalve meter in het OV niet te realiseren is, en omdat – in tegenstelling tot de zorg – in het OV geen individuele beoordeling en triage van reizigers kan plaatsvinden, hebben we besloten dat in het OV het dragen van mondneusbescherming per 1 juni verplicht zal zijn. Zowel reizigers als OV-personeel gaan mondneusbescherming dragen. Hiermee verkleinen we het risico dat iemand met het coronavirus andere passagiers of OV-personeel besmet.
Het gaat hier om niet-medische mondneusbescherming – medische bescherming blijft voor de zorg (zie ook paragraaf 3.2).
Tot 1 juni is het dragen van mondneusbescherming in het OV een advies; vanaf 1 juni een verplichting. Vanaf dan kan een reiziger bij het niet dragen van mondneusbescherming gevraagd worden om het OV te verlaten en kunnen er ook boetes worden uitgedeeld.
Conducteurs en controleurs krijgen naast de uitgereikte niet-medische mond- en neusbescherming, ook de optie aanvullend spatschermen te dragen. En BOA’s in het OV krijgen de beschikking – net als de politie – over professionele maskers als extra bescherming bij incidenten.
5. OV-personeel met klachten kan zich laten testen vanaf 18 mei. Hiervoor zijn voldoende testen beschikbaar (zie ook paragraaf 4.1).
Het kabinet heeft de OV-sector verzocht in Nederland de volledige dienstregeling te rijden, terwijl de reizigersaantallen beperkt zijn. Naleving en handhaving van de te treffen maatregelen leiden daarnaast tot extra kosten. Bij de vraag van de overheid hoort een beschikbaarheidsvergoeding. Die wordt de komende periode nader uitgewerkt. Betreffende vergoeding is gebaseerd op de reële gemaakte kosten om de vloot 100% te laten rijden, de extra kosten vanwege maatregelen tegen COVID-19 en de inkomsten die wel binnenkomen (zoals uit hoofde van generieke steunmaatregelen).
Adequate monitoring wordt ingericht om knelpunten te signaleren en zo nodig maatregelen te treffen. Daarbij vormt lokaal maatwerk het sluitstuk van onze aanpak voor het OV.
Niet-medische mondkapjes:
quote:
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en VNO-NCW/MKB-Nederland zullen samen met de betrokken partijen (groothandels, retailers en inkopers) de productie, inkoop en de distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen bespreken. Betrokken partijen kijken daarbij ook naar de mogelijkheden van publiek-private samenwerking, gezamenlijke inkoop en het verder benutten van mogelijkheden voor Nederlandse productie. Met de beschikbaarheid van niet-medische mondkapjes buiten de zorg wordt voorkomen dat medische mondkapjes die nodig zijn voor de zorg elders gebruikt worden. Er komt op korte termijn een instructie beschikbaar op
www.rijksoverheid.nl/mondmaskers waarin beschreven wordt hoe de maskers zelf te maken zijn.
Ik heb gedragswetenschappers van het RIVM gevraagd welk effect het gebruik van mondkapjes heeft op de naleving van de voorgestelde maatregelen. Zij stellen in hun verkenning dat het effect op de naleving sterk afhankelijk zal zijn van de uitleg van de maatregel en de mate waarin het besluit over de inzet van mondkapjes in het verlengde ligt van maatregelen in omringende landen. Ik stel vast dat ook de landen om ons heen, waaronder België, Duitsland en Frankrijk, het gebruik van niet-medische mondkapjes in het openbaar vervoer verplichten. Ook in deze landen geldt dat dit niet gaat om beschermingsmiddelen die voor de zorg bedoeld zijn. Daarmee is de maatregel zoals deze per 1 juni in Nederland zal gelden, in lijn met het beleid in die landen. Ik zal het advies van gedragswetenschappers om nauw gezet te monitoren wat het effect van de maatregel is, opvolgen. Deze monitoring richt zich op de vraag of de protocollen van de sectoren worden uitgevoerd, of het gebruikte mondkapje inderdaad niet eigenlijk bedoeld is voor de zorg en wat het effect is op de algemene maatregelen, in het bijzonder op het houden van anderhalve meter afstand. Indien de vraag naar medische mondkapjes met dit besluit toch onverhoopt ook vergroot, zal worden nagedacht over een terugvaloptie, zoals een verbod op medische mondkapjes buiten de zorg.
Iedereen met klachten testen:
quote:
Bovenstaande is een opmaat naar uitbreiding van het testbeleid in juni tot alle volwassen die klachten hebben. Volgens de schattingen van het RIVM leidt het testen van alle volwassenen met klachten tot een testvraag van ca 28.000 testen per dag in de maand juni, oplopend tot 31.000 in september.
De afgelopen weken is met man en macht voorgesorteerd op verruiming van het testbeleid door de testcapaciteit op te schalen. Ik kan u de volgende resultaten melden; Er zijn inmiddels meer dan 50 laboratoria gevalideerd voor Covid-19 diagnostiek. Deze testcapaciteit kan alleen optimaal worden benut wanneer testmaterialen en monsterstromen flexibel worden verdeeld. Hiertoe zijn zeven regionale clusters van medische microbiologische laboratoria (MMLs) ingericht en 8 pandemielabs aangesloten die met name de monsterstroom vanuit de GGD zullen opvangen. Een nieuw ICT-systeem voor laboratoria en GGD’en faciliteert en vereenvoudigt dit proces. Deze extra capaciteit kan naar verwachting in de loop van juni operationeel zijn, mits alle stappen goed verlopen. Ik verwacht hiermee te kunnen voldoen aan het testen van iedereen met klachten in juni. Het streven is 1 juni, al zijn er nog veel afhankelijkheden. Dit is een flinke ambitie en ik hou de komende weken dan ook goed de vinger aan de pols om te kijken of de voorbereidingen goed lopen. Hiermee acht ik mijn toezegging uit het debat van 22 april jl. aan het lid Jetten (D66) over de inschatting van de benodigde testcapaciteit bij uitbreiding van het testbeleid afgedaan.
Het is een reëel scenario dat het aantal COVID-achtige klachten in het najaar toeneemt, omdat mensen in het najaar over het algemeen meer luchtwegklachten hebben. Om voorbereid te zijn op de stijging van de vraag naar testen in het najaar verken ik verdere terugvalopties om de capaciteit verder te verruimen. Daaronder vallen ook innovatieve methoden zoals gepoold testen, het gebruik van nieuwere moleculaire testprotocollen en andere innovaties zoals de mogelijkheid om het virus te meten in adem. Met een forse uitbreiding van het testbeleid gaat ook een substantieel financieel beslag gepaard.
Bron- en contactonderzoek:
quote:
Inmiddels voeren alle GGD’en contactonderzoek uit in flink opgeschaalde vorm en bereiden ze zich voor op verdere opschaling. Het OMT heeft in zijn laatste advies het nieuwe protocol bron- en contactopsporing gepubliceerd en geaccordeerd. Met dit protocol wordt een actiever bron- en contactonderzoek voorgeschreven. Bovendien wordt geadviseerd dat huisgenoten van bevestigde patiënten 14 dagen in strikte thuisquarantaine gaan. Vandaag is het nieuwe protocol gepubliceerd. De GGD’en hebben zich hierop voorbereid en zijn klaar voor verdere opschaling.
Bij bovenstaande kunnen digitale toepassingen behulpzaam zijn. Daarbij gaat het om digitale ondersteuning van bron- en contactonderzoek en ook van bijvoorbeeld vroegtijdige detectie of medische begeleiding op afstand.
Digitale ondersteuning:
quote:
Om de epidemiologische behoeften en eisen aan digitale ondersteuning in kaart te brengen heb ik de GGD verzocht een Taskforce digitale ondersteuning bestrijding COVID-1912 in te richten. De Taskforce heeft inmiddels een programma van eisen opgesteld voor ondersteuning van contactonderzoek door de GGD. Een tweede programma van eisen is in ontwikkeling, namelijk voor thuisrapportage in het kader van “early warning”. Ik houd er rekening mee dat er nog meer verzoeken om digitale ondersteuning zullen komen van de Taskforce. Hiertoe richt ik binnen mijn ministerie een programma Realisatie digitale ondersteuning in. Dit programma zal worden ondersteund door diverse overheidsonderdelen met veel ervaring met het ontwikkelen, beproeven en beheren van digitale toepassingen - bijvoorbeeld de DigiD-app - en door deskundigen van buiten de overheid. Ik zal mij ook laten adviseren door een begeleidingscommissie en een gedragswetenschappelijke taskforce die is samengesteld door het RIVM. Ook betrek ik vele experts, vanuit bijvoorbeeld de AP en het NCSC, bij het traject. Als eerste zal in het programma gewerkt worden aan een “proof of concept” voor digitale ondersteuning van contactonderzoek op basis van het opgestelde programma van eisen. Dit zal leiden tot een open source app op basis van het afgelopen week door
Apple en Google gepubliceerde “framework”. Ik verwacht u in de tweede helft van mei te kunnen informeren over de eerste resultaten.
Voor de digitale ondersteuning van “thuis rapporteren” zijn in de marktconsultatie drie categorieën naar voren gekomen. Deze geef ik elk een andere opvolging:
- Ondersteuning van de GGD en het RIVM in het kader van vroegtijdige detectie De Taskforce digitale ondersteuning bestrijding COVID-19 bereidt hiertoe, zo-als hierboven gemeld, een programma van eisen voor. Op basis daarvan zal ik besluiten over de realisatie en opvolging. Ik verwacht u hierover in de tweede helft van mei te kunnen informeren.
- Vroegtijdige diagnostiek en opvolging van klachten in de eerste en tweede lijn Uit de marktconsultatie blijkt dat er al veel verschillende oplossingen in de zorg in gebruik zijn. Ik adviseer instellingen voor medisch specialistische zorg en huisartsen die nog geen begeleiding aanbieden, dit wel te realiseren. Zij kunnen bijvoorbeeld te rade gaan bij hun koepelorganisatie of bij collega’s die al wel begeleiding op afstand bieden.
- Algemene toepassingen voor mensen zelf zoals Thuisarts.nl Hierbij adviseer ik het gebruik van toepassingen die gebaseerd zijn op de RIVM-richtlijnen. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan thuisarts.nl en aan apps die beschikbaar zijn gesteld in de GGD Appstore (
www.ggdappstore.nl)
Intensivering surveillance:
quote:
Doel van surveillance is inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling en verspreiding van het virus en daarmee ook input voor de vraag of we onze maatregelen moeten bijstellen. Daarvoor zet ik verschillende instrumenten in die dit inzicht geven en waarmee we vragen kunnen beantwoorden als: hoe verspreidt het virus zich, loopt het aantal besmettingen op, hoe ontwikkelt de R0 zich, zijn er verschillen tussen regio’s?
De basis van de surveillance is de meldplicht bij een A-ziekte. Ik vul dit aan met andere vormen van monitoring, zoals de NIVEL peilstations, die op basis van het advies van het OMT uitgebreid zal worden, syndroomsurveillance, de sterfte monitoring, de monitoring van bezetting IC capaciteit, de virologische dagstaten en de infectieradar.
Ook werk ik aan beter inzicht in het aantal en type besmettingen bij instellingen, het incorporeren van de gegevens die door huisartsen verzameld worden, het onderzoek naar aanwezigheid van COVID-19 in rioolwater, het uitbreiden van peilstations en het toevoegen van serologische surveillance. Ook deze gegevens zijn belangrijk voor aanscherping van het beeld. Al deze gegevens komen beschikbaar voor het RIVM en daarmee voor het totaalbeeld. Het verloop van de verspreiding van het virus is namelijk een belangrijk meetlat waarop we beoordelen of we maatregelen kunnen versoepelen of moeten overgaan tot strengere maatregelen.
Omdat de beschikbare indicatoren met vertraging informatie geven adviseert het OMT anonieme data van telecomproviders beschikbaar te maken. Ik heb daarvoor, na overleg met de autoriteit persoonsgegevens, de telecomproviders gevraagd hun data ten behoeve van de wetenschappelijke behoefte van het RIVM aan het RIVM ter beschikking te stellen.
Serologische testen:
quote:
Het OMT adviseert sterk in te zetten op serologische surveillance. De taskforce serologie heeft advies gegeven over de strategie rond serologisch testen met de kennis van nu. Dit advies behelst inzet op drie componenten: 1) populatie-brede representatieve studies; 2) specifieke populatiestudies (bijvoorbeeld bij zorgwerkers); en 3) inzet voor individuele patiëntendiagnostiek.
Momenteel is het nog onbekend hoe het zit met het verband tussen het hebben van antistoffen na besmetting en de mate en duur van (volledige) bescherming tegen her-infectie. De taskforce serologie adviseert daarom vooralsnog om serologische testen niet toe te passen voor het veilig verklaren van individuen. De taskforce serologie adviseert om in te zetten op vervolgonderzoeken naar de relatie tussen antistoffen en immuniteit. Dit zijn langdurige studies met meerdere meetmomenten. Er wordt internationaal samengewerkt om zo snel mogelijk een goed beeld te krijgen van de rol van de antistoffen.
Vrijdag 1 mei jl. zijn testmaterialen Nederland binnengekomen voor ongeveer een miljoen serologische testen. Op advies van het RIVM heb ik mij gericht op een bepaalde serologische test, een zogenaamde ELISA test. Deze hoeveelheid testen is toereikend om per direct in te zetten voor aanvullende diagnostiek bij zieke patiënten als dat nodig is; voor de bevolkingsonderzoeken die nu al lopen; en om gericht onderzoek uit te voeren op het dichten van lacunes in kennis zoals hierboven beschreven. Ik neem het advies van de taskforce over inzet op de verschillende componenten over. De taskforce geeft hier verdere invulling aan.
Ondanks dat zowel het RIVM als de IGJ adviseren en waarschuwen voor het gebruik van de serologische sneltesten, zijn er signalen dat deze testen worden verkocht en toegepast. Ik wil benadrukken dat de verkoop van dergelijke corona-sneltesten aan consumenten voor thuisgebruik niet is toegestaan. Vooral omdat de uitslag bij individuele personen kan zorgen voor schijnveiligheid wat gevaarlijk kan zijn zowel voor de persoon in kwestie als de samenleving. De inspectie houdt actief toezicht naar aanbieders van testen en handhaaft indien daar aanleiding toe is. De inspectie werkt daarbij samen met de FIOD en het Openbaar Ministerie. De inspectie vult haar rol als markttoezichthouder deels in door in de gaten te houden welke testen (verplicht) worden aangemeld bij het CIBG/Farmatec en deels onderzoekt de inspectie systematisch of aanbieders van testen op de Europese markt zich houden aan de geldende wetgeving. De inspectie identificeert daarnaast door meldingen van derden en door proactieve web-searches potentieel malafide testen en aanbieders. Deze informatie wordt onderling gedeeld tussen de inspectie en collega toezichthouders van andere lidstaten van de Europese Unie. Op deze manier heeft de inspectie een actueel en integraal beeld van de testen op de Europese markt.
Geen eigen risico voor coronatest
quote:
Naar aanleiding van gesprekken met huisartsen, GGD en verzekeraars kan ik u melden dat de kosten van de diagnostiek bij deze patiëntgroepen vergoed worden uit het Openbare Gezondheidzorgbudget, ook als de huisarts de test afneemt. De kosten komen niet ten laste van de zorgverzekering van de patiënt en hij betaalt dus ook geen eigen risico. Ik heb met verzekeraars gesproken over deze financieringsroute en hen verzocht om de informatie op hun websites daarop aan te passen.
IC-capaciteit:
quote:
Op basis van technische berekeningen (LCPS, NVIC) wordt de structureel benodigde IC-capaciteit voor COVID-19 patiënten op gemiddeld 650 bedden geschat. Dat geldt dat in ieder geval voor de periode totdat een vaccin beschikbaar is. Deze 650 bedden (inclusief personele bezetting) hoeven overigens zeker niet altijd en in totaliteit operationeel te zijn, want de mate waarin ze bezet zijn hangt uiteraard af van het totale aantal COVID-19 patiënten op enig moment. Wel moeten deze bedden op het moment dat de vraag naar COVID-19 zorg weer toeneemt heel snel inzetbaar zijn. Het gaat hierbij dus om een flexibel opschaalbare en afschaalbare capaciteit.
Daarnaast moet ook de reguliere zorg weer worden opgeschaald om gezondheidsschade te voorkomen, wat een beslag legt op de IC-capaciteit (regulier 550 bedden). De IC dient tevens beschikbaar te blijven voor de acute zorg (regulier 350 bedden). Tenslotte is het belangrijk nog een kleine buffer van 150 bedden voor onvoorziene omstandigheden te hebben. Een optelling van het voorgaande betekent dat er naar schatting een behoefte is van zo’n 1700 benodigde IC-bedden. Duidelijk is dat een capaciteit van 1700 IC-plekken niet zomaar geregeld is.
Dit vergt veel van mensen en middelen, zeker ook zo vlak na een periode die zeer intens is geweest voor het zorgpersoneel en nog maar heel kort in de buurt komt van de bandbreedtes van voor de COVID-19 uitbraak. Dit vergt dus echt goede doordenking en een door alle partijen gedragen plan. Ik streef ernaar om begin juni met de betrokken partijen (V&VN, FMS, NVZ, NFU en de ROAZ-en) een plan gereed te hebben voor hoe we deze verhoogde capaciteit het beste kunnen realiseren. In dat plan wordt in ieder geval aandacht besteed aan de lessen die we kunnen trekken uit de afgelopen periode, over fasering en termijnen, personele bezetting en belastbaarheid van medewerker, de precieze organisatie van de zorg op de IC en benodigde apparatuur en geneesmiddelen, maar ook hoe we sturing geven aan de capaciteitsontwikkeling in de komende periode. Ook wil ik hierbij nadrukkelijk de mogelijkheden betrekken om een beroep te doen op de IC-capaciteit van buurlanden, met name Duitsland, waar wij de afgelopen weken uitstekend mee hebben samengewerkt en waarvoor ik hier nogmaals mijn dank uitspreek.
Ik hecht eraan te blijven benadrukken dat wij bij alle scenario’s voor de toekomst de draagkracht van verpleegkundigen en artsen zeer serieus nemen. We willen immers dat zij dit belangrijke vak de komende jaren op een gezonde manier kunnen blijven uitvoeren. De uitwerking van het bovenstaande zal dan ook zorgvuldig gebeuren, met medeneming van de ervaringen en de inbreng van de achterbannen van V&VN, de NVIC en de FMS.
We hopen het uiteraard niet, maar we zullen ook naar de toekomst toe voorbereid moeten zijn op een toch weer toenemende vraag naar COVID-zorg bovenop de hiervoor genoemde 1700 IC-plekken. Derhalve zal ik in de planvorming ook zorg-dragen voor een additioneel flexibel op te schalen IC-capaciteit, naar potentieel circa 3000 IC-bedden met behulp van een breder personeelsbestand en ander-soortige apparatuur. Dit mede naar aanleiding van de motie van de leden Asscher en Wilders26.
Advisering aan het kabinet over de sociaaleconomische aspecten van de coronacrisis
quote:
Het sociaaleconomische terrein is uiterst breed. Daarom streeft het kabinet niet naar één adviesgroep, maar ziet het voordeel in meer dan één lijn van advisering om recht te doen aan de breedte van maatschappelijke belangen en betrokken wetenschapsterreinen. Het kabinet heeft er voor gekozen niet zelf een adviescollege samen te stellen maar gebruik te maken van een drietal relevante recente initiatieven:
Denktank coronacrisis
De denktank is in de tweede helft van maart ontstaan uit een initiatief van de voorzitter van de SER om met o.a. kennisinstellingen, deskundigen en sociale partners de ontwikkelingen m.b.t. de coronacrisis te volgen met als doel om voortvarend:
- Kennis te verzamelen en uit te wisselen over economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen;
- Oplossingsrichtingen voor een zo goed mogelijk economisch herstel aan te geven; alsmede knelpunten te signaleren op sociaal-maatschappelijk ter-rein en daarvoor oplossingen aan te reiken;
- Praktische voorstellen te ontwikkelen.
COVID-19 overleg Planbureaus en RIVM
De Planbureaus SCP, CPB, PBL en RIVM (voor het deel dat volksgezondheidsverkenningen maakt) hebben in lijn met hun wettelijke taak de handen ineengeslagen om het kabinet multidisciplinair te adviseren over de gevolgen van de coronacrisis en daarbij aangrijpingspunten te bieden voor beleid. Zij intensiveren daarmee hun al bestaande rol in de advisering richting zowel het beleid en de NCTV als de politiek, in het licht van de huidige crisis. Het SCP heeft daarbij vooral aandacht voor de kwaliteit van leven en samenleven, en kan de scheidslijnen tussen diverse groepen belichten. Het CPB kijkt naar de gevolgen voor de economie op korte, middellange en lange termijn. Daarbij wordt zowel gekeken naar het te voeren beleid tijdens deze crisis als naar het beleid gericht op de economische positie na deze crisis. Het PBL kijkt naar de gevolgen van de coronacrisis voor klimaat en energie, natuur en landbouw, wonen en mobiliteit,evenals grondstoffengebruik. Het RIVM kijkt in deze context naar de gevolgen van crisis en ingezette beleidsmaatregelen op het gebied van ziekte en gezondheid, gezondheidsdeterminanten, preventie en gezondheidszorg in Nederland. Zoals gebruikelijk betrekken de planbureaus waar relevant ook andere wetenschappers bij hun adviezen.
Advisering lokaal domein; tijdelijke adviesgroep sociaal-maatschappelijke gevolgen COVID-19
Ten derde onderhoudt het kabinet al gedurende deze hele crisis intensieve contacten met het lokaal bestuur. Dat liep in de eerste plaats via het Veiligheidsberaad waarin de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s wekelijks overleg hebben met de minister van J&V en de NCTV over het verloop van de crisis en de te nemen maatregelen. Twee leden van het Veiligheidsberaad nemen ook steeds deel aan de vergaderingen van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing. Recent heeft de burgemeester van Amsterdam het initiatief genomen om enkele vertegenwoordigers uit het lokaal bestuur en wetenschappers uit de sociale wetenschappen bijeen te brengen om voor de korte termijn het kabinet en het lokaal bestuur te adviseren over noodzakelijke maatregelen gericht op de sociale omstandigheden van burgers en de sociale stabiliteit in gemeenten als gevolg van de coronacrisis. Bij die besprekingen zijn ook de ministers van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgenodigd om goede kennisuitwisseling te bevorderen. Ondertussen zijn de gezamenlijke gemeenten in VNG-verband bezig hun adviesrol verder uit te werken voor de langere termijn.
Werkwijze
Alle drie genoemde adviesgroepen hebben het voordeel dat ze al gestart zijn en geen formele instelling behoeven. Ze zijn onafhankelijk van het kabinet en bepalen zelf wie ze willen betrekken bij hun werk. Zij geven hun adviezen enerzijds ongevraagd, namelijk op ieder moment dat ze van mening zijn dat ze inzichten en kennis hebben opgedaan die kabinet en Kamer zou kunnen helpen in hun afwegingen over beleid. Schriftelijke adviezen worden dan ook altijd openbaar gemaakt. Daarnaast kan het ook zo zijn dat er gerichte adviesaanvragen kunnen komen.
Het kabinet verwacht van deze groepen niet zozeer adviezen over individuele maatregelen die in de crisis moeten worden genomen (bijvoorbeeld over het al dan niet opheffen van beperkingen voor een specifieke sector). Dat verhoudt zich slecht met het tempo van de crisisbesluitvorming op de korte termijn. Het kabinet en ook de groepen zelf zien hun rol meer liggen in het analyseren van en adviseren over de ontwikkelingen in de komende weken en maanden, waarbij juist doorsnijdende thema’s belangrijke aandacht zullen vragen. Daarbij kan gedacht worden aan thema’s als beschermen van kwetsbare groepen, behoud en stimulering van werkgelegenheid, en bijvoorbeeld omgaan met schaarse ruimte in een 1,5 meter samenleving.
Het kabinet heeft alle drie de groepen gevraagd zo mogelijk in de loop van mei een eerste briefadvies af te geven over die punten die zij zelf relevant achten om nu met spoed onder de aandacht van het kabinet te brengen.
Daarnaast zal het kabinet de Denktank en het samenwerkingsverband van de Planbureaus op korte termijn advies vragen hoe kan worden gerealiseerd dat niet iedereen in de komende maanden weer tegelijk het OV wil gebruiken of de auto neemt. Daarbij kan gedacht worden aan gespreide werktijden van bedrijven en onderwijsinstellingen, structureel meer thuiswerken en een grotere rol voor de fiets.
Reguliere gesprekspartners
Los van bovenstaande groepen overleggen leden van het kabinet met grote regelmaat met vertegenwoordigers van belangenorganisaties uit alle denkbare sectoren, evenals met individuele bedrijven, burgers en non-profit organisaties.
Evaluatie crisisaanpak:
quote:
Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)
Hoewel vorderingen worden gemaakt in de aanpak is het eind van de coronacrisis nog niet in zicht. Toch lijkt het kabinet het verstandig nu alvast na te denken over de toekomstige afbouw en nazorg van deze crisis. Een vast onderdeel van die fase is een onafhankelijke evaluatie van de crisisaanpak. Gelet op de ongekende omvang en impact van de coronacrisis op onze maatschappij zijn wij van mening dat de OVV bij uitstek de positie heeft om de crisisaanpak van het kabinet in al zijn relevante aspecten te evalueren. De minister van Justitie en Veiligheid heeft daarom namens het kabinet de OVV verzocht om dit in overweging te nemen en te laten weten of de Onderzoeksraad dit evaluatieonderzoek op zich zou willen nemen. Daarbij is aangegeven aan de OVV dat het kabinet er vanuit gaat dat de OVV zelf desgewenst een nadere afbakening maakt in het evaluatieonderzoek en in overweging neemt in hoeverre samenwerking met andere partijen zoals de rijksinspecties dienstig is ten behoeve van de evaluatie.
Het spreekt voor zich dat het kabinet alle medewerking zal verlenen aan het evaluatieonderzoek, mocht de Onderzoeksraad positief op dit verzoek reageren
[ Bericht 0% gewijzigd door houdafstand op 07-05-2020 02:58:36 ]