quote:
Dat gaat zo:
![Coagulation_cascade.png]()
Tijdens dit proces vermindert de vloeibaarheid van het bloed tot er uiteindelijk een stolsel gevormd wordt. Als eerste stap wordt de stof protrombineactivator gevormd. Deze stof zorgt ervoor dat protrombine, dat zich in het bloedplasma bevindt, omgevormd wordt tot het actieve trombine. Op zijn beurt katalyseert trombine de vorming van fibrinedraden uit fibrinogeen. Deze fibrinedraden dichten de vaatbeschadiging tot het vat definitief gerepareerd kan worden. Deze voorstelling is slechts zeer beperkt gehouden. In realiteit spelen er meer dan dertig substanties een rol bij bloedstolling. Stoffen die de bloedstolling stimuleren worden procoagulantia genoemd. Stoffen die de bloedstolling tegengaan worden anticoagulantia genoemd. Of het bloed al dan niet stolt hangt af van de balans tussen beide factoren. Onder normale omstandigheden helt de balans over naar de anticoagulantia zodat het bloed vloeibaar wordt gehouden. Hoe het hierboven geschetste proces plaatsvindt wordt onderstaand meer gedetailleerd besproken.
De stolling kan op twee manieren plaatsvinden:
Intrinsiek: dit is een proces dat in het laboratorium waargenomen wordt en is daarmee een goede maat voor de functionaliteit van de stolling in het lichaam. In het lichaam heeft de intrinsieke route een versterkende werking op de extrinsieke route;
Extrinsiek: hierbij wordt, onder invloed van weefselfactor dat uitgescheiden wordt door beschadigde cellen, de stolling geactiveerd. In het lichaam wordt de bloedstolling geïnitieerd door de extrinsieke route. De uitgescheiden weefselfactor noemt men Tissue Factor (TF), factor III of weefseltromboplastine.
Hieronder worden beide routes kort toegelicht. In de intrinsieke route start de stollingscascade bij Factor XII (FXII). Dit molecuul bindt aan negatief geladen oppervlaktes zoals kaoline, elaginezuur en dextraansulfaat. FXII wordt hierdoor geactiveerd tot FXIIa. FXIIa activeert vervolgens FXI tot FXIa. FXIa gaat vervolgens een complex aan met andere moleculen en dit complex activeert FIX tot FIXa. Factor IXa activeert in complex met FVIIIa, calcium en fosfolipiden, FX tot FXa. FXa activeert in complex met FVa, calcium en fosfolipiden protrombine tot trombine. Het trombine zet fibrinogeen om in fibrinemonomeren en deze monomeren polymeriseren tot een groot netwerk (het stolsel).
In de extrinsieke route komt Tissue Factor (TF) vrij uit de beschadigde endotheelcellen. TF bindt aan FVII en vormen samen een complex. Dit complex kan FX activeren tot FXa. FXa vormt samen met FVa, calcium en fosfolipiden een complex. Op dit punt komen de extrinsieke en intrinsieke route samen. Het FXa-FVa-calcium-fosfolipiden complex zet namelijk protrombine om in trombine. De route verloopt dan verder zoals beschreven onder de intrinsieke route.
Zowel de intrinsieke als de extrinsieke weg komen uiteindelijk uit bij FX. Vanaf hier vindt een gemeenschappelijk proces plaats waarbij FX met FV, calciumionen en fosfolipiden het protrombineactivator vormt. Deze stof katalyseert de omvorming van het inactieve protrombine naar het actieve trombine. Trombine zorgt er weer voor dat fibrinogeen omgezet kan worden naar fibrine. Fibrine-eiwitten plakken aan elkaar tot draden en hechten zich ook aan de wondranden. Dit vindt plaats mede doordat trombine voor de activatie van factor XIII (= fibrine stabiliserende factor) zorgt waardoor het geheel stevig samengekleefd wordt. Bloedcellen worden in dit netwerk gevangen. Vervolgens krimpt het fibrinenetwerk, waardoor de wondranden naar elkaar toegetrokken worden en de bloedcellen klem worden gezet. Dit samentrekken vindt plaats onder invloed van de contractiele eiwitten actine en myosine die aanwezig zijn in de bloedplaatjes (analoog aan het samentrekken van een spiercel, waar actine en myosine ook aanwezig zijn). Tijdens dit proces wordt de vaatwand verder gerepareerd door vrijgifte van de platelet-derived growth factor (PDGF) door de bloedplaatjes. Deze groeifactor zorgt voor verdere reparatie van de vaatwand.