Etapa 15: Tineo - Santuario del Acebo, 154,4 kmDe rit richting Oviedo bleek een nogal vervelende rit te zijn. Ten eerste omdat er de hele dag amper iets gebeurde. Vroeg op de dag reed er een klein groepje weg, deze jongens kregen nooit veel ruimte. De voorsprong was zelfs zo beperkt dat een van de koplopers maar liet lopen, het had toch geen zin. Met dat wat overbleef begonnen we aan de enige gecategoriseerde klim, een lang stuk vals plat waar in het peloton geen enkele sprinter moeite mee had. De koplopers hadden na de klim nog een voorsprong van een minuut. Op zich wisten ze vrij knap stand te houden, maar op vijf kilometer van het eind werden ze toch ingelopen. Quick Step reed hard op kop, ze leefden daar in de veronderstelling dat dit een geschikte aankomst was voor Jakobsen. Dat bleek niet zo te zijn, tijdens de lastige finale in de straten van Oviedo zat Jakobsen al snel aan zijn limiet, hij moest laten lopen. Even daarvoor zagen we onder de vod van de laatste kilometer een nare valpartij, meerdere renners gingen hard onderuit. Grootste slachtoffer was Luka Mezgec, hij werd afgevoerd met de ambulance. Ook Valverde en Pogacar lagen op de grond, met het oog op de komende dagen minder goed nieuws. De valpartij gebeurde vrij ver van voren, dus hielden we vooraan maar een paar renners over. Daar probeerde Tosh van der Sande van te profiteren, hij ging vroeg aan. Een mooie versnelling, maar hij werd geremonteerd door Richeze. Normaal trekt de Argentijn de sprint aan voor Jakobsen, maar aangezien Jakobsen moest lossen mocht hij zijn eigen plan trekken. Dat hadden ze beter wat eerder kunnen bedenken, maar goed. Tegen Bennett viel waarschijnlijk toch niets te beginnen. Hij kroop in het wiel van Richeze en gooide er daarna een imponerende versnelling uit. Met ruime voorsprong kwam hij als eerste over de streep, zijn tweede ritzege deze Vuelta. Al bij al dus een verloren dag. Een enorm saaie rit en een finale die werd ontsierd door een valpartij, geen genot. Hopelijk krijgen we nu meer genot. We trekken de Asturische bergen in en daar is het altijd lastig. De voorlaatste dag van de tweede week komen we aan op de Acebo, trek dat broekje maar vast uit.
Volgens de burgemeester van Tineo, een man die we moeten wantrouwen omdat op de foto te zien is dat hij een jas met een bontkraag draagt, is zijn gemeente in het bergachtige binnenland van West-Asturië een plaats waar er het hele jaar genoten kan worden. Dankzij het landschap en de natuur beschikt Tineo over de ideale omstandigheden om zowat iedere buitensport te beoefenen. Mountainbiken schijnt hier perfect te kunnen, er zijn zelfs enkele officiële routes en dat zou nergens anders in Asturië het geval zijn. Er worden nog wat sporten genoemd, maar mijn oog valt vooral op
el bateo de oro. Mensen komen speciaal naar Tineo om in de riviertjes in de omgeving met een pannetje op zoek te gaan naar goud in het water. Klinkt vrij surrealistisch, maar goed. Sportvissen kan hier ook trouwens, eigenlijk net zo surrealistisch. Hoewel Tineo wel eens werd bezocht door de Vuelta a Asturias kwam de grote Vuelta hier nog nooit, we hebben te maken met een debuut. Normaal drink je op zo'n heuglijk feit een goed glas bier, maar in Tineo hebben ze liever een glas melk. In deze gemeente schijnt het meeste melk van heel Spanje geproduceerd te worden, zeggen ze zelf althans. Dankzij al dat melk en het goud uit de rivieren is Tineo een vrij opvallend dorp geworden, met in het centrum enkele mooie herenhuizen en paleizen van middeleeuwse oorsprong. Tineo ligt overigens ook aan de Camino de Santiago, het lijkt dit jaar wel alsof ieder dorp aan deze route ligt. In de gemeente Tineo kunnen we een goudmuseum vinden, al is de gemeente qua oppervlakte wel heel erg groot. Een slordige 30 kilometer verderop ligt dat museum, in Navelgas. Dat schiet voor de toerist die naar het dorp Tineo komt niet echt op. Dan moet je maar naar het Museo de Arte Sacro de Tineo, een museum voor heilige kunst dat gevestigd is in een oud klooster uit de 14e eeuw. Je kan ook net het geluk hebben dat je aanwezig bent in Tineo als ze weer eens een evenement organiseren. De agrarische beurs bijvoorbeeld, of het feest van chosco. Chosco de Tineo is een bepaald soort worst, gemaakt van varkensvlees. En dan is er dus een heel feest, met deze worst in de hoofdrol. Je maakt wat mee in Asturië. Maar goed, in een dorp waar het gemeentehuis groen is kun je alles verwachten.
Tijdens de neutralisatie rijden we een rondje door Tineo, eerst door het dorp zelf en later door de rest van de gemeente. Weer een vrij atypische neutralisatie, aangezien Tineo meer dan 600 meter boven de zeespiegel ligt en de rit begint op 260 meter boven zeeniveau. Een flinke afdaling dus tijdens de neutralisatie, de remmen zullen warm zijn tegen de tijd dat de rit echt begint. Als we eindelijk beginnen rijden de renners over een brede, bochtige weg langs de rivier Narcea, door een prachtig landschap. Op papier lijkt de aanloop van deze rit vlak te zijn, maar daar is natuurlijk weer geen sprake van. Tijdens de eerste tien kilometer van de rit gaat de bochtige weg tien keer op en af, iedere kilometer komen we dus wel een kort klimmetje tegen. In totaal komen we tijdens deze eerste tien kilometer aan 400 hoogtemeters, je zou het Asturische binnenland best ruw kunnen noemen. Onderweg passeren we een paar dorpjes, zoals Antrago en Santa Icía. Kleine dorpjes, dit onherbergzame gebied is niet meteen de ideale locatie om een leven op te bouwen. Voorbij Santa Icía rijden we nog eens elf kilometer verder over de weg langs de Narcea, terwijl het langzaam iets rechter en wat minder lastig begint te worden. Zo komen we richting Cangas de Narcea veel minder bochten tegen, terwijl we amper 200 hoogtemeters meepakken. De omgeving blijft wel mooi. Het is hier enorm groen, maar ook vrij rotsachtig. Altijd een ideale combinatie natuurlijk. Aan het eind van de weg bereiken we dus Cangas de Narcea, een plaats die de renners vandaag liefst drie keer gaan zien. De rest van de rit rijden we twee lokale lussen rond Cangas de Narcea, dat vroeger blijkbaar Cangas de Tineo heette. Het is de geboorteplaats van Luis Pasamontes, de voormalig prof die nog een aantal jaar voor Movistar reed. In Cangas de Narcea, waar ze vooral veel wijn produceren, passeren we voor het eerst na 21 kilometer. In dit dorpje, waar ze de beschikking hebben over een oude Romeinse brug, slaan de renners vrij snel linksaf. Daarna begint de weg bijna meteen omhoog te lopen en dus begint de eerste echte klim van de dag.
De eerste beklimming van de Alto del Acebo begint, al gaan we nu niet helemaal naar boven. Als ik de naam Acebo noem zouden er meteen overal belletjes moeten gaan rinkelen, dit is namelijk de klim die ieder jaar weer in het parcours van de Vuelta a Asturias zit. Er gebeuren altijd bijzondere dingen op deze klim, zo zagen we twee jaar geleden Nairo Quintana en Raul Alarcon tegen elkaar sprinten in de sneeuw. Quintana won dat sprintje, al reed Alarcon hem een dag later alsnog de vernieling in. Ik moet trouwens nog mijn excuses aanbieden aan Raul. In het begin van de Vuelta reden we door het dorpje Sax, waar hij vandaan komt. En ik vergat gewoon helemaal zijn naam te noemen, wat een schande. Sorry Raul, bij dezen. Tijdens die sneeuwrit in de Ronde van Asturië zagen we achter Quintana en Alarcon een piepjonge Fernando Barcelo werd derde, zo zie je maar weer. Vorig jaar en dit jaar zagen we dan weer Richard Carapaz genadeloos hard uithalen op de Acebo. Vorig jaar kwam hij solo aan op de top, dit jaar reed hij samen met Landa weg van de rest en mocht hij beneden in Cangas de Narcea als eerste over de streep komen. Landa liet hem winnen, met het idee dat Carapaz daarna wel voor hem zou knechten in de Giro. Liep iets anders af. Enfin, we werken nu dus niet de hele klim af. Een paar kilometer voor de top slaan we linksaf, waardoor we nu aan een schamele acht kilometer aan 7% komen. De klim begint vrij makkelijk, maar na een nieuwe bocht naar links begint de weg in de buitenwijken van Cangas de Narcea steeds heviger omhoog te lopen. Na nog wat bochten rijden we het stadje uit en dan volgt er een scherpe bocht naar rechts. Luie renners kunnen hier wachten, aan het eind van de afdaling komen we weer op dit punt uit. De eerste kilometer stelt dus niet veel voor, maar daarna gaat het meteen aan 9% omhoog. Na nog een kilometer aan 8,5% gaat het zelfs aan 10% omhoog. Tijdens de Ronde van Asturië rijdt Movistar het hele peloton altijd aan gort tijdens deze eerste kilometers, als je de percentages kent weet je waarom. Na de steile kilometer vlakt het wel wat af, we gaan tijdelijk verder aan 4%. Kort daarna begint de klim weer wat steiler omhoog te lopen, na een kilometer aan 7% gaat het richting de ingekorte top verder aan 9%. In Vegalapiedra komen we uit op een kruispunt, waar we normaal rechtdoor gaan richting het Santuario del Acebo. Op een bord langs de kant van de weg zien we dat het nog drie kilometer fietsen is tot dat heiligdom, drie kilometers die we voorlopig mooi over gaan slaan. De renners gaan naar links en klimmen dan nog een kleine kilometer verder richting Villanueva San Cristobal, waar de top ligt van de klim van tweede categorie. De eerste Acebo is dan achter de rug, de moeilijkere variant volgt in de finale.
Voorbij Villanueva San Cristobal volgt er een afdaling van 13 kilometer, terug naar Cangas del Narcea. Hoewel ik nu meteen weer iets zeg waar ik spijt van krijg, het is eigenlijk helemaal geen afdaling van 13 kilometer. Zo is het de eerste kilometer na Villanueva San Cristobal zo goed als vlak en volgt er na een eerste stuk in dalende lijn nog een vlakke kilometer. Ondertussen fietsen de renners over een bochtige weg, die wel redelijk breed is. Daarna duiken ze twee kilometer serieus naar beneden, waarna er weer een wat vlakker stuk volgt. De renners komen uit bij een kruispunt, waar ze linksaf moeten slaan. Ze rijden nu een smallere weg in, waar geen Streetview beschikbaar is. De afdaling loopt nog een kilometer of acht door, over een weg waar ik dus weinig over kan zeggen. Het is in ieder geval bochtig, dat zie je van boven direct. Of het daardoor ook meteen heel lastig is, geen idee. Het gaat niet continu heel stevig naar beneden, er lijken wat vlakkere stroken te zijn en zelfs een paar korte knikjes omhoog. Wel rijden de renners door een paar dorpjes, waar het ongetwijfeld wat technischer zal zijn. Aan het eind van deze onbekende weg komen de renners weer uit op het beginpunt van de Acebo, aan de buitenkant van Cangas del Narcea. Zoals ze in Cangas del Narcea eerst omhoog gingen gaat het nu naar beneden, er komt dus wat bochtenwerk aan te pas. Uiteindelijk volgt er nog een bocht naar links en dan rijden we via de hoofdweg weer verder door de vallei. Bij het verlaten van Cangas del Narcea komen de renners Bar Hilario tegen, het start- en eindpunt van de trainingskampen van Wanty-Gobert. Voorbij deze legendarische bar gaan we op weg naar de tweede lus van de dag, zes kilometer gaat het redelijk rechtdoor in de vallei. De weg is nog steeds glooiend, we komen weer een stuk of vijf knikjes omhoog tegen en pakken 150 hoogtemeters mee. Vervolgens komen we uit in La Regla de Perandones, waar de lust begint. We slaan linksaf en over een kleine 100 kilometer komen we langs de andere kant weer terug. Na de bocht naar links werken we langzaam toe naar de volgende klim van de dag, waarvan de voet ligt in het dorpje Moal. Richting Moal rijden we verder in de lastige vallei, de komende 13 kilometer tellen we er toch weer 400 hoogtemeters bij op.
De renners komen een aantal korte klimmetjes tegen, maar de laatste kilometers voor Moal gaat het vooral langzaam vals plat omhoog. Na een tijd komen we uit in Ventanueva, waar er een bocht naar rechts wordt genomen. De weg wordt wat smaller na deze bocht, terwijl het anderhalve kilometer vals plat omhoog gaat, met een steilere halve kilometer tussendoor. Vervolgens komen we uit in het kleine Moal, waar de volgende klim van de dag officieel zal beginnen. We gaan een kleine twaalf kilometer klimmen, naar de top van de Puerto del Connio. Een beklimming van de eerste categorie, het gaat in die twaalf kilometer gemiddeld aan iets meer dan 6% omhoog. De smalle weg door een donker bos gaat buiten Moal een kilometer aan 5% omhoog. Daarna volgt er een wat serieuzere kilometer aan 6%, met daar weer na zelfs een kilometer aan 7,5%. De klim dwars door een groen gebied begint wat bochtiger te worden, dat blijft ook in de volgende kilometer zo. Het gaat nu aan 6,7% omhoog, nog steeds best behoorlijk. Al blijft dat feest niet eeuwig duren, na een kilometer aan 6,4% gaat het tijdelijk aan 5% omhoog. Vervolgens gaat het drie kilometer verder aan 5,5%, de onregelmatige klim wordt zowaar een beetje regelmatig. We bevinden ons inmiddels niet meer in het bos, richting de top krijgen we steeds vaker een fraai uitzicht over de omgeving. Vlak voor we de top van de Puerto del Connio bereiken wordt de klim nog even nijdig, het gaat een kilometer aan 8% omhoog. Deze kilometer wordt opgevolgd door een kilometer aan 7%, waarna het in de laatste meters van de klim aan 8,5% omhoog gaat. Na 73 kilometer komen we daarna boven op deze Puerto del Connio, een behoorlijk indrukwekkende klim. Qua omgeving, maar het is ook wel prettig om tijdens deze Vuelta een keer een wat langere klim te zien. Dat hebben we nodig om te kijken of de koers nog enigszins spannend kan worden, al kunnen we het antwoord wel raden. Boven op de top is er een mooie mirador, de renners hebben als ze goed opletten een prachtig uitzicht. Blijkbaar bevinden ze zich ook op een toeristische route, de Ruta Turistica de los Puertos. Kan.
Er volgt een behoorlijk lange afdaling, richting Cedos gaat het een kilometer of 20 naar beneden. Niet altijd even steil, vooral de eerste kilometers na de top is het behoorlijk vlak. Pas na een kilometer of vier gaat het een keer wat steviger naar beneden, maar dan volgt er vrij snel weer een vlakke kilometer. Daarna is het nog een kilometer of twee goed te doen, voordat het een kilometer of tien wat serieuzer naar beneden gaat. De weg in de afdaling is smal en behoorlijk bochtig, op het moment dat de echte afdaling begint wordt het dus ook gelijk een technische afdaling. Een groot deel van de tijd dalen we af door een bos, waardoor sommige bochten nogal onaangekondigd komen. Het is dus al bij al een best lastige afdaling, maar ook een spectaculaire. Het komt niet iedere dag voor dat je door zo'n mooie omgeving mag afdalen, je snapt meteen waarom het een Ruta Turistica is. Aan het eind van de gigantisch lange afdaling rijden we via een brug over de Ibias en daarna slaan we rechtsaf, richting Cecos. We komen weer op een brede weg terecht, de doorgaande weg door de vallei. Deze licht glooiende weg volgen we de komende zes kilometer, terwijl we via Cecos langs San Antolín de Ibias. In dit schattige dorpje loopt de weg een beetje omhoog, maar lang duurt dat niet. In het centrumpje rijden de renners langs de opvallende kerk en daarna gaat het weer wat naar beneden. De coureuers volgen buiten San Antolín nog een aantal kilometer de Ibias, we rijden nog steeds over de Ruta Turistica de los Puertos. Buiten San Antolín staat langs de kant van de weg een groot bord waar de route in beeld wordt gebracht. Wat blijkt? Ze hebben bij de organisatie niet lang na hoeven te denken over de lus in het parcours. Van La Regla de Perandones richting Moal, over de Puerto de Connio richting Cedos en vanuit dat dorp verder naar de Puerto del Pozo de las Mujeres Muertas om vervolgens weer terug te fietsen naar La Regla de Perandones. Hey, wat gaaf, dat doen wij vandaag ook! Ik heb zomaar het vermoeden dat de Asturische overheid wat extra tonnen heeft mogen overmaken voor deze buitengewone toeristische promotie.
Een paar kilometer na San Antolín slaan de renners rechtsaf en rijden ze weer een keer over de Ibias. Aan de andere kant van de rivier gaat het twee kilometer omhoog aan 7%, gevolgd door een vlak stuk van twee kilometer. We rijden over een brede en bochtige weg door de vallei van de Aviouga. Ook weer een prima stukje natuurspektakel, het blijft immers de Ruta Turistica. Na een tijd duiken we naar beneden richting een brug over de rivier. Aan de andere kant van de rivier loopt de weg direct omhoog en dan zijn we vertrokken, de Puerto del Pozo de las Mujeres Muertas begint. Ja, de klim van de put van de dode vrouwen. Goed verhaal. Vol spanning ging ik op zoek naar het achterliggende verhaal, maar dat valt dus tegen he. Het berust allemaal op een misverstand. In Asturië hebben ze ook hun eigen dialect en in dat taaltje is een mutsare een steen. In de loop der jaren is mutsares naar muchares gegaan, van muchares naar mucheres en van mucheres naar mujeres. Van dode vrouwen is geen sprake, van dode stenen wel. Het putgedeelte is ook vrij correct, dat gaat zelfs terug tot de tijd van de Romeinen. Die maakten hier al kanalen om het water op de gewenste locatie te krijgen. Eén van de putten uit die tijd is nog steeds te zien blijkbaar, gaaf. Dan de klim: het gaat elf kilometer omhoog aan 7%, deze beklimming van de eerste categorie is de moeite waard. We beginnen meteen met een kilometer aan meer dan 9%, want dat is leuk. Tijdens deze kilometer komen we stroken aan 11% tegen, makkelijk is anders. Na deze kilometer blijft het lastig, we gaan nog eens twee kilometer aan 8% omhoog. Daarna zwakt de klim wel wat af, na nog een halve kilometer aan 8% gaan we terug naar 4% en in de twee kilometer daarna blijft het aan 4% omhoog gaan. Iets meer dan veredeld vals plat, zo halverwege de klim. Over een brede weg rijden we door een fraaie omgeving naar boven. De putklim is wat minder groen dan de vorige klim, in plaats daarvan zien we veel meer rotsen. Na het wat vlakkere intermezzo gaat het nog eens vier kilometer heftig omhoog. We beginnen met een kilometer aan 7%, waarna een kilometer aan 8% volgt. Pieken tot 12%, door de brede weg lijkt het minder erg dan het is. Richting de top volgt er daarna nog een kilometer aan 9,5% en zelfs een kilometer aan 10%. Na een laatste zware strook aan 14% zwakt de klim af, in de laatste kilometer richting de top gaat het aan 4% gemiddeld omhoog. Na 114 kilometer komen we boven op de Puerto del Pozo de las Mujeres Muertas, het is nog 40 kilometer fietsen tot de finish.
Pittig klimmetje hoor, hier kan best wat verschil ontstaan als de renners er een beetje zin in hebben. Ook een klimmetje dat de naam in potentie best kan waarmaken, het schijnt dat er hier nogal eens een stevige rotspartij naar beneden valt. Vorig jaar nog, toen was de hele weg geblokkeerd. Dit geheel terzijde, we gaan naar beneden. De afdaling is technisch gezien niet eens lang, slechts zes kilometer gaat het serieus naar beneden. De weg is ook in de afdaling breed, dat maakt het een stuk makkelijker. Op zich komen we weinig lastige bochten tegen, maar het blijft opletten omdat we op sommige moment aan meer dan 10% dalen. Na een kilometer of zes in dalende lijn rijden we langs Monasterio del Coto, hier is het ergste achter de rug. We rijden 16 kilometer verder richting La Regla de Perandones, in dit stuk komen we net iets meer dan 200 meter lager uit. Het gaat dus wel vooral in dalende lijn verder, maar toch wel op een vrij subtiele manier. Tussendoor is het een groot deel van de tijd vlak, ook komen we nog een paar korte knikjes omhoog tegen. Het blijft bochtig, dat dan weer wel. Er liggen zoveel bochten op de route, daar krijgt een paard de hik van. Een paar van die bochten zijn vrij scherp, maar over het algemeen zie ik niemand in het skoekeloen eindigen. Ergens halverwege de lange strook in licht dalende lijn rijden de renners door een tunneltje dat 400 meter lang is, dat wordt weer koekeloeren naar beelden van de prachtige omgeving. Buiten de tunnel blijft het op dezelfde manier verdergaan, al komen we wel iets meer dorpjes tegen. Uitgestorven dorpjes, zo op het hoog. Heel bruisend ziet het er in ieder geval niet uit. Heel wat bochten en ook een aantal stroken bergop verder komen we uit in La Regla de Perandones, we hebben de volledige Ruta Turistica de los Puertos afgewerkt. Een dikke chapeau voor alle betrokkenen, fantastisch. In La Regla slaan we linksaf, waarna we over een bekende weg terug naar Cangas del Narcea rijden. Deze weg is dus glooiend, maar deze kant op is het een stuk beter te behappen. In de zes kilometer richting Cangas del Narcea gaan we wel vier keer kort omhoog, maar we gaan veel langer naar beneden fietsen. Tussendoor fietsen we langs het gerucht El Llano, hier ligt na 140 kilometer de tussensprint op de renners te wachten.
Na de tussensprint is het nog 14 kilometer fietsen tot de finish. We fietsen drie kilometer verder over dezelfde weg, tot we weer Cangas del Narcea binnenfietsen. Daar zijn we nu ondertussen voor de derde keer, ik voel me er bijna thuis. De renners rijden weer het centrum en gaan op weg naar de bocht die ze al twee keer eerder hebben gezien. Nu naderen ze deze bocht over een weg die vals plat omhoog gaat. Een scherpe bocht naar rechts volgt, en dan gaat het nog een halve kilometer vals plat omhoog. In de straat waar we ons nu bevinden sloegen de vorige keren snel af, nu gaan we mooi rechtdoor. We verlaten Cangas del Narcea langs een andere kant en rijden over een brede en vrij rechte weg naar de voet van de slotklim. Het gaat een kilometer licht naar beneden, met wat bochten onderweg. Even verderop gaat het weer een paar meter vals plat omhoog, waarna het nog een kilometer zo goed als vlak is tot aan de voet van de klim. Na een tijd zien we aan de linkerkant van de weg een smal en steil weggetje omhoog liggen, tijd om linksaf te slaan. De alternatieve beklimming van de Alto del Acebo begint, we gaan vanuit Castro de Limes omhoog. De alternatieve beklimming is zo alternatief dat de weg niet op Streetview staat, trouwens. Gelukkig hebben we altijd Pedro Delgado nog, hij mag voor de beelden bij de percentages zorgen. Moederziel alleen deze keer, niemand had zin om dat steile rotding samen met hem af te werken. Want een steil rotding, dat is het. Acht kilometer aan 9,7% gemiddeld, goedemorgen. De beklimming van de eerste categorie begint meteen op een vreselijke manier, over een smalle weg die voorzien is van een laag asfalt uit het jaar 1723 gaat het aan 11% omhoog, met stroken tot 17%. Het wordt daarna niet beter, tijdens de tweede kilometer gaan we aan 13% omhoog. Een makkelijkere kilometer volgt, het gaat tijdelijk aan 6,6% omhoog. Tijdelijk, want in de volgende kilometer stijgt het dan weer vrolijk aan 12%. Het wegdek blijft enorm pover, terwijl we nog steeds pieken tot 14% tegenkomen. In de kilometer daarna gaat het ook weer gewoon aan 10% omhoog, ze hebben weer wat gevonden hoor. Dankzij een klein vlak stukje en een paar meter in dalende lijn is de volgende kilometer iets makkelijker, tot op twee kilometer van het eind gaat het aan 8% omhoog. We hebben de smallere rotweg achter ons gelaten en rijden nu over de normale weg verder naar de top van de Acebo. Twee kilometer te gaan, twee kilometer aan 9%.
Bestia. Rampas imposibles.Na acht kilometer aan 10% geklommen te hebben komt er een eind aan deze rit, voor de deuren van het Santuario del Acebo. Santuario de la Virgen del Acebo, voluit. Vroeger stond hier alleen een kleine kluis, waar niets te beleven viel. Het was een armoedig optrekje, toch ontstonden er op deze miserabele plaats boven op een kale berg allerlei wilde geruchten over verschijningen van Maria en wonderbaarlijke genezingen. Vanuit heel Asturië kwamen de mensen naar deze plaats om zelf een wonder mee te maken, vooral kreupele mensen bleken na een bezoek aan de Acebo niet meer kreupel te zijn. Sindsdien groeide Santuario del Acebo uit tot zo ongeveer het belangrijkste heiligdom van Asturië. In 1590 werd het huidige gebouw in elkaar geknutseld, 15 jaar na het eerste zogenaamde wonder van de zogenaamde maagd. Acht september is de belangrijkste dag, dan trekken de pelgrims op de dag van de beloften massaal naar het heiligdom. Tegenover het heiligdom staat op een heuveltje een kruis, La Cruz del Alto del Acebo. Het loont de moeite om even richting dit kruis te klimmen, vanaf dat punt heb je een prachtig uitzicht over de omgeving. Als je richting het heiligdom kijkt valt vooral op dat ze ook hier niet vies zijn van een beetje toerisme. Paar winkeltjes, paar barretjes. En een oud vrouwtje dat ook te zien is in het filmpje van Perico. Dit vrouwtje van bijna 90 loopt nog steeds iedere dag vanuit een dorpje in de omgeving naar boven, om de mensen allerlei troep aan te smeren. Ze heeft haar eigen kraampje, met allerlei prullaria. Toch is dat niet het belangrijkste, ze valt vooral op vanwege haar vlotte babbel en haar eindeloze stroom aan anekdotes over het heiligdom. Toevallig heet ze zelf ook Maria, of misschien is dat wel niet toevallig. Santuario del Acebo dus, de klim die voor de fijnproevers wereldberoemd is geworden dankzij de Vuelta a Asturias. Nu mag de klim dan ook eindelijk een keer schitteren in de Vuelta, want deze koers was hier eigenlijk nog nooit. Eén keer werd de Acebo blijkbaar bedwongen, in 2008 was het tijdens de 16e rit de enige klim in een verder vlakke rit. Het bijzondere dan weer dat we nu niet de normale beklimming van de Acebo volgen, we pakken een alternatieve weg. Een weg die zelfs tijdens de Vuelta a Asturias nog niet beklommen is, daar pakken ze altijd de normale weg. Om meerdere redenen is deze slotklim dus een primeur, Guillén houdt wel van een beetje vernieuwing.
Officieel hoort het heiligdom bij de gemeente Cangas del Narcea, qua oppervlakte de grootste gemeente van Asturië. Een gemeente waar ze op zoek zijn naar nieuwe manieren om geld te verdienen, want de oude industrie is tanende. Daarom probeert men het nu over de toeristische boeg te gooien, wat met drie passages in het dorp en een lange tocht door de gemeente toch wel zou moeten lukken. In Cangas del Narcea zal het vandaag 's middags 23 graden worden, er zal geen kans op regen zijn en de wind zal niet zo hard waaien. Tineo ligt wat hoger dan Cangas del Narcea, dus daar is het wat minder warm. 17 graden slechts, ook daar blijft het droog en zal het niet hard waaien. Op de Alto del Acebo zal het 18 graden zijn. De matig aanwezige wind zal daar in de laatste kilometers wel in het nadeel zijn, beetje jammer. Goed, we beginnen om 13:18. Blijkbaar is Eurosport 1 er meteen bij. Een integrale uitzending, ja! Wanneer Sporza begint weet ik niet, op zondag is het programma altijd nogal onduidelijk. Er komt blijkbaar ook een verslag van Climbing for Life Vogezen, wat dat dan ook moge zijn. In ieder geval mogen we in het begin naar Eurosport kijken, zoveel is duidelijk. Het integrale genot eindigt ergens tussen 17:21 en 17:50, maar dat beweren ze iedere dag.
Nou, dit is dus niet zo'n leuke rit om te voorspellen. We zijn hier weer behoorlijk afhankelijke van de ploegen. Jumbo gaat in principe weer niets doen, zij vinden alles prima en hebben er geen enkele moeite mee om Hofstede en Martin de ganse dag op kop te laten rijden. Als we spektakel willen zullen we dus naar andere ploegen moeten kijken, met name Movistar en Astana. Die ploegen hebben alleen al wat dingen geprobeerd en dat is allemaal niet gelukt. Astana nam richting Los Machucos het heft in handen en het verdict was dat Lopez een minuut verloor, dat schiet niet op. Ik vraag me af of deze ploegen het weer gaan proberen. Als ze dat niet doen wint hier een vluchter, als ze dat wel doen hebben de vluchters juist totaal geen kans. Het is een enorm zware rit, meer dan 4000 hoogtemeters en vier vrij pittige beklimmingen onderweg. Moeilijk om vooruit te blijven als er daarachter hard wordt gereden. Maar goed, conclusie: ik weet het niet. Geen flauw idee. Ik ga maar uit van het scenario dat Astana en Movistar de handdoek in de ring hebben gegooid en we dus een rit voor de vluchters krijgen. Als we toch een rit voor de klassementsrenners krijgen wint Roglic, maar dit geheel terzijde.
1. Gebreigzabhier. Dit wordt de dag.
2. Nieve. Maar het kan ook zomaar zijn dag worden.
3. I. Izagirre. Of zijn dag.
4. Higuita. Iets onwaarschijnlijker, maar het valt niet uit te sluiten.
5. Soler. Marco lijkt lange tijd op weg naar de overwinning, maar wordt dan teruggeroepen omdat Quintana moet lossen.