quote:
De middelvinger
COLUMN NICO DIJKSHOORN
Over twee maanden zit Wesley Sneijder tegenover Hans van Breukelen, de nieuwe technisch directeur van de KNVB. ‘Wesley, ga nu eens op die stoel staan en doe je schoenen om je handen. Ja, goed zo. Vertel me eens wat je nu voelt. Lekker, hè? Voel je de grond? Voel je hoe groot je eigenlijk bent? Zeg het me maar na:
Ik ben 1 meter 96. Harder graag. Schreeuw het maar. Ik ben 1 meter 96! Spring maar op je stoel.
Goed zo. Dat wil ik zien. Jij bent 1 meter 96 als jij dat wilt.’
Een normaal mens zou dan zeggen: Ja, maar ik sta op een stoel, Hans. Zullen we het over voetbal hebben? Maar dat is helemaal niet de bedoeling van de KNVB. Met de aanstelling van Hans van Breukelen is heel duidelijk gekozen voor de zweverige motivatielijn. Hans van Breukelen, ooit keeper, is in het dagelijks leven spreker op congressen. Hij leert medewerkers van een fietsfabriek samen een mooie fiets te maken. ‘Jij daar, op rij drie. Wat maak jij? Jij maakt het voorwiel. En dat voorwiel, hoe krijgt dat zijn kracht? Door de spaken. Goed zo. En wat gebeurt er nou als je één zo’n spaak ertussenuit haalt? Precies. Dan is dat wiel zwakker geworden.’
Uitgerekend zo’n schmierende clown aanstellen als technisch directeur getuigt van een diepe minachting
Dat charlatans als Van Breukelen met dit soort uitgekiend motivatiegelul, en zwaar leunend op een ooit in het verleden gewonnen prijs, goud geld verdient, is hem van harte gegund. Als bedrijven hem twintig minuten tegen een vergoeding van tweeduizend euro voor een zaal vol vorkheftruckchauffeurs laten praten over die tragische fase in zijn leven dat hij zelfmoord overwoog omdat hij een bal op een polletje liet stuiten, dan vind ik dat prima. Zo werkt dat in de congreswereld. Ik heb mensen een maandsalaris zien verdienen met het strooien van zand in de vorm van het bedrijfslogo. Ikzelf verdien een maandsalaris met een niet rijmend gedicht. Allemaal niet erg. Of wel. Maar als de KNVB zo iemand aanstelt om het technisch beleid uit te stippelen, dan kunnen we spreken van alarmfase rood. Waar de KNVB in deze fase juist meer dan ooit behoefte aan heeft, is een no-nonsense manager en een buitenlandse trainer. Twee mannen die niet erfelijk belast zijn met al dat Nederlandse gekonkel van de de laatste jaren. Een goede Chileense coach graag! Een coach die alle verdedigers een hand moet geven omdat hij er geen een kent. Heerlijk zou dat zijn, een onbevangen blik.
En als technisch directeur hadden ze niet moeten kiezen voor iemand die een rond brilletje is gaan dragen om zijn woordenschat te camoufleren, maar voor een oud-voetballer met humor en zelfspot. Wim Rijsbergen of John Rep zouden prima keuzes zijn geweest. Mannen die verstand hebben van voetbal en de keiharde, ruige voetballol. Dus niet Hans van Breukelen, die tijdens zijn carrière elke zondag met twee halve sokken in zijn handen zat. Doorgeknipt door een teamgenoot. De KNVB heeft een technisch directeur aangesteld die na iedere wedstrijd zijn haar stond te wassen met de urine van een van zijn collega’s.
Het heeft iets vreselijk treurigs, dat uitgerekend het grootste lulletje rozenwater in de Nederlandse sportgeschiedenis is aangesteld om van het Nederlands elftal weer een team te maken. Ik zou mij als prof zwaar beledigd voelen door deze aanstelling. Laat ik de inmiddels bekende Rinus Israël-proef er maar weer eens op loslaten. Die zet meteen alles in perspectief. Rinus tegenover Hans van Breukelen. Hans:
‘Rinus, ik wil graag dat je denkt aan een voorwerp waar je heel gelukkig van wordt.’ Rinus:
‘Een graspolletje en jouw jankhoofd.’ Hans:
‘Nee, je mag maar één ding kiezen. Denk aan dat ene voorwerp waar jij heel blij van wordt.’ Rinus: ‘Maakt me niet uit wat, als het maar in jouw reet past.’ Hans: ‘Even opnieuw, Rinus. Kijk me eens recht aan en vertel me wat je ziet.’ Rinus: ‘Een trein en langs de rails iemand in zijn korte broek die niet durft te springen.’
Het verdrietige is dat de werkelijkheid niet veel zal verschillen van wat ik hier in deze column verzin. Het gaat gewoon gebeuren, dat weten we nu al zeker: Dick Advocaat en Marco van Basten die moeten luisteren naar een driftig met zijn armen zwaaiende Hans van Breukelen. En hoe hard ze hem ook zullen aanpakken, hoe hard ze hem ook gaan uitlachen, het zal geen enkel effect hebben. Zo werkt dat namelijk bij zelfverklaarde gebedsgenezers en teamkneders: ze hebben altijd gelijk. Kritiek en spot wordt altijd op dezelfde manier gepareerd.
Dick Advocaat kan bijvoorbeeld tegen Hans zeggen: ‘Zeg, schoolmeester Horlepiep, met je Staphorst-hoofd, ga jij mij vertellen hoe ik met een team moet werken? Ik voetbalde al toen jij voor de eerste keer zaad in je eigen keepershandschoen spoot. Toen ik voetbalde, had jij nog nergens haar. Gaan we even normaal doen, zeepkistschreeuwer?’ Hans zal daar alleen maar op antwoorden: ‘Voel je die woede, Dick? Ga maar door. Zullen we samen huilen?’ Het is vooral de onophoudelijke zendingsdrang van figuren als Hans van Breukelen die mij razend maakt. Hans was een keeper die altijd uit was op conflicten. Een zenuwlijder die in de halve finale in 1988 een collega-voetballer toebeet dat hij kon sterven. Hans van Breukelen was een jaar lang radeloos door een lullig tegendoelpunt. Hij stond te boek als een intellectueel omdat hij, met behulp van Jan Reker, kon onthouden welke speler in welke hoek zijn strafschop nam. Totdat Hans, in al zijn ijdelheid, dit geheim verklapte en die tactiek op slag zinloos was.
Hans van Breukelen werd een meelijwekkend persoon, die zijn leven weer op de rails kreeg door Ratelband-achtig te brallen op feesten en partijen. Heel Nederland loopt vol met dit soort variété-artiesten. Leven en laten leven. Maar om nu uitgerekend zo’n schmierende clown aan te stellen als technisch directeur getuigt van een diepe minachting. De KNVB beoogt maar één doel met deze benoeming: heel Nederland de middelvinger geven