A Wonderful Christmas Time
Voor de spiegel sta ik mezelf te bekijken, ik ben naakt, en ik denk na over de feestelijke kerstavond die komen gaat, want het wordt, naar mijn verwachting, er een om nooit te vergeten, omdat ik - nu dan toch eindelijk - mijn Grote Liefde de liefde ga verklaren. Het gereedschap dat ik daarbij ga gebruiken is een vlijmscherp keukenmes, want zij is namelijk niet ‘op mij’. Enige dwang is mijn laatste redmiddel. Ik weet precies hoe ik het ga aanpakken, het plan heeft zich al duizend keer voor mijn geestesoog voltrokken. Ik grijp het mes vast en zet het aan mijn keel, mijn hoofd gooi ik daarbij naar achter, alsof er aan mijn haren wordt getrokken. Ik zie hoe mijn ogen de duivel in mij verraden, het is een mengeling van haat (door al haar afwijzingen ontwijfelbaar, op mijn subtiele hints) en geilheid (door haar pronte borstjes natuurlijk). This time you ‘ll be mine zeg ik theatraal, met een nog veel theatralere bulderlach erop volgend. Het mooie is, is dat ik na mijn daad voorgoed van haar verlost ben.
Ik trek mijn pak aan, betracht het met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te doen, zodat het kleinste vouwtje dat ik kan ontdekken onmiddellijk kan worden gladgestreken. Als laatste komt de strik. Perfect!
Om 19.00 uur stipt zit ik in mijn auto. Ik trek de rits open van de sporttas, die naast mij staat geposteerd op de bijrijdersstoel, ik haal er het keukenmes en de blinddoek uit, die ik in het dashboardkastje leg. De zenuwen gieren door mijn keel. Ik besluit eerst nog terug naar binnen te lopen, om een ferme slok whisky achterover te slaan. Een warme golf stroomt spoedig door mijn lichaam, niet in de laatste plaats bij mijn pik, die ik, door mijn hand in mijn broek te stoppen, ook nog even goedleg.
*****
Ik druk op de bel, de gastvrouw treedt mij allervriendelijkst tegemoet, verzoekt me binnen te komen. Ik geef haar mijn lach, stap over de drempel, veeg zorgvuldig mijn voeten. Als een roofdier zoek ik naar mijn prooi. Daar staat ze, Helene, mooier dan ooit, met een vriendin te praten. Achteloos beweeg ik me haar richting op, luister het gesprek af, ze hebben het over de nieuwe wintermode. Haar man vermaakt zich met Bert, de voorzitter van onze vereniging.
Tijdens het diner vliegen de oh’s en ah’s de gastvrouw om de oren, want wat is er lekker gekookt. Ik vang her en der op van wat men zegt. Helene zit schuin tegenover mij, ik kan haar goed bespieden. Ze kijkt een paar keer terug, geeft me kort een glimlach, uit beleefdheid zal het zijn, vervolgt haar gesprek met Femke. Als het clubje na de koffie in groepjes uiteenvalt, en zij even geen aanspraak lijkt te hebben, grijp ik mijn kans, knoop een gesprek aan, vraag haar mee te komen, heb een verrassing voor haar, beloof dat ze het geweldig gaat vinden. Terwijl we de huiskamer uitlopen, kijkt haar man een keer achterdochtig onze richting op, even heb ik de angst dat hij ons gaat volgen, maar dat blijkt niet het geval, hij houdt stil bij de dranktafel. Ze is verbaasd dat ik haar mee naar buiten vraag, echter volgt ze gedwee mijn bevelen op, omdat ze, naar ze zegt, nieuwsgierig van aard is. Ik laat haar de blinddoek omdoen, pak haar hand, en laat haar volgen. We lopen een eindje op, tot bij de bosjes in het park. ‘Doe maar af’, zeg ik. Ze kijkt me met grote ogen aan. Vlak bij haar keel houd ik het mes. ‘Als je tegenstribbelt ben je er geweest’, stamel ik, die zijn zenuwen weer eens niet de baas is. Ze reageert: ‘luister, ik ben al zolang verliefd op je, kus me, en neem me, neem me nu.’ Ik kan mijn oren niet geloven. Van alles wat ik verwacht had, was dit het laatste, ik bedoel ze had er al zo vaak blijk van gegeven, me niet te zien staan. Het moment is magisch. Ik laat een traan vallen van blijdschap, blijf haar aanstaren. Ik zeg: ‘Wil je…?’ Ze legt haar vinger op mijn lippen. ‘Stil nu.’ Ze heeft de regie in handen genomen, ik sta het allemaal toe. Het mes laat ik uit mijn handen vallen, komt met een klap op de grond neer, ze drukt haar lippen op die van mij, onze vingers verstrengelen zich. Daarna een kort ogenblik van verwijdering, als zij haar rok laat zakken, en ik mijn pantalon omlaag trek. Ik kom in haar, ik fluister in haar oor, dat ik van haar houd, zij kreunt slechts. Bij mijn laatste stoot, trek ik mijn piemel terug, besproei haar rokje, en dan gebeurt het, ze raapt het mes op, ze steekt me in mijn buik, het mes zit er gelijk diep in, ze draait er een aantal malen mee, ik bloed als een rund, mijn ogen puilen uit mijn kassen, ik val achterover. Ze kijkt op me neer. ‘Eindelijk ben ik van je bevrijd’, zijn de laatste woorden die ik opvang, voor mijn dood.
******
Op het feest gaat Helene recht op haar man af. Ze geeft hem een zoen. Hij vraagt wantrouwend: ‘Waar zat je al die tijd?’ Ze zegt: ‘De wc. Excuus. Ik denk dat het de kreeft is geweest, liefje, die mijn maag van slag bracht.’