quote:
Marc Sergeant begint vandaag met Lotto-Soudal aan de Vuelta zonder Bjorg Lambrecht: “Hij zou onze kopman geweest zijn”
Lotto-Soudal begint vandaag aan de Vuelta zonder kopman. Bjorg Lambrecht kan er niet meer bij zijn. Sportief manager MarcSergeant (60) vertelt hoeveel pijn dat doet en legt uit hoe je als team toch de moed vindt om verder te gaan. Zijn monoloog. “Je voelt bij iedereen de drang om hem te eren.”
“In het wielrennen ben je altijd plannen aan het maken. Bjorg zou onze kopman zijn in de Vuelta. We zouden een rit proberen te winnen, eens voelen wat hij waard was in het klassement. Daar zouden de komende drie weken om gaan. We geloofden rotsvast in hem, investeerden veel in hem. De kleinste van de ploeg, maar hij zou een grote worden. Egan Bernal won de Tour, Pavel Sivakov de Ronde van Polen, maar Bjorg kon er zijn voet naast zetten. Tegen die mannen koerste hij bij de jeugd.”
“De Vuelta was het ultieme doel, de Ronde van Polen alleen maar voorbereiding. We gingen er bewust met een groot deel van de Vuelta-ploeg naartoe. Etappe drie was een banale, vlakke rit: Niet moeien, zeiden we tegen Bjorg. Gewoon geen tijd verliezen. Het wordt een sprint vandaag. Vanaf morgen is het aan ons, morgen vliegen we erin. Altijd plannen maken in de koers, maar plots is er geen morgen meer. Dat is irreëel.”
“Na de Tour was ik op vakantie vertrokken. Dat doe ik altijd met de hele familie: mijn vrouw, de kinderen en de kleinkinderen. Ik vertrok op een wolk: Thomas De Gendt won een Tourrit op zijn manier, maar dan nog iets specialer dan anders. Caleb Ewan, de sprinter die we hadden binnen-gehaald, won drie etappes. Met de Champs-Élysées erbovenop. Dat was een roes. En dan komt plots die telefoon.”
“Mario Aerts belde: Ze zijn aan het reanimeren. Ik zakte door de grond. Ze zijn al twintig minuten bezig, dat duurt allemaal veel te lang. Verdoeme toch. Ik voelde de onmacht. Tien minuten later belden we opnieuw: Ze zijn nog altijd bezig. Dat komt hier niet goed. Wat Mario heeft mee¬gemaakt – ernaast staan als het gebeurt –, is traumatisch. Je kan niks doen en moet je renner uit handen geven aan andere mensen. Die zijn beter opgeleid om te helpen dan jijzelf, maar tegelijk zie je dat het niet goed is. Daarna mag je na de rit de bus opstappen om de rest van de ploeg in te lichten.”
“Een uur na die valpartij hoorde ik dat het voorbij was. Onwerkelijk. Al die mooie plannen met Bjorg en dan is Bjorg er ineens niet meer. Hou je sterk, zeggen mensen. Ik zeg dat ook. Maar het blijft onophoudelijk door je hoofd spoken. Het was goed dat ik bij familie was. Ik heb heel veel gehad aan mijn vrouw. Aan de kleinkinderen ook, die de ernst niet begrijpen en je af en toe eens kunnen meenemen in hun wereld. Maar je bent er kapot van. Je denkt aan zijn ouders, zijn zus, zijn vriendin. Ik kan me niet eens voorstellen wat een klop dat voor die mensen moet zijn.”
“De dag nadien heb ik gebeld met de vader van Bjorg. Ik had geen idee hoe hij zou reageren. Misschien was hij wel heel boos: Wat is dat toch altijd met die koers… Maar die man was gewoon gebroken. Ik kan het niet anders uitdrukken. Bjorg heeft geen kans gekregen, zei hij. Zo is het helemaal. Het was een banale valpartij. Misschien reed hij over zo’n kattenoog – zo’n reflector die je ’s nachts op de snelweg ziet – en is hij zo van zijn stuur geschoten. Maar dan nog. Bjorg reed 34 per uur. Je mag 10.000 keer in een gracht vallen aan die snelheid en 9.999 keer zit je weer op de fiets voor iemand er erg in heeft. Dan lach je er ’s avonds over: Heb ik jou daar nu in de gracht zien liggen?”
(Toont foto’s op zijn telefoon van een valpartij van Ewan.) “Dit was in de Tour, in de afdaling van de Aspin. De sprinters waren een beetje wijd aan het rijden, in elkaars slipstream. Ik kende die afdaling goed: er zat één verraderlijke haakse bocht in. Ik zei het nog in de radio: Danger ahead. Maar Caleb had zijn oortje uitgetrokken en precies daar is hij gevallen. Tussen een auto, een paal en een vangrail. Dat had veel slechter kunnen aflopen, maar Caleb had geluk. Hij stapte op zijn fiets en reed verder. ’s Avonds hebben we hem verteld dat hij zijn oortje moest in hebben en daarmee was het voorbij.”
“Caleb had geluk, Bjorg de grootst mogelijke pech: Hij is vol op die duiker gebotst. Bjorg heeft gewoon geen kans gekregen om terug te vechten. Dat is niet fair.”
Stig Broeckx
“Wat Bjorg overkomt, brengt natuurlijk de herinnering terug aan Stig Broeckx. Toen was het Herman (Frison, nvdr.) die belde: Marc, ik hoop dat ik je over een uur niet moet melden dat het fataal is. De sportman Stig zijn we sindsdien kwijt, maar de mens Stig hebben we gelukkig nog. Bij Bjorg was het plots voorbij. Punt gedaan.”
“Na Stig of na Kris Boeckmans (die zwaar viel in de Vuelta van 2015, nvdr.) denk je: dit wil ik nooit meer meemaken. En nu heb je het opnieuw, fataal dit keer. Natuurlijk denk je: Godverdomme, waarom moeten wij het opnieuw meemaken, maar dat brengt Bjorg ook niet terug.”
“Vorige week ben ik zestig jaar geworden: een verjaardag die overschaduwd werd door Bjorg, maar ook een moment om achterom te kijken en na te denken. Ik doe nog altijd graag wat ik doe. Ondanks alles. Ik heb het gevoel dat ik nog altijd iets kan betekenen voor jonge mensen. Toen het in de Tour eerst niet lukte voor Ewan, hebben we meer dan een uur gepraat. Hij zei: Jullie betalen mij om te winnen en ik win niet. Ik heb dat beaamd: Wij betalen je om te winnen, maar als dat volgend jaar is, dan is het ook goed. We hebben het over vroeger gehad, anekdotes uit mijn tijd, het was gewoon een leuk gesprek. Later heeft hij gezegd dat hij daar veel aan heeft gehad. Nadien haal je met de hele ploeg Parijs en sta je met de sponsors aan de bus te kijken hoe Caleb zijn derde rit wint. Dat ging alle kanten tegelijk uit: Aai, hij zit te ver... Neen, hij wint toch! Dat soort euforie is uniek en daar doe je het voor.”
“Je kan zeggen: de koers is toch gevaarlijk. Wat ook zo is. Maar het is inherent aan het leven. In het verkeer gebeurt het ieder weekend. Iedereen leeft mee met Bjorg, omdat hij bekend was, omdat hij zo goed was. Maar als in de krant een bericht staat over een jongetje van tien dat onder een tractor terechtkomt, dan is het verdriet minder publiekelijk, maar daarom niet minder groot.”
“Ik zit vooral met een gevoel van machteloosheid, meer dan met boosheid of wat dan ook. Natuurlijk is het onrechtvaardig. Dat het net Bjorg en Stig moest overkomen: twee van de liefste jongens die er zijn. Geen mannen die risico’s namen op de fiets. Er zijn er in het peloton van wie je weet: vroeg of laat gaan ze hard tegen de grond. Stig en Bjorg niet.”
“Een bericht van James Knox viel me op na het overlijden van Bjorg. Hij schreef: Een verschrikkelijke rivaal. Niet te kloppen op de fiets en on¬mogelijk om hem niet sympathiek te vinden.
Zo was het inderdaad: je kon niet kwaad zijn op hem. Zijn verstrooidheid kwam vaak terug in de getuigenissen op de begrafenis en zo kenden wij hem natuurlijk ook. Oei, waar is mijn trolley? Staat die al op de bus of niet? Shit, mijn kousen vergeten. Bij alle renners zeg je dan: Dat is nu al de zo-veelste keer, hoe is dat nu toch mogelijk?
Bij Bjorg ging dat niet. Iedereen dacht altijd: Kom, we gaan je helpen. Ze zal wel iets te groot zijn, maar je mag mijn broek hebben.” (lacht)
“In de Dauphiné was er ook nog zo’n anekdote die Bjorg typeerde: hij was nogal gebeten op die witte trui en wilde na een rit meteen weten hoe hij ervoor stond. Dus toonde ik hem op de bus na de rit meteen de uitslag: Ja, goed, weer een paar seconden uitgelopen. Tien minuten later vroeg ik: Bjorg, mag ik mijn telefoon terug? Die was hij natuurlijk kwijt. (lacht) Ik heb hem toch al teruggegeven? Neen, hij zal in mijn tas zitten. Terwijl hij die helemaal aan het leegmaken was, heeft iemand mijn telefoon teruggevonden ergens op een zetel. Zo ging het altijd.” (lacht)
“Iedereen zag Bjorg graag. Carl Fredrik Hagen, onze neoprof van 27, zei elke koers: Ik rij mij uit de naad voor Bjorg. Omdat hij zag dat Bjorg een betere coureur was en omdat hij het Bjorg gunde dat hij een betere coureur was. Bjorg was enorm goed, maar teerde niet op zijn talent. Greipel had dat ook snel in de gaten. In het begin was het nog onze Matchbox, maar dat werd al snel: Vandaag rijden we voor onze Matchbox.”
Traumapsycholoog
“Hoe ga je als ploeg verder als zoiets is gebeurd? Hoe rij je de Vuelta als je kopman voor de Vuelta er niet meer is? Mijn stelregel is dat ik niemand iets opleg. Iedereen mag zijn zin doen. Er waren renners die de BinckBank Tour niet wilden rijden (Benoot en De Buyst, nvdr.), omdat ze de begrafenis wilden bijwonen. Dat hebben we natuurlijk gerespecteerd.”
“Voor de mensen die wel in de BinckBank waren, hebben we een wake georganiseerd twee dagen voor de start. Ook voor ploegleider Kurt Van De Wouwer was dat belangrijk. Hij kende Bjorg al van bij de opleidingsploeg, ook zijn ouders kende hij goed. Bij de U23 is de band met de ploegleiding veel groter. Die wake heeft iedereen in de BinckBank de kans gegeven om toch zijn medeleven te betuigen.”
“Helaas hebben we ondertussen wat ervaring. Toen Kris Boeckmans zo zwaar viel in de Vuelta, hebben we nog getracht om dat intern op te lossen. Cees Pille – onze toenmalige manager – is naar Spanje gevlogen en onze dokter fungeerde als tussenpersoon voor de mama en de vriendin. Hij mocht het ziekenhuis in, zij niet. Maar het resultaat was dat wij de rest van de Vuelta zonder dokter moesten doorbrengen.”
“Bij Stig hebben we een eerste keer een trauma¬psycholoog ingeschakeld. Nu hebben we dat opnieuw gedaan. Erik de Soir is komen praten met de renners en de staf. Die man heeft een zware job, want ik hoorde dat hij ook werd ingeschakeld bij de dood van de brandweermannen in Beringen. Ik geloof dat elke mens enkele vaste stappen doorloopt bij rouw. Die mensen zorgen ervoor dat het tenminste de juiste stappen zijn.”
“Hun boodschap was twee keer dezelfde: Als je even wil stoppen met koersen, goed. Zeker doen. Maar het leven stopt niet. Koersen is je werk, je passie, het is wat je graag doet. Angst of verdriet kan geen reden zijn om er nu helemaal mee te stoppen. Als een traumapsycholoog die boodschap vertelt, heeft dat een ander gewicht dan als een ploegleider of een manager dat doet.”
“Uiteindelijk heeft de ploeg er zelf voor gekozen om door te rijden in Polen, ook op vraag van de familie. Dan heb je iemand als Jelle Wallays die meteen zegt: Ik wil een rit winnen voor hem. En dan gaat hij zo tekeer dat hij het moet bekopen. Maar zo rijd je het wel van je af. Door te koersen kan je het misschien niet verwerken, maar je werkt tenminste aan het verwerken.”
“Dat was ook iets wat die psychologen vertelden: geef renners zo veel mogelijk concrete doelen. Die polsbandjes die we maakten – Fight for Stig of nu Bjorg #143 ONE TEAM – helpen daar in. Allemaal samen. We hebben whatsapp¬groepen waarin we samen herinneringen kunnen delen.”
“Na het ongeval van Stig was onze eerst volgende wedstrijd een banale kermiskoers. Enfin, Gullegem, de kermiskoers der kermiskoersen. Maar wij zaten daar met Greipel, met Hender¬son, met al onze beste renners. Ik heb hen gezegd: Ik verwacht niks van jullie. Laatste is oké, mee zijn in de ontsnapping is ook oké. Maar het zou niet goed zijn als je binnen twee ronden weer op de bus zit. Dat gaat niemand vooruithelpen. Ze hebben toen allemaal uitgereden. Dat is een eerste stapje.”
“In de voorbije BinckBank Tour hebben we dat ook toegepast: concrete doelen stellen. Jongens, we zijn hier om een klassement te rijden met Tim. Dat gaan we proberen te halen. Je voelt dan bij iedereen de drang om daar voor te gaan, om Bjorg te eren. Tim heeft dan ook nog een rit gewonnen en dat heeft iedereen deugd gedaan in het verwerkingsproces. Tim is een harde in zijn kop, die kan presteren in zulke omstandigheden. In de Vuelta gaan we dat nu ook proberen te doen.”
“De traumapsychologen zeggen ook dat het belangrijk is om zo open mogelijk te communiceren. Daar houden we ons ook aan. Na die val van Stig wilden renners natuurlijk constant weten hoe het ervoor stond. Ik heb altijd zo eerlijk mogelijke updates gegeven.”
Begrafenisstemming vermijden
“Net voor de koers in Gullegem kreeg ik destijds telefoon. Ze hadden net een schedelboring gedaan, omdat de druk op de hersenen te groot begon te worden. Er waren veel mensen die zeiden: Dat ga je de renners toch niet vertellen? Ze gaan niet meer willen starten. Ik heb het wel gedaan, omdat ik het op zich geen slecht nieuws vond en omdat ik vond dat ze dat mochten weten. Volgens mij hebben ze dat geapprecieerd.”
“Vorige week ben ik ook heel duidelijk geweest in de BinckBank Tour. Toen ik aankwam, zaten er enkele renners bij het ontbijt. Ze vertelden dat ze het moeilijk hadden, wat ik natuurlijk begreep. Maar ik heb ook gezegd dat we Bjorg weinig eer betuigden door triestig te zitten doen. Dat hij zelf graag lachte en dat een begrafenisstemming het laatste was wat hij zou willen.”
“Tegelijk heb ik hen bewust ook gezegd: Ik zie jullie graag. In de bespreking heb ik dat op de bus voor de hele ploeg herhaald. Een van hen – ik ga de naam niet noemen – antwoordde: Ik had dat zo graag nog eens tegen Bjorg kunnen zeggen, dat ik hem zo’n toffe gast vond. Dat vond ik heel juist. We moeten veel over de koers praten, maar het menselijke is ook belangrijk. Dat heb ik ondertussen geleerd. Ik vind u nen toffen, we moeten dat veel vaker tegen elkaar zeggen.”