quote:Kabinet laat dekolonisatie Nederlands-Indië onderzoeken
Het kabinet gaat akkoord met een grootschalig wetenschappelijk onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië tussen 1945 en 1949. Dat bevestigen Haagse bronnen.
Aanleiding is het boek van historicus Rémy Limpach, die eind september concludeerde dat de Nederlandse krijgsmacht tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd structureel extreem geweld heeft gebruikt.
(NOS)
quote:Kabinet: we moeten in de spiegel van het Indië-verleden durven kijken
Het kabinet laat grootschalig wetenschappelijk onderzoek doen naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië tussen 1945 en 1949. Het gaat dit onderzoek ook betalen.
"We moeten in de spiegel van ons eigen verleden durven kijken", zei minister Koenders van Buitenlandse Zaken na afloop van de ministerraad waarin het historische besluit is genomen.
(NOS)
Ik zal niet verklappen wie zijn advocaat is.quote:Littekens gefolterde Indonesiër onderzocht
DEN HAAG - De rechtbank in Den Haag laat de littekens onderzoeken van een Indonesiër die in 1947 zegt te zijn gefolterd door Nederlandse militairen. Ook wordt hij als getuige gehoord. De kans bestaat dat dit in Nederland gebeurt.
De inmiddels hoogbejaarde oud-strijder Yaseman zegt dat hij onder meer elektrische schokken kreeg toegediend met een veldtelefoon, nadat hij op Java gevangen was genomen. Hij wil hier een schadevergoeding voor.
(Telegraaf)
quote:Indonesiër eist schadevergoeding van Nederland om foltering
De rechtbank in Den Haag hoort vandaag een 90-jarige Indonesiër die zegt dat hij in 1947 is gemarteld door Nederlandse militairen in het voormalig Nederlands-Indië. Hij eist 50.000 euro schadevergoeding van de staat.
De man, Yasman genaamd, is zelf niet aanwezig in Den Haag. Het verhoor verloopt via een Skypeverbinding met een rechtbank op Java. De zaak is aanhangig gemaakt door de Stichting Nederlandse Ereschulden.
Het is de eerste keer dat een Indonesiër de Nederlandse staat aanklaagt voor marteling in voormalig Nederlands-Indië. De staat heeft al eerder schadevergoedingen betaald voor executies en verkrachtingen tijdens het Nederlandse militaire optreden daar, maar dus (nog) niet voor marteling. Dat maakt de zaak belangwekkend, zegt advocaat Liesbeth Zegveld die Yasman verdedigt.
Geëlektrocuteerd
De martelingen zouden zijn voorgevallen in 1947, in de eerste militaire campagne van Nederland om Indonesië te weerhouden van onafhankelijkheid.
Zegveld: "De man zat destijds in opleiding bij het Indonesische leger. Hij is aangehouden en gevangengezet in een suikerfabriek op Oost-Java, in de buurt van Kebon Agung. Hij is daar gemarteld, op zijn hoofd geslagen met stokken, er zijn sigaretten uitgedrukt op zijn huid en hij is geëlektrocuteerd. Zo heeft hij dertien maanden gevangengezeten."
Of Yasmans verhaal klopt is moeilijk vast te stellen, want veel bewijs is er niet, erkent Zegveld. "Daarom getroost de rechtbank zich ook zo veel moeite om de man te horen. Het hangt erg op zijn verklaring. Maar zijn verhaal is wel vrij gedetailleerd. Ook zijn zus zegt dat hij lang weg was. Toen hij terugkwam was hij sterk vermagerd. Het kan zijn dat dat allemaal bij elkaar voldoende is."
"Er is niet veel meer beschikbaar. Maar zijn verhaal is goed voor te stellen in de context van de politionele acties, toen er veel geweld werd gebruikt." Met de term 'politionele acties' wordt het Nederlandse militaire optreden in Indonesië omschreven.
Letsel
De Nederlandse staat heeft wel erkend dat de plekken waar Yasman zegt gevangen te hebben gezeten, inderdaad gevangenissen waren. Ook het Rode Kruis heeft rapporten geschreven waarin staat dat op die plekken "minder juist" gehandeld werd.
Het doel van het verhoor van vandaag is het verhaal van Yasman te horen. Mocht de rechtbank verder gaan met de zaak, dan gaat er volgens Zegveld een deskundige naar Indonesië om naar het letsel van de man te kijken.
Die moet dan beoordelen of de deuken op zijn schedel en de brandwonden op zijn huid inderdaad een gevolg zijn van de mishandelingen in de jaren 40.
(NOS)
De rest van het artikel via de link. (NOS)quote:Koloniale oorlog Nederlands-Indië: 'Belangrijk om ook de slechte verhalen te vertellen'
Vandaag zijn in Roermond alle gesneuvelde militairen van na 1945 herdacht. De herdenking vindt sinds 1988 elke eerste zaterdag van september plaats in het stadspark Hattem, waar monumenten staan voor verschillende missies, waaronder die in Nederlands-Indië. Zeventig jaar geleden vond daar de eerste zogenoemde politionele actie plaats.
Nederland en Indonesië houden er verschillende verhalen van dezelfde geschiedenis op na. Zo gebruikt Nederland de term politionele actie, een verbloeming voor een gewelddadige oorlog met 100.000 Indonesische slachtoffers. Indonesië spreekt van Agresi Militer: militaire agressie.
De rest van het artikel via de link. (NOS)quote:Herinneringen aan een verloren oorlog, waarover niemand meer sprak
"Elke oorlog is smerig. En dat is daar ook zo geweest", zegt veteraan Jan Egberts, terugblikkend op de periode dat hij als dienstplichtige soldaat werd ingezet om te helpen de orde te herstellen in voormalig Nederlands-Indië, na de capitulatie van Japan in 1945.
Na zijn terugkeer in Nederland in 1950 zweeg hij over wat hij had meegemaakt. Niemand vroeg hem ook iets. "Maar er gaat geen dag voorbij dat ik er niet mee bezig ben."
Jan Egberts was een van de ruim negentig jonge mannen uit het Zuid-Hollandse dorpje Ter Aar die in de periode 1945-1950 als oorlogsvrijwilliger of als dienstplichtige naar Nederlands-Indië werden verscheept. Gerard van Pijkeren verzamelde de verhalen van een aantal van deze mannen in een boek dat dit voorjaar verscheen onder de titel Loslaten, dat gaat niet meer.
De rest van het arikel: (NOS)quote:Dekolonisatie Nederlands-Indië: de jongens kwamen in een oorlog terecht
"Ich gaon", zei de 19-jarige Leo Pinckers in 1945. Zo nam de jonge Limburger uit Cadier en Keer afscheid. Hij vertrok naar Indonesië. Zijn vader antwoordde net zo bondig: "Adiëe wa". Een simpel 'adieu' maar dan in het Limburgs.
Leo behoorde tot de negentien jongens uit het boerendorp bij Maastricht die de dekolonisatieoorlog van 1945 tot 1950 meemaakten. Twee van hen waren vrijwilliger, de rest moest er heen, als dienstplichtig militair.
De voorbereiding in Nederland was in de meeste gevallen beperkt. Twee keer naar de schietbaan in Roermond, waar niet geschoten kon worden vanwege de drukte. Exerceren in de sneeuw. Wat toevallige instructies van een oudgediende die op het troepenschip tijdens de heenreis enkele ervaringen deelde.
Alle Indiëgangers, zoals men ze noemde, werden jaren geleden geïnterviewd door twee leden van van de Historische Kring Cadier en Keer. Bijna allemaal zijn ze overleden of niet meer in staat over hun ervaringen te praten.
De soldaten kwamen uit een dorp waar heel weinig gebeurde. Echte boerenjongens. Ze hadden net een oorlog achter de rug: Cadier en Keer werd in september 1944 bevrijd. Indië zou een reis naar het avontuur moeten worden. De jongens hadden in de meeste gevallen geen idee wat ze te wachten stond.
quote:'Erkenning van Defensie voor Ambonese KNIL-militairen'
De laatste nog levende Ambonese KNIL-militairen krijgen officieel erkenning van Defensie. Volgens De Telegraaf ontvangt Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht Hans van Griensven de groep volgende maand.
Oud-militairen die recht hebben op medailles, maar die nooit hebben gekregen, krijgen ze alsnog. Ook krijgen ze de veteranenstatus.
Leo Reawaruw van de Molukse actiegroep Maluku4Maluku spreekt in de krant van een historische doorbraak. "De KNIL-militairen hebben voor het vaderland gevochten, maar kregen nooit de waardering waarop ze recht hebben."
Uitkeringen
Vorig jaar besloot de Nederlandse regering al achterstallige uitkeringen te betalen aan KNIL-militairen en Indische ambtenaren. Ook dat werd gezien als een blijk van erkenning.
Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger was het Nederlandse koloniale leger en bestond van 1830 tot 1950.
(NOS)
quote:’Ik heb het Vaderland gediend’
De laatste nog levende Ambonese militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) krijgen alsnog een blijk van waardering van Defensie. Het lijkt een kleine stap, maar de veteranen zien het als een doorbraak. Oud-strijders als Bapa Bakarbessy (90) verlangden een leven lang naar de erkenning die maar niet kwam.
Al voor hij dienst nam in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) had Bapa Bakarbessy meer meegemaakt dan velen in een heel leven te verstouwen krijgen. Maar het is wat er na zijn diensttijd gebeurde, wat hem het meeste pijn deed.
Vijftien jaar oud is hij als de Japanners Nederlands-Indië bezetten (1942). Vader Bakarbessy dient als onderofficier op Sumatra bij het KNIL. Kort na de inval wordt de militair met twee zonen gevangengenomen. Hij roept de jongens in de gevangenis bij zich.
Onthoofd
„Papa drukte ons op het hart: ’Als je kans hebt te vluchten, ga”, herinnert de oude man zich. Hij spreekt ’papa’ uit met de zachtheid van een kinderstem. De jongens hebben geluk. Op een gegeven moment vergeten de Japanners hun cel af te sluiten en kunnen ze vluchten. Vader betaalt de hoogste prijs voor zijn advies. „De Japanners hebben hem onthoofd”, vertelt de Ambonees. Van zijn acht broers overleven zes de oorlog niet.
De Japanse capitulatie is nog maar nauwelijks een feit of hij ziet mannen aan parachutes. De jonge soldatenzoon gaat ze begroeten in hun eigen taal. Hun officier is een jonge luitenant: Raymond Westerling. Als kapitein zal hij één van de meest omstreden Nederlandse militairen in Indië worden, omdat hij zich aan grootschalige zuiveringsacties schuldig maakt.
Omdat Bakarbessy Nederlands spreekt, brengt Westerling hem ter plekke onder de wapenen. „Ik werd zijn schrijver (secretaris, red.)”, vertelt hij. „Ik kreeg een uniform en een wapen. ’Vanaf nu ben je militair’ zei de luitenant.” Tussen ’45 en ’51 dient de Ambonees in het KNIL. Wanneer Nederland de onafhankelijkheidsoorlog verliest en de kolonie de republiek Indonesië wordt, wil hij maar één ding: terug naar Waai. Zijn dorp op Ambon in de Molukse archipel, waar de familie veel land heeft.
Ontslagen
Maar de Staat der Nederlanden beslist anders. De net getrouwde militair krijgt de order in te schepen. Zijn schip vaart niet naar huis, maar naar Amsterdam. Met niet meer dan wat er in een stalen kist en een plunjebaal past, staat het echtpaar op de kade. In Nederland krijgt Bakarbessy te horen dat hij is ontslagen. Het leger heeft geen plek voor Molukkers. Terug naar huis kan hij als stateloze niet.
Berooid moeten hij en zijn oud-collega’s rondkomen van drie gulden zakgeld per volwassene per week. Kinderen krijgen een gulden. Zoals bijna alle Molukse gezinnen lukt het de Bakarbessy’s niet daarvan rond te komen. Bapa pakt alles aan waarmee hij kan bijverdienen. Van werk bij de boer tot op een blikfabriek. Dat is tegen de regels. Wanneer het uitkomt, dwingt het Commissariaat Ambonezen Zorg hem tot terugbetaling.
De decoraties die Bakarbessy tijdens de strijd kreeg, hangen ingelijst aan de muur.
De decoraties die Bakarbessy tijdens de strijd kreeg, hangen ingelijst aan de muur.Ⓒ RIAS IMMINK
„Tweeduizend gulden”, vertelt hij. „Ik heb gezegd dat ik het wil terugbetalen. Als zij eerst mijn militair pensioen zouden overmaken.” Heeft hij dat geld ooit gehad? Bapa Bakarbessy geeft geen antwoord. Zoals hij op meer vragen niet wil ingaan. Bijvoorbeeld niet wil zeggen hoe hij zich voelde, die eerste jaren in een land waar niemand op hem en zijn collega’s zat te wachten. „Het ligt allemaal nog gevoelig”, legt zijn schoonzoon Ron Raanhuis thuis in Elst uit.
Trots
Ondanks de jaren van vernederingen is de veteraan trots op de decoraties die het land dat het allemaal liet gebeuren hem tijdens het strijden gaf. Ze hangen ingelijst op een prominente plek in de woonkamer. De oud-strijder haalt ze van de muur om te laten zien. Achterop de lijst zit een papiertje met zijn legernummer. Het geheugensteuntje is niet nodig. De oud-militair dreunt het nog zo op. Net als dat van zijn vader.
„Ik heb het vaderland gediend”, verklaart hij zijn trots. „We hebben gevochten voor Nederland. Daarvoor moeten de Nederlanders nog betalen. Maar het is heel goed dat er nu wel erkenning komt.”
(Telegraaf)
quote:'Dit zijn oorlogshelden die 66 jaar lang zijn vergeten'
Van de 3578 Molukse KNIL-militairen die in de jaren 50 naar Nederland kwamen, zijn er nog zo'n honderd in leven. Volgende maand zijn ze welkom op een officiële bijeenkomst met Defensie. Een klein maar belangrijk gebaar naar de gemeenschap.
"Het betekent heel veel, want we zijn samen met de top van het ministerie van Defensie op weg naar totaal eerherstel en erkenning voor KNIL-Ambonezen", zet Leo Reawaruw van de actiegroep Malaku4Malaku. "Dit zijn Nederlandse oorlogshelden die 66 jaar lang zijn vergeten."
"Dit is een omslag. Het betekent dat er in de toekomst onderscheid gemaakt zal worden tussen alle andere multiculturele bevolkingsgroepen die in Nederland wonen. Wij hebben een heel andere achtergrond dan de rest. De eerste generatie heeft een behandeling gekregen die een vluchteling tegenwoordig nog niet zou krijgen."
Dienstbevel
Nederland heeft een lange en complexe geschiedenis met de Molukken. De eerste vestingplaats van de Verenigde Oost-Indische Compagnie werd opgericht op de Indonesische eilandengroep. De bewoners van het eiland Ambon kregen een sterke band met Nederland: ze namen het protestantse geloof over, spraken Nederlands en klommen op in bestuursfuncties voor de koloniale overheid.
De trouw bleef toen Indonesië na de Japanse bezetting in 1945 de onafhankelijkheid uitriep. Molukkers die tot dan toe het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) dienden, zetten zich daarna in voor een eigen Molukse republiek op de eilanden. Nederland had tijdens de onafhankelijkheidsbesprekingen met de Indonesische leider Soekarno beloofd om dat streven te ondersteunen.
Toen bleek dat een eigen Molukse republiek niet haalbaar was, besloot Nederland de voormalige KNIL-militairen naar Europa te halen; in Indonesië zouden ze als collaborateurs hun leven niet zeker zijn. De Molukkers vertrokken - maar onder protest: liever bleven ze strijden voor een eigen staat of gingen ze naar Nieuw-Guinea. Er was een officieel dienstbevel voor nodig om de mannen met hun gezinnen op schepen naar Nederland te krijgen.
De aankomst van de eerste Ambonezen in 1951 was geen groot nieuws in Nederland. Korte berichtjes in de kranten, misschien een enkele foto met een kort bijschrift. Nederland had in de wederopbouw nauwelijks oog voor de 12.000 nieuwelingen van Ambon, het grootste eiland van de Molukken, en de andere eilanden.
Daar kwam nog eens bij dat het verblijf in ons land tijdelijk zou zijn, tot er een definitieve oplossing was gevonden voor de oud-militairen. Aanvankelijk werd er zelfs gesproken van een verblijf van slechts enkele maanden. Maatregelen om de Ambonezen te integreren waren er daarom nauwelijks. "De enige uitzondering hierop is een Maleis-Nederlands leerboekje, dat hen in staat moet stellen zich enigermate verstaanbaar te maken", lichtte de Java-Bode kort voor aankomst toe.
De Molukkers werden opgevangen in leegstaande concentratiekampen als Vught en Westerbork. Tot hun grote frustratie werden de mannen bij aankomst uit het leger ontslagen; hier werk zoeken werd hun verboden. Ze kregen 3 gulden zakgeld per week. "De Ambonezen waren afgezet op een tussenstation waar geen enkele trein meer langskwam", typeerde een deskundige.
Schrijnend, vindt Reawaruw. "Ze hebben zoveel voor de Nederlandse driekleur betekend. Er zijn mannen onthoofd omdat ze niet over de Nederlandse vlag wilden lopen, of niet wilden spugen op de foto van Wilhelmina."
Vrijwel onmiddellijk was er spijt over de massale evacuatie. Kolonel Van Santen, die de terugkeer bevolen had, noemde het "een misgreep en een zielige bedoening". De Ambonezen hadden "zich als goede militairen neer moeten leggen bij de soevereiniteitsoverdracht". De militairen voelden zich in de steek gelaten.
Achterstallig loon
Geen wonder dus dat de bijeenkomst met Defensie na meer dan zestig jaar voelt als eerherstel. Inspecteur-generaal der Strijdkrachten Hans van Griensvan zal de oud-militairen alsnog de veteranenstatus geven en hen helpen medailles te krijgen die ze verdienen.
Waar Van Griensven niks aan kan doen, is een andere netelige kwestie: het achterstallige loon van de Molukkers. Sinds 2015 kunnen ambtenaren en militairen uit Nederlands-Indië aanspraak maken op 25.000 euro backpay. Voorwaarde is wel dat de aanvrager nog leefde toen de regeling werd ingevoerd.
"We gaan nog een nieuwe claim indienen, zodat ook hun kinderen aanspraak kunnen maken op het geld", zegt Reawaruw. "Zij hebben dat geld nooit in hun opvoeding of als erfdeel hebben teruggezien."
(NOS)
quote:’Juliana zou het wel regelen’
Een doorbraak. Zo ervoeren veel Ambonezen de toenadering van Defensie deze week. Er komt een officiële ontvangst als blijk van erkenning voor Molukse veteranen die dienden in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Ze werden afgedankt nadat ze bereid waren geweest hun leven op het spel te zetten voor volk en vaderland. De woede en het verdriet daarover dreunen tot de dag van vandaag door bij kinderen en kleinkinderen.
’Weet je wat het ergste is dat een Molukse zoon kan overkomen?”, vraagt Leo Reawaruw (57) hardop zonder een specifiek iemand in het gezelschap aan te spreken. „Zijn vader zien huilen”, beantwoordt hij zijn eigen vraag. „En ik heb mijn vader zien huilen.”
Ze zitten bij elkaar aan tafel in Leeuwarden. Activist Reawaruw en moeder en dochter Doortje (64) en Lisa Tahalele (31). Twee tweede generatie KNIL-Ambonezen en een lid van de derde generatie. De boomlange Reawaruw is de drijvende kracht achter Maluku4Maluku. Een belangenorganisatie die probeert eerherstel te krijgen voor de laatste nog levende KNIL-veteranen. Naar schatting een man of honderd. De drie Ambonezen hebben heel verschillende levensverhalen met één rode draad. Ze beginnen in een land waar hun ouders helemaal niet wilden zijn. Dat heeft blijvende impact.
Gezagsgetrouw
Vader Tahalele hoort bij de Ambonezen die in 1951 met troepentransportschepen naar Nederland worden gebracht. Het is een dienstopdracht en gezagsgetrouw als de militairen waren, volgen ze die op. Om vaak al aan boord te horen dat ze zijn ontslagen. Hun Nederlandse leven gaat op pauzestand voor het goed en wel is begonnen. Werken mogen ze de eerste jaren niet. Als statelozen kunnen ze niet terug naar huis. Wonen doen de Ambonezen – zoals ze zelf liever zeggen dan Molukkers – in kampen. Meestal voormalige concentratiekampen zoals Vught, Amersfoort en Westerbork. Vanwege hun naargeestige verleden krijgen die kampen een nieuwe naam.
„Wij woonden in Schattenberg, het oude kamp Westerbork”, vertelt Doortje Tahalele. Hoewel het leven er hard is, koestert ze mooie herinneringen aan haar jeugd. Pas als tiener begint ze te merken dat er iets in haar familie en bij de buren aan de hand is. Iets wat lastig te duiden valt omdat haar zwijgzame vader het er nooit over heeft. Het sentiment wordt sterker als het gezin weg moet uit Schattenberg en verhuist naar de eerste Molukse wijk in Assen.
„Mijn vader wilde dat niet omdat hij was blijven vasthouden aan het idee dat we hier tijdelijk waren. We zouden teruggaan naar Ambon”, legt de middelste van elf kinderen uit. „Toen we vanwege de verslechterende gezondheid van mijn moeder naar Assen moesten, betekende dat een stap verder weg van terugkeer. Mijn vader deed het omdat het beter was voor zijn vrouw en gezin, maar hij wilde niet”, vertelt ze.
„Hij bleef hier een buitenstaander. De Nederlandse taal heeft hij nooit willen spreken. Als er bij ons thuis werd gebeld en het was iemand die in het Nederlands begon, gaf hij de hoorn aan mij, mijn broer of zus. Hij kreeg wel werk als timmerman. Maar toen pa daar probeerde Nederlands te spreken, maakten zijn collega’s grapjes om hoe hij praatte. Daarna heeft hij het nooit meer willen proberen. Uit boosheid? Ja, hij was wel boos over wat er was gebeurd. ’Ze hebben ons in de steek gelaten’, zei mijn vader altijd. Maar dit was vooral schaamte.”
De verhoudingen in de Molukse gemeenschap gaan in de jaren zeventig naar een kookpunt. De eerste generatie zit weliswaar vol wrok en woede en verlangt intens naar de eigen staat die is beloofd, maar verder dan demonstraties en het aanbieden van petities op het Binnenhof komen ze niet. Gedisciplineerd als ze zijn marcheren de veteranen daarna keurig af zonder iemand kwaad te doen. Hun zonen en dochters zien achter de voordeur het verdriet. Geïnspireerd door de tijdgeest die bol staat van de linkse terreurbewegingen zoals de Palestijnse PLO en de Rode Brigade in Duitsland gaan ze over tot harde acties. De eerste – een gijzeling – heeft plaats in Wassenaar. Molukse jongeren bestormen in 1970 de ambtswoning van de ambassadeur en nemen aanwezigen in gijzeling. En route schieten ze een politieman die er de wacht houdt dood.
„Mijn broer wilde aan Wassenaar meedoen”, vertelt Doortje met lichte schaamte. „Gelukkig kwamen we er op tijd achter en heeft mijn vader het uit zijn hoofd weten te praten. Omdat hij het er niet mee eens was? Mijn vader keurde de harde acties af”, zegt ze na er even over te hebben nagedacht. „Maar hij begreep ze wel. Hij heeft op mijn broer ingepraat vanwege zijn veiligheid en de gevolgen die het voor hem op de langere duur zou hebben. Later was mijn broer hem er dankbaar voor, maar lange tijd niet. Hij ging zelfs ergens anders wonen. Wat voor mijn vader onverteerbaar was. Een zoon die niet onder zijn dak woonde.”
Treinkaping
De eerste treinkaping in 1975 begroet volgens Leo Reawaruw en Doortje Tahalele vrijwel niemand in de Molukse gemeenschap met gejuich. Twee reizigers en een machinist worden geëxecuteerd. Kapers laten ze als oud vuil in het ballastbed van het spoor vallen. Ook de gijzeling van een school in Bovensmilde (1977) – die tegelijk met de treinkaping bij De Punt plaatshad – kan niet op genade rekenen. „Kinderen, hoe haal je het in je hoofd”, roept Reawaruw uit.
Over De Punt zijn de generatiegenoten minder negatief. Ze geloven oprecht dat de kapers de reizigers zonder ze iets aan te doen zouden hebben vrijgelaten. „Die hele trein zat vol afluisterapparatuur, dat wist de politie”, concludeert de activist. Hij haalt de woorden aan die volgens hem veel leden van de eerste generatie destijds in de mond namen. „Onze jongens zijn als honden afgemaakt, terwijl wij voor Holland hebben gemoord.” Voor die mening kan je volgens de twee in de jaren zeventig beter niet uitkomen. Het is een tijd waarin elke Molukker wordt gezien als potentiële terrorist.
In Assen maakt Doortje tijdens de nasleep van de acties een grootschalige doorzoeking van de Molukse wijk door. Een pantserwagen staat met het geschut op hun huis gericht. Militairen gaan van huis tot huis. Ondertussen wordt vader Tahalele steeds bozer. De kwaadheid van jaren borrelt omhoog. „Ik heb tegen pa gezegd: ga alsjeblieft op een stoel zitten want straks gaat het nog mis als je zo moppert. We moesten van hem weg bij de ramen omdat het gevaarlijk was. Uren hebben we in onze pyjama’s op de enig veilige plek gestaan: de trap”, vertelt de inmiddels gepensioneerde secretaresse.
In het dagelijks leven moet Doortje er op haar werk bij de Heidemij regelmatig aan geloven. Ze hoort steeds dezelfde flauwe grappen. „Zo blacky, ga je me gijzelen?” Inmiddels kan ze er wel om lachen. Leo Reawaruw kan als tiener geen Fries meisje tijdens het uitgaan aanspreken zonder dat het knokken met haar buurjongen wordt. Hij krijgt het voor zijn kiezen tijdens militaire dienst.
„Nee, dat was niet leuk nee… Voor mijn broer werd het te veel”, zegt de Leeuwarder. „Hij is afgekeurd op S5 (geestelijke klachten, red.). Mijn moeder zag dat als een enorme schande. ’Wij zijn al honderd jaar trouwe militairen’, zei ze. ’Hoe kan dit?’ Nog een oneervol ontslag, ze wist niet of ze het zou kunnen verdragen. Ik was heel bang dat ze zelfmoord zou plegen en dus liet ik me niet wegtreiteren. Nog een S5 was geen optie. Natuurlijk is het bizar dat ze zich zo druk daarover maakte, maar die trouw zit in de genen. Het is vooral volledige trouw aan het koningshuis”, analyseert Reawaruw.
Naïef
„Ambonezen zagen de regering die hen alles had aangedaan en het koningshuis niet als één geheel. Natuurlijk is dat vreemd. Dom zelfs misschien, maar het was zo. Weet je hoeveel Ambonezen Wilhelmina, Juliana, Willem of Johan heten? Daarom ook werd in 1975 het plan beraamd om Juliana te gijzelen. Een groep wilde de marechaussees bij paleis Soestdijk neerschieten en vervolgens met Juliana aan de thee. Zij zou het dan wel regelen. Volstrekt naïef natuurlijk, maar zo zagen ze het.”
Lisa Tahalele knikt. Ze is meerdere keren op Ambon geweest en zag er in veel huizen een portret van Wilhelmina hangen. Als lid van de derde generatie groeit ze op in een echt Moluks nest. Haar vader is ex-KNIL-militair. Eerder trouwde hij met een Nederlandse. Lisa is het kind uit zijn tweede huwelijk. Lisa leeft in Drenthe een heel Nederlandse jeugd. Ze valt alleen op als enige met een kleurtje. „Ik was de enige Molukker van Appelscha”, zegt ze lachend. De verhalen over het KNIL en hoe de Ambonezen hier in Nederland zijn behandeld kent ze van haar vader.
„Hij is er lange tijd niet mee bezig geweest. De laatste jaren weer meer. Ook omdat wij een echt Ambonees gezin zijn”, legt de afgestudeerd ict’ er uit. „Het is goed dat het eerherstel er nu komt. Ja, dat is iets wat ook mij nog bezighoudt. Een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS) blijft ook mijn ideaal. Ook al geloof ik niet in de RMS-regering in ballingschap. We gaan niet meer naar hun officiële bijeenkomsten. Het moment dat ik me voor het eerst echt bewust werd van mijn achtergrond was in de brugklas. In ons geschiedenisboek stond dat de Molukkers naar Nederland kwamen om een lief nieuw leven op te bouwen. Ik wist toen al dat het nogal anders lag…”
ONVERSCHROKKEN KRIJGERS
Met het Koninklijk Nederland-Indisch Leger (KNIL) hield Nederland 120 jaar lang de kolonie die later Indonesië werd onder controle. In de troepenmacht dienden zowel Hollanders als in Indië geboren beroepsmilitairen.
De KNIL-Ambonezen golden als echte frontliniesoldaten. Onverschrokken krijgers aan wie officieren graag de beroerdste klussen op het slagveld overlieten. Toen Nederland zich terugtrok uit Indië, waren nog 4000 Ambonezen onder de wapenen. Velen wilden graag vechten voor de onafhankelijkheid van hun eiland dat deel uitmaakt van de Molukken. Ons land voorkwam dat door de KNIL’ers met schepen te evacueren naar Nederland. Daar – en soms al tijdens de overtocht – werden de militairen ontslagen.
Ze hadden vooral de eerste jaren nauwelijks uitzicht op een normaal leven. Het zorgde voor oplopende spanningen. En het vormde de voedingsbodem voor de terroristische strijd die kinderen van KNIL-militairen in de jaren zeventig begonnen. Na de vooralsnog laatste terreurdaad – een gijzeling op het Drentse provinciehuis in Assen (1978) – werd het stil rond de Molukse zaak.
Tot nabestaanden van bij de treinkaping bij De Punt gedode kapers een rechtszaak aanspanden tegen de Staat. Ze eisen schadevergoeding omdat hun geliefden ten onrechte zouden zijn neergeschoten. De zaak bevindt zich in het laatste stadium.
(Telegraaf)
Zie de film: https://www.uitzendinggem(...)_Tv_Medialogica.htmlquote:Eind 1947 voerden Nederlandse militairen tientallen standrechtelijke executies uit in het Indonesische dorp Rawagede. De verantwoordelijke militairen werden nooit vervolgd. Hoe kan dat? Onderzoek van de VN veroordeelde Nederland, maar Den Haag stopte het rapport in een diepe la.
Als je naar mycroft gaat kun je naar je eigen posts binnen DEF zoeken. Bij "gepost door" je username invoeren. En daarna bij de resultaten op DEF klikken.quote:Op zondag 7 maart 2021 15:55 schreef jefjef het volgende:
Ik heb in dit forum ooit eens een mooie foto van mijn opa jongen jaren KNIL gepost. Nu ben ik zelf die foto kwijt. Hoe kan ik zoeken in forum naar mijn post?
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |