Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming.
Jakobus 1:2-4
Dinsdagnacht, 2 oktober. We waren in de sociëteit vanavond. Ik wou het tegen Mark over een vrouw hebben, maar daar is hij allergisch voor. 'Het is altijd hetzelfde verhaal,' zei hij. Ik kies er liever voor om iets te voelen dan om niets te voelen, zoals jij, zei ik. 'Je bent verslaafd aan verliezen,' zei hij.
Misschien had Mark een punt, want ik gooi veel geld in gokautomaten. Met elke druk op de knop giert de spanning door me heen en toch - sommige mensen snappen dat gewoon niet. 'Daarnaast heb ik het idee dat je aftakelt,' zei Mark. Ik keek naar degene die het zei: een klein zenuwachtig mannetje in een goedkoop, verkreukeld pak.
Zoveel vinnigheid, daar kun je je toch niet populair mee maken, dacht ik. Veel vrienden heeft Mark ook niet; hij vindt iedereen dom. Niet dat hij dat zegt, zoiets spreekt hij niet uit, hij twijfelt er zelfs aan; toch moet hij het aan het eind van elke dag concluderen.
Ik vroeg hem wat hij bedoelde, en hij zei dat op een gegeven moment mensen geen zin meer hebben om dingen met je te bespreken. 'Denk je wel eens na over de fouten in je eigen karakter?' vroeg ik. Hij zei dat ik eens normaal moest doen.
Graag op anoniem