Ik zal nog eens even een stukje delen. Wellicht is dat wat aardiger.
Het eertse baantje dat ik na mijn eerste Belgische avontuur terug in Den Haag wist te bemachtigen was bij een bedrijf dat zich erin specialiseerde, en dusdanig in specialiseerde dat men simpelweg zou kunnen stellen dat het bedrijf niets anders deed dan dat, telefoontjes op te laten nemen door verveelde studenten wanneer men zelf niet in de gelegenheid was om de telefoon op te nemen of überhaupt geen interesse had om de eigen telefoon aan te nemen. Het zal je verbazen hoeveel mensen, maar zeker ook bedrijven, niet in de gelenheid zijn zelf hun telefoon op te nemen en dat dan maar uit besteden aan een bedrijf dat dat door verveelde studenten uit laat voeren. Nu was ik zelf geen verveelde student meer - wel verveeld, geen student - zodoende dat dat werk mij nog vele malen zwaarder viel dan die studenten die daar werkten. Tussen het opnemen van andersmans telefoon door - wat overigens gebeurde aan de hand van allerhande protocollen en richtlijnen en weet ik veel wel niet wat voor een prachtigs dat bedrijf wel niet bedacht had om de klanten een kwalitatief sterk opnemen van de telefoon te garanderen - ouwehoerden die studenten wat met elkaar. Dat ging voornamelijk over hun hoop, hun dromen en hun angsten, wat zich doorgaans beperkte tot het uitspreken van de hoop snel af te studeren, de droom een baan te vinden die aansloot bij hun vorsende intellectuele arbeid en het uitten van de angst dat dat weleen moeilijk zou kunnen worden. Buiten dat om was er altijd een vriendelijk doch afstandelijk en verre van oprecht informeren naar hoe men het afgelopen weekend door had gebracht en hoe men van plan was het aankomende weekend door te brengen. Meestal ging men naar het een of andere kutfeest in Rotterdam - toch een stad waarvan ik oprecht hoop dat de Duitsers het nog een keer plat komen gooien - of Amsterdam - waar de mensen een goed hart hebben, maar alleen gekookt op de rug moest hangen en dan zo laag dat de honden erbij kunnen (Deelder, J.). Als dat niet het geval was, dan was het meestal: 'Gewoon lekker rustig met een fillumpie op de bank.' Ik dacht dan maar altijd: 'God, hoe zou het toch zijn om een bank te hebben? Veronderstel nu ook nog eens dat er een film vertoont zou worden, welke film zou dat dan wel niet zijn?' Nu zijn er tot dusver slechts twee films die mijn goedkeuring waarderen gemaakt, Heat en Starship Troopers, zodoende dat het zich gemakkelijk laat raden welke film er, terwijl ik mijzelf neer heb gevleeën op mijn fantastische bank, vertoond zou worden. Dat zou namelijk Heat of Starship Troopers zijn, mocht dat nog niet duidelijk zijn. Ik wilde het toch nog even opmerken.
Om kort te gaan; erg veel binding had ik niet met mijn collega's. Dat is niet om te zeggen dat ze onvriendelijk waren, integendeel. Vele van hen deden een verwoedde poging een geprekje met mij aan te knopen waarin ze beleefd doch afstandelijk informeerden naar mijn hoop, mijn dromen en mijn angsten. Nu was mijn hoop allang vervlogen, droomde ik over de meest pietlutterige zaken die elk ander mens met mijn talenten en fysieke schoonheid alweer uit verveling weggedaan of vervangen en was ik voor de duvel en zijn oude moer nog niet bang. Om toch gehoor te geven aan die sociale druk, want als druk ervoer ik het, verloor ik mijzelf in de meest fabeltastische voorstelling die mijzelf wel zo belachelijk in de oren klonken dat ik er zelf constant wat domming om giechelen moest. 'Ik hoorde dat er in Delft nog een ambachtelijke palingrokerij zit. Nu mag ik graag paling eten dus ik denk dat ik daar zaterdag eens naartoe fiets.' 'Nou, ik ben afgestudeerd in de wijsbegeerte. Nu mocht je aan de KU Leuven je studieprogramma vrijwel volledig zelf samenstellen, dus heb ik een soort mengelmoesje gedaan van Foucoult, het brandbombardement van Tokyo en de invloed daarvan op de ontwikkeling van de porno-industrie.' 'Als er dan toch iets waar ik me zorgen om maak, dan zijn het mijn ouders. Gek is dat eigenlijk hè? Je hele leven maken zij zich zorgen om jou en dan, het gaat héél snel, komt er opeens een moment dat jij je zorgen maakt om hen.'
Buiten al die vervelende studentjes om was er een klein groepje van mannen en vrouwen die de boot hadden gemist maar doorgaans meenden zulk een tegenslag in hun leven ervaren hadden dat ze nu vervloekt waren tot het beantwoorden van andersmans telefoon om nog in ieder geval een droge boterham op tafel te kunnen zetten. Met hen voelde ik een stuk meer binding, wat niet is om te zeggen dat ik hen beter mocht. In tegendeel, van hen walgde ik zowaar nog veel meer dan van die studentjes. Die studentjes, die zouden zichzelf nog weleens een keer tegenkomen. Daar hoefde ik verder niets aan te doen. De anderen - ik noem ze maar zo om ze van de verveelde studenten te onderscheiden - dat was me pas een daadwerkelijke bende beroepsmongolen bij elkaar. Een slaafse mentaliteit zoals ik het nergens anders heb moge ontwaren. Nu ben ik een man van de wereld, dus wanneer ik zeg nergens anders dan zegt dat het een en ander. Wat mij vooral stoorden aan de anderen was dat zij er blijkbaar de een of andere vrede, zelfs een mate van dankbaarheid, ervoeren, dat ze in de gelegenheid waren gesteld voor een kwartje meer dan minimumloon een handeling uit te voeren waar een ander simpelweg te besodemieterd voor was.
Van hun kant zal er eenzelfde walging zijn geweest. Veel erger dan een verveelde student die wat telefoontjes opneemt zodat'ie in het weekend ergens een lijn versneden Canderelltjes van een Rotter- dan wel Amsterdamse WC-bril kan snuiven, is een verveelde man die ondanks al zijn talenten en fysieke schoonheid geen andere noten op zijn zang heeft dan een constant, plichtmatig geouwhoer over de Liefde, God en de Dood. 'Wat een kneus, die Hoogeveen,' zullen ze gedacht hebben, 'heeft die jongen nu daadwerkelijk geleden, of heeft hij teveel van Reve gelezen, verondersteld dat ik ooit kennis heb genomen van zijn werk? We zullen ze zakken eens een keertje wassen, we zullen hem eens een keer om half zes 's ochtends op een industrieterrein in Zwijndrecht stukken verroest ijzer uit gewapende betonplaten laten trekken. We zullen hem eens drie weken aan stuk op het tramperron van Den Haag Centraal laten slapen. We zullen hem daar een keer om twee uur 's middags wakker wordt met een kater omdat'ie de een of andere alleenstaande moeder zo gek gekregen heeft hem op een nachtje gin-tonic te trakteren en dat'ie zich dan direct realiseert dat het duizenden mensen die op nog geen halve meter van hem op de tram hebben staan wachten geen reet zal hebben kunnen interesseren als'ie daar doodgevroren was. Dat'ie sowieso maar doodvriest. Dat het ons sowieso geen reet interesseren zal. Dat je om vooruit te komen alleen maar naar achteren te trappen hoeft. Dat dat rancuneuze gekanker van ons het enige is dat nog uitzicht biedt.'
Het contract dat ik bij dat bedrijf had getekend had me wel in de gelegenheid gesteld meneer Schaafstra ervan te overtuigen dat hij er goed aan zou doen dat tweekamerappartementje in de Witte de Withstraat aan mij te verhuren. Meer dan dat viel er ook niet voor te zeggen. Vier weken nadat ik dat contract had voorzien van een handtekeningen die ik vandaag de dag niet meer voer kwam er een man naast mij zitten die ik daar nog nooit op de werkvloer had gezien. Hij wachtte geduldig tot ik opnemen van de telefoon voor de een of andere klootzak die daar mijnentwege veel te veel geld voor betaald tot een succesvol einde had gebracht, als ook de korte rapportage die daaraan verbonden diende te worden uitgeschreven had. 'Paul, is het niet?', zei hij toen. 'Dat is het wel.', zei ik. 'Loop je even met me mee?', vroeg hij. Hij nam me mee naar een kantoortje op een verdieping waar ik ook nog nooit was geweest en gaf me te verstaan dat men niet van plan was mijn contract na de proefperiode te verlengen. Dat verbaasde me geenszins. Het enige dat me verbaasde was dat het de naamloze man of daadwerkelijk speet, of dat dat hij wel zo goed was in het veinzen van die emotie dat er aan hem een groot, maar dan ook zéér groot acteur verlore is gegaan. Nu het mij niet geheel duidelijk was waar ik nu precies mee te maken had ging ik er gemakshalve van uit dat hem daadwerkelijk verdriet dat hij mij vertellen moest dat mijn proefperiode niet verlengd zou worden, wat toch heel veel weghad van het grote O-woord, ontslag. Hoewel ik me er zelf vrij weinig bij voorstellen kan heb ik weleens gehoord dat er mensen rondlopen in de wereld die er moeite mee hebben om anderen te ontslaan. Ik ken een hoop mensen die bij machte zijn om andere te ontslaan of ooit bij machte zijn geweest dat te doen en dat dan ook volop hebben gedaan. De meesten van hen ervaren het een noodzakelijk kwaad en voeren een argumentatie die nog het meeste doet denken als Eichmann's befaamde: 'Het enige wat ik deed was zorgen dat de treinen op tijd reden.' en malen er verder niet zoveel om. Een enkeling draait wat minder om de hete brei heen en roept: 'Ja, die klootzak voerde geen reet uit, wat had ik dan moeten doen? Ik ben Maria van de Eeuwige Bijstand niet.' Er zijn slechts weinigen die er net zo'n plezier, zo'n intens genot, zo'n vreugde aan beleven als wat ik me er zelf bij voorstel. Wat lijkt me dat heerlijk zeg. Ik zou het ook flink inpeperen. Ik zou mijzelf willen verliezen in allerhande beeldspraak zoals: 'etterende puist op de aardkorst'- eerlijkheidshalve kom ik nu niet tot iets beters dan dat, maar God, de situatie is er ook niet naar. Dat'ie z'n vrouw uit hoeren sturen mag en z'n hoogbegaade nieuwetijdsdochtertje bij een snelwegafslage sinaasappeltjes verkopen laat om genoeg crack te kunnen kopen om het 's nachts nog een beetje warm onder de brug te hebben,- lieve Heer, wat zou ik daarvan genieten zeg.
Dat iemand daar dus géén plezier van kan hebben, dat iemand zichzelf niet eens die fantasie toe wil staan, dat staat wel zo ver van mijn werkelijkheid af, dat het inderdaad alleen maar spel is. Wellicht was het dus toch een briljante acteur. Ik speelde dus maar mee met de naamloze man. 'Maar... maar,' poogde ik mijn verbazing te veinzen, 'waarom dan? Ik doe mijn werk toch goed?' 'Jazeker,' zei de naamloze man, 'dat is het ook niet. Wat het dan wel is, dat weet ik ook niet.'
Mijn dienst hoefde ik die middag niet meer af te maken. Dat beviel mij wonderwel goed omdat men er bij dat bedrijf de werknemers slechts tweemaal per dag toestond buiten een sigaretje te roken. Tenminste, je mocht zoveel sigaretten roken als je wilde, natuurlijk, er was slechts tweemaal daags de gelegenheid toe. Nu had ik al geruime tijd trek in een sigaretje, vandaar dat dat ontslag mij wonderwel goed beviel; dan kon ik namelijk een sigaretje roken. Het bedrijf bevond zich aan de Koninginnegracht in Den Haag. Vanaf daar is het werkelijk een hele leuke wandeling naar de Witte de Withstraat, die voert langs allerhande cafétjes, rare winkeltjes, grachtjes en kanaaltjes waarlangs je dan lekker een biertje kan drinken en een sigaretje kan roken en weer het een of andere plannetje te bedenken over wat nu weer?
"The world will note that the first atomic bomb was dropped on Hiroshima, a military base."