Ik heb overigens nog wel een stukkie over de Zoncolan uit 2014 voor jullie. Enigszins aangepast.
De poort voor de Hel. De laatste beklimming van de 14e rit van de Giro. Een beklimming die we vanwege de zwaarte best wel mythisch mogen noemen. Misschien zelfs wel legendarisch. Sowieso episch. Een van die klimmen waar je geen auto's ziet, slechts motoren. De arme mecaniciens mogen weer achterop de motor met een paar banden om de nek en in de hand. Een van die klimmen, dat als je op de kilometerteller van de renners kijkt, je getallen ziet onder de 10. Een van die klimmen die het wielrennen zo episch maakt en vooral geschikt om eindeloos romantische verhalen over op te hangen. De Zoncolan gaat voor de zesde keer beklommen worden in de Giro. Voor de vijfde keer van de Ovaro-kant, de zwaarste kant.
We zouden het over de overwinningen van Simoni kunnen hebben, of over de zoveelste demonstratie van RoboBasso in 2010, maar mijn gedachten gaan meteen uit naar de voorlaatste keer dat de Zoncolan beklommen werd, in 2011. Etappe 14 van de Giro van 2011, 21 mei. Van Lienz in Oostenrijk naar de Monte Zoncolan. Ik weet het nog als de dag van gisteren. Vermoedelijk omdat ik de beelden ondertussen een keer of 100 heb gezien. Het was een typische Italiaanse dag, vol chaos. Voor de Zoncolan zou eigenlijk ook nog de Monte Crostis beklommen moeten worden. Die werd echter geblokkeerd door een groep boze protestanten. Geen mogelijkheid om daar nog over te gaan, dus de Crostis werd geschrapt. Een opluchting voor de renners, want ook dit is geen misselijke klim, met zijn 17 kilometer aan 8,5% gemiddeld. De kopgroep bestond uit Bram Tankink, Gianluca Brambilla en Matteo Rabottini. De laatste twee waren toentertijd nog vrij onbekend. Tankink dacht zowaar dat hij nog een kans had om te winnen, door het schrappen van de Crostis. Viel uiteindelijk een beetje tegen, want iedere 10 meter verloor hij weer een paar seconden op de achtervolgers. In het peloton viel Joaquim Rodriguez als een van de eerste toppers aan. Purito was toen nog een beetje een lachertje, hij viel altijd aan om vervolgens stil te vallen. Zo ook op de Zoncolan. Op een kilometer op 6 van de streep viel Antón voor de eerste keer aan. Contador ging gelijk mee, met Scarponi. Antón reed door tot hij bij Rodriguez kwam. Daarna viel het een beetje stil, tot in het volgende beeld Antón ineens ribbedebie was. Contador liet volgens sommige mensen lopen, maar daar kan op de Zoncolan eigenlijk geen sprake van zijn, het zal van niet beter kunnen zijn geweest. De Zoncolan is ontzettend eerlijk. Het is ieder voor zich, inhouden of profiteren van andere renners is niet mogelijk. Nog meer Italiaanse chaos volgde: Een opgeblazen motor. Niet veel later kwam er een vent met een biefstuk aan een stokje naast Contador rennen. Nog steeds hardop lachen als ik daaraan terugdenk.
Scarponi blies zichzelf ook op en Nibali kwam uiteindelijk op eigen tempo aansluiten bij Contador. Ondertussen bleef Antón op een meter of 20 van Nibali en Contador fietsen. Leek niet veel, alsof ze 'm ieder moment konden terugpakken. Alleen, 20 meter is op de Zoncolan gewoon een seconde of 10. Zo steil is dat ding. Uiteindelijk begon Antón uit te lopen en werd het duidelijk dat hij ging winnen. In de laatste kilometer probeerde Contador Nibali nog een paar keer te lossen, wat uiteindelijk lukte. In de laatste hectometers werd Bertje luidkeels uitgefloten, waar ik toen ook enorm van kon genieten. Contador was even niet zo populair, omdat hij niet echt stond te juichen om de Crostis te beklimmen, laat staan daar nog naar beneden te moeten. Zijn vervuilde biefstuk hielp natuurlijk ook niet mee. Antón kwam uiteindelijk als eerste over de streep, een halve minuut voor Contador. Hij juichte, zoals hij dat zo mooi kan. Met hoekige armbewegingen, die ik tot in den treure heb geprobeerd na te doen, maar tot op heden is het me nog steeds niet gelukt. Enfin, ik stond een beetje door het huis te springen. Met volle teugen van genoten. Uiteindelijk maar goed ook, want sindsdien is er niet veel meer geweest om voor te juichen.
Voor mij een van de mooiste dingen die ik heb meegemaakt in al die tijd dat ik het wielrennen volg, daarom deze wat uitvoerige terugblik. De Zoncolan heeft een speciaal plekje in mijn hart. Voor een deel natuurlijk om dat mijn favoriete renner hier won, maar bovenal omdat dit ding zo akelig steil is, dat het bijna niet te doen is. Voor mij is dat het mooiste aan wielrennen. Achterlijk steile dingen. Renners die moeite hebben om überhaupt vooruit te komen. Het is eerlijk, want het is onmogelijk om je hier te verstoppen. Als je goed bent eindig je van voren. Ben je slecht, dan eindig je van achteren. Geen tijd voor spelletjes. Zo zou wielrennen altijd moeten zijn. Je kan wel loeren, maar zodra iemand de knuppel in het hoenderhok gooit is al het loeren meteen afgelopen en mag iedereen het zelf uitzoeken. Zo hoort het altijd te zijn.
Althans, dat dacht ik voor de rit in 2014. Die uiteindelijke rit in 2014 viel een tikkeltje tegen. Het was toen niet een beslissende bergrit halverwege de Giro, maar de laatste bergrit. Kan dan nog steeds beslissend zijn, maar in 2014 lag alles al in een plooi. Quintana had de boel al naar zijn hand gezet en dus was er weinig reden om nog hard te koersen, vooral omdat die misvormde capibara weinig eergevoel heeft in z'n flikker en dus de overwinning op de magische Zoncolan liet aan een paar vluchters. Het werd derhalve een strijd tussen de twee sterkste vluchters van die dag, Michael Rogers en Francesco Manuel Bongiorno. Aangezien Rogers een walgelijke renner was stond ik op de banken voor Bongiorno, maar dat liep dramatisch af. Een ietwat overenthousiaste fan probeerde Bongiorno een steuntje in de rug te geven, maar dat ging niet helemaal goed. Bongiorno schoot door dat zetje uit z'n klikpedaal, kwam bijna tot stilstand en Rogers had meteen een paar meter voorsprong. Die voorsprong gaf Teflon Mick niet meer weg, dus kregen we na Simoni, Basso en Anton er een lelijke Australiaan bij op de erelijst. Dat was geen feestje. Gelukkig hebben ze de Zoncolan nu beter geplaatst en is er dus meer kans op een waardige naam. Met waardige naam bedoel ik overigens niet Yaids.
Na dit overgeromantiseerde geneuzel nu maar wat info over de klim zelf. Is dat ding eigenlijk zo episch? Jawel hoor. Het is 10 kilometer klimmen, maar de echte klim is 8,4 kilometer lang. 8,4 kilometer aan 12,5% gemiddeld. Maximale stijgingspercentages van 22%, kilometers waar het niet onder de 15% komt. Nadat de poort naar de hel is gepasseerd krijgen de renners 6 kilometer aan 15% voorgeschoteld. 6 kilometer aan 15%. Ja. Met stukken boven de 20. Ja. De laatste 2 kilometer wordt het iets makkelijker. Iets. Nog steeds gemiddeld 9%, met stukken tot 18%. De Zoncolan is verschrikkelijk. Verschrikkelijk mooi voor ons, verschrikkelijk verschrikkelijk voor de renners. De laatste 500 meter zijn nog even aan 11% gemiddeld, met nog een stukje van 16%. Majestueus. Al neem ik aan dat iedereen ondertussen wel weet dat je beter niet zelf aan dit ding kan beginnen.
Zoncolan (oh Zoncolan)
We gaan natuurlijk weer juichen voor Igor Antón. In 2014 moest hij knechten voor Quintana. Hij bleef als laatste knecht over en mocht een tijdje het tempo bepalen in de groep der favorieten. Nu, weer een paar jaar later, is er helemaal niets meer van hem over. De afgelopen dagen is hij steevast in de laatste groep binnengekomen. Staat inmiddels in het klassement op een plaats die je normaal reserveert voor de Roy Curversjes van deze wereld. Maar, dat is natuurlijk allemaal een vooropgezet plan! Twee weken lang krachten sparen om te winnen op de Zoncolan, natuurlijk! Wat dacht jij dan?
Nee, ik denk het eigenlijk ook niet.
Maarja.
Goed.
Groetjes van Peppi en Kokki!