Even iets anders, ik heb hulp nodig, denk ik. Zojuist was ik even de reacties op de persconferentie van meneer Raonic aan het lezen, inzake zijn verliespartij tegen meneer Nishikori, niet al te lang geleden in New York - u weet wel, de US Open (tennis). Daar schreef iemand 'Statistically, you know it's impossible to win every match...' Daar klopt natuurlijk geen reet van. Dat wil zeggen: dat is - statistisch gezien - helemaal niet onmogelijk. Als je daar al uitspraken over wil doen, met betrekking tot de statistiek, dan lijkt me het beste om te zeggen dat het hoogst onwaarschijnlijk is.
Allemaal niet zo interessant natuurlijk, wat het lezen daarvan met mij doet wellicht wel. Dat wekt wel zo'n woede in mij op, zo'n vreselijke nijd en haat, die ik dan weer onderdrukken moet omdat ik helaas begrijp dat er maar weinig mensen begrip voor zullen hebben als ik enkele glazen tegen de muur zou smijten waarbij ik: 'Godsallejezus' uitkerm omdat iemand op een internetpagina aan meneer Raonic geschreven heeft dat hij weet dat het statistisch gezien onmogelijk is elke wedstrijd te winnen. Waar laat ik die woede? Daar heb ik jullie hulp bij nodig.
Een vergelijkbaar probleem: gisteren zat ik met een vriendin op een terras in Haarlem cappuccino te drinken (eigenlijk was het in Den Haag en dronken we bier, maar dat doet er niet toe). Zij ging die avond bij een vriendin van haar eten die ik slechts een enkele keer heb ontmoet toen ze bij haar thuiskwam om daar, onder andere, haar pot vol te schijten. Daar kwam wel zulke verschrikkelijke stank vanaf, dat ik sindsdien niet alleen grote waardering en bewondering voor haar heb - je moet het maar kunnen - maar me ook zorgen maak dat ze weleens darmkanker of een andere verschrikkelijke ziekte zou kunnen hebben. Dat heb ik toen opgemerkt. Dat heb ik schijnbaar eens eerder gedaan, want toen ik weer over die kak van haar begon zei die vriendin van me: 'Niet weer hè.'
Zij heeft nogal een lage tolerantie voor stront, zeker de stront die uit de kont van haar vriendin gekakt wordt, schijnbaar is dat een onderwerp wat ik niet aan had mogen roeren, want ze werd er werkelijk chagrijnig van. Hoe chagrijniger zij werd, hoe vrolijker ik - zo werkt dat nu eenmaal - zodoende dat ik daar nog een hele tijd op heb door zitten hameren. Uiteindelijk liep het tegen zessen en vertrok ze met een werkelijk zwaar gemoed, op naar die schijtmolen, om daar een hapje te eten. Die vraagt haar natuurlijk: 'Wat is er? Waarom ben je zo chagrijnig?', waarop zij dan moeilijk kan zeggen: 'Weet je nog die ene keer dat je mijn pot volgescheten had?', want daar praten ze schijnbaar niet over. 'Ach, het is niets, het is niets.', zegt ze daarentegen, maar ondertussen precies dezelfde haat en nijd als ik jegens 'Statistically, you know it's impossible to win every match...' Wat te doen? Goede raad is duur.
"It's one-on-one out there, man. There ain't no hiding. I can't pass the ball."