Over de enorme invloed van de oorlog op zijn ideeën in De tranen der acacia's, Ik heb altijd gelijk en Herinneringen van een engelbewaarder:
( Brief aan Van Straaten)
"Niemand beseft denk ik dat de meidagen van 1940 mij nog altijd met een grote , onverteerbare verbittering - de verbittering van de machteloze- vervullen. Er gaat geen dag voorbij dat ik er niet eenmaal of meermalen aan denk en me in wraakzuchtige fantasieën verlies.
In de meidagen is Nederland toch voorgoed ten gronde gegaan, al is het effect pas aan het eind van de jaren zestig tot zijn recht gekomen, toen de kerken leegliepen, de verzuiling verdween, net als het gevoel van mijn en dijn, je overal hardop vieze woorden mocht zeggen , het huwelijk niet meer telde, en je alleen maar boekjes mag schrijven, waarin betoogd wordt dat wij in Indië als barbaren zijn opgetreden en alles verkeerd hebben gedaan. (Kan zijn. Hadden we dat niet gedaan, dan waren we het nu even goed kwijt.)
Nederland is voor schrijvers een belabberde bodem om uit voort te komen, dat was het toch al, en dan kreeg het ook nog in vijf dagen zo'n geweldige klap, nooit meegemaakt, nooit gewroken.
De Gaulle maakt voor Frankrijk tenminste nog een beetje goed.....
Minister kon iedere debiel in London worden, die de goede relaties had.
Ze konden niet eens aan een Nederlander die in een concentratiekamp zat een Rode Kruis pakketje sturen, als enige van alle landen die onderdanen in de kampen had. Zo'n land is toch geen ' vaderland'.
[ Bericht 0% gewijzigd door GeorgKacher op 14-01-2014 22:11:06 ]