abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_120011700
121205_332000_SpannendeKerstTopicHeader2.png?rand=1907223

Alle inzendingen voor de kerstverhalenwedstrijd 2012 worden in dit topic geplaatst. Eenmaal geplaatst kunnen de inzendingen in principe niet meer worden aangepast.

Wil je zelf ook meedoen met de wedstrijd? Kijk dan hier voor meer informatie.
pi_120247989
Eenzaam geluk

Langzaam drongen de doffe klanken van kerstmuziek als een zwierige balk gevuld met muzieknoten
door tot aan het diepste van zijn gehoor. “Dit kan geen toeval meer zijn” dacht hij bij zichzelf toen hij
zijn neus over één van de rotte vochtige met mos en sneeuw bedekte houten balken probeerde heen
te duwen. Tevergeefs probeerde hij een glimp op te vangen van wat zich daar in die kamer af zou
kunnen spelen terwijl hij met alle kracht die hij in zijn tenen bezat zichzelf overeind probeerde te
houden op een uitstekende richel in de muur van de oude donkere villa. Sinds jaren een villa zoals je
deze enkel tegen zou komen in spannende boeken over boze heksen en tovenaars. Maar deze keer
was het echt en iedereen wist precies wie daar woonde en wat zich daar had afgespeeld.

Hij was geliefd in het dorp en iedereen hield van de arts waar iedereen altijd bij terecht kon, net als
hoe geliefd zijn prachtige vrouw was die met haar viool een ieders adem deed verstokken wanneer
ze ieder weekend langskwam in het verzorgingshuis aan de rand van het dorp. Soms hielp ze haar
man in de kliniek door een zachte hand op iemands voorhoofd te leggen en met haar tedere stem en
lieve blik de laatste momenten van een eenzame patiënt tot een kalme en rustige weg heen te doen
bevaren. Ze zouden kinderen krijgen, ze zouden oud worden, ze zouden gelukkig sterven, enkel hun
eigen perfectionisme drukte een grens in hun oneindige geluk dat nog liggend aan hun voeten zo
gelukkig door ze werd geleefd. Eerste kerstdag 1953, de droom van een jonge arts raakte vervlogen
tot een bitterkoude illusie toen enkele dorpelingen een levenloos lichaam uit een achter de villa
gelegen meertje wisten te trekken, haar buik iets wat gezwollen na 6 maanden de dracht van een
kindje en haar vingertoppen voorzien van een dun laagje eelt.

Zijn tenen hielden het nu echt niet meer en hij gleed met een harde klap van de richel en kwam met
een doffe dreun in het bevroren gras terecht. Even hapte hij naar adem maar deed snel zijn handen
voor zijn mond en keek schichtig naar de zware ijken houten deur voorzien van een klein stoffig
raampje dat net iets meer beslagen leek te zijn dan andere avonden. Eigenlijk was hij stiekem nog
steeds een beetje bang voor de eenzame kluizenaar die zich ieder jaar tijdens de feestdagen volledig
afzonderde van het dorp en zichzelf opsloot in zijn door de jaren heen steeds verder vervallen villa.
Zijn ouders hadden hem verteld over de arts, het ongeluk en over de jaren daarna, het sprak ieder
kind in het dorp tot zijn verbeelding. Geregeld zagen ze de lange man voorzien van een geruite
stoffige grijze hoed en een onverzorgde halflange baard die de contouren van zijn eens zo gave
gezicht volledig deden wegvallen over straat lopen op weg naar de bibliotheek of de supermarkt.
Maar in December, nooit…

Het kon niet anders, hij wist het nu echt zeker. Hij stond op en rende zo hard hij kon over het grote
ongemaaide grasveld dat als een koude bevroren zee van grauw groene rotsen het terrein van de
villa afbakende. Een gevoel van trots en euforie deed zijn hard nog harder kloppen terwijl hij rennend
richting het dorp dacht aan wat hij altijd al wist. Hij moest het vertellen aan al zijn vrienden en aan
zijn ouders!….. plotseling stopte hij. “Wat ik nu weet, hoeft niemand anders te weten” dacht hij.
Jarenlang was hij geïntrigeerd geweest door de ietwat mysterieuze kluizenaar die tijdens de
feestdagen volledig verscholen ging achter de grote muren en hoge bomen van zijn terrein.
Sneeuwvlokjes vielen op zijn warme gezicht terwijl hij met een kleine zelfvoldane glimlach richting
het dorpsplein liep. Het was kerstavond en op het plein zong een koortje en er werden kerstkransjes
uitgedeeld. Met een kop warme chocolade in zijn inmiddels ijzige handen drongen de klanken van het
koortje maar vaag tot hem door terwijl hij dacht aan wat er tijdens kerst in de mysterieuze oude villa
gebeurde. Een man die huilt, een man die rouwt, maar vooral een man die op zijn eigen mooie manier
kerst viert.

[ Bericht 0% gewijzigd door DaMart op 13-12-2012 06:04:31 ]
pi_120248077
Kerstclown

Vanuit mijn slaapkamer kijk ik er precies op als ik een beetje mijn best doe. Daar in de verte ligt 'ie,
de rotonde. De rotonde met vier afslagen, waarvan er nog maar twee in gebruik zijn, de rotonde
waar je enkel rechtdoor of terug kan. De rotonde die bij vlagen het enige bewijs levert dat er in de
buurt nog leven is en de wereld nog niet is vergaan.
Tussen de bomen door kan ik hem vanuit het grote raam in de slaapkamer net aan zien, de rotonde
zonder functie zo leek het, maar voor de mensen die verkeerd rijden of denken dat er aan deze
kant van de rotonde wat te beleven valt, functioneert het als een handig keerpunt. Een keerpunt
waar je niet hoeft te keren maar gewoon een rondje kunt rijden, keren zonder dat je het merkt dus.
Een clown houdt de wacht en lacht blij naar elke auto die mijn kant op rijdt. Vanuit het midden van
de rotonde lacht hij ze toe, maar zodra ze op de rotonde zijn lacht hij niet meer naar ze, en zien
de onbedoelde bezoekers dat de clown al jaren geen clown meer is. Zijn arm is afgebroken en de
kleuren zijn grauw. Nee, met deze clown kun je niet meer lachen.
Mij zien ze niet. Ze kunnen me wel zien, maar we zijn gescheiden door bomen, heel veel bomen. En
door een sloot die je over moet steken met een boot, een boot waarvan ik de enige ben die hem kan
vinden. Het is hier zo'n bende dat niemand een bootje verwacht waar ze hem moeten verwachten
- als er hier al iemand komt. Jaren geleden ben ik hierheen verhuisd. Ik trok het niet meer. Hiervoor
leefde ik in de stad. Of beter gezegd: hiervoor werd ik geleefd, in de stad. Elke dag was een kopie
van de vorige en een blauwdruk voor de volgende. Een agendaleven noem ik het nu; je moest in je
agenda kijken om te zien welke dag het was. Nu leef ik niet meer met klokken of kalenders, en dat
bevalt me prima. Elke dag is anders. Omdat je geen dagnummering meer hebt is je referentie weg,
en dat brengt de verplichting om dagen dan maar anders te kenmerken met gebeurtenissen van
die dag, waardoor je in elke dag iets anders ziet waaraan je die dag kunt herinneren, en daardoor
ook veel meer dagelijkse bezigheden gaat waarderen. Om die reden is mijn tijdsbesef ook helemaal
verdwenen, ik heb geen idee welke dag het vandaag is. Ongeveer kan ik het wel schatten hoor. Ik
zit hier midden in de natuur, dus elke verandering merk ik meteen op, waardoor je aan de bomen
en het gedrag van de dieren wel ongeveer kan zien welke tijd van het jaar het moet zijn, en met
behulp van de stand van de zon kun je dat helemaal vrij nauwkeurig inschatten. Nauwkeurig genoeg
in ieder geval. Het maakt me niks uit of het zomer of winter is, het leven verandert er niet door, en
de werkelijke seizoenen laten zich niet begrenzen door onze seizoensmomenten. Ik jaag als er wat
te jagen valt, ik gebruik mijn voorraad als dat niet het geval is, en luister muziek, ga verder met mijn
schilderij, of lees een boek tot er wel wat te jagen valt.
Gisteren sneeuwde het, geen tijd om te jagen dus. De dieren verbergen zich. Vogels komen wel
tevoorschijn en worden slomer, maar uit principe schiet ik geen dieren op zulke slechte dagen. Ik
weet eigenlijk niet waarom, het zal iets te maken hebben dat je zelf ook tevreden wil sterven, op een
mooie dag. Om die reden ben ik maar verder gegaan met mijn schilderij.
Ik maak een rotonde, een rotonde met vier afslagen, die alle vier in gebruik zijn. Een rotonde met
een clown in het midden, een clown met twee armen en een helrode neus. Lachende mensen en
toeterende auto's. En met mezelf, om te kijken hoe de mensen zullen reageren. Ik zit op de stoep
naast de afslag, oude kleren heb ik aan. Ik ben dakloos zoals dat heet, en heb dat op een bordje
geschreven en die naast me neer gezet. Geen plek om te slapen, maar dat zijn zorgen van de nacht.
Auto's rijden rond en rond, afslag één en drie worden ook gebruikt. Iemand loopt naar me toe, wat
zal hij doen? Loopt hij door of geeft hij me wat? Leeft hij zijn eigen kalenderleven of deelt hij wat
met het mijne? Ik ben de enige die weet wat er speelt, de enige die alleen gelaten wordt. Ik ben de
schilder, ik ben de schepper. Ik bepaal wat hij zal doen, al zal hij dat nooit zo ervaren. Raar is dat.
In de verte hoor ik een claxon, nu echt. Ik haast me naar boven en kijk door het raam. De clown lacht
weer iemand tegemoet, een grijze auto. Een ree sprint weg, de auto trekt op, richting de clown.
Muziek komt me tegemoet, muziek over bellen en sneeuw, over vrede en liefde. Ze komen me
bekend in de oren, ik herinner de liedjes uit mijn eigen kalenderleven. De auto remt af, de muziek
wordt luider want de deur gaat open. Een meisje stapt uit, ze heeft wat roods in haar hand, en reikt
naar de clown. Wat doet ze? Ik kan het niet zien, ze staat er voor. De clown heeft nu een muts. Ze
doet een paar stappen terug en kijkt naar haar creatie. De clown is getransformeerd in een clown
met kerstmuts, het zal dus binnenkort wel kerst zijn.
Ik zet netjes een streepje bij vandaag, een streepje bij de kleur grijs, en loop terug naar mijn
schilderij: hij loopt naar me toe en werpt me vluchtig een muntstuk toe, want het is kerst.
pi_120248126
Verleden tijd

Het is alweer een jaar geleden dat het gebeurde. Wie had kunnen denken dat die mafkees van een
buurman toch zijn gelijk zou halen, met zijn ‘verheug je maar niet’. En zijn ‘driehonderd potten is
eigenlijk nog te weinig.’ En wie had kunnen denken dat ik ooit sperziebonen zou leren eten?

Voor een 27-jarige had ik een erg vrij saai leven. Ik was net ontslagen, natuurlijk geheel buiten mijn
schuld om, en leefde van een WW-uitkering. Geen vetpot. Dagelijks vacaturesites bezoeken,
solliciteren, wat tv kijken met een deken op schoot. Moederlief die wekelijks belde om te vragen hoe
het ging. Dat ik maar niet depressief moet doen en met Kerst gezellig naar huis moest komen. Dat
was iets waar ik dan weer wel vol gezonde spanning naar uitkeek; de kerstcadeautjes van m’n ouwe
moeke.

Als je een maandje of wat alleen thuis vertoeft, worden veel dingen vanzelf interessant. De
postbezorger die iedere dag een ander petje op heeft. De wat oudere man van de overkant, die de
godganse dag heen en weer loopt naar de supermarkt om de hoek. Maar de kelderbuurman, ja, hij
was mijn grootste bron van nieuwsgierig vermaak. Vanaf mijn Ikea-bank, vanonder mijn Ikea-deken,
zag ik hem dagelijks zwoegen in de bouwput die hij zijn achtertuin noemde. Ik zag hoe vioolbedden
ruimte maakten voor stutten, of hoe die dingen ook heten, hoe het met mos bevlekte terras plaats
maakte voor een schuurtje met bouwmaterialen. Die man sleepte me wat af. Ik had hem wel eens
hulp aangeboden hoor, zo’n lamzak was ik niet, maar daar wilde hij niets van weten. In het
plaatselijke sufferdje las ik dat hij met een kelder bezig was.

Slechts één keer accepteerde kelderbuurman mijn hulp, en dat was het moment waarop ik
kelderbuurman leerde kennen. Bij de supermarkt. Ik wilde met mijn net afgerekende pot rode bietjes
en pak halfvolle yoghurt de supermarkt verlaten, toen ik de kelderbuurman zag. Hij stond wat
onbeholpen bij de uitgang, met vier zware tassen voor zijn voeten. Een blik van dankbaarheid
verscheen op zijn gezicht toen ik mijn pak halfvolle yoghurt en mijn potje rode bietjes in zijn
boodschappentas deed en twee van zijn tassen oppakte. Een blik die overigens snel verdween toen
ik hem vroeg of hij een kerstfeestje plande, dat hij zo veel boodschappen nodig had. Neen, dit was
een serieuze kwestie. Kerst, hoe kon ik daaraan denken in deze barre tijden. Ik bracht de
boodschappen tot achter zijn voordeur en ik schrok van wat ik aantrof. Potten sperziebonen. Veel.
Maar ook tientallen blikken mais, pakken suiker, chocolade, potten appelmoes, flessen water,
pindakaas (met stukjes) en, achteraf misschien wat optimistisch, een flinke pallet condooms. ‘Zo
buurman, u heeft plannen’.

Geïrriteerd om die opmerking, maar met een vleugje opluchting op zijn gezicht, vertelde hij me alles.
21 december 2012. Het einde van de wereld. De Maya’s hadden het voorspeld. Hoe het zou
gebeuren wist hij niet. Misschien zouden er buitenaardse overheersers komen, misschien zou de
wereld geraakt worden door een onzichtbare meteoriet, misschien een gigantische
vulkaanuitbarsting? Hoe dan ook, het zou wel gebeuren. Hij had van het eind der tijden gedroomd en
nu bouwde hij, zoals Noah zijn ark bouwde, een ondergrondse ‘ark’ om hem tegen het naderende
onheil te beschermen. Daar mochten de nodige voorraden niet in ontbreken. Als ik hem zou helpen
met het sjouwen van voorraad, zou ik ook een plaatsje kunnen verwerven in die kelder van mijn
kelderbuurman. Ach, waarom ook niet. Niet dat ik in zijn visioenen geloofde hoor, zeker niet. Maar

het was niet alsof ik iets beters te doen had.

Die theorieën van hem bleken een vruchtbare bron van interessante discussies. Als je door dat
doorgedraaide Doomsday-gelul heen kon kijken, had de kelderbuurman aardig wat verstand. Op de
middagen dat ik geen sollicitatiegesprekken had, zat ik bij kelderbuurman thuis. De ‘ark’ geraakte af
en samen richtten we het ondergrondse voorraadhok in. Dat was keurig van de woon- en
slaapvertrekken gescheiden door een smalle hal met schuifdeuren. Het was een flinke kelder. Ik
vermoedde dan ook dat hij zich niet helemaal aan de bouwtekeningen die ik via de gemeente gezien
had, had gehouden. De ouwe stiekemerd. Mijn zinspelingen op de naderende feestdagen werden
consequent weggehoond. ‘Kerst bestaat zo niet meer’. Het kleine boompje dat ik voor hem had
meegenomen, werd resoluut buiten de deur gezet. Koppig als ik was, kocht ik wat kleine, praktische
kerstcadeautjes voor hem, die ik in de ark verstopte. Onder andere een sperziebonenkookboekje
met 50 sperziebonenrecepten, daar kon hij vast om lachen als we eenmaal de Kerst gehaald hadden.

De dagen voorafgaand aan 21 december 2012 werd hij met de dag nerveuzer. Was driehonderd
potten genoeg om het ergste door te komen? Wie moest hij nog meer vragen?

Op 19 december stond ik op het punt de GGD te bellen. Ik had nog nooit zo’n bonk zenuwen gezien.
Hij maakte mij zelfs nerveus. Die dag vroeg hij me zijn dochter te bellen. Of ze langs wilde komen. Ze
verzekerde me dat ze dat de volgende dag zou doen. Omdat ze avonddienst had, kon ze niet direct
onze kant op komen.

Helaas kwam haar avonddienst tot een abrupt einde. Het gebeurde op 19 december. Twee dagen
eerder dan voorspeld. Domme Maya’s. Kelderbuurman en ik waren juist in de ark om een extra
lading sperziebonen op te bergen. Met een onbeschrijflijk lawaai kwam er een eind aan de wereld
zoals wij die kenden. Weg Ikea-bank, weg Ikea-kleedje. Weg Ikea. Weg cadeautjes van mijn
overbezorgde mamma. Weg petjes van de postbode. Weg UWV-briefjes. Weg.

Het is ruim een jaar geleden zijn, een half jaar sinds de dood van kelderbuurman. Dat betekent dat
het weer bijna Kerst is. Tijd voor cadeautjes. De cadeautjes die ik in de ark neergelegd had, heb ik
hier voor me liggen. Ik maak er ieder jaar blind eentje open. Ik kan niet wachten! Ik hoop dat ik dit
jaar het kookboekje trek. Ik word die rauwe sperziebonen een beetje zat.
pi_120248194
Ongewenst

Jarenlang heb ik het niet meer willen meemaken, uit het verleden is gebleken dat dit niet meer aan mij besteed is. Bij vele mensen is het een periode met plezier, liefde, gezelligheid en knusheid. Ik heb dit nooit gekend, ik heb het nooit mogen meemaken. Vanaf het moment dat ik kan herinneren heb ik het altijd ontvlucht. De pijn die het bij mij opwekt is onbeschrijflijk.

Mijn ouders heb ik nooit als fijne mensen gezien, het waren vreemden van me. De manier waarop ze naar mij keken, alsof ik alleen maar een gebruiksvoorwerp was. Alle vrienden van mijn ouders hadden kinderen, ze konden schijnbaar niet achterblijven. Ik kreeg alles wat ik wilde hebben, een Playstation, een nieuwe fiets en de duurste kleding. Aanraking, het idee geven dat iets goed was dat ik deed, een schouderklop, niks van dit alles heb ik ooit gehad. In het bijzonder van mijn vader niet.

Er volgde na mijn jeugd een tijd met problemen. Verliefdheid, avances van anderen, ik sloeg dit altijd af uit radeloosheid. Totdat ik haar tegenkwam. Ze snapte mij, nam de tijd, had begrip en liet mij rustig tot mijzelf komen in alle persoonlijke situaties die voorkomen in een relatie. Nu is dit de eerste kerst die we samen vieren. Samen, met zijn tweeën, een gezellig restaurantje, knus. Het is onwerkelijk

Ze lacht naar me.
Ik knik.
“Ik vind het fijn met je”
“Ik ook met jou”

Stommelend komen er mensen binnen.
Even stokt mijn adem.
“Char, wil je misschien van plek ruilen?”
“Is er iets?”
“Ik zit niet zo graag met mijn gezicht naar deuren…”
“Dat is ook wat nieuws! Haha! Maar prima, ik moet toch even naar het toilet”

‘Goed, zo min mogelijk oogcontact proberen te maken, draaien met de rug, achteruit lopen’. Het zweet parelt over mijn hoofd. ‘Normaal doen, niks aan de hand’. Twee seconden kijk ik om, gelijk oogcontact. Abrupt draai ik me om en doe ik alsof er niets aan de hand is. Gesmoes achter mij. Charlotte komt terug en stelt de verwachtte vraag: “Je voelt je niet lekker he?”. Ze stat op, geeft me een knuffel. “Laten we gaan.”

Buiten dwarrelt hier en daar een verdwaalde sneeuwvlok.
“Peter, wie zijn Frederieke en Maarten?”
“…”
“Waarom gaven ze mij, terwijl je aan het betalen was, een papiertje met hun namen en een telefoonnummer erop?”
Even blijf ik stilstaan. Frederieke ken ik. Maarten niet.
“Dat is een moeilijk verhaal, waarmee ze jou niet mogen belasten”
“Wil je me het uitleggen? Vanavond? Dan laat ik je nu met rust.”

Een goede tactiek houdt ze er wel op na, prettig is wat anders.
“Vanavond, Charlotte, dat beloof ik”

Het was een aantal dagen voor kerst, koud, guur en ik werd wakker door de wind. Terwijl ik naar de WC liep voor een slok water hoorde ik gemompel in de slaapkamer van mijn ouders. Mijn moeder huilde. Ik keek op en trok mijn schouders op, het interesseerde me op dat moment vrij weinig.

De ochtend daarop zaten mijn ouders aan tafel en kwamen ze met het verhaal op de proppen waarover ze mogelijk ruzie hadden.
“Peter, je moeder en ik moeten het met jou ergens over hebben”
“Zoals?”
“We hebben altijd een droom gehad, we hebben altijd een lange reis willen maken en aangezien ik genoeg vrije dagen heb en je moeder momenteel geen werk heeft moeten we nu snel plannen maken.”
“Prima, dan stop ik ook wel met school”
“Dat lijkt ons geen goed plan, we willen dit wel doen dus hebben we nagedacht over jouw situatie, je kan gedurende het jaar logeren bij je oom en tante”
“Ow… ik ben duidelijk een sta in de weg?”
“Nee, zo moet je het niet zien, maar wij willen dit heel graag en je bent oud genoeg…”
“Zoals altijd ben ik een lastig object”
“Wat wil je nu dat ik zeg?”. Mijn vader vertelde dit op een flink geïrriteerde manier waardoor mijn moeder in huilen uitbarstte.
“Dat ik ongewenst ben?”

Daarop ben ik weggerend en ben ik die avond pas na elf uur weer thuis gekomen en liep ik rechtstreeks naar mijn kamer. Ik wist dat dit soort dingen altijd overwaaiden, in de veronderstelling dat dit weer gebeurde ben ik op bed gaan liggen en werd ik de volgende dag laat in de ochtend wakker.

“Ow, je bent wel thuisgekomen? Je denkt dat je nu wel gewenster bent?”
“Waar is mam?” vroeg ik venijnig.
“Die is er momenteel niet, veel hulp heb je nu niet aan haar”
“Ik moet je niet, mam misschien wel maar jij bent lucht voor me”
“Peter… nu niet denken dat ik anders over jou denk. Ik wil die reis en jij gaat mooi naar je moeder haar zus.”
“Wat denkt bijvoorbeeld oma hiervan?” beet ik toe.
“Dat maakt niet uit, dit is mijn huis, jij bent mijn zoon dus mijn regels gelden!”
“Had mij nooit voortgeplant, ik moet je niet, sterf wat mij betreft!”
Dreigend stond mijn vader op en liep naar mij, even wendden zijn ogen af naar het broodmes dat op tafel lag.
“Pak dat mes dan? Doe ermee wat je niet laten kunt!”
Mijn vader pakte het mes. Oog in oog stonden wij. Via de achterdeur kwam mijn oom binnen, die al snel zag wat er aan de hand was. Schreeuwend liep hij naar mijn vader, waar hij mee bezig was en dat hij dit niet liet gebeuren.

Jarenlang heb ik niets meer meegekregen van de situatie. Het onderwerp ‘vader’ werd in mijn bijzijn niet meer genoemd. Ik heb ervoor gezorgd dat ik er op papier niets meer mee te maken kreeg. Je kan begrijpen dat de kerstdagen voor en na het voorval nooit meer hetzelfde waren. Mijn moeder heeft gek genoeg altijd van mijn vader gehouden. Wat de reden daarvan was begrijp ik niet.

Ademloos luisterde Charlotte.

Een aantal dagen na kerst vond ik een kaart op de deurmat.
“Ik heb altijd van je gehouden, neem als je wilt gerust contact op. Je vader zie ik niet meer. Liefs, mamma”

[ Bericht 10% gewijzigd door DaMart op 14-12-2012 09:01:14 ]
pi_120294813
Een dromerige kerst

Susan kroop langzaam naar beneden, nieuwsgierig naar de geluiden die ze hoorde vanuit de keuken. De lichten waren aan. Het was kerstochtend dus het was nog donker, vijf uur in de ochtend. Haar ouders sliepen ver van de keuken helemaal boven op de tweede verdieping en ze waren moe van het vieren van afgelopen nacht en lagen nu in een diepe slaap. Susan, natuurlijk, kon nauwelijks slapen. Haar ogen vlogen open bij elke kleine geluidje in het huis. Ze had haar oren gespits voor geluid wat leek op een slee of rendieren.

Ze hoopte dat de kerstman haar brief had ontvangen. Haar ouders hadden het financieel zwaar en zij konden wel even een presentje gebruiken.

Geen van deze geluiden kwam uit de keuken. Het klonk bijna als inbrekers. De lichten waren uit en het enige wat ze kon horen was het lichte gerinkel van wat klonk als bestek. Zo nu en dan, klonk het alsof als de koelkast voorzichtig naar voren werd geduwd.
Toen ze dichterbij kwam naar de keuken, hoorde ze het geluid van vonken. De halve centimeter van de duisternis onder de gesloten deur verlicht helder blauw en werd toen weer zwart. Het vreemde geluid bleef maar door gaan.
Susan was niet een angstig kind, maar ze werd een beetje nerveus. Ze beet op haar onderlip met grote besluiteloosheid. Het innerlijke gevecht in haar om de kerstman te zien of haar ouders te wijzen op mogelijke indringers was lastig. Ze koos toch voor het eerste.
Zeer, zeer rustig opende ze de keuken deur op een kier, duwde haar arm door, en voelde voor de lichtschakelaar aan de muur. Ze vond het. Licht overstroomde de keuken.

De geluiden bleven maar door gaan.

Susan deed haar ogen open.

Het was niet de kerstman!

Plots staarde ze in de ogen van een donker silhouet. "Wie ben jij en wat doe jij hier? ' Zijn ogen staarden in die van Suasn terwijl hij een geweer omhoog stak. Susan hield beide handen in de lucht en zag dat er nog een persoon in de keuken aanwezig was.
"Jason, ze is nog maar een kind," ze liep naast hem en probeerde hem zijn wapen te laten zakken.
"Nee ..." De man met de naam Jason fluisterde; "Ze ziet er net uit als hij. Kijk naar haar ogen, ze moet toch zijn kind zijn?

Plots ging de deur open van de keuken en stond daar een man in rode jurk en mijter. Hij ging achter Susan staan.

“Sinterklaas?” vroeg Jason zich af.

“Je hoort hier niet te zijn Bourne..”

Susan keek met glinsterende ogen richting het indrukwekkende postuur van Sinterklaas.

Sinterklaas liep richting Jason en overhandigde hem een brief. “We ontmoeten elkaar wel weer op het moment je deze taak af hebt ok?”

“Ga er nu van door!” blafte Sinterklaas

De vrouw in kwestie nam Jason bij de armen en liep om Sinterklaas heen richting de huisdeur. “Het komt wel goed Jason ...”

Susan bekeek het hele spel ongeloofwaardig aan.

“Wat doet u hier meneer? Waar is de kerstman? Bent u soms zijn vervanging?”

Sinterklaas kwam dichterbij en legde zijn hand op de schouder van Susan.

“Kom mee, dan zal ik je wat laten zien”

Ze liepen gezamenlijk naar buiten en zagen dat het een mooie winter ochtend was. Rust, kalmte en alles was wit.

“Kijk naar boven Susan” .. zei Sinterklaas

“Blijf naar boven kijken .. “

Susan bleef maar kijken maar zag niks.

“Wat moet ik dan zien meneer?”
..

Susan keek om zich heen en zag plots dat ze terug in haar slaapkamer was. Ze keek op de alarm klok en zag dat het 5 uur was. Had ze dit alles gedroomd? Langzaam kroop ze uit bed en liep op haar tenen naar beneden richting de keuken. Dit keer zag ze geen licht. Ze deed de keukendeur voorzichtig open, bang dat er weer iets onheilspellend op haar stond te wachten.

Ze zag een grote doos op de keukentafel met een briefje; ‘Merry Christmas Susan’.

Plots zag ze een silhouet in de ramen.

Het was de kerstman!

“Susan!” ..
..
“Susan .. wakker worden!”

Plots schrok Susan wakker. Ze keek in de ogen van haar moeder. Verwilderd keek ze om zich heen. Ze zag in haar ooghoek dat het net 8 uur was geworden.

“Susan .. kom .. we hebben ontbijt klaar staan” ..

Susan ging met d’r moeder naar beneden.

Ze kwamen gezamelijk de keuken binnen en zag dat haar vader in de keuken aan het werk was.

“Heey .. je zult het nooit geloven Susan .. “
..
Susan keek d’r vader aan.

“Ik heb weer een baan aangeboden gekregen bij mijn vorige werkgever!”

Susan kreeg een glimlach op d’r gezicht.

“Susan.. zou jij nog even in de kelder wat extra melk kunnen ophalen?”

Susan liep richting de kelder en stapte het kleine trapje naar beneden.

Toen ze het pakje melk pakte, zag ze er een briefje onder liggen.

“Dit blijft tussen ons Susan .. fijne kerst verder!”

Ze keek op door het raampje naar buiten en zag een glinstering in de verte.

Susan liep naar het raam en keek naar boven.

“Dank je wel kerstman..”
pi_120294816
Spannende kerst.

Ze voelde de kou van de aansteker in haar hand. Eenmaal klikte ze, en een lange sliert van blauwe rook steeg op. Terwijl ze diep inhaleerde, keek ze door haar voorruit naar de zwarte lucht, en de witte vlokken die langzaam omlaag dwarrelden. Op de radio werd vrolijke kerstmuziek gedraaid. Ze had het volume al omlaag gedraaid, want aan vrolijkheid had ze nu zeker geen behoefte. Terwijl ze haar as aftikte, keek ze naar de jongeman die enigszins verwilderd over straat strompelde.

Hij leek haar niet te zien, of deed hij maar alsof? Diep vanbinnen gaf het haar een tevreden gevoel, dat ze niet de enige was die op kerstavond alleen op pad was. Ze inhaleerde nog eens, en keek waar de jongeman naartoe liep. Vlakbij haar auto bleef hij staan. Haar blik kruiste de zijne, en verschrikt vroeg ze zich af of hij haar herkende.

Hij glimlachte, en boog zich naar haar raam. Langzaam draaide ze het raam op een kier, en keek hem vragend aan. ‘Is het niet wat koud om in de auto te zitten?’ vroeg hij. Ze haalde haar schouders op, en stond op het punt om haar raam weer dicht te draaien toen hij zei: ‘Ik woon hier dicht bij, als je zin hebt in een kerstborrel en een lekkere warme haard, ben je welkom’. Speurend keek ze naar zijn gezicht. Met hem meegaan? Nu wist ze zeker dat hij haar niet herkende. Ze twijfelde even, maar de brede lach van de jongeman haalde haar over, en ze trok haar sjaal flink strak, en draaide de contactsleutel om. De sigaret bleef brandend in de asbak liggen.

Haar lange jas kon haar mooie slanke benen niet verhullen toen ze uit de auto stapte. Ze zag dat hij naar haar keek, met een begerige blik. Een blik van lust. Toen hij zag dat ze hem betrapte, draaide hij zich snel om en zei; ‘Het is deze kant op.’ Ze liep zwijgend met hem mee, en hij vervolge: ‘Mijn naam is Jeroen.’ Ze keek op zij. ‘Ik ben Eva’ mompelde ze. Weer lachte hij breeduit, en ze lachte met hem mee.

Plots stopte hij voor een rode voordeur. Nummer 286. ‘Hier is het’ en hij opende de deur en liet haar binnen. Daar was het aangenaam warm, ze rilde toen ze haar jas aan hem gaf. Vlug liep hij de kamer uit, en ze keek rond. Een groot blok in de open haard knetterde en verspreidde een zoetige lucht. De tafel was gedekt voor twee personen, en er stond een glas wijn.

‘Verwachtte je iemand?’ vroeg ze hem toen hij de kamer binnenliep. Hij staarde even naar de tafel, en weer zag ze die vreemde glimlach. Een angstig gevoel bekroop haar, en ze vroeg zich af waarom ze met hem was meegegaan. Dit deed ze anders nooit.

Hij liep op haar af, en stak zijn hand naar haar uit. ‘Wijntje?’ vroeg hij nonchalant, terwijl hij haar naar de tafel begeleidde. Ze knikte instemmend, en terwijl hij de fles ontkurkte gleed haar blik over zijn lichaam. Zo gespierd, zo jong. Ze voelde haar wangen blozen en keek snel terug naar het haardvuur. Hij zette het glas voor haar neer, en ging tegenover haar zitten. Mysterieus staarde hij haar aan, ze voelde de spanning stijgen.

Ze nam een slok van haar wijn, en liet de zoete vloeistof even op haar tong liggen. Verleidelijk likte ze langs haar rood gestifte lippen, terwijl ze hem uitdagend aankeek. Ze zag hoe hij opgewonden raakte, hoe die blik vol lust en begeerte haar bijna uitkleedde. Langzaam stond ze op, en liep om de tafel. Hij keek even verbaasd, maar herpakte zich snel, en ze vlijde zich bij hem op schoot.

Ze keek in zijn ogen, en zag dat hij haar wilde. Zijn handen rusten zwaar op haar heupen. Ze boog haar hoofd naar hem, en kuste hem. ‘Sorry’ fluisterde ze, en terwijl hij zich afvroeg wat ze bedoelde, stak ze het mes dat ze al die tijd veilig onder haar jurk, aan een riempje om haar dij verborgen had, in zijn hart. Het was snel. Het was koelbloedig. Het was haar visitekaartje.

De volgende dag zouden de kranten schrijven dat de moordende kerstvrouw weer had toegeslagen. Terwijl ze rustig terug naar auto liep, stak ze een sigaret aan, en glimlachte. Dit was al voor het vijfde jaar een spannende kerst gebleken.
pi_120324435
De klap

Kerstavond achter tralies, niet hoe ik het me had voorgesteld. Mijn Kerstmaal werd net gebracht, het lijkt op iets met rundvlees. Niet dat het me iets interesseert, eten is het laatste waar ik nu aan denk. De man die het eten bracht sprak geen woord tegen me, maar even kruisten onze blikken elkaar: medelijden droop van z’n gezicht af. Die blik zei me alles wat ik wilde weten, beantwoordde die ene vraag die door mijn hoofd rondspookte: Karin is dood.

Verdomme, Karin….

Ruim vijf jaar samen. Het lijkt bijna een heel leven geleden, maar ik herinner het me nog als de dag van gisteren: je glimlach, je stem, je geur…. Het moment dat ik je zag, wist ik het: wij waren voor elkaar bestemd, ook al heb je me nooit één keer in de ogen gekeken. Het klinkt flauw maar dat was de realiteit, Karin was blind. Niet dat me dat ooit dwars heeft gezeten, onze liefde voor elkaar was onvoorwaardelijk. Iedereen vond dat we zo goed bij elkaar pasten. Ik zorgde voor haar, overal gingen we samen naar toe. Samen uit eten, samen naar de kroeg, samen boodschappen doen, zelfs mee naar die verdomde parfumerie waar je elke maand wel weer een nieuw luchtje uit moest zoeken. Volgens mij heb je nooit geweten hoe veel ik die winkel haatte.

Misschien had ik moeten klagen, had ik je moeten laten weten dat we langzaam uit elkaar groeiden. Maar ik hield vast aan de mooie momenten die we deelden. Zelfs een paar dagen geleden nog: samen op de bank liggend, luisterend naar Sky Radio met al die dertien-in-een-dozijn kerstnummers, je vingers die zachtjes in kringetjes over dat gevoelige plekje in mijn nek wreven… Even kende ik weer geluk. Je had altijd een zwak voor Kerst, zelfs zonder al die symbolen die anderen er mee associëren. Ik zou het wel leuk hebben gevonden – zo’n boom in huis – maar jij zag er het nut niet van in. Jij begon dan weer te mijmeren over alles aan Kerst wat jij wegens je blindheid moest missen. En op zulke momenten kwam die andere Karin weer bovendrijven, die Karin die niemand ooit heeft gezien, behalve ik.

Laten we wel wezen, Karin: als je dronk was je een totaal ander mens. Niets kon ik goed doen, je veranderde in een snauwende commandant, de ene na de andere order vloog me om mijn oren, gevolgd door je klaagzang over hoe afhankelijk je je wel niet voelde. Hoe vaak heb ik niet geprobeerd je te troosten? Het je naar de zin te maken? Soms maakte je het zelfs zo bont dat ik je gewoon een tijd alleen liet in de woonkamer. Totdat je me uiteindelijk weer lief probeerde te roepen, of tot het moment waarop je weer dronken op de bank in slaap was gevallen, de lege fles als stille getuige onder de tafel. Eén keer heb ik geprobeerd een paar druppels van dat spul te proeven, ik begrijp nog steeds niet waarom jij het wel lekker vond.

En toch bleef ik in je geloven: we hielden van elkaar, we hadden elkaar nodig! Tenminste: dat dacht ik. Maar jouw liefde voor de drank won. En die ene keer dat ik probeerde om die godvergeten fles van je af te pakken, kwam je ware aard boven. Je trok je hand los en sloeg me met de fles, jij vuile takketeef. Dagenlang heb ik koppijn gehad en zoals jij blind was voor mijn gevoelens ben ik dagenlang doof geweest voor jouw excuses. Je dacht waarschijnlijk dat ik je zoenoffer had aanvaard. Wat dacht je nou werkelijk? Dat alles weer goed zou zijn nadat je stiekem mijn favoriete Spareribs had laten bezorgen?

Nee, Karin. De pijn zat te diep. Het verbale geweld kon ik nog wel hebben maar toen het fysiek werd, knapte er iets in mij. Ik weet nog steeds niet wat me vanochtend precies bezielde. Was het die fles? De herrie van al die mensen en het podium dat ze op het plein aan het bouwen waren? Was het het feit dat je me weer richting die klote-parfumerie probeerde te lokken voor een “feestelijk Kerstluchtje”? Waarom deed ik niets, terwijl ik het wel aan zag komen? Het was voorbij in een flits: een klap, piepende remmen, gillende mensen, jij die daar zo stil op straat lag, iemand die mij vastgreep…..

En hier zit ik dan, te staren naar het eten, sfeervol verlicht door koud en kil TL-licht. Ongetwijfeld gaan ze me vandaag of morgen onderzoeken, in hoe verre ik schuldig ben, of me iets valt toe te rekenen. Hoe het ook zij: ik ga hier doorheen komen. Ze kunnen me niets maken. Ik zal braaf alle testjes doen die ik krijg voorgeschoteld. En ik zal een nieuwe liefde vinden; eentje die nog liever en vooral beter zal zijn dan jij, Karin. Ik ben nog nooit lang alleen geweest. Daar zorgen ze wel voor.
---
“Goedemiddag, het is vier uur, dit is AT5 met het nieuws van maandag 24 december: vanochtend is bij een noodlottig ongeval recht voor winkelcentrum Magna Plaza op de Nieuwezijds Voorburgwal een 28-jarige blinde vrouw onder een stadsbus terecht gekomen. De politie onderzoekt nog de toedracht, maar volgens ooggetuigen deed haar geleidehond geen poging om haar van het naderende gevaar te behoeden. Gedragsexperts van KNGF Geleidehonden spreken van een raadsel, de hond is voor nader onderzoek overgebracht naar een kennel.”
pi_120342595
Kerst 2012

“Wat doe jij hier nou? “ Dat had ik niet verwacht. Voor me staat mijn broer met een fles wijn en een meisje dat ik niet ken.

“We waren in de buurt en het is kerst. En we zijn nog steeds familie, toch?” zegt mijn broer met een glimlach. Zijn ogen laten echter zien dat hij niet zeker is van zijn zaak. Ik kan een diepe zucht niet onderdrukken, doe een stap achteruit en zeg: “Ik ben benieuwd naar wat je komt doen”. Hij slaat de sneeuw van zijn schouders en van de schouders van, ik neem aan, zijn nieuwe vriendin. In de gang worden jassen en dassen aan de kapstok gehangen terwijl ik de fles wijn die hij heeft meegebracht in de keuken met een kritisch oog bekijk. Een rode merlot uit 2011 met een platte bodem. Ik zet de fles onderin een keukenkastje, aangezien dit me meer wat lijkt om mee te koken. Ik pak een fles van mezelf, niets bijzonders, maar dan weet ik dat het te drinken is.

Wanneer ik de woonkamer in kom zitten mijn broer en zijn vriendin met hun armen over elkaar.

“Wijntje?” vraag ik terwijl ik de fles met een luide bonk op de tafel laat belanden. “Ja, lekker zus” zegt mijn broer. “Ja, lekker joh” zegt het meisje waar ik nog niet aan ben voorgesteld maar haar gouden ketting rond haar nek doet me vermoeden hoe ze heet. “Ohja!” roept mijn broer. “Dit is Kim.” “Kimberley”. Terwijl ik de glazen inschenk kijk ik schuin naar haar op en hoop dat mijn glimlach niet te vals overkomt. “Dag Kim- Kimberley”. “Ik ben dus Claire, de zus van”. Kim-Kimberley lacht terug. “Dat is niet onze fles” . “Die fles was te koud, dat is zonde” zeg ik. “Oh, ok” zegt ze terwijl ze haar schouders ophaalt. Ik neem een grote slok van mijn veel te grote glas, en kijk over de rand ervan naar mijn broer en zijn vriendin. “Papa en mama komen zo”. Een waarschuwing lijkt me gepast. “Ja” zegt mijn broer. Zijn blik zakt naar het eikenhouten parket . “Daar had ik wel op gerekend” Hij kijkt me aan en zijn gezicht lijkt bleker dan daarvoor. “En waar reken je nog meer op ?” een licht sarcastische en een bittere ondertoon kan ik niet onderdrukken. Ik leun naar voren en haal mijn iphone van de salontafel. Mijn broer ziet dit en reageert geïrriteerd “Kom op Claire !” “Dat was tòen, jaren geleden”.

“Nou voor mama niet hoor!” “Ze slaapt al jaren niet meer aan één stuk omdat ze wakker schrikt van dromen waarin jij ze met ducttape hebt vastgebonden terwijl je het huis leeghaalt!”

“Wàt hebbie gedaan?” fluistert Kim- Kimberley.

“Lang geleden lief” meer dan drie woorden wil hij er schijnbaar niet aan vuilmaken.

“Hij heeft je toch wel verteld van zijn heroÏneverslaving?” ik wil er wèl meer woorden aan vuil maken, graag zelfs.

“Euh, ik w-weet dat hij wel eens dat spul heeft gebruikt”. Ze kijkt naar mijn broer , hij kijkt weer naar de vloer. “Nu gaat alles goed” zegt hij. Ik zou hem graag willen geloven, maar ik zie nog steeds een junk voor me zitten.

De deurbel gaat. Mijn broer kijkt op. “Je kan ook via de tuindeur weg” zeg ik. Ik weet niet waarom ik hem deze uitweg geef, want ik wil niet dat hij weg gaat. “Ja, laten we maar weggaan hoor” zegt Kim-Kimberley. “We blijven” zegt hij. Terwijl ik mijn ouders opvang vraag ik me af wat er door het hoofd van mijn broer heengaat. “Johan is er” vertel ik. En van de fles wijn en van zijn vriendin. “Heb je de politie gebeld? “ vraagt mijn moeder. “Nee, maar wel aan gedacht”. “Goed “ zegt mijn moeder. “Laten we maar naar binnen gaan”. Mijn vader volgt zwijgzaam, maar met een verdacht rood hoofd en witte op elkaar geperste lippen. Ik weet niet om wie ik me meer zorgen moet maken: mijn moeder of mijn vader.

“Hallo Johan” zegt mijn moeder.

“Hallo Mama” zegt Johan.

Mijn vader staat in de deuropening en knikt naar een plek ergens in de buurt van waar mijn broer staat.

“Pap” Johan kijkt hem recht aan. “Sorry pap”.

“Sorry mam”.

Ik heb dit scenario wel honderd keer door mijn hoofd laten gaan: mijn moeder die met de tranen op haar wangen in elkaar stort. Mijn vader die haar ondersteunt en mijn broer ineen gekrompen van schaamte.

Maar mijn moeder huilt niet. Mijn vader loopt boos weg, naar de keuken. Mijn moeder loopt naar Johan en zijn vriendin en steekt haar hand uit naar haar. “Hallo lieverd, leuk je te ontmoeten”.

Mijn vader komt terug uit de keuken en loopt ook op Johan en zijn vriendin af. Hij kijkt naar mijn moeder en zij knikt nu naar mijn vader. Mijn vader maakt plots een snelle zwaaiende beweging met zijn linkerarm en Johan krijgt een klap op zijn hoofd, van mijn vader. Alles is in één klap rood. De muur, de bank, de vloer. Eerst bloed, zo denk ik. Maar het is wijn. En glas. Overal ligt glas. Johan ligt voorover op de salontafel. Mijn moeder opent haar handtas en haalt een rol ducttape tevoorschijn.

“Sta daar niet zo te kijken, lieverd” ze heeft het tegen mij. “Ruim dat glas even op, dadelijk snijdt iemand zich nog eraan” ze geeft me een knipoog. Ik ben compleet verbijsterd maar begin naar het stoffer en blik te zoeken.

Mijn vader zet mijn half bij bewustzijn zijnde broer tegen zijn duidelijk onthutste vriendin aan en mijn moeder begint de ducttape om hen beide heen te rollen. “Niet schreeuwen lieverd” fluistert ze haar toe. “Een paar jaar geleden hebben mijn man en ik ook een hele spannende kerst gehad dankzij Johan” . “Eens kijken hoe het hem zelf bevalt”. “Kom Claire, het restaurant wacht, en jij slaapt vannacht dan maar bij ons. “

“Tot morgenochtend" zegt mijn moeder. “Dan kunnen we tijdens de brunch uitgebreid kennis met elkaar maken!”
  Moderator zaterdag 15 december 2012 @ 16:31:18 #10
42184 crew  DaMart
pi_120342629
Een spannende Kerst 2012.

Terwijl ik uit de auto stap, vult de koude lucht mijn longen en voel ik kippenvel op mijn huid komen. De kou trekt langs mijn ruggengraat omhoog en ik kan het klapperen van mijn tanden nog voorkomen en probeer zo snel mogelijk de auto af te sluiten. Ik ruik de sigarettenrook uit mijn kleren komen van de visite die bij mijn zus was. De herinnering aan de gesprekken van vanavond is net zo mistig als wat er nu boven het grasveld hangt. Het waren aardige mensen wiens naam ik na enkele jaren nog steeds niet precies weet, maar het is altijd beter om de Kerst met anderen te vieren, zegt men. Hoewel het gezellig was, ben ik erg blij om weer thuis te zijn. Ik probeer zo snel mogelijk de auto af te sluiten, maar in de kou zijn mijn vingers wat strammer en wanneer ik net de autosleutel in het slot wil steken valt de bos op de grond. Ik vloek kort hardop tot ik besef dat er nog iemand anders in de omgeving is en mompel nog wat binnensmonds. Er komt weer een nieuwe golf kou over mijn rug op het moment dat ik buk en de sleutels van de grond pak. Mijn shirt hangt inmiddels uit mijn broek en ik kan klappertanden nu echt niet meer onderdrukken. Wat ik dacht in mijn ooghoek gezien te hebben en waardoor ik gestopt was met hardop vloeken, zie ik niet nu meer. Ik heb ook niets gehoord en langzaam begin ik te beseffen dat waar ik iets had gezien op het grasveld, geen pad loopt, geen dieren zijn, niets kan hebben gelopen. Ik kijk wat gespannen om me heen terwijl ik met veel moeite de autodeur op slot doe. Gelukkig gaat de voordeur een stuk sneller en makkelijker open en voor ik het weet sta ik binnen. Ik kijk nog even snel via de keuken naar buiten, maar zie door de mist niets bijzonders en trek ondertussen mijn jas uit en zet de thermostaat hoger. Ik trek mijn stinkende kleren uit, ga douchen en kruip daarna snel in bed. Ik zet nog even de tv aan, kijk nog wat info-mercials en voel mezelf sneller in slaapvallen dan ik had verwacht. Mijn ogen vallen af en toe dicht en ik wil de tv met de afstandsbediening uitzetten, wat nog net lukt voordat ik echt in slaap val.

Ik schrik wakker. Mijn ogen springen open als ik besef dat ik buiten een harde klap als ijzer op ijzer hoorde. Een blik op de klok zegt mij dat het inmiddels een uur verder is, al voelde het slechts als een paar tellen dat ik mijn ogen dicht had. Stil lig ik in bed, mijn hart bonst in mijn keel. Ik overtuig mezelf ervan dat er niets kan zijn en dat een kat buiten iets heeft omgegooid. Ik probeer te ontspannen en weer de slaap te vatten. Ongewenst spits ik mijn oren en luister naar ieder geluid dat ik van buiten hoor komen. Mijn hart klopt zo snel en ik heb mijn ademhaling niet onder controle. Even hoor ik niets anders dan mijn hartslag in mijn oor en de lucht die mijn longen vult. Ik probeer mijn adem in te houden om geluiden te kunnen onderscheiden. Buiten hoor ik niets, denk ik. En dan opeens weer een harde metalen tik gevolgd door een slepend geluid. Een zacht slepend geluid alsof een natte jute zak achter iemand aan wordt getrokken. Wanneer ik probeer te achterhalen waar het geluid vandaan komt realiseer ik me dat dit geluid wel van binnen mijn eigen huis moet komen, het klinkt wel erg dichtbij. Te dichtbij. Ik ben niet meer alleen thuis. Ik weiger te geloven wat ik nu denk. Mijn bed is warm. Mijn deken als een schild ligt over mij heen en ik hou het angstvallig vast. Zweet zorgt ervoor dat mijn nek, rug en voeten ijskoud zijn. Ik wil niet meer luisteren. Ik kijk om me heen en pak de afstandsbediening als wapen, maar besef dat dit weinig indruk zal maken. Mijn mobiele telefoon zit nog in mijn jaszak, beneden. Ik besef me dat ik snel moet handelen. Eerst mezelf bewapenen de rest komt daarna. Ik sla mijn dekenschild van me af en besef dan pas werkelijk hoe kwetsbaar ik ben. Met veel vaart beweeg ik mezelf door de gang terwijl ik tegen de muur bots en deuropeningen gebruik om mezelf af te zetten en de bochten goed door te komen. Ik kan niet meer helder nadenken, terwijl adrenaline alles overneemt. Een hartslag die eerder op een dansplaat lijkt en tot diep in mijn hoofd weerklinkt. “Het vleesmes, het grootste mes dat je hebt”, zeg ik tegen mezelf. In de gang dacht ik nog aan stokken, honkbalknuppels. Dingen om mee te slaan. Vreemd, want ik weet dat ik die niet in huis heb. De grote messen staan niet in het blok en neem dat voor lief aan; ik grijp naar een kleiner steakmes dat er wel staat. Het gaat te snel om te beseffen dat ik de vaat van de dag ervoor nog in de vaatwasser heb staan, het broodmes met restjes spijs en het grootste mes gebruikt voor heerlijke rosbief waarvan nog een deel in de koelkast staat. Bijna naakt met een klein steakmes sta ik nu in de keuken en dit kan mijn laatste Kerst zijn. Een saaie Kerst vol nietszeggende gesprekken met onbekende mensen. In de woonkamer staat de tuindeur open en in een hoek van de kamer staat een donkere schim. Hij ziet mij en is niet van plan om weg te gaan. Ik ren de keuken uit met een schreeuw van angst en agressie die onwillekeurig mijn mond verlaat, stort ik me bovenop hem. Dan een scherpe stekende scheut pijn en daarna gloeit mijn borst. Terwijl ik mijn laatste adem uitblaas en alles wegvalt om me heen , vraag ik me af, of ik bij het afscheid mijn zus heb verteld dat ik van haar hou.
  Moderator zaterdag 15 december 2012 @ 20:12:55 #11
42184 crew  DaMart
pi_120349642
All you need is lof

‘’Hou je kop.’’ bromde Robert ten Brink. Het lijk naast hem staarde spottend terug.
Robert huiverde van de kou en keek vanuit het gebarsten raampje naar de neerdwarrelende
sneeuwvlokken. Mooi. En dat op kerstavond. Hij zou er op slag een vrolijk mens van
zijn geworden, ware het niet dat hij nu al dagen klem zat tussen de chauffeursstoel en de
stuurkolom van zijn Range Rover. Hij crepeerde van de honger en zijn benen voelde hij
ook al niet meer sinds het ongeluk. Gelukkig was zijn besef van tijd er nog, het aantal
zonsopgangen keurig geteld. Schrale troost.

‘’Robert, wil je een hulplijn inzetten?’’ sarde de dode weer. En hoewel hij wist dat een
pratend kadaver waarschijnlijk niets meer dan een nevenproduct van zijn geisoleerde toestand
was, gecombineerd met post-traumatische stress, ergerde hij zich er mateloos aan.

Het leek zo simpel. Eerst was er de brief van kandidaat Ruud. Een hartverscheurend relaas
over hoe hij zijn jeugdliefde Judith uit het oog was verloren nadat ze meeverhuisde naar
Noorwegen toen haar vader een droomfunctie bij een groot olieconcern kreeg aangeboden.
Het contact was verwaterd, maar Ruud dacht nog iedere dag aan de vermeende liefde van
zijn leven. Op de redactie was men wat meer cynisch, maar bij deze brief stonden ze te
juichen. Als dit geen zoete tranen opleveren zou! Dus traceerden ze haar na een minimum aan
inspanningen, en na ampel beraad reisden Robert en zijn vaste cameraman Rogier af naar een
dorpje ter zuiden van Trondheim.

Hoe verrast reageerde ze! Robert gniffelde, terugdenkend aan het door Rogier vastgelegde
tafereel. Ze deed open in haar ruimvallende broekpak, zestig kilo zwaarder sinds haar vertrek
uit Nederland, en slaakte een gilletje van verbazing. Daarna was het snel bekeken, tranen
vloeiden, de camera snorde en de hereniging van Ruud en Judith was nog maar een kwestie
van tijd. Goede vulling voor de kerstavondspecial ten overstaan van een miljoenenpubliek,
bestaande uit geëmotioneerde huisvrouwen en hun mannelijke, verveelde wederhelften die op
dat moment vast heel ergens anders wilden zijn dan thuis op de bank.

Een laatste shot moest genomen worden, een met tranen doordrenkte reactie van Judith alvast
terug richting Ruud, gefilmd op locatie. De kust zou het worden op haar aanraden. Het was
fraaie symboliek moest Robert bekennen en daarbij een ritje van nog geen half uur. Dat
betekende bijtijds terug in het hotel, een hapje eten en daarna slapen. Het was toch al een
lange dag geweest.

Ze waren twintig minuten onderweg toen een halfslapende Robert het overstekende hert te
laat bemerkte, Judith met een kreet van ontzetting een ruk aan het stuur gaf en de Rover een
schuiver maakte over de rand van de klif om bij de landing meters lagerop een paar keer over
de kop te slaan. Daarna werd alles donker.

Toen Robert bijkwam was er eerst de druk op zijn borst. Het besef dat hij geen gevoel meer
in zijn benen had. Daarna zijn geschreeuw om hulp. Rogier bleek uit de auto geslingerd
en een meter of twintig verderop te liggen, tegen een rotswand aan gekwakt. Een laagje
sneeuw bedekte hem al. Judith zat nog altijd op de passagiersplaats, bloederige strengen haar
voor haar gezicht, het hoofd in een onnatuurlijke houding ten opzichte van het omvangrijke
lichaam. De rode veeg op de gebarsten voorruit met plukken huid en haar eraan gekleeft een
luguber bewijs van menselijke vergankelijkheid. Domme kut. Waar blijft de reddingsploeg?

In de daaropvolgende dagen wist hij zich in leven te houden door handenvol sneeuw te
eten. Vocht kreeg hij zo in ieder geval binnen en dat was het belangrijkst meende hij ooit
ergens gelezen te hebben. Maar dan was er de kou. Die bleef hem onafgebroken teisteren,
ondanks zijn dikke parka. En hij verging van de honger. Hij fantaseerde over de Liga-reclame
van weleer. De meisjes en hij waren het er snel over eens dat het geld goed was en je de
biscuits nog niet aan de hónd zou voeren , maar God... Hij zou zijn ziel verkopen voor een
grootverpakking nu.

‘’Fifty-fifty doen?’’ wauwelde Judith, hem opschrikkend uit zijn overpeinzingen.

Hij overzag zijn leven. Zo slecht had hij het niet gedaan. Vijf dochters, Lotto Weekend
Miljonairs, één van de bestbetaalde presentatoren van Nederland. Ja okay, Lingo was een
noodzakelijk offer om zijn carrière te lanceren, maar ook daar had hij veel gelachen. Het
levend buffet naar aanleiding van een jubileumuitzending was hilarisch. Een naakte, muisstil
liggende vrouw die binnengereden werd op een grote tafel waarbij ze overdekt was met
salade, gevulde eieren en plakjes ardennerham en hij maar augurken in haar rectum duwen,
tot groot vermaak van de aanwezigen. De paniek in de ogen van dat mens, onbetaalbaar!

Robert giert het uit van pret en barst daarna in tranen uit. Hij draait door. Overmijdelijk en
hij weet het. Zo moe, zo’n honger. Alhoewel. Vlees genoeg aan die dragonder naast hem. Hij
giechelt hysterisch met zijn handen voor zijn mond. Niet veel later valt hij in een onrustige
slaap.

Er wordt op het raam geklopt. Robert schrikt wakker.

Rogier staat zwijgend naast de auto, zijn hoofd een gruwelijke krater waarbij de
schedelinhoud over zijn wangen druipt. In zijn uitgestoken handen een mobieltje en een
camera. Robert weet wat hem te doen staat.

‘’Wil je een vriend bellen?’’ tettert Judith vrolijk.

The show must go on en Winston Gerschtanowitz is in allerijl opgetrommeld om de
presentatie van de kerstspecial voor zijn rekening te nemen. Paniek achter de schermen bij
het binnengekomen telefoontje, is dit een geintje? Spoedoverleg met maar één conclusie. De
vermiste presentator die in de live-uitzending teken van leven geeft in de aanwezigheid van
een gezochte kandidate. De kijkcijfers schieten door het dak.

In de studio krijgt Winston via een oortje instructies. Handenwrijvend wendt hij zich tot het
publiek. ‘’We, eh, hebben nóg een verrassing voor jullie vanavond, mensen. Hoor ik zojuist
van de redactie. Robert, kom er maar in!’’

In de auto steekt Robert ten Brink grijnzend zijn duim op naar de camera terwijl hij zijn
tanden in het vlezige been van Judith begraaft.
  Moderator maandag 17 december 2012 @ 08:34:26 #12
42184 crew  DaMart
pi_120405515
Een spannende kerst

Het is weer kerst avond, gewoon zoals ieder jaar. Ieder jaar gaan we gourmetten, ieder jaar pakjes
uitpakken die mooi ingepakt onder de kerstboom liggen. Nooit spannende of griezelige dingen. Nee
ieder jaar hetzelfde liedje. Ik zou gewoon eens wat anders willen. Trouwens ik ben Jasmine, ik ben 16
jaar en ja ik zit hier nu thuis naast een kerstboom waarvan alle dennennaalden op m’n hoofd vallen.

“Mam gaan we ooit een keer iets anders doen met kerst. Ik vind dit niet zo leuk meer” zei ik tegen
m’n moeder toen ze naast me kwam zitten met hete thee. “Vind je dit niet gezellig dan lieverd?”
“Nou eigenlijk wil ik gewoon wat spannends, iets met uitdaging.” “Nou lieverd dan vraag je dat toch
aan de Kerstman misschien wil hij jou wens uit laten komen” “Mam de Kerstman bestaat toch niet.”
“liever proberen kan nooit kwaad.” Wie bedenkt nou zoiets, de kerst man vragen om een wens te
vervullen. Zoiets kan nooit werken en ik loop weg om wat te drinken te pakken. Ik zit toch maar te
denken, als het niet waar is kan ik het altijd wensen dus laat ik het maar gewoon wel doen.

*Lieve Kerstman mijn wens is altijd al geweest om een spannendere kerst te hebben niet zo’n saaie
als ik hier heb met m’n ouders ieder jaar*

Zo dat hebben we ook weer gedaan nu snel naar bed toe anders ben ik morgen echt een brak. En
morgen komt mijn lieve vriendje op bezoek dus ik moet er wel een beetje goed uitzien. Eenmaal op
bed blijf ik maar denken aan die wens stel dat mijn wens uitkomt. Wat zou er dan gebeuren? Goeie
vraag, maar laat ik me daar nu maar even niet druk om maken laat ik maar gaan slapen.

Halverwege de nacht hoor ik iets tegen mijn raam kloppen. Wat zou dat kunnen zijn? Het is vast een
tak die door de wind tegen mijn raam aan tikt. Dat zou het vast wel zijn. Maar wacht eens even er
staat helemaal geen boom voor mijn raam. Toch of wel, dat hoor ik te weten. Misschien moet ik toch
maar eens gaan kijken. Dus ik stap uit mijn bed en loop naar mijn raam. Ik zie geen boom dus ik had
toch gelijk maar wat klopte er dan tegen mijn raam aan? Misschien een irritant kind dat steentjes
gooide, dat zal het wel zijn. Het kan niet anders. Ik ging weer lekker in mijn bed liggen en proberen
te slapen. Weer hoor ik het getik tegen mijn raam. Nu spring ik uit mijn bed en ren naar mijn raam.
Geen kind buiten te zien. Opeens zie ik een schim buiten voorbij flitsen. Het maakt me heel erg bang
wat moet ik nu. Zo kan ik toch niet slapen. Ik kijk of m’n raam goed op slot zit. Ik ren naar beneden
kijk of alle deuren goed dicht zitten. Ik word nog banger als ik weer dat getik hoor. Alsjeblieft, haal
me weg hier. Dit bedoelde ik niet met mijn wens

Wacht het is mijn wens mijn wens komt uit. Hoe dan de Kerstman bestaat helemaal niet. Ik kon het
even niet geloven. Maar dat betekende dat ik goed op m’n hoede moest zijn, je weet maar nooit wat
de Kerstman bedacht heeft.

Nu hoorde ik gekraak van een vloer. Oké Jasmine niet bang worden nu het is vast papa die even naar
de wc gaat. En het gekraak hield weer op. Gelukkig het was waarschijnlijk echt papa. Toen begon het
gekraak weer maar nu was het dichterbij dan eerst. Help, help, help straks word ik vermoord door
een stomme kerst wens.

Snel ren ik weer naar boven toe, hopen dat het rare iets met niet achtervolgt. Nu hoor ik weer getik,
snel ren ik nu naar m’n ouders hun kamer. Maar ze slapen ik kan ze toch niet wakker maken. “Mam
help me het spookt in huis.” “Lieverd doe niet zo raar en ga slapen, morgen krijg je cadeautjes en
komt alles goed.” “Pap help jij me dan echt waar het spookt ik ben niet gek hoor.” “Liever luister naar

je moeder en ga slapen.”

Fijn dit ouders die je niet geloven. Nu hoor ik gekraak buiten de deur, het gaat richting de kamer van
mij. Straks komt de moordenaar hierheen. Ik kijk door de gleuf van het slot ik zie een schim voorbij
flitsen alweer. Oh mijn god dit is heel erg creepy. Help echt help dit maakt met echt bang help, help.
Snel ga ik weer naar beneden.

Ik ren naar de keuken en pak snel een schaar. Als hij mijn familie wilt vermoorden moet hij eerst
langs mij komen. Rillend loop ik naar de woonkamer toe en ga op de bank zitten. Opeens als ik zit
zie ik de schim bij de schoorsteen zitten. Ik begin keihard te gillen en te schreeuwen. Opeens als ik
mijn ogen open doe is de schim weg. Ik kijk opzij en de schim is nog dichterbij. Ik begin nog harder
te gillen en schreeuwen. Dan gaan uit het niets alle lichten knipperen en de schim beweegt naar me
toe. Ik ben nog nooit zo bang geweest. De lichten gaan allemaal aan.

En dan zie ik het, het is geen monster. Het is een klein diertje met een papiertje. Ik lees het papiertje
en probeer met te concentreren op wat erop staat. Ik kan het moeilijk lezen want mijn handen trillen
nog helemaal van daarnet. Dan opeens hoor ik geklop op de deur. En besef ik wat er op het papiertje
staat.

*Jasmine, Nog een fijne kerst hè, Mhuhuhahaha.*

THE END
  Moderator maandag 17 december 2012 @ 13:13:02 #13
42184 crew  DaMart
pi_120413009
De kerst-impasse

Het leven van een politicus is druk maar normaal gesproken kun je de kerstdagen Maar sinds er een begrotingscrisis gaande is, is het feest in een soort politieke nachtmerrie veranderd. De regering, die sinds tussentijdse verkiezingen een minderheid in het parlement heeft, moet een begroting goedgekeurd krijgen. Vroeger was dat geen probleem. Er kwam altijd wel een compromis uit. Maar de oppositiepartij ligt nu echt dwars. De kopstukken willen dat de president vergaande concessies doet. Ze worden gegijzeld door enkele radicale volksvertegenwoordigers in hun gelederen, die de zaak op de spits drijven. Al een maand onderhandelt onze president met hen. Het is meer op een loopgravengevecht gaan lijken. En ondertussen tikt de tijd verder.

Het is nu kerstavond en we hebben nog geen akkoord. Wanneer er voor het nieuwe jaar geen begroting is vastgesteld zal de overheid geen cent meer kunnen uitgeven. Met alle gevolgen van dien. De twee onderhandelende partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en lijken een spel te doen wie het langst zijn adem kan inhouden. Ik zit erbij en kijk er naar. Als lid van de regeringspartij kan ik weinig doen. Het is aan de president om een compromis te vinden met de oppositiepartij. In de tussentijd kan ik niet naar huis. Ik ben toeschouwer bij oeverloze debatten waar de sfeer giftig en agressief is. Er wordt gescholden en gemanipuleerd. Sommigen herken in nauwelijks terug.

Nu, op kerstavond, is het debat even opgeschort. Met een paar andere politici waarmee ik het goed kan vinden zit ik in een van de weinige cafés in de regeringsstad die nog open is. Een café waar vooral kunststudenten komen. Er hangt wat kerstversiering. We proberen het enigszins gezellig te maken met wijn, kaas en worst. We praten wat over luchtige onderwerpen. Over onze favoriete sportteams en over vakanties. Dingen die nu ver weg lijkten. Hoe aardig mijn collega’s ook zijn. De kerst breng ik liever met mijn gezin door.

Het liefst was ik er tussenuit geknepen. Binnen een paar uur kan ik bij mijn vrouw en kinderen zijn. Maar mijn verantwoordelijkheidsgevoel belet me. Ik bel gelukkig twee keer per dag met ze. Het voelt claustrofobisch. Een uitzichtloze situatie waar we dringend uit moeten. En weglopen kan niet. Ik moet het tot een goed einde volhouden. Er is kerstmuziek maar achter de bar staat een televisie aan zonder geluid. Daar beelden van de politieke crisis. Er is alweer een pauze in het overleg ingepland. Weer een impasse.

Om elf uur heb ik er geen zin meer in. Ik besluit naar mijn appartement te gaan. Ik pak mijn portemonnee. Daarin zie ik direct de foto van mijn vrouw en mijn twee dochters van zeven en elf. De oudste schijnt sinds twee weken een brilletje te hebben. Ik heb het nog niet kunnen aanschouwen. Al een maand heb ik ze niet meer kunnen zien door deze vervloekte crisis. Ik reken af bij de serveerster. Een jongedame met punkhaar en piercings in haar neus en lip. Typische studente voor een creatief beroep. Pittige jonge meid. Hopelijk worden haar docenten volgend jaar nog betaald.

Naar mijn appartement neem ik een taxi. Mijn chauffeur heb ik naar zijn gezin gestuurd. De hondstrouwe man wilde voor me doorwerken maar dat heb ik hem verboden. Het is ons probleem dat we moeten vechten op de rand van de afgrond, daar hoeft hij zijn kerst niet voor te offeren. In de taxi staat de radio aan waarop de laatste beschouwingen over de begrotingscrisis te horen zijn.
“Dat dat stelletje overbetaalde klotepolitici hun werk eens doen. Mijn zoon moet volgend jaar ook nog naar school kunnen” snauwt de taxichauffeur
Hij lijkt zich niet te realiseren dat er een van die politici in zijn taxi zit. Ik zwijg. Nooit schaamde ik me zo voor mijn beroep. Het is genant, want ik ben hier ooit aan begonnen om mensen als hij een prettiger leven te geven.

Aangekomen in de hal bij mijn appartement zie ik Bob, de conciërge. Hij is alleenstaand en mag normaal de kerstdagen alleen doorbrengen. Maar ik heb hem een flinke som geld gegeven om morgen een mooi kerstontbijt te regelen waar hij mee mag eten. Zo helpt de politieke crisis een eenzame man nog een beetje.
“Dag Bob, heb je nog zin in een glas Whisky voor het slapengaan?”
“Er is iemand voor je die wacht in je huiskamer.”
“Wie?”
“Ga dat zelf maar zien.”
Wie kan dat zijn? Toch niet iemand van de oppositiepartij die smerige deals met me wil sluiten? Als dat zo is dan zet ik hem zonder pardon de deur uit. Met die gedachten in mijn hoofd loop ik de trap op en open ik mijn voordeur. Maar wie ik zie Het is mijn vrouw.
“Hallo schat. Verrassing mij te zien hè?”
“Lieve meid, wat doe je hier?”
“Ik vond het verschrikkelijk om jou hier eenzaam je kerst te laten doormaken in een politiek mijnenveld. Daarom ben ik met de kinderen hierheen gekomen zodat we het je hier toch nog een beetje leuk kunnen maken.”
“Waar zijn de meisjes?”
“Die liggen al in bed. Bob heeft een extra bed hier neergezet. Hij heeft ook genoeg ontbijt voor ons allemaal.”
Ik pak haar in mijn armen.
“Schat, ik heb je zo gemist.”
We belanden op de bank en knuffelen elkaar stevig. Op de achtergrond staat de televisie aan. Een nieuwslezer meldt dat er weer een gesprek is en er vorderingen zijn. Het zullen nog spannende kerstdagen worden maar een compromis is in zicht. Terwijl mijn vrouw mijn overhemd losmaakt, knip ik met de afstandbediening de tv uit. Het is even tijd voor afleiding. We zoenen nog eens hevig.

[ Bericht 0% gewijzigd door DaMart op 17-12-2012 16:04:40 ]
  Moderator maandag 17 december 2012 @ 19:08:52 #14
42184 crew  DaMart
pi_120427516
De asbak

Kerstasbakken leiden het leven van een eendagsvlieg. Naast het feit dat kerstasbakken maar een paar weken per jaar worden verkocht, zien mensen ze als koddige, tijdelijke decoratie. Als de kerstboom wordt afgetuigd is ook de kerstasbak aan de beurt. Hij verdwijnt in een doos met de rest van de versiering in de hoek van een donkere zolder, om nooit weer op tafel te verschijnen.

Ik ben een kerstasbak. Geen luxeartikel, zoals een asbak van Marlboro bij een tabakspeciaalzaak, maar een uit duizenden in een schap van Ikea. De weken voor Kerst zijn een spannende tijd, want maar een aantal van ons wordt verkocht. Iedereen wil een gezellig thuis vinden en gebruikt worden waarvoor we zijn gemaakt. Het lijkt misschien niet het mooiste leven om sigaretten op je uit te laten drukken, maar degenen die op de schappen blijven liggen worden gerecycled tot toiletpotten.

Omdat we niet kunnen bewegen en er identiek uitzien, zijn we overgeleverd aan de grillen van de spiegelende medewerkers van Ikea om vooraan het schap te komen liggen. Ik lig al sinds november vooraan, maar dan wel op de onderste rij waar niemand me opmerkt. Lijdzaam heb ik de afgelopen weken toegekeken hoe mijn broertjes en zusjes in winkelkarren verdwenen en over een tijdje het middelpunt van een knusse huiskamer zijn.

Het is een dag voor Kerst als ik me heb neergelegd bij een lot als toiletpot. Het liefst had ik de afgelopen maand helemaal achteraan gestaan, zodat ik geen valse verwachtingen had gekoesterd. Hoop is vooruitgeschoven teleurstelling. Een laatste gezinnetje loopt straal langs het schap heen; ze hebben ons niet eens opgemerkt. Plotseling sta ik oog in oog met een klein jongetje dat me verbaasd aankijkt. Hij pakt me op en begint wild te zwaaien. “Leg dat eens terug, Robin.” De vader pakt me van het jongetje af en bekijkt me eens goed. “99 cent? Het is duurder om het niet te kopen,” mompelt hij.

En zo beland ik in de winkelwagen, op de kassaband, in de Ikea-tas, op de salontafel, naast een kerstboom in volle glorie en een iPod die kerstliedjes afspeelt. De kinderen kijken Home Alone terwijl de volwassenen het kerstdiner voorbereiden. Het gezin heeft de hele familie uitgenodigd voor kerstavond en iedereen maakt dankbaar gebruik van mijn diensten, hoewel er ook een vieze oom is die sjekkies op me uitdrukt.

Ik ben blij dat ik mijn levensdoel heb kunnen vervullen. Het is misschien niet veel, maar nog altijd beter dan wc-papier. Ah, daar komt Robin, de jongen die me heeft verlost. Hij pakt me op en begint weer wild te zwaaien; de peuken vliegen door de huiskamer heen. Vader probeert me af te pakken maar slaat me per ongeluk uit de handen van zijn zoontje. Ik vlieg door de lucht en denk aan de donkere zolder waar ik maandenlang weggestopt zou zijn. Net voordat ik de stenen vloer raak, kijkt de hele familie me aan. Ik ben gezien, ik ben niet onopgemerkt gebleven.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:03:47 #15
42184 crew  DaMart
pi_120445125
Glorie

Kutlampjes. Ieder jaar weer nam hij zich voor om geen probleem te maken van het optuigen van de kerstboom. Ieder jaar weer ging hij vol goede moed aan de slag met die wirwar van bedrading en stoffige nepkaarsjes. En altijd was er na de hoopvolle eerste vijf minuten een omslagpunt. Het besef dat het ook dit keer niet ging lukken. Dat hij, een volwassen kerel van 41, de buurman erbij moest roepen om ook maar enig leven in die verlichting te krijgen. De jaarlijkse nederlaag die hij kreeg toegediend door die arrogante lul. Hij verdacht zijn vrouw ervan dat ze er stilletjes van genoot om hem de afgang te laten ondergaan. Om hem wederom te ontdoen van een deel van zijn mannelijkheid. Om met haar gebleekte voortanden een stukje van zijn verschrompelde ego te knagen. Alsof ze hem nog niet voldoende had laten merken dat ze op hem was uitgekeken. Dat hun huwelijk was verworden tot een zakelijke overeenkomst. Maar dan wel een eenzijdige overeenkomst. Voor haar was er de financiële zekerheid en de eindeloze reeks etentjes en uitstapjes met haar vriendinnen. Om van de kostbare cosmetische correcties maar te zwijgen. En god weet wat ze allemaal uitvrat op de tennisclub, met die bronstige instructeurs. Studenten van net twintig die gretige handen tekort kwamen om de ‘basisgrepen’ nog maar eens met haar door te nemen. Maar waar bleef hij in het hele verhaal?

Nou, hier dus. Met zijn pijnlijke knieën op de plavuizen vloer en een kluwen snoer in zijn trillende, klamme handen. Buiten was de temperatuur ver onder het vriespunt maar hier in huis voelde hij de eerste zweetdruppeltjes traag en jeukend langs zijn ruggengraat kruipen. Meteen was er weer de traditionele aanvechting om vloekend die hele kolerezooi van zich af te gooien en op de foeilelijke, zilverkleurige kunstboom in te trappen. Maar dat ging hij dus niet doen. Dit jaar moest het anders. Falen was geen optie meer. Zijn geloofwaardigheid als echtgenoot en vader stond op het spel. Om van de terminale status van zijn verstandshuwelijk maar te zwijgen. Daarom had hij voor deze bewuste avond de nodige voorbereidingen getroffen. Hij had zijn koopzieke echtgenote de creditcard toegestopt en richting stadscentrum gedirigeerd. Ze kon wel naar hem luisteren, als er maar een materiële beloning in het vooruitzicht was. De kinderen waren vervolgens met de au pair vertrokken naar de bioscoop, waarna er een serene rust over de riante doorzonwoning was neergedaald. Dat had ook zijn nadelen. Er was nu geen mogelijkheid om zijn irritatie en spanning te ontladen op zijn gezinsleden, door middel van onredelijke verwijten en gesnauwde verwensingen. Geen publiek dat hem nakeek als hij briesend van woede en frustratie de deur achter zich dichtsloeg, op weg naar de bar van de buurtkroeg. Daar wilden zijn golfmaatjes nog niet dood worden gevonden, dus kon hij zich er in alle anonimiteit de vergetelheid in drinken. En mijmeren over zijn uitzichtloze bestaan, zijn uitzichtloze baan en zijn uitzichtloze gezinsleven, met een stel puberende, onwillige tieners en een trofeevrouw die dat eigenlijk liever van iemand anders wilde zijn. En dan wist ze nog niet eens dat zijn baan onder druk stond en dit naar alle waarschijnlijkheid de laatste kerst was die ze in deze weelde kon doorbrengen. 2013 werd een jaar van doorgeknipte creditcards, weigerende bankpassen en troosteloze wandelingen naar de voedselbank.

Inmiddels had hij de verlichting op een acceptabele manier over de takken van die lelijke nepspar verdeeld. Hij zou er bijna plezier in hebben gekregen, als er niet het knagende besef was dat hij die lampjes had moeten testen voordat hij ze in de boom ging knopen. Hij had tijdens het optuigen nog kunnen controleren of ze de afgelopen elf maanden op de vliering hadden overleefd, maar vond dat hij dat nu aan het eind van de rit moest doen. Hij zag nu een soort ceremonieel moment voor zich, waarin hij op de schakelaar drukte en de kamer werd betoverd door een heldere wolk van kunstlicht. En hij dan met gespreide armen ervoor, badend in de kortstondige glorie als ware hij de messias zelf. En dan dus alsnog naar de kroeg om zich een stuk in zijn kraag te zuipen.

En toen, op het beslissende moment, weigerden die goedkope klotelichtjes dienst. Inferieure plastic meuk, jaren geleden aangeschaft. Misschien wel bij de kringloopwinkel. Over verkeerde zuinigheid gesproken. Dit was een uitgelezen moment om de handdoek in de ring te gooien. Maar geen paniek nu! Op zoek naar dat ene lampje dat natuurlijk niet goed was vastgedraaid en nu de essentiële kringloop van stroom onderbrak. Hij greep wild met zijn handen in de takken van de boom, terwijl het paniekzweet nu vanuit zijn wenkbrauwen prikkend zijn ogen inliep en hem grotendeels het zicht benam. Voor zijn gevoel had hij ieder lampje nu al een keer of vijf door zijn vingers laten gaan. In een roes trok hij de zilveren imitatienaalden met plukken tegelijk van de boom. Hij hoorde dat hij lachte, een hysterische overspannen lach die hem vreemd voorkwam, die van iemand anders leek te zijn.

Het laatste lampje waar hij tenslotte zijn vuist omheen klemde gaf knarsend de geest toen hij er grommend en met een uiterste krachtinspanning in kneep. Hij hoorde het sissende, spetterende geluid van openliggende elektriciteit en rook de onmiskenbare geur van smeltend plastic. Vervolgens trok de misselijkmakende geur van verschroeid haar door de kamer. En voor dat korte moment, terwijl de rook uit zijn opengesperde mond dwarrelde en zijn schoenzolen zich smeltend vastklonken aan de vloer, was de kerstboom een baken van licht. Het was gelukt.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:04:41 #16
42184 crew  DaMart
pi_120445179
Kerstbanket

“Morgen is het kerstmis”.
Ik zweeg.

“En je weet wat dat betekent.”

Schele keek me loensend aan en gooide zijn lege flesje bier kapot op de straat. Duizend stukjes glas lagen te
glanzen en te schitteren, en weerkaatsen de zon. Het deed pijn aan mijn ogen.

Ik wist inderdaad wat dat betekende. Het betekende gezelligheid, vrolijkheid, lichtjes, zang en lekker eten. Alles wat wij niet hadden. Dus zat er maar een ding op: ervoor gaan zorgen dat wij dat ook kregen.
En Schele had daarvoor precies het goede huis uitgezocht. Het was een oude boerderij, een beetje afgelegen, met maar 1 bewoner; en dat was de oude boer die met pensioen was. Ik had hem weleens zien rondscharrelen op zijn erf, met een grote zwerfhond altijd in zijn buurt.

Hij leek me een vreemde vogel. Een eenling, een zonderling. In zichzelf mompelend, wit haar stak aan alle kanten onder zijn bruine pet uit, kleding dragend die de naam kleding niet eens waard waren....maar volgens Schele had hij geld, en dat was nou net waar we nu een gebrek aan hadden. Bovendien was de oude man een goede prooi, en zou de klus niet meer zijn dan een oefening. Je moet toch je skills onderhouden, nietwaar?
Desondanks voelde ik me niet prettig bij de man, zelfs al zag ik hem niet wanneer ik langs zijn bouwval van een boerderij reed. De boerderij had een aura, ik weet het niet, het bezorgde me rillingen. Maargoed, een klus is een klus en er moest geld in het laatje komen, dus ik gunde mezelf geen tijd om stil te staan bij mijn onderbuikgevoelens.

Zo kwam het dat we die nacht tegen de koude muur aangedrukt stonden, Schele bij de voordeur en ik naast hem. We hadden al vaker samengewerkt; hell, we zijn samen opgegroeid en we raakten tegelijk op het criminele pad. Dus is het logisch dat je elkaars surrogaatbroer werd. Er was een soort band tussen ons, al zouden we er beiden geen probleem mee gehad hebben om elkaar een mes tussen de ribben te steken, mocht dat een lange gevangenisstraf voorkomen.

Het was stil. De boerderij was omringd door hoge bosschages, de hemel was helder maar de maan was nergens te bekennen. Zelfs de wind hield zich rustig. Ik hoopte dat die zwervershond waar ik hem meestal bij zag, zich ook koest hield. Anders hadden we wel wat hondebrokjes bij ons, waarvan we hoopten dat dat voldoende zou zijn om er een vriendje bij te krijgen.
We hielden onze adem in en luisterden de omgeving af. Niks te zien, niks te horen, dus vooruit met de geit.
Schele forceerde de deur terwijl ik hem bijscheen, en na wat gemorrel kraakte de deur open. Stilte. Duisternis.
Een duffe lucht hing roerloos in de kamers, terwijl wij onze weg zochten naar de kostbaarheden die we zo begeerden. Mijn zaklamp was weer uit, die hadden ik nog niet nodig. Geruisloos bewogen we ons voort, onze ogen zoekend, onze oren gespitst op het kleinste geluid. Maar het bleef stil, zelfs de natuur scheen haar adem in te houden.

Nadat we klaar waren met het doorzoeken van de begane grond, wenkte Schele me naar een gammele trap, en ik knikte. Hij sloop de trap op, voetje voor voetje, ervoor zorgend dat de houten treden geen geluid maakten. Wat sluipen betreft was hij een meester.
Ik volgde hem, en ik probeerde mijn voeten op dezelfde manier op de treden te zetten als hij deed, maar ik kon niet voorkomen dat sommige treden protesterend kraakten. Eenmaal boven gekomen probeerden we zo vlug mogelijk ons te orienteren. Het scheen een stuk donkerder te zijn dan op de begane grond, dus we klikten onze zaklampen aan. Twee smalle bundels licht doorkliefden de donkere ruimtes, nu konden we beter en sneller zoeken.

Onze getrainde ogen zochten naar elk bewijs van rijkdom, naar een kluis, misschien een verborgen luik. Het leek erop dat er op deze verdieping ook niks van waarde te vinden was. Het meubilair was oud, overal lag een laagje stof op en spinnewebben zaten in elke hoeken van de kamers. Het was duidelijk dat wij hier de eerste mensen waren sinds lange tijd.

We begonnen verder te zoeken, kamer voor kamer, kast voor kast, lade voor lade, zorgvuldig en grondig. We beklopten zacht de muren, luisterend naar een aanwijzing die kon duiden op een holle ruimte. Zo waren we een tijdje geconcentreerd bezig, toen ik besefte dat ik kippevel had. Was het vanwege de kou? Was het vanwege dat drukkende gevoel, dat ijzige gevoel dat langzaam mijn hart bekroop en bedekte met een dun laagje angst? Ik keek naar Schele, en ik merkte aan zijn weifelende, onzekere houding dat ook hij het gevoel had dat er iets niet pluis was.

We waren klaar met het doorzoeken van bijna alle kamers, slechts 1 kamer hadden we nog niet doorzocht. De deur die toegang gaf tot de kamer scheen van een andere, stevigere kwaliteit te zijn dan alle andere deuren in de boerderij. We keken elkaar twijfelend aan. Uiteindelijk, na een tijd gewacht te hebben dat ons een eeuwigheid scheen, had Schele de moed om de klink vast te pakken, en langzaam, langzaam duwde hij de klink naar beneden. Er klonk een droge klik en de deur gleed geruisloos open. Een ondefinieerbare geur omhulde ons, bedwelmde ons en trok ons zachtjes mee naar binnen. Achter ons gleed de deur weer dicht met een klik.

Voordat ik het bewustzijn verloor bescheen mijn zaklamp een smal bleek gezicht, dat begerig naar ons keek. Een gezicht met rode ogen en een bruine pet op, en wit haar dat er onderuit piekte.

Ik had een droom. In de droom kwam de man voor wiens boerderij we hadden ontheiligd met onze
aanwezigheid. Schele en ik zaten tegenover hem aan een lange tafel, waarop enkele scherpe messen lagen. De zwerfhond zat naast hem en keek ons hongerig aan. Mijn ogen werden willoos getrokken naar de man, en hij grijnsde zijn puntige tanden bloot. “Eindelijk gasten voor mijn kerstmaal”.

[ Bericht 0% gewijzigd door DaMart op 18-12-2012 19:43:09 ]
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:05:30 #17
42184 crew  DaMart
pi_120445211
Rudolf

De wekker die vroeg afgesteld stond, knetterde met een luid gejank door zijn gehoorhang. Een
nieuwe werkdag was aangebroken. Moeizaam poogde hij te ontwaken. Het was zeven uur. Hij
stond voor de spiegel om zijn half kale haardos enigszins te fatsoeneren. Hij zei hij tegen zichzelf: ‘
Zo Rudolf, met dat hoofd krijg je nog niet eens een 3e rangs hoertje uit Argentinië die aan je piemel
wil lebberen.’ Zijn gezicht zat onder de littekens, dankzij de hevige acne fase die hij in zijn jeugd had
moeten ondergaan. Die onzekerheid tartte hem al zijn hele leven. Op zijn achttiende had hij voor
het laatst het andere geslacht beklommen. Inmiddels alweer twintig jaar geleden. Kerst staat ook
weer voor de deur, schoot hem ineens te binnen. Dit waren pijnlijke dagen voor hem, omdat de
eenzaamheid tijdens de aanloop van kerst verergerde. Een typisch westers syndroom. Hij beneed
zijn collega’s die altijd pochten over de gezellige kerstfeesten die zij doorbrachten met vrouw en
gezin. Wanneer zijn collega’s dan vroegen wat Rudolf met kerst ging doen, bedacht hij altijd snel een
smoesje om de schaamte van zijn uitzichtloze bestaan te verbergen.

Aangekomen op kantoor zetelde hij zich achter zijn computer . Klaar om de hele dag banale,
administratieve werkzaamheden te verrichten. Rudolf hekelde zijn werk, maar ondernam nooit
stappen om iets aan zijn situatie te doen. Een lafaard van het zuiverste ras. Het pand was in de
aanloop naar kerst al helemaal versierd. Een opgetuigde kerstboom stond in de hoek van zijn
werkruimte. Ieder aanblik naar de boom deed hem meer verlangen naar Sarah; de koffiejuf waar
hij al jaren een crush op had. Wanneer hij haar blonde haren zag wapperen en haar welgevormde
derrière aanschouwde, in haar iets te strakke mantelpakje, begon zijn geilheid te stijgen.

Toen hij zijn computer aanzette, dartelde Sarah net zijn kantoor binnen. Ze droeg kekke hakjes,
waardoor haar kont nog iets verder uitstak. ‘Ha, die Rudolf hoe gaat het ermee?’ vroeg ze
vriendelijk. ‘Hoi, Sarah. Goed hoor en met jou?’ antwoordde hij beschaamd. Het gesprek viel stil.
Hij deed pogingen om het gesprek verder voort te zetten. Er stonden ook geen andere opties open, want
Sarah keek hem schaapachtig aan: wachtend tot Rudolf met iets interessants op de proppen kwam.. Rudolf
werd ongemakkelijk, omdat hij niet excelleerde in gladde praatjes. Hij stond wel bekend om zijn
goede humor. ‘Hoe zou Hitler hebben geheten wanneer hij een vrouw zou zijn geweest,’ vroeg hij
daarom aan Sarah. ‘Geen idee?’ - ‘Tietler!’ bulderde Rudolf. Sarah glimlachte beleefd. Niet omdat zij
de humor van Rudolf zo op prijs stelde, maar wel op andere fronten wild van hem werd. Ze vond zijn
acne littekens schattig en geilde op zijn half kale haardos. Iets wat Rudolf door zijn stomheid nooit
opmerkte . Hij verkeerde in de illusie dat de liefde slechts eenzijdig was. Sarah zette het kopje koffie
neer en wenste hem nog een fijne werkdag. ‘Tietler! kom er maar op,’ grinnikte hij nog even na.

Hij wierp een blik op de klok. De middag was reeds aangebroken. ‘Bijna lunchpauze,’ mompelde hij.
De hele ochtend had hij de guitige kerstplannen van zijn collega’s moeten aanhoren. Rudolf werd
kwaad op zichzelf. Zijn vrouwloze bestaan moest nu maar eens afgelopen zijn. Dit was de druppel!
Nog een eenzame kerst zou hij niet kunnen verdragen. ‘Tijd om uit mijn comfort zone te stappen, ’
zei Rudolf bemoedigend in zichzelf, ‘het is tijd om Sarah mee uit te vragen!’ Hij had het plan opgevat
om dit vlak voor de lunchpauze te doen. Zij was dan bezig om de lunch te bereiden voor al het
personeel.

Zenuwachtig liep hij richting de kantine, depte het angstzweet van zijn voorhoofd en voelde aan
zijn buik. Elke stap was een moeilijke. Hij betrad de kantine en zag dat Sarah de warme bolletjes uit
de oven haalde. Hij was dol op de broodjes die zij altijd bereidde. Sarah hoorde Rudolf aankomen
en groette hem vriendelijk. ‘Uuhm, Sarah, ’ stotterde hij, ‘heb jij toevallig al plannen op eerste
kerstdag?’ Hij krabde aan zijn hoofd. Eén van zijn vele zenuwtrekjes. ‘Nee, hoezo?’ vroeg Sarah.
Hij keek angstig. ‘Uuhm, um, ik heb ook niets te doen… Heb je zin om dan een hapje te eten? ‘ vroeg
hij. Sarah’ s mond vervormde zich tot een glimlach.‘Maar natuurlijk! ‘ zei ze enthousiast. Intense
gelukzaligheid maakte zich meester van Rudolf. Onze held ging eindelijk een spannende kerst
tegemoet.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:06:23 #18
42184 crew  DaMart
pi_120445246
Niets gezegd

Het is te koud om haar jas uit te doen. Aanhouden is te warm. Jas open dan maar, al bekruipt
haar daarmee het gevoel dat ze het verschrikkelijk koud gaat krijgen wanneer ze zo meteen
weer naar buiten moet. Maar dat is pas over twee uur. Het kille licht in de stiltecoupé maakt
het er niet comfortabeler op. Geel licht zou toch warm aan moeten voelen?

Misschien had ze toch gewoon een spijkerbroek aan moeten trekken in plaats van die net
iets te sjieke jurk met te dunne panty. Wat moet ze ook in zo’n flodder terwijl het buiten
pijpenstelen regent en tegen het vriespunt is? Nu is ze gegarandeerd ‘overdressed’, maar zal
ze er met deze temperaturen alsnog ‘underdressed’ uit zien. Teveel make-up? Het nadeel van
rode lippenstift is dat je het, als het er eenmaal op zit, niet meer weg kunt poetsen. Je komt er
altijd uit te zien alsof je zojuist afgelebberd bent door…, tja, door wat eigenlijk?

Ze probeert te lezen in het boek dat ze mee heeft genomen voor de lange treinreis. Onrustig
schuift ze op haar stoel, terwijl ze in de pan die ze op de grond tussen haar voeten geklemd
houdt de soep heen en weer voelt klotsen als de trein over een wissel hobbelt. Ze hoopt maar
dat het huishoudfolie tussen pan en deksel en de elastieken die er omheen spannen genoeg
zijn om de tomatensoep binnenboord te houden. Met roodbevlekte kousen zal ze in ieder
geval geen goede indruk maken.

Drie keer heeft ze het geprobeerd, die soep. Eerst was hij te zout, toen was hij te waterig. Drie
keer naar de veel te drukke supermarkt. Drie keer lang in de rij voor de kassa. Drie keer veel
te veel betalen voor onzinnig dure ingrediënten. Saffraan? Echt? Bij de laatste poging zag de
soep oranje. Misschien had ze beter een paar blikken open kunnen trekken en kunnen liegen
dat het zelfgemaakt was. Pech; ze zullen het moeten doen met het brouwsel dat ze heeft weten
te produceren.

Steeds weer schuiven haar ogen over de eerste zin van het hoofdstuk, maar binnendringen
doet het niet. Wat nu als die soep niet te hachelen is? Wat zullen ze er van vinden dat ze weer
zonder aanhang op komt dagen? Alleen, als de eeuwige vrijgezel. Is ze niet te overdadig
opgedoft? Ziet ze er uit als een goedkoop loeder? Ze kijkt nog eens naar haar reflectie in
het raam, en ziet drie koeien in een wei die met hun kont in de wind bij elkaar bescherming
proberen te zoeken tegen de slagregens. En lippenstift. Teveel onuitwisbare lippenstift.

Ze had het nog zo geprobeerd. ‘Het is een verre reis mam. En voor jullie toch ook lastig, dat
ik weer moet blijven logeren in de woonkamer?’ Maar haar moeder had er op gestaan dat ze
zou komen. Alleen thuis met Kerst was toch ook ongezellig? Ze hoorde in de stem aan de
andere kant van de lijn dat haar moeder het ook wel een goed idee zou vinden als haar wat
vreemde dochter met haar aparte leventje thuis zou blijven. Maar wat zou de familie ervan
vinden als ze zonder dochter op kwam dagen? Weer was het niet gelukt er onderuit te komen.

Een jongen ploft op de bank tegenover haar. Een grote tas, luide muziek uit hangende
oordopjes, en een vrolijk telefoongesprek met zijn vriendin. Nou ja, vriendin… Scharrel.
Ze besluiten lachend dat een maand knipperlichten niet genoeg is voor een gezamenlijk
Kerstdiner. Hij zal haar wel missen, liegt hij. Aan zijn gezicht is te zien dat hij zich verheugt
op te dure cadeaus, te veel eten en een stevige stoeipartij met zijn broers. Dat meisje komt
later wel weer. Fijntjes wijst ze hem erop dat hij in een stiltecoupé zit. Ongeïnteresseerd

haalt hij zijn schouders op, en gooit zijn nieuwe liefde nog wat telefonische flirts toe. Daarna
belt hij zijn moeder. ‘Hoi mam, ik kom er aan! Haal je me van het station?’ Rillend denkt ze
aan de twintig minuten die zij straks alleen bij een koude halte op de streekbus zal moeten
wachten. Jas dicht.

Als ze maar niet gaan vragen naar haar klotebaantje. Nee, ze kàn niets anders vinden, want
nee, ze hééft de diploma’s niet. En eigenlijk vindt ze het wel prima zo. Veel inkomen heeft ze
niet nodig. Ze is niet zo materialistisch ingesteld als haar familie. Als ze maar af en toe een
goed boek kan kopen, en dat kan ze. Een man en drie kinderen? Haar biologische klok zegt
dat het hoog tijd wordt, maar als ze haar broers en nicht ziet met hun bekrompen huiselijke
leventje waarin alles draait om school, verloren knuffels en verjaarspartijtjes verkiest ze de
vrijheid van haar eigen leven. Ze mist wat genegenheid, maar kan wel mooi gaan en staan
waar ze wil. Leg dat maar eens uit aan een jonge moeder die denkt dat luiers verschonen het
mooiste is dat een mens ooit kan overkomen.

Ze kan het niet uitleggen. Dat is niet erg, behalve op die ene dag. Die ene dag in het jaar
waarop ze een gespannen poging waagt duidelijk te maken dat het goed is zo. Niet uit vrije
wil, maar omdat de maatschappij nu eenmaal vindt dat families knus bij elkaar moeten zijn,
en haar familie haar aanwezigheid nodig heeft om aan dit ideaalbeeld te kunnen voldoen.

Niets heeft ze gezegd tegen haar moeder over het ongemak dat ze voelt onder die meewarende
blikken die ze toegeworpen krijgt wanneer ze vertelt over haar leven, dat niet geheel volgens
de regels verloopt en daardoor een smet vormt op het perfecte Kerstgezelschap. Niets over het
doorvragen van de verwanten, die tevergeefs proberen toch iets in haar gangen te vinden dat
wèl aan het ideaalplaatje voldoet. Niets over de zware eenzaamheid die haar overvalt tussen
al deze netjes voortkabbelende levens. Niets heeft ze ook gezegd over haar grootste angst. Ze
vreest dat ze haar niet eens zullen missen als ze onaangekondigd toch niet op komt dagen.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:07:27 #19
42184 crew  DaMart
pi_120445289
Oh Savannah.

Oh Savannah… ik heb je laatst in het bos zien staan. Rillend van de kou, moederziel alleen, stond jij langs de gladde weg. Uitgeput van vreugdeloosheid, vechtend tegen de wanhoop die jou dreigde te overspoelen. Met je voeten weggezakt in de sneeuw had jij de kracht niet meer om je te verplaatsen. Vastgeketend aan de grond, haast onzichtbaar in de donkere nacht. Niemand die je zag, niemand die aan je dacht. Zo onopvallend als de dennenbomen om je heen. Snakkend naar warmte. Naar zorg. Naar vreugde. En naar liefde.

Oh Savannah… toen kwamen er twee lichtjes aan. Het eerste wat ik van jou zag toen ik jou langs de weg zag staan. De weerspiegeling van mijn koplampen, glinsterend als kaarsjes in jouw verdrietige, hulpeloze, maar toch schitterende ogen. Die kaarsjes in je ogen, de enige vorm van licht en warmte die je had. Jouw enige vorm van zichtbaarheid in de pikzwarte nacht. Jouw enige vorm van hoop in je ellendige gedachten. Die licht en warmte leken op dat moment zo ver weg voor jou. Maar je was er nog nooit zo dichtbij geweest.

Oh Savannah… wat zijn jouw ogen wonderschoon. Verkleumd, vermoeid en verdrietig kwam jij mijn warme auto in. De tranen in jouw ogen vervingen jouw schorre stem. De traantjes van verdriet bleven maar uit je prachtige ogen stromen, als de regen uit de donkere hemel. Ik gaf jou een deken en jij viel meteen in slaap op de achterbank. Droom zacht, Savannah. Als je wakker wordt is deze nachtmerrie voorbij. Wat de volgende ochtend gebeurde, in een warm bed bij mij thuis. Je kwam naar me toe en vertelde je verhaal. Hoe jij je leven lang mishandeld bent geweest. Door je verschrikkelijke familie. Hoe jij vannacht voor de zoveelste keer bent afgetuigd, alsof je een kerstboom bent. Ik zei dat het ironisch was, aangezien ik in dat bos reed op zoek naar een kerstboom. Maar dat ik met zo’n mooi exemplaar thuis zou komen, had ik nooit kunnen voorspellen.

Oh Savannah… ik steek de kaarsjes voor je aan. Jouw wonderschone ogen stralen licht en warmte uit als nooit te voren. Ik koop alle versieringen voor je die je maar wilt. Zo mooi als jij ze maar wil hebben. Jouw piekfijne haar bekroon ik met de allermooiste ster. Want het allerbeste kerstcadeau heb ik die dag gekregen. Vrolijker dan de meest lichtgevende kerstboom, behaaglijker dan de warmste kerststal, lekkerder dan het smakelijkste kerstbrood, gezelliger dan het grootste kerstfeest en schitterender dan de mooiste kerstliedjes.

Oh Savannah… mijn ware Kerstmis, dat ben jij.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:15:56 #20
42184 crew  DaMart
pi_120445699
Licht in de duisternis

"Ik had me deze kerst toch heel anders voorgesteld. Dit noem ik geen luxe cruiseschip, Jonas!"
Met haar arm veegt Kristien haar ooghoeken droog.
"Kom op, we hebben geen tijd om stil te zitten."
"Ik kan niet meer. Mijn armen doen zeer, ik ben moe en ik heb het koud."
Jonas zucht. "Ik ook. Dus moeten we in beweging blijven."
Vanaf zijn plek achterin de boot, ziet Jonas dat Kristien de peddel pakt en weer begint te roeien. Ook hij haalt zijn peddel weer door het water, al worden zijn slagen steeds korter.
"Weet je wel waar we naartoe gaan?" Kristiens stem trilt.
"In ieder geval weg van de dood," antwoordt Jonas. Hij kijkt om en ziet de lichte onderbreking van het nachtelijk duister. In gedachten hoort hij de paniek in de stemmen van mensen die hij niet kent. Mensen die hij samen met Kristien aan hun lot overlaat.

"Geloof jij in wonderen, Jonas?"
Zwijgend roeit hij verder.
"Ik geloofde er ooit in," vervolgt Kristien, "nog niet eens zo heel lang geleden geloofde ik dat als je een wens doet als je een vallende ster ziet, die wens uitkomt. En dat kerst een tijd voor wonderen is."
Jonas kijkt weer om naar de vlammen die dansen op het water.
"Misschien moeten we omkeren en teruggaan."
Kristien draait zich om. "En net zeg je nog dat we door moeten. Ik wil echt niet terug hoor."
"Sorry, je hebt gelijk. Maar wij zitten veilig in een bootje, terwijl die mensen daar..."
In het zwakke maanlicht dat tussen de wolken doorkomt, ziet Jonas de schouders van Kristien schokken.
"Sorry, ik liet me even gaan. Maar alles komt goed, hoor je me? Rust anders maar even uit, ik roei wel even voor ons allebei," probeert Jonas zijn vriendin gerust te stellen.
"Na vanavond geloof ik niet meer in wonderen. Als er wonderen bestonden, was kerstavond niet zo'n hel geworden."

De lucht licht een fractie van een seconde op. Een paar tellen later rolt een wrede donder door de atmosfeer.
"Kun je nog roeien, denk je? We moeten het vasteland bereiken voor die bui hier is."
Jonas trekt zijn jas strak om zich heen. Een verdwaalde regendruppel daalt neer op zijn gezicht. De wind trekt aan en brengt het water in beweging. De voorsteven komt los van het wateroppervlak, om met een klap terug te vallen.
Kristien gilt.
"Niets aan de hand," roept Jonas, "Daar zijn die boten op gebouwd. Het wordt pas riskant als de golven van de zijkant komen."
Meer regendruppels vallen naar beneden en opnieuw wordt de donkere hemel doorkliefd door een bliksemschicht. De golven worden hoger en laten de boot steeds harder deinen op het water. Het korte moment dat de bliksem het water verlicht, merkt Jonas op dat ze schuin op de golven beginnen te varen. De regen valt met grote stralen uit de lucht en de boot begint steeds meer te schommelen.

"Volhouden, Kristien."
"Jonas, ik ben bang. gaan we omslaan?"
Haar stem verraadt dat ze huilt.
"Nee, natuurlijk niet. Ik geloof dat ik rechts van ons net land zag, dus ik ga de boot die kant op sturen," schreeuwt Jonas, die zichzelf nog amper boven de wind uit kan horen. Met krachtige slagen draait hij de boot, waardoor die rechter op de golven komt te liggen en minder schommelt.
"Jonas! Jonas!" Kristien draait haar hoofd om. In het licht van de bliksem meent hij een glimlach op haar gezicht te zien. Ze wijst naar rechts en roept iets wat hij amper kan verstaan. Als hij haar arm volgt, neemt hij haar enthousiaste reactie over. Een paar honderd meter bij hen vandaan danst een licht door de lucht.
"Roeien, zo hard je kunt," roept hij naar voren.

Het onweer hangt bijna recht boven hen als ze de vuurtoren hebben bereikt. Jonas duwt de deurklink naar beneden en tot zijn verbazing gaat de deur gemakkelijk open. Eenmaal binnen roept hij een paar keer, maar niemand reageert.
"Gaat het, lieverd?"
Kristien barst in tranen uit. "Nee, natuurlijk gaat het niet. Onze vakantie gaat in vlammen op, kerst is verpest en al die mensen die…"
Jonas slaat zijn armen om haar heen.
"Stil maar. Wij leven nog. We hebben elkaar nog. Dat is het belangrijkste."
Hij voelt in zijn jaszak en haalt er een doosje lucifers uit. Hij strijkt er een aan en in het zwakke licht van de vlam kijkt hij rond. Ze staan aan het begin van een wenteltrap. Daarnaast staat een vervallen tweezitsbank, waarop ze tegen elkaar aan gaan zitten.

Gegrom en geblaf haalt Jonas uit zijn slaap. Kristien ligt met haar hoofd op zijn schoot te slapen.
"Wat moet dat hier in mijn vuurtoren?" vraagt een norse stem.
"Sorry dat we hier zo zijn komen binnenvallen," antwoordt Jonas, "Onze reddingsboot raakte op drift en in de storm zagen we het licht van deze vuurtoren en we zijn hier gaan schuilen."
"Komen jullie van dat schip af dat in de hens staat?"
Jonas knikt. "Hoe laat is het?"
"Zeven over acht. Maar zei jij nou dat je het licht van deze vuurtoren had gezien?"
Jonas knikt.
"Kom eens mee." De man gaat bij de trap staan. Jonas maakt Kristien wakker en samen volgen ze de vuurtorenwachter naar boven. De hond is naast de deur gaan liggen.

Bovenin de lichtkamer wijst de vuurtorenwachter naar de lamp in het midden van de ruimte.
"Dus jullie hebben die lamp zien branden? Zie je die barsten? Dat ding is al zes jaar kapot."
"Maar hij brandde," fluistert Kristien.
"Sorry meid, maar vannacht zal hij niet hebben gebrand. Kom, ik zal een kop thee voor jullie maken, en dan breng ik jullie naar het dorp."
De man loopt de trap af. Jonas en Kristien kijken uit het raam van de vuurtoren uit over het water.
"We voeren recht op open zee af," fluistert Jonas.
"Dus zonder het licht van deze vuurtoren…"
"Dat licht heeft ons gered. Dat noem ik nog eens een kerstwonder."
Jonas pakt Kristiens hand beet en kust haar.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:19:18 #21
42184 crew  DaMart
pi_120445847
De twinkeling

Ik schud de kleine witte vlokken van mijn lange lakken. Mijn zwarte sluike haar dwarrelt omlaag en
ik kijk met een ondeugende twinkeling naar haar gesprekspartner. Na de afloop van de kerstreceptie
bleven we nog lang in gesprek. Patrick heeft donkerbruine ogen, speels donkerblond haar, een atletisch
postuur en de hele avond een voortreffelijke hoffelijke heer. Zijn lach is erg charmant, zijn humor meer
dan aanstekelijk. Opgewekt vertelt hij de ene anekdote na de volgende, waanzinnig avonturen die hij als
student beleefd. We delen ook een gezamenlijke passie, namelijk reizen en het opsnuiven van cultuur in
verre oorden.

‘Ik hou er van om te skaten in Barcelona. Ik heb een goede vriend daar wonen. We vertrekken vanaf het
Olympisch stadion en dan skeeleren we zo naar beneden. Je ziet met dan zoveel moois langs je heen
zoeven’ Ik verbeeld mij deze beschrijving. Glimlachend naar elkaar kijkend, terwijl we vanaf de Passeig
Olimpic zo naar beneden skeeleren. Midden in een warm en stralend Parc de Montjuïc met de Spaanse
zon boven ons. Maar op dit moment is het koud, en zijn blik is het enige wat mij warm houdt. Ik lach
te vaak om zijn opmerkingen en wat klinkt zijn stem doordringend. We deden zo lang mogelijk over ons
laatste drankje. Zijn gebaren waren speels. Hoe klinkt een flirt zo subtiel mogelijk? Ik ben heel benieuwd
naar zijn persoonlijk leven. Hij blijkt een zoontje te hebben die hoogbegaafd is en twee klassen heeft
overgeslagen. Deze mededeling gaat zo snel door mijn hoofd dat ik onmiddellijk stop met het schetsen
van mijn Parc de Montjuïc kleurplaat. Hoe oud is je zoontje dan? ‘Hij is vijftien en wordt dit jaar zestien,
hij zit in de zesde klas. Maar hij is nog veel te speels om volgend jaar naar de universiteit te gaan. Ik
herken zijn gedrag als de mijne.’ Ik zie weer de twinkelende ogen en beeld mij de ondeugende ogen van
zijn zoontje in.

Ik vertel hem hoe oud ik ben en vertel dat ik beeldend kunstenaar ben in het dagelijks leven. Maar op
dit moment ben ik meer eerstelijns psycholoog die zijn gedrag aan het analyseren is. Ik heb een typische
levensgenieter voor mijn neus, die liever vrolijk dan neergeslagen door het leven gaat. Zijn gedrag is
vrij impulsief en hij waardeert vriendschappen heel erg. ‘Volgens mij was jij een van de laatste van je
vrienden die ging trouwen, klopt dat?’ Hij beaamde dat en vond dat trouwen eigenlijk niet bij hem
paste. ‘En eigenlijk het hebben van vier kinderen ook niet.’ Had ik dat verkeerd verstaan? Had ik het niet
goed begrepen? Ik had te lang in de blikken van zijn ogen gestaard. Het verhaal over de vier kinderen
raast over me heen als een valse kat die een muis overvalt. Wat een ongeloof dat er dergelijk kloof
tussen ons ontstond. Ik staar hem aan en de twinkeling in zijn ogen doet mij het nare gevoel over het
generatieverschil verdwijnen.

Ik sta weer in de kou. Een vervelende gewaarwording overvalt mij, omdat ik niet goed weet om te gaan
met de situatie. Ik vertrek zo met de auto. Ik heb besloten om hem snel weer te gaan zien. Inderdaad, ik
ga ervoor om een date te hebben met een papa die vier kinderen heeft. Hij geeft me een hand en knikt.
De volgende moment google ik zijn naam op en ik vind al snel zijn LinkedIn pagina. De beschrijving van
het bedrijfsnaam klopt met wat hij eerder verteld heeft. Ik voeg hem toe en stuur een bericht naar hem
toe.

Het volgende moment hebben we ons tweede drankje samen. Het is een dag voor kerstdag 2012. De
achtergrond muziek humt zachtjes Jingle Bells en ik heb mijn kasjmier trui aan. Hij heeft een verrassing
voor me, een zachte zwarte satijnen sjaal als kerstcadeau. Ik wikkel het om mijn nek als we vertrekken
uit de lunchroom. Terwijl de sjaal speels om mij heen wappert door de wind, kijk ik hem blij aan. Hij pakt
mijn gezicht met handen en tilt het naar zijn gezicht toe. Zijn prikkelbaardje plagen mijn wangen. De
kus is warm, ondanks de kou voel ik een tinteling door mijn lichaam. Hoewel zijn ogen weer twinkelen,
verandert zijn gezicht van blijdschap naar opluchting. Maar een ander last komt op onze schouders
terecht. Wat doen wij met dit gevoel?

Het is december 2013
Nadat we afgelopen jaar hebben erkend meer voor elkaar te voelen is onze leven totaal overhoop
gegooid. Het was een vonk die ons beiden in vuur en vlam vatten, deze vuur hebben we daarna
niet meer gedoofd. Met zijn vrouw boterde het al een tijdje niet en zij gingen uit elkaar. Ik heb mijn
verloofde van vijf jaar ook vaarwel gezegd. Het is een jaar geweest van vele veranderingen. Erik van 17
jaar gaat dit jaar naar Spanje om daar een cursus te volgen en het is zijn eerste kind die zijn vleugels
uitslaat en het ouderlijk huis verlaat.
We staan op pier van Barcelonetta, net aan de voet van de Parc de Montjuïc en ik heb mijn
zwarte kasjmier sjaal om mijn schouders. Hij wrijft zachtjes over mijn beginnend bollend buikje. We
grappen dat we hem Maroon zullen noemen, omdat het voor hem nummer vijf is. Weer die humor. De
twinkeling in zijn ogen heeft hij nog steeds.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 00:21:54 #22
42184 crew  DaMart
pi_120445962
Een Bijzondere Kerstnacht

Tien voor twaalf, kerstavond, Tobias lag in bed. Het was doodstil in de kamer en de duisternis
werd slechts doorbroken door de lantaarnpaal die voor het zolderraam stond. Het goudgele
schijnsel verlichtte enkele posters die de jongenskamer rijk was. Het spel tussen licht en duisternis
gaf enkele hilarische beelden van rare posities en zwevende hoofden. Tobias had hier geen enkele
aandacht voor. Hij lag al een uur in bed maar kon de slaap niet vatten. Hij werd vervuld door een
onbeschrijfelijk gevoel van verdriet. De tiener voelde zich alsof hij was opgeslokt door een eindeloos
zwart gat, een duidelijk voelbare leegte die als kolossale gewichten rustten op zijn jonge schouders.
Zwijgend veegde hij met zijn hand de tranen van zijn beweende gezicht.

Tobias was alleen thuis. Zijn vader en zusjes waren nog in het ziekenhuis maar hij kon het
niet aan om nog langer op die onheilsplek te blijven. Een buurvrouw was gebeld en gevraagd of ze
Tobias thuis wilde brengen. In de auto onderweg naar huis had hij alleen maar gehuild. Hij dacht
helemaal gek te worden, hoe kon dit gebeuren, waarom. Het was onvoorstelbaar want enkele uren
geleden had hij haar nog gezien. Een stuk nat wegdek en een stoeprand hadden een einde aan alles
gemaakt wat voor hem een zekerheid leek. De buurvrouw had de hele rit gezwegen. Ze had geen
idee hoe ze moest omgaan met de situatie en eenmaal thuis had ze radeloos toegekeken hoe hij
zonder iets te zeggen naar boven sjokte.

De klok sloeg twaalf uur. Het galmende geluid verspreidde zich door de straat. Bij elke slag
kromp Tobias verder ineen. Hij dacht aan de grote kerstboom beneden, prachtig versierd door z’n
moeder, ze deed altijd zo haar best met dit soort dagen maar nu…., hij wilde slapen, nergens meer
aan denken, maar het kon niet en hij voelde de tranen weer opkomen. Na de twaalfde slag werd het
stil en alles leek weer hetzelfde. Plotseling voelde hij dat alle haren op z’n lichaam recht overeind
gingen staan. Hij merkte dat er toch iets anders was en kwam snel overeind. Met z’n hand wreef
hij over z’n arm en hij voelde kippenvel. De temperatuur in de kamer was gezakt en hij begon te
klappertanden. Een vreemd gevoel maakte zich van hem meester en voor het eerst kreeg hij spijt dat
hij niet in het ziekenhuis was gebleven.

Tobias durfde niet meer op de kamer te blijven die veel donkerder leek dan eerst. Alles
was anders. De figuren op de posters leken van de muur te willen stappen met hun door het licht
van de lantaarnpaal verwrongen gezichten en de schaduwen van takken waren veranderd in lange
dunne vingers die hem probeerden te grijpen. Plotseling werd de stilte doorbroken door een schel
gerinkel dat van alle kanten op hem afkwam. Tobias viel verschrikt achteruit maar het geluid hield
aan. Hij besefte opeens dat hij het geluid herkende en zag dat z’n broek licht begon te geven, z’n
gsm. Met trillende handen pakte hij de telefoon en met moeite lukte het hem op te nemen. “Hallo
met Tobias”, stamelde hij, maar hij hoorde niets, behalve een vage ruis. “Hallo, wie is daar, wie belt
mij” maar nog steeds niets behalve het zoemende achtergrondgeluid. Net toen hij wilde ophangen
dacht hij plotseling iets te horen, muziek, zijn dat kerstklokjes? “Wie bent u”, vroeg Tobias nu toch
behoorlijk verdwaasd, “volgens mij is er iets mis met de verbinding het is beter dat u morg….”, maar
voordat hij z’n zin kon afmaken werd hij onderbroken, “TOBIAS” schreeuwde een vrouwenstem
en precies op dat moment klonken een paar enorme knallen. De kamer werd gehuld in volledige
duisternis en de verbinding was verbroken.

Tobias voelde hoe de kou uit z’n botten werd verjaagd door een warm gevoel, alle angst die
hij had was verdwenen want hij herkende die stem uit duizenden, maar dat kon toch niet? Toch wist

hij zeker dat hij zich niet vergiste en begon als een bezetene in de telefoongeschiedenis te zoeken.
Hij kon niets vinden. Als door een pijl geraakt stond hij op. Nu pas merkte hij hoe donker het was
geworden. Op de tast vond hij in het duister z’n schoenen en trok ze aan. Het viel hem op dat hij het
niet meer koud had en het onheilspellende gevoel was weg. Terwijl Tobias naar het raam liep voelde
hij glassplinters onder z’n schoenen kapot springen. Toen hij de gordijnen open had getrokken zag
hij dat alleen de lantaarnpaal niet meer werkte, de rest van de straat was gewoon verlicht en de
kerstversiering leek feller te schijnen dan ooit te voren en opnieuw dacht hij kerstklokjes te horen,
het meest opmerkelijke was echter dat er geen glas meer in het kozijn zat. Op gevoel liep hij terug
en zocht naar de lichtknop maar kreeg hem niet aan. Tobias vermoedde dat de lampen in zijn kamer
waren gesprongen. Bijna geheel verblind opende hij de deur. Op de gang probeerde hij opnieuw het
licht aan te doen en dit keer werkte het. Alleen zijn slaapkamer was getroffen.

De voordeur vloog open. “Tobias, Tobias, waar ben je, wat is er gebeurd”. Hij herkende de
bezorgde stem van z’n buurvrouw. Rustig liep hij naar beneden. “Ik weet het niet”, zei hij, “maar wat
het ook was het was niet erg”. De buurvrouw keek hem vragend aan maar voordat ze iets kon zeggen
hoorden ze beiden een harde bons. Tobias rende naar boven. Het geluid kwam van de badkamer en
hij gooide de deur open. Zonder aarzeling liep hij de wit betegelde ruimte binnen. Alles was normaal,
de handdoeken waren opgevouwen en de flesjes met van alles en nog wat stonden onaangeroerd.
Toen hij verder naar binnenliep voelde hij iets onder zijn schoen en bukte zich om het op te pakken.
Het was de lippenstift van z’n moeder, wat deed die hier nou op de grond, die had ze vast laten
vallen voordat ze vertrok en hij kreeg weer een brok in z’n keel. Plotseling slaakte de buurvrouw een
kreet uit. Tobias draaide zich om en zag wat zij zag. Beiden stonden als versteend naar de spiegel bij
de douchecel te kijken. Toen hij eindelijk bevatte wat hij zag kon hij een glimlach niet onderdrukken,
weer begon hij te huilen, maar dit keer waren het geen tranen van verdriet.

Op de spiegel was met lippenstift een groot hart getekend met in het midden een naam, zijn
naam, het geluid van kerstklokjes klonk luider dan ooit tevoren.
  Moderator dinsdag 18 december 2012 @ 17:02:50 #23
42184 crew  DaMart
pi_120465689
De winternacht

De weg naar Bethlehem was lang en stoffig. Sjokkend bewoog David keer op keer zijn ene in sok en sandaal gestoken voet voor de andere. Zijn schaduw strekte zich steeds verder voor hem uit, over de met kiezels en zand bedekte weg naar zijn geboorteplaats. Het beetje warmte dat de decemberzon hem nog kon geven, zou snel verdwijnen wanneer deze over enkele ogenblikken achter de heuvels zou zakken. Gelukkig was hij er bijna, en kon hij op zoek naar een herberg voor een slaapplaats en een goede pot bier. Hopelijk was er nog plaats voor hem en de mensen die hij al uren voor zich zag lopen, en voor de man met een vrouw op een ezel die een flink stuk achter hem liepen.

Die stomme keizer Augustus ook altijd met z’n ‘briljante’ ideeën. De patserige soldaat die wekelijks voor straatomroeper kwam spelen met z’n stuk perkament had het bijvoorbeeld al eens gehad over een hoofddoekentaks. Ja leuk, daarmee loop je lekker makkelijk binnen in het midden-oosten. En nu hadden ze blijkbaar de papieren van de bevolkingsadministratie gebruikt om de keizerlijke kachel nog eens lekker op te stoken, en moest iedereen zich opnieuw laten inschrijven in zijn geboortestad. Toegegeven, die nieuwe riolering was wel fijn, maar verder waren het geen heldere lichten die Romeinen.

David had de stad inmiddels bereikt. Geen moment te vroeg, want hij begon al te rillen door de intredende avondkou. Hij keek nog eens achter zich naar de lange weg die achter hem lag. Wacht eens, die vrouw op die ezel… dat was Maria! Davids gezicht verschoot van kleur, en de herinneringen aan een gezellige maar uit de hand gelopen avond schoten meteen weer door zijn hoofd.

Negen maanden geleden had hij in het dorpshuis de jonge vrouw weten te verleiden tot het drinken wat aardig wat wijntjes, terwijl haar vriend Jozef nachtwerk verrichtte om een timmerklus voor de harde deadline af te krijgen. Jozef, zijn aartsrivaal van de basisschool, was er vandoor gegaan met Davids jeugdvriendinnetje en geheime liefde. David werd al sinds de kleuterschool door Maria gefriendzoned, maar hij had zich daar uiteindelijk bij neergelegd en er mee leren leven. Maar dat uitgerekend die irritante Jozef haar had weten te strikken, stak hem als een speer in zijn hart. Dat hij die ene nacht dan toch met haar in een hooiberg was beland, was zijn zoete wraak. Dat het lichamelijke samenzijn door zijn opwinding nog geen minuut had geduurd en zij te dronken was om weerstand te bieden of het zich te kunnen herinneren, maakte hem niet uit. Voor David was het zijn ontmaagding, en een unieke eenmalige ervaring met zijn droomvrouw.

Met een grote grijns op zijn gezicht stapte David de plaatselijke herberg binnen. Hij had al heel wat ezels en karretjes op de parkeerplaats zien staan, hopelijk hadden ze nog een slaapplek voor hem beschikbaar. Hij kon zijn geluk niet op toen bleek dat hij nog net het allerlaatste kamertje kon krijgen. Volgens de herbergier was het niet veel groter dan een bezemkast, maar een bed was een bed! Bovendien was het hier lekker warm, en de herberg was gezellig versierd met glimmende slingers en een grote dennenboom met kaarsjes er in. Davids grijns was inmiddels dan ook veranderd in een grote glimlach, en hij bestelde een grote pot gerstenat om het te vieren terwijl zijn voeten eindelijk konden rusten.

Niet veel later hoorde David de deur van de herberg opengaan, en zag Jozef en Maria binnenkomen. Bij Abraham, wat een toeter van een buik had Maria! Prompt verslikte hij zich in een slok bier toen de gedachte door zijn hoofd schoot dat een zwangerschap negen maanden duurt. Het zou toch niet…! De grote man op de kruk naast hem klopte hem lachend op zijn rug, en David probeerde zich proestend achter zijn buurman te verschuilen. Hij hoorde de herbergier aan Jozef vertellen dat er geen plaats meer was in de herberg. Enigszins geamuseerd keek hij toe hoe Maria op Jozef begon te vitten dat ze gelijk had dat ze sneller hadden moeten lopen, en hij moest zich inhouden om niet te giechelen toen Jozef zuchtend begon te onderhandelen over een plaatsje in de naastgelegen stal. Maria zou opnieuw in het hooi belanden, maar deze keer niet met hem.

Midden in de nacht werd David wakker van het rumoer van stemmen op straat. Hij ging overeind zitten en stootte zijn hoofd hard aan een balk. Gloeiende, wat een rottig klein kamertje was dit ook! Hij wreef eens flink over zijn voorhoofd, en boog zich vervolgens naar het kleine beslagen raampje bij het voeteneinde. Met zijn hand veegde hij een gedeelte van de natte ruit schoon, zodat hij kon zien wat er buiten gebeurde. Beneden zich zag hij drie mannen die er deftig uit zagen richting de naastgelegen stal lopen. Voor de stal stonden een paar herders schaapachtig maar opgewonden naar binnen te kijken. Ze baadden in het licht van bovenaf, waar zich een enorm helder licht boven de stal leek te bevinden. David drukte zijn wang tegen het glas maar kon het net niet zien. Het zag er wel spannend uit allemaal, het leek wel een stilstaande UFO!

Nu David ook zijn oor tegen het koude raam aan drukte, hoorde hij gedompt babygehuil. Een glimlach verscheen op zijn gezicht. Maria had blijkbaar een kind gebaard. Midden in de winternacht, in een stal met vee en hooi. Misschien was het wel zíjn kind, misschien was het wel een zoon! Davids zoon… Dat klinkt toch veel beter dan Jozefs zoon, dacht hij, en hij stak zijn tong uit in de richting van de stal waar Jozef zich ergens moest bevinden. Giechelend liet hij zich achterover vallen richting zijn kussen, en plofte daar vloekend op neer nadat hij met zijn achterhoofd de balk nogmaals had geraakt.
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')