Epos van Egbert
“De kater komt later,” sprak de pater, en nam zijn glas wijn in de rechterhand. Met zijn lange, slanke tong likte hij de vergeelde stompjes in vuurrood ontstoken tandvlees. De kinderen aan tafel durfden de slungelige geestelijke niet in de ogen aan te kijken, bang dat ze door hem gekozen zouden worden als kerstmaaltijd.
“Egbert, Egbert,” gniffelde de man en strekte zijn hand uit in mijn richting. Ik bleef naar mijn bord met erwtensoep staren. Godverhoede dat ik het kerstdiner zou worden. Heilige vader, God in de hemel, alstublieft, sta mij bij in tijden van...
“Egbert, knul, kom toch eens bij patertje op schoot,” lalde de pater nu. Hij wreef zich over zijn bonkige neus en krabte daarbij ongewild een steenpuist open. Druppels pus baanden zich een weg naar beneden over het gerimpelde gezicht maar werden voor zij op zijn bord vielen weggeveegd met de mouw van de pater.
“Pater, ik voel mij niet lekker. Mag ik naar bed,” vroeg ik, terwijl ik probeerde niet in huilen uit te barsten. Ik voelde hoe mijn handen begonnen te trillen en in een poging mezelf tot kalmte te manen vouwde ik mijn handen alsof ik was begonnen met bidden.
“Zeg, Egbert, een schietgebed? Maar natuurlijk ga je naar bed zo, gezellig met ome pater. Daar hoef je echt niet voor te bidden hoor.” De pater had inmiddels de fles wijn aan de droge, dunne lippen gezet en greep het huilende koorknaapje naast hem in het kruis.
“Waarom doen we het niet eens helemaal anders deze kerst,” gierde de pater het nu uit, in een roes van door wijn en geilheid ingegeven waanzin. Hij liep naar de eikenhouten deur en deed deze op slot, waarna hij zijn broek tot op de enkels liet zakken. De jongens aan tafel bleven angstvallig naar hun bord staren, enkelen braken in snikken uit.
“Egbert, kom hier en doe het eens voor, je bent het toch niet verleerd,” sprak de pater met zijn lid in de linkerhand en de fles rode wijn in de rechter. Ik keek naar mijn trillende handen en het bord met erwtensoep. Waarom krijgen we nooit eten waarbij we een mes nodig hebben, dacht ik, terwijl ik de lepel bij de steel pakte en het uiteinde tegen mijn pols liet rusten, verborgen voor de pater.
“Jaja, kom maar hier, kom dan,” wuifde de pater, duidelijk opgewonden van de aanwezigheid van tien koorknaapjes. Ik stond op van mijn stoel en schuifelde op de pater en zijn roede af. De andere jongens zaten nog steeds in stilte snikkend aan tafel, bang om bij het minste of geringste geluid ook geroepen te worden.
“Lik er maar aan,” zei de pater terwijl water uit zijn mondhoek liep. Ik richtte mijn blik omhoog en keek hem recht in de ogen. Hij had nog steeds de domgeile lach op zijn smoel, en ik greep zijn lul. Plotseling krulden mijn mondhoeken en veranderde zijn blik in doodsangst, de fles wijn knalde op de grond uit elkaar. De pater keek met een grimas naar zijn lul waar nu het uiteinde van de lepel ingeramd zat.
“Godsnonde,” krijste de pater, alvorens hij door een andere koorknaap met een stoel op zijn foeilelijke hoofd werd geslagen. Met vereende kracht gooiden wij hierna de pater op het haardvuur. Kerst zou nooit meer hetzelfde zijn.