Op maandag 12 februari 2018 23:51 schreef Handleiding het volgende:Stuk van Thijs Zonneveld in het AD
Schaatsen... zijn we echt zo dominant?
In Sotsji wonnen de Nederlandse schaatsers zoveel dat het bijna belachelijk werd. Maar hoe groot is onze dominantie in het schaatsen nu echt? En hoe zit dat in andere sporten?
THIJS ZONNEVELD
GRAPHIC MARK REIJNTJENS EN BART-JAN DEKKER
En nog maar een keer. Het was op een gegeven moment net liftmuziek. Of het deuntje dat je hoort als je in de wacht staat bij de verzekeringsmaatschappij. De schaatsers, de toeschouwers, de koffiejuffrouw en de Russische beveiligers: na twee weken kon iedereen het volkslied zonder na te denken meezingen. Wil-hel-mus vahàn Nahàssaaaaaaauwe, ben ik van - enzovoorts.
De Nederlandse schaatsers verpulverden de concurrentie vier jaar geleden in Sotsji. Acht van de twaalf gouden medailles waren voor Nederland - en 23 van de 36 medailles in totaal: bijna twee op de drie schaatsmedailles hingen om een Nederlandse nek. Er werd voor geapplaudisseerd en gejuicht, maar het was ook reden voor scepsis. Hoeveel stelden die schaatsmedailles nu eigenlijk voor? Als één klein landje zoveel kon winnen, dan moest het wel een klein sportje zijn.
Dat is deels waar. Schaatsen ís geen grote mondiale sport. En Nederland heeft een voorsprong qua cultuur en structuur. Ter vergelijking: in de Verenigde Staten zijn twee ijsbanen van 400 meter, in Nederland zeventien. Bovendien is er in Nederland een systeem waarin verschillende profploegen tegen elkaar opboksen en elkaar beter maken; dat is in geen enkel ander land het geval. Maar het is veel te makkelijk om het Nederlandse schaatssucces maar te bagatelliseren. Ja, het is een kleine sport. En ja, we winnen een hoop. Maar dat is lang niet altijd zo geweest.
Onderzoek
Een Amerikaanse historicus (Chris Gehrz) zocht voor zijn blog uit hoe groot de dominantie van landen in olympische sporten is. Per onderdeel beloonde hij goud met drie punten, zilver met twee punten en brons met één punt - daarna rekende hij uit welk percentage van die punten door één land werd gepakt. In het schaatsen blijkt Nederland inderdaad het meest dominante land te zijn, maar lang niet zo overdreven als uit het laatste olympisch toernooi blijkt. Nederland behaalde in de geschiedenis van de Olympische Spelen 19,6 procent van de medaillepunten. Ter vergelijking: in Sotsji was dat 78,3 procent. Het is de bevestiging van wat we eigenlijk al wisten: Sotsji was een uitschieter. Alles lukte, ieder kwartje viel goed. Dat zal niet snel nog een keer gebeuren.
Maar interessanter is dat er in het schaatsen bepaald geen unieke situatie heerst. In andere wintersporten is de dominantie van één land veel groter. Maar liefst veertien wintersporten hebben een grotere dominantie van één land dan het schaatsen - zie de kaart hierboven. Zo wint Canada heel vaak met curling, freestyleskiën en ijshockey. De Russen pakken de meeste medailles bij kunstschaatsen en biatlon. De Amerikanen domineren het skeleton en het snowboarden. De Noren blazen de rest weg bij het skispringen en de noordse combinatie. De Oostenrijkers doen het bij het skiën. En de Duitsers spannen de kroon bij het bobsleeën, maar vooral bij het rodelen. In de geschiedenis van de Spelen pakte Duitsland (Oost en West gecombineerd) maar liefst 62,1 procent van de medaillepunten in die discipline. Met andere woorden: de dominantie van Duitsland bij het rodelen is door de jaren heen meer dan drie keer zo groot als de dominantie van Nederland bij het schaatsen.
Zomerspelen
Ja, schaatsen is een kleine sport. Maar dat zijn vrijwel álle wintersporten. Ze zijn per definitie gebonden aan geologische factoren (bergen, sneeuw, ijs) en daarom vallen sporters uit veel landen bij voorbaat al af.
Maar er zijn óók genoeg sporten te vinden bij de Zomerspelen die door één land worden gedomineerd. Zoals boogschieten - waar Zuid-Korea 46 procent van de beschikbare medaillepunten pakt. Zoals badminton, waar grofweg de helft van de olympische plakken naar China gaat. Maar dat haalt het nog niet bij tafeltennis: dat is een Chinees onderonsje - 67 procent van de medaillepunten zijn voor China. Trouwens, Michael Phelps heeft in zijn uppie meer gouden medailles gewonnen (23) dan alle Nederlandse schaatsmannen bij elkaar. Over dominantie gesproken.
O ja. Nog één dingetje. Bij het langebaanschaatsen zijn in absolute zin wel veel medailles te halen. In Pyeongchang maar liefst 42 in totaal. Dat is nogal veel, zeker als je het vergelijkt met een sport als ijshockey - waar zes medailles worden verdeeld.
Als je dan tóch in een sport domineert, dan kun je dat maar het beste doen in een sport waarin je vaak kunt juichen.
Wel zo handig voor het medailleklassement.