abonnement Unibet Coolblue
  maandag 23 mei 2011 @ 13:15:13 #1
108371 sinterklaaskapoentje
Wie komt er alle jaren...
pi_97196233
De mensen met levenservaring.

Wie durft oO<
:')
  maandag 23 mei 2011 @ 13:16:22 #2
118585 Crutch
Filantroop || Taalzwengel
pi_97196278
Mijn ouwe heeft het te druk met zijn pensioen. :+

Serieus? Hoeveel 60-plussers zijn er op FOK!?
Je moeder is een hamster
  maandag 23 mei 2011 @ 13:23:24 #3
206640 Beelzebufo
All my vices are devices!
pi_97196562
quote:
14s.gif Op maandag 23 mei 2011 13:15 schreef sinterklaaskapoentje het volgende:
De mensen met levenservaring.

Wie durft oO<
O...kee...

Ik dactht dat je een topic met meer dan 60 verschillende users er in wilde, zonder klonen.
Vooral dat laatste maakt het niet makkelijker...
Een Rijnlandse morgen (ca. 8516 vierkante meter) is onderverdeeld in 6 hont, een hont in 100 vierkante roeden, en een roede in 144 vierkante voet.
  maandag 23 mei 2011 @ 13:24:34 #4
1062 Tinkepink
Niet zeuren maar poetsen
pi_97196621
Stormlooptopic
Geen zorgen voor de dag van morgen.
  maandag 23 mei 2011 @ 13:25:54 #5
243445 genakt
Alea Iacta Est
pi_97196674
quote:
Serieus? Hoeveel 60-plussers zijn er op FOK!?
Yvonne
_O_
Op woensdag 26 mei 2010 18:00 schreef Darkestrah het volgende:
Ik heb van horen zeggen dat genakt een behoorlijk goede keus is. Wat heb je te verliezen?
pi_97198576
*Meldt :)
wie een kuil graaft voor een ander....is nooit werkloos. Inmiddels 69+
  Trouwste user 2022 maandag 23 mei 2011 @ 17:47:06 #7
7889 tong80
Spleenheup
pi_97208942
Deze poster reed in de ploeg van Jan Jansen de Tourwinnaar.

Heeft grote koersen gewonnen zoals Olympia's Tour. Een van de beste talenten ooit in Nederland.
Fietst nog steeds.

Heeft een eigen weglog gestart daarom is ie minder aanwezig op Fok!

Hij post soms nog.

Hij is nu bijna 70

Ze noemen mij al oud met m'n 48-jaar.

Maar dit is pas een held.

Jan van der Horst

Beroepsrenner worden. Dát is de ultieme wens van bijna iedere wielrenner met daarbij natuurlijk de hoop om daardoor ooit deel te nemen aan de Tour de France. Want pas dan kun je als wielrenner in vrede de ogen sluiten. Talloze renners hebben een licentie als professional gehad, maar als je de Tour de France niet hebt gereden, ben je in de volksmond en voor het nageslacht eigenlijk geen echte beroepsrenner geweest.
Jan van der Horst was één van de betere amateurs in de jaren zestig. Hij behoorde tot de nationale top en maakte deel uit van de gouden generatie met Steevens, Dolman, Beugels, Zoet, Karstens, Wagtmans etc. Hij won in 1966 Olympia’s Tour en werd tevens nationaal kampioen, om daarnaast ook nog eens een aantal klassiekers naar zijn hand te zetten. Jan bezat de ideale eigenschappen voor een beroepsrenner, want ‘strijdlust en leven voor de sport’ beheersten zijn totale wezen. Voor hem was maar één doel heilig in zijn leven: een goeie beroepsrenner worden en deelnemen aan de Tour de France.
In 1967 is hij prof bij Caballero en in 1968 wordt hij geselecteerd voor de nationale landenploeg voor de Tour. Jan Janssen – die deze Tour zou winnen – zelf drong er op aan dat Jan zou deelnemen en het was in feite alleen nog maar een kwestie van de ‘startlijst tekenen’. Jan van der Horst zag echter op het laatste moment van deelname af en gunde zijn startnummer aan Henk Nijdam, die na twaalf dagen moest opgeven. Hoewel de fiets het leven van Jan van der Horst zelfs tot op de dag van vandaag nog beheerst, zou na 1968 de Tour niet meer in zijn leven terugkeren. Sommige kansen krijg je maar eenmaal.

De reconstructie van een drama, ook nu nog, vijfendertig jaar later.

De invloed van de gebroeders Voorting
Jan van der Horst (61) is een geboren Haarlemmer en woont in een gezellig wijkje aan de Leidsevaart nabij de Sint Bavokerk. Als kleine jongen is hij lid van voetbalvereniging Schoten en behoort tot de uitblinkers. Bij hem in de buurt wonen de wielergebroeders Voorting. Dat worden voor Jan pas echte sporthelden.

Jan: ‘Ik ging vaak langs het huis lopen waar zij woonden, gewoon maar om even naar binnen te kijken. Ze stonden wel eens langs de lijn op het voetbalveld en dan ging ik erbij staan. Ze kenden mij na verloop van tijd en dan zei bijvoorbeeld Gerrit wel eens gedag. Dat vond ik geweldig. Ik groeide op met Henk Vogels. Hij vertrok naar Australië en zonder dat we het van elkaar wisten, werden we wielrenner. Later kwam ik hem – hij behoorde tot de Australische selectie – als wielrenner tegen en nu wonen we in het huis waarin hij is opgegroeid. Zijn zoon is – zoals je weet – ook een goede beroepsrenner geworden. Mijn eerste fiets kocht ik van Cees van den Burg voor dertig gulden en daarna zou de racefiets nooit meer uit mijn leven verdwijnen’.

De eerste schreden
Jan begint in de clubritten van de Haarlemse wielerclub De Kampioen aan zijn eerste wieleravonturen. Het gaat hem goed af, zonder dat hij tot de absolute uitblinkers behoort. In 1960 en 1961, zijn eerste twee jaar als nieuweling, wint hij een aantal koersjes, maar is geen dominante coureur die zijn stempel op het wedstrijdverloop kan drukken.Jan volgt een opleiding tot machinebankwerker en in militaire dienst wordt hij ‘technisch specialist’. Hij wordt uitgezonden naar het Franse La Courtine en smokkelt zijn fiets mee. In 1964 – tweeëntwintig jaar oud – komt hij uit militaire dienst en pas dan begint het echte wielerleven. Jan wordt voor deelname aan Olympia’s Tour opgenomen in een B ploegje van Vredestein met als ploegleider Piet Libregts. Jos van der Vleuten zit ook in dit team en wordt zelfs tweede achter de winnaar Cor Schuuring.

Jan: ‘Deze ploeg was eigenlijk een ‘bij elkaar geraapt zooitje’ maar we reden de stenen uit de straat. Ik kreeg de gelegenheid mij te ontplooien en dat is tevens heel belangrijk. In 1964 won ik een stuk of vijf koersen. Het jaar erop kwam ik bij de nationale selectie van bondscoach Joop Middelink met renners als Steevens, Beugels, Dolman en Rini Wagtmans. Ik won in dat jaar een zestal koersen.’

Doorbraak in 1966
In dit jaar bevestigt Jan van der Horst zijn reeds aangetoonde wielertalent en kan hij zijn tegenstanders menigmaal zijn absolute wil opleggen. Hij wint in drie landen de openingswedstrijd van het seizoen en wel in Duitsland (Berlijn), België (Zoute Leeuw) en Nederland ( de klassieker De Ster van Zwolle). Daarna wint hij in beestachtig weer de Ronde van Friesland en behaalt ook de eindzege in de internationaal hoog aangeschreven etappekoers Circuit des Mines. De mooiste overwinning behaalt hij echter in Olympia’s Tour en op het circuit van Zandvoort. Daar wordt hij nationaal kampioen. In totaal gaat hij dit seizoen ongeveer dertig (!) keer als eerste over de streep.

Jan: ‘Ik was een renner met een goede finale en daardoor kon ik veel koersen met voorsprong winnen. Aanvallen ligt in mijn aard en ik heb een goed koersinzicht. Ik maakte altijd een vooropgezet plan, want je moet natuurlijk wel op de goede momenten aanvallen. Gé Peters was voor mij de ideale ploegleider. Hij legde geen druk op je schouders, terwijl hij dat bij andere renners misschien juist wél had moeten doen.
In de Ster van Zwolle kon ik de sprinters overtroeven en in de barbaarse Ronde van Friesland had ik een halve minuut voorsprong op Daan Holst en daarachter reden op nog grotere achterstand diverse versplinterde groepjes. Na de winst in Olympia’s Tour wist ik op het circuit van Zandvoort in een zinderende eindrush een uiteengeslagen peloton van ongeveer vijfentwintig renners voor te blijven. Ik werd hierdoor afgevaardigd naar het wereldkampioenschap in Duitsland op de Nürbergring. We hadden een zeer sterke selectie die internationaal tot de absolute top behoorde. De vraag was niet eens meer of een Nederlander zou winnen, maar welke? Het werd uiteindelijk Eef Dolman, maar we kwamen er allemaal voor in aanmerking, zo sterk reden we in die tijd!’

Beroepsrenner in 1967
Jan van der Horst is rijp om beroepsrenner te worden. Dat gebeurt eveneens onder de vleugels van Caballero. Jan rijdt een ‘leuk’ seizoen, maar uitschieters zijn er niet bij. Hij wordt tweede in Kruiningen, tiende in het kampioenschap van Zürich en haalt de eindstreep in klassiekers zoals de Amstel Gold Race, Parijs – Tours, Parijs – Roubaix en de Ronde van Vlaanderen. Viel het profmilieu hem mee of tegen?

Jan: ‘Gerrit Voorting had me al gewaarschuwd, toen hij zei: ‘Jan, je komt in een heel andere wereld.’ Dat was ook zo en ik werd overrompeld door de gehele entourage. Ik ben een aanvaller, dat ligt in mijn aard, maar zo werkt dat niet altijd bij de beroepsrenners. Dat eerste jaar was een goede leerschool en in het tweede jaar – zei men – zou het wel beter gaan. Dat was een geruststellende gedachte.’

1968 – het verzoek van Jan Janssen
In dit jaar is Jan wederom beroepsrenner bij Caballero, hoewel Jan Janssen hem vraagt om bij Pelforth te komen rijden. Is dat een gemiste kans?

Jan: ‘Dat weet ik niet. Ik had het bij Caballero naar mijn zin, dus had geen reden om te veranderen. De reden dat Jan mij vroeg, was een bewijs voor mezelf dat ik toch goed bezig was. In Nieuwerkerken/Waas won ik en in het nationaal kampioenschap op de weg werd ik zesde. In de voorjaarsklassiekers zat ik redelijk van voren. In het kampioenschap van Zürich werd ik 12e, in Gent – Wevelgem 20e en in de Ronde van Vlaanderen 23e. Ook de andere koersen reed ik goed uit en in het naseizoen werd ik in Parijs – Tours vlak voor de laatste bocht teruggehaald. Ik had daardoor het idee, dat ik ‘wel meedeed’. Dat blijkt wel uit het feit dat ik werd geselecteerd voor de nationale ploeg die deel zou nemen aan de Tour de France.’

De bekentenis
Tot zover is de loopbaan van Jan van der Horst goed te volgen. Hij begint als jong coureurtje en behaalt als amateur fraaie overwinningen op renners die internationaal tot de topklasse behoorden. Hij wordt beroepsrenner en in zijn eerste jaar kan hij goed meekomen. De opgaande lijn in het tweede jaar is zichtbaar en mede daardoor wordt Jan geselecteerd voor de Tour de France. Hij behoort dus blijkbaar tot de betere beroepsrenners in Nederland. Eind 1967, juist in de cruciale fase van zijn loopbaan van Jan van der Horst, voltrekt zich een drama. Jan is – buiten zijn schuld – betrokken bij een verkeersongeluk. Daarbij sterft een jong kind. Jan – zelf vader van twee kinderen – is daardoor zeer ontdaan. Hij kan er – ook nu nog – moeilijk over praten, maar zijn relaas is veelzeggend.

Jan: ‘Na dat ongeluk, waarbij ik een jongetje doodreed, was ik niet meer dezelfde. Ik raakte snel overstuur, was de rust kwijt en kreeg veel te veel spanningen in mijn lijf. Ik kon alles niet meer overzien en scheurde ook nog de kruisbanden van mijn knie. Geestelijk en lichamelijk zat ik in een wak en raakte heel snel geïrriteerd. Ik kon niet overweg met mijn spanningen en er was niemand aan wie ik mijn verhaal kwijt kon, maar dat wilde ik misschien ook zelf niet. Ik wilde onder de druk vandaan, maar het lukte niet. Ondanks alles presteerde ik – zoals reeds eerder gezegd – behoorlijk in het seizoen 1968.’

De Tourselectie
Jan van der Horst is van onze generatie. Wij kennen Jan vanuit zijn nieuwelingen- en amateurperiode. Hij is een prettige en onderhoudende gesprekspartner, die na afloop van een koers – zelfs een clubrit – met enthousiasme daarover een analyse kan geven. Talloze malen deelden wij met hem de kleedkamer als we een criterium reden. In de kleedkamer werd Jan echter ‘anders’. Dan gebeurde er iets vreemds met hem en veranderde ‘gezellig babbelen’ in eindeloos gezeur. Jan was – zodra hij zijn koerstas begon uit te pakken – altijd ziek, of had andere ongemakken van de meest uiteenlopende aard. Zo zei hij eens: ‘Het zal vandaag wel niks worden, want ik moest vanmorgen nog neuken’. Zo ging dat maar door, maar een paar uur later reed hij wel vaak met de bloemen. Bij Jan was het altijd kommer en kwel en hij vertelde de meest wonderlijke verhalen om een mogelijk falen reeds vooraf goed te praten. Je werd niet echt vrolijk van hem en op een gegeven moment luisterde je niet eens meer naar zijn relaas. Soms, als je met je eigen wedstrijdspanning bezig was, ging zijn meelijwekkend betoog wel eens op je zenuwen werken en zag je ook anderen denken (en hoorde je dat soms ook zeggen): ‘Hou nou je kop eens, Jan’. We hebben Jan meegemaakt in de jaren vóór zijn profperiode, maar vooral in de jaren daarna, toen hij als amateur en veteraan zijn heroptreden deed. Het is niet alleen zeuren wat Jan doet, want je kunt met hem ook heel diepzinnige gesprekken voeren. Wij sluiten niet uit, maar nemen zelfs aan, dat de storing wat betreft de faalangst bij Jan zich nadrukkelijker ging manifesteren, nadat hij betrokken was bij het beschreven tragische ongeval.

Ondanks het feit dat door de psychische nasleep van het verkeersongeval eind 1967 en een gescheurde kruisband het seizoen van Jan van der Horst in 1968 niet optimaal verloopt, zit hij uiteindelijk in de auto van ploegleider Ab Geldermans op weg naar de Tourstart in Vittel.

Jan: ‘In de Ronde van Luxemburg, als voorbereiding op de Tour, was ik gevallen en lag tussen drie Tourwinnaars, te weten: Lucien Aimar, Roger Pingeon en Jacques Anquetil. Ik zat onder de schaafwonden en had overal pijn. Op weg naar Vittel had ik daar nog steeds last van en kon daardoor amper normaal zitten in de auto van Ab. Toch gaf het me ook weer een vreemdsoortig ‘fijn gevoel’, want ik had nu immers een excuus om misschien niet te kunnen starten. Begrijp me goed, ik had hier jaren naartoe geleefd, maar nu het moment aanbrak, werd ik onzeker. In de voorafgaande training – speciaal voor de ploegentijdrit – ging het zodanig goed dat Jan Janssen erop stond dat ik zou starten. Jan Hugens en Henk Nijdam waren de reserves.’

De verloren kans
Het zou echter heel anders gaan verlopen voor Jan van der Horst, als ’s avonds – dus de dag voor de start van de eerste Touretappe – Henk Nijdam bij hem langs komt en vraagt: ‘Jan, laat mij rijden. Jouw kans komt nog wel en voor mij is het waarschijnlijk de laatste keer’.

Jan: ‘Het was heel slecht weer en de bede van Henk bezorgde mij een sluiproute. Ik ging akkoord dat hij in mijn plaats zou rijden en na het nemen van die beslissing begon ik te janken van opluchting en verdriet. Ik wist en voelde dat ik van mijzelf verloren had, dat was het ergste. De Tour wilde ik rijden, daar had ik altijd van gedroomd en die droom gaf ik nu zomaar willens en wetens uit handen.
Henk werd in de twaalfde etappe gelost en kwam te laat binnen. Dat was zijn, maar tevens mijn lot. Nijdam reed het jaar erop nog één keer de Tour, voor mij kwam er geen herkansing meer. Ik ben overigens wel in therapie gegaan, om mijn faalangst beter onder controle te houden. Ik had nooit geleerd dit probleem een plaats te geven. Het is desondanks altijd een handicap gebleven. Ik kan me nog herinneren dat ik tijdens de slottijdrit, waarin Jan Janssen de Tour won, samen met Peter Post in restaurant de Congo zat. We gingen samen een koers in België rijden en zagen op de televisie Jan winnen. We juichten allebei, maar mijn hart bloedde. Ik had er immers geen enkele bijdrage aan kunnen leveren.’

Het vervolg
Jan van der Horst bemerkt dat hij tekort komt om als beroepsrenner een rol te kunnen spelen. In 1969 wordt hij 14e in de Amstel Gold Race en ook in andere klassiekers kan hij zich redelijk handhaven. De progressie is echter te beperkt en in 1970 geeft hij er na De Waalse Pijl de brui aan. De andere dag staat hij al weer achter de draaibank en beoefent hij zijn oude stiel als machinebankwerker. Na bijna vier seizoenen als beroepsrenner, houdt Jan het voor gezien.

Jan: ‘Ik deed er alles voor. Meiden – en ik kreeg genoegen ‘aanbiedingen’ – hield ik uit mijn buurt. Alleen de wielersport was belangrijk. Aan de overkant bij ons woonde een zekere Ria, een leuk meisje. Dat leek me wel wat, want dan hoefde ik haar niet naar huis te brengen. Uiteindelijk is zij mijn vrouw geworden.
Misschien had de Tour in mijn ontwikkelingsproces een omslagpunt kunnen betekenen, dat blijft altijd de vraag. Het verloop van een carrière hangt soms af van details. Of ik er nog wel eens aan denk? Ja natuurlijk, mijn hele leven bestaat uit sporten, zoals fietsen en schaatsen. Ik heb me vaak in mijn sportieve dadendrang moeten afremmen. Ook nu nog. Wielrennen heeft mijn leven beheerst en de fiets is daaruit nog niet weg te denken. Toen ik in 1970 stopte als beroepsrenner werd ik amateur en won weer de ene na de andere koers. Daarna was ik als veteraan driemaal kampioen van Nederland en zelfs ook nog een keer veteranen wereldkampioen. Kortom, ik ben niet verbitterd en beleef nog steeds genoegen aan de wielersport en heb als amateur en vooral bij de veteranen heel veel renners pijn kunnen doen, want daar draait het toch ook vaak om. Als een coureur in goede doen is, voelt hij zich verheven, want dan doet hij niet alleen een ander pijn, maar oefent hij ook macht uit. Ik geloof dat dit in de beleving van iedere wielrenner een belangrijke rol speelt. Op ieder niveau. Ja, zelfs op – zoals jij het noemt – terminaal niveau.’

Anquetil
Jan van der Horst kon hard fietsen, was strijdlustig en had enorm veel karakter. Als – om maar eens een voorbeeld te noemen – zijn generatiegenoot Harry Steevens het karakter had bezeten van Jan van der Horst, dan was Steevens een groot coureur geworden. Als amateur en veteraan deed Van der Horst anderen pijn, maar als beroepsrenner leed hij zelf altijd pijn en hij heeft waarschijnlijk maar weinig tegenstanders in problemen gebracht. Hoe kijkt hij daarop terug?

Jan: ‘Anquetil is altijd mijn grote favoriet geweest. In 1959 werd het wereldkampioenschap op Zandvoort georganiseerd en ik was loopjongen bij de Franse ploeg. Ik mocht de fiets van Anquetil poetsen en allerlei klusjes doen. Ik genoot daarvan. Tien jaar later rijd ik samen met Anquetil in het peloton tijdens Parijs – Nice. Ik voel de macht wegvloeien uit mijn benen en zit op het kantje te sterven in het wiel van Anquetil. Hij – natuurlijk niet wetend dat ik ooit zijn fiets op Zandvoort naar de streep droeg – ziet mij lijden en gaat een metertje uit de kant rijden. Ik kan uit de wind zitten, hij kijkt opzij en knikt goedkeurend. Ik kom weer even op adem. Dan komt zijn ploegleider langszij rijden, want ‘er moet koers gemaakt worden’. Hij kijkt opzij, excuseert zich en gaat ‘koers maken’. Ik had tot op dat moment nog de illusie iets te kunnen betekenen in het profpeloton. Maar vanaf dat moment begreep ik, zonder dat Anquetil mij pijn deed, dat ik altijd een rennertje zou blijven. Nooit heeft een renner grotere indruk op mij gemaakt dan Anquetil. Hij was altijd beminnelijk en wilde – volgens mij – een ander helemaal geen pijn doen. Als die man op de fiets zat, was alles harmonieus. Ook als hij liep, tegen je sprak of naar je knikte. Kijken naar Anquetil was als het lezen van proza. Hij bleef altijd heel gewoon en was daardoor bijna goddelijk en door hem ben ik gaan begrijpen hoe groot sommige kampioenen kunnen zijn. Die ervaring en herinnering kan niemand mij meer afnemen.’

Cursus Frans
Jan is een liefhebber van Frankrijk en vertoeft daar minstens enkele malen per jaar. Hij maakt dan onder andere tochten door de Alpen en kan ‘s morgens vroeg genieten als Alpenmarmotten zijn pad kruisen. Al vijftien jaar lang volgt hij Franse les en spreekt dat inmiddels heel behoorlijk.

Jan: ‘Ik houd van de Franse cultuur en als ik over die bergen fiets, droom ik nog altijd over de Tour de France.’

Lang verhaal. Ik weet het scroll er anders doorheen en zie hoe geweldig ie is en was.

:P
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
pi_97225414
^O^
  maandag 23 mei 2011 @ 22:36:17 #9
108371 sinterklaaskapoentje
Wie komt er alle jaren...
pi_97226726
quote:
6s.gif Op maandag 23 mei 2011 22:18 schreef Bluezz het volgende:
^O^
jij moet nog ff wachten ^O^
:')
  dinsdag 24 mei 2011 @ 13:24:29 #10
238961 Stefan
Leuker wordt het niet
pi_97244533
Kun je het net zo goed het GOLFER-forum noemen.
Combineer je intelligentie met je humor...NU!!
Geheime strandvideo's met topless meiden, zomer 2010
pi_97501974
Ik moet nog 9 maanden wachten, dan word ik als 60+er herboren ;)
Huidige trend atmosf. CO2 Mauna Loa: 411 ppm ,10 jaar geleden: 387 ppm , 25 jaar geleden: 358 ppm
  Trouwste user 2022 maandag 30 mei 2011 @ 17:15:24 #12
7889 tong80
Spleenheup
pi_97502262
quote:
0s.gif Op maandag 30 mei 2011 17:07 schreef barthol het volgende:
Ik moet nog 9 maanden wachten, dan word ik als 60+er herboren ;)
_O_

:P
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
pi_97635659
Troost je. Je hebt gemiddeld nog een jaar of 15, 20 te leven. De jaren vliegen voorbij hoor!
Lang leve de gedachtepolitie
pi_97659815
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 13:24 schreef Stefan het volgende:
Kun je het net zo goed het GOLFER-forum noemen.
:D _O- :') die is toch niet zo oud? :?
Yvonne schreef op maandag 31 oktober 2011 @
13:59:43 in DEF SC #282 aan AchJa & Co
Vanaf hier en nu stopt het in DEF én op FOK!
Ik wil hier een normale SC zonder gebitch!
  vrijdag 3 juni 2011 @ 17:17:13 #15
108371 sinterklaaskapoentje
Wie komt er alle jaren...
pi_97663116
quote:
10s.gif Op vrijdag 3 juni 2011 15:44 schreef rubje het volgende:

[..]

:D _O- :') die is toch niet zo oud? :?
aan de posts te zien is hij 85
:')
  zaterdag 4 juni 2011 @ 00:42:47 #16
6990 golfer
Ouwe jongere
pi_97683506
quote:
10s.gif Op vrijdag 3 juni 2011 15:44 schreef rubje het volgende:

:D _O- :') die is toch niet zo oud? :?
Welnee, nog lang niet, knul. ;)
There is no greater joy than be taken for an imbecile by an idiot. (Oscar Wilde)
Poef.....gone! ©golfer
pi_98099222
Over 16 dagen is het zover.
Beloftes en uitspraken van politici gedaan in het verleden & heden bieden geen garantie voor de toekomst.
  maandag 13 juni 2011 @ 02:05:37 #18
6990 golfer
Ouwe jongere
pi_98099742
quote:
0s.gif Op maandag 13 juni 2011 01:48 schreef geevee het volgende:
Over 16 dagen is het zover.
Eerst maar eens zien dat je dat nog haalt nog. :P
There is no greater joy than be taken for an imbecile by an idiot. (Oscar Wilde)
Poef.....gone! ©golfer
  Trouwste user 2022 maandag 13 juni 2011 @ 14:32:06 #19
7889 tong80
Spleenheup
pi_98111782
quote:
0s.gif Op maandag 13 juni 2011 01:48 schreef geevee het volgende:
Over 16 dagen is het zover.
Cool :)

:P
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
pi_98345764
ja!!!! 64 ben ik, nog steeds aan het werk in mijn eigen bedrijfje.
gezond van lichaam en geest, fit, geniet van het leven.
heb nog veel plannen en denk dat ik gezond 100 word.
eigenlijk denk ik maar zelden aan het feit dat ik eigenlijk al best wel oud ben.
partner is 67, heeft dus pensioen en aow, maar maakt nog steeds zo nu en dan een mooie reis (hij heeft altijd gevaren), dat brengt weer extra geld op, waarmee we dan ook uitgebreid en lang op vakantie gaan naar een warm land.
lang leve onze leeftijd.
bovendien hebben we toch de mooiste tijd ooit meegemaakt?
geld hadden we niet en wat we hadden werd er gelijk doorgedraaid.
dat gaat nu wel wat beter met ons.
  Trouwste user 2022 zaterdag 18 juni 2011 @ 20:50:08 #21
7889 tong80
Spleenheup
pi_98346454
Lies _O_

Eén van de helden van Fok _O_

Ik wil ook zo ouder worden ben nu 48.

Lies ik kom er aan held :)

:P
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
  Trouwste user 2022 zaterdag 18 juni 2011 @ 20:51:55 #22
7889 tong80
Spleenheup
pi_98346516
quote:
0s.gif Op maandag 30 mei 2011 17:07 schreef barthol het volgende:
Ik moet nog 9 maanden wachten, dan word ik als 60+er herboren ;)
Dat het ooit als eeen jongeren forum begon.

_O_

:P
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
  Trouwste user 2022 zaterdag 18 juni 2011 @ 20:53:07 #23
7889 tong80
Spleenheup
pi_98346561
quote:
0s.gif Op maandag 13 juni 2011 01:48 schreef geevee het volgende:
Over 16 dagen is het zover.
Nog een held :D _O_

:P
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
  zaterdag 18 juni 2011 @ 22:47:27 #24
295722 Euribob
Plus 150 Basispunten
pi_98351285
quote:
0s.gif Op zaterdag 18 juni 2011 20:53 schreef tong80 het volgende:

[..]

Nog een held :D _O_

:P
Ik ben er ook bijna Tong, nog maar 46 jaar. _O_
Choking on those tossed salads and scrambled eggs
pi_98354715
quote:
0s.gif Op maandag 23 mei 2011 17:47 schreef tong80 het volgende:
Deze poster reed in de ploeg van Jan Jansen de Tourwinnaar.

Heeft grote koersen gewonnen zoals Olympia's Tour. Een van de beste talenten ooit in Nederland.
Fietst nog steeds.

Heeft een eigen weglog gestart daarom is ie minder aanwezig op Fok!

Hij post soms nog.

Hij is nu bijna 70

Ze noemen mij al oud met m'n 48-jaar.

Maar dit is pas een held.

Jan van der Horst

Beroepsrenner worden. Dát is de ultieme wens van bijna iedere wielrenner met daarbij natuurlijk de hoop om daardoor ooit deel te nemen aan de Tour de France. Want pas dan kun je als wielrenner in vrede de ogen sluiten. Talloze renners hebben een licentie als professional gehad, maar als je de Tour de France niet hebt gereden, ben je in de volksmond en voor het nageslacht eigenlijk geen echte beroepsrenner geweest.
Jan van der Horst was één van de betere amateurs in de jaren zestig. Hij behoorde tot de nationale top en maakte deel uit van de gouden generatie met Steevens, Dolman, Beugels, Zoet, Karstens, Wagtmans etc. Hij won in 1966 Olympia’s Tour en werd tevens nationaal kampioen, om daarnaast ook nog eens een aantal klassiekers naar zijn hand te zetten. Jan bezat de ideale eigenschappen voor een beroepsrenner, want ‘strijdlust en leven voor de sport’ beheersten zijn totale wezen. Voor hem was maar één doel heilig in zijn leven: een goeie beroepsrenner worden en deelnemen aan de Tour de France.
In 1967 is hij prof bij Caballero en in 1968 wordt hij geselecteerd voor de nationale landenploeg voor de Tour. Jan Janssen – die deze Tour zou winnen – zelf drong er op aan dat Jan zou deelnemen en het was in feite alleen nog maar een kwestie van de ‘startlijst tekenen’. Jan van der Horst zag echter op het laatste moment van deelname af en gunde zijn startnummer aan Henk Nijdam, die na twaalf dagen moest opgeven. Hoewel de fiets het leven van Jan van der Horst zelfs tot op de dag van vandaag nog beheerst, zou na 1968 de Tour niet meer in zijn leven terugkeren. Sommige kansen krijg je maar eenmaal.

De reconstructie van een drama, ook nu nog, vijfendertig jaar later.

De invloed van de gebroeders Voorting
Jan van der Horst (61) is een geboren Haarlemmer en woont in een gezellig wijkje aan de Leidsevaart nabij de Sint Bavokerk. Als kleine jongen is hij lid van voetbalvereniging Schoten en behoort tot de uitblinkers. Bij hem in de buurt wonen de wielergebroeders Voorting. Dat worden voor Jan pas echte sporthelden.

Jan: ‘Ik ging vaak langs het huis lopen waar zij woonden, gewoon maar om even naar binnen te kijken. Ze stonden wel eens langs de lijn op het voetbalveld en dan ging ik erbij staan. Ze kenden mij na verloop van tijd en dan zei bijvoorbeeld Gerrit wel eens gedag. Dat vond ik geweldig. Ik groeide op met Henk Vogels. Hij vertrok naar Australië en zonder dat we het van elkaar wisten, werden we wielrenner. Later kwam ik hem – hij behoorde tot de Australische selectie – als wielrenner tegen en nu wonen we in het huis waarin hij is opgegroeid. Zijn zoon is – zoals je weet – ook een goede beroepsrenner geworden. Mijn eerste fiets kocht ik van Cees van den Burg voor dertig gulden en daarna zou de racefiets nooit meer uit mijn leven verdwijnen’.

De eerste schreden
Jan begint in de clubritten van de Haarlemse wielerclub De Kampioen aan zijn eerste wieleravonturen. Het gaat hem goed af, zonder dat hij tot de absolute uitblinkers behoort. In 1960 en 1961, zijn eerste twee jaar als nieuweling, wint hij een aantal koersjes, maar is geen dominante coureur die zijn stempel op het wedstrijdverloop kan drukken.Jan volgt een opleiding tot machinebankwerker en in militaire dienst wordt hij ‘technisch specialist’. Hij wordt uitgezonden naar het Franse La Courtine en smokkelt zijn fiets mee. In 1964 – tweeëntwintig jaar oud – komt hij uit militaire dienst en pas dan begint het echte wielerleven. Jan wordt voor deelname aan Olympia’s Tour opgenomen in een B ploegje van Vredestein met als ploegleider Piet Libregts. Jos van der Vleuten zit ook in dit team en wordt zelfs tweede achter de winnaar Cor Schuuring.

Jan: ‘Deze ploeg was eigenlijk een ‘bij elkaar geraapt zooitje’ maar we reden de stenen uit de straat. Ik kreeg de gelegenheid mij te ontplooien en dat is tevens heel belangrijk. In 1964 won ik een stuk of vijf koersen. Het jaar erop kwam ik bij de nationale selectie van bondscoach Joop Middelink met renners als Steevens, Beugels, Dolman en Rini Wagtmans. Ik won in dat jaar een zestal koersen.’

Doorbraak in 1966
In dit jaar bevestigt Jan van der Horst zijn reeds aangetoonde wielertalent en kan hij zijn tegenstanders menigmaal zijn absolute wil opleggen. Hij wint in drie landen de openingswedstrijd van het seizoen en wel in Duitsland (Berlijn), België (Zoute Leeuw) en Nederland ( de klassieker De Ster van Zwolle). Daarna wint hij in beestachtig weer de Ronde van Friesland en behaalt ook de eindzege in de internationaal hoog aangeschreven etappekoers Circuit des Mines. De mooiste overwinning behaalt hij echter in Olympia’s Tour en op het circuit van Zandvoort. Daar wordt hij nationaal kampioen. In totaal gaat hij dit seizoen ongeveer dertig (!) keer als eerste over de streep.

Jan: ‘Ik was een renner met een goede finale en daardoor kon ik veel koersen met voorsprong winnen. Aanvallen ligt in mijn aard en ik heb een goed koersinzicht. Ik maakte altijd een vooropgezet plan, want je moet natuurlijk wel op de goede momenten aanvallen. Gé Peters was voor mij de ideale ploegleider. Hij legde geen druk op je schouders, terwijl hij dat bij andere renners misschien juist wél had moeten doen.
In de Ster van Zwolle kon ik de sprinters overtroeven en in de barbaarse Ronde van Friesland had ik een halve minuut voorsprong op Daan Holst en daarachter reden op nog grotere achterstand diverse versplinterde groepjes. Na de winst in Olympia’s Tour wist ik op het circuit van Zandvoort in een zinderende eindrush een uiteengeslagen peloton van ongeveer vijfentwintig renners voor te blijven. Ik werd hierdoor afgevaardigd naar het wereldkampioenschap in Duitsland op de Nürbergring. We hadden een zeer sterke selectie die internationaal tot de absolute top behoorde. De vraag was niet eens meer of een Nederlander zou winnen, maar welke? Het werd uiteindelijk Eef Dolman, maar we kwamen er allemaal voor in aanmerking, zo sterk reden we in die tijd!’

Beroepsrenner in 1967
Jan van der Horst is rijp om beroepsrenner te worden. Dat gebeurt eveneens onder de vleugels van Caballero. Jan rijdt een ‘leuk’ seizoen, maar uitschieters zijn er niet bij. Hij wordt tweede in Kruiningen, tiende in het kampioenschap van Zürich en haalt de eindstreep in klassiekers zoals de Amstel Gold Race, Parijs – Tours, Parijs – Roubaix en de Ronde van Vlaanderen. Viel het profmilieu hem mee of tegen?

Jan: ‘Gerrit Voorting had me al gewaarschuwd, toen hij zei: ‘Jan, je komt in een heel andere wereld.’ Dat was ook zo en ik werd overrompeld door de gehele entourage. Ik ben een aanvaller, dat ligt in mijn aard, maar zo werkt dat niet altijd bij de beroepsrenners. Dat eerste jaar was een goede leerschool en in het tweede jaar – zei men – zou het wel beter gaan. Dat was een geruststellende gedachte.’

1968 – het verzoek van Jan Janssen
In dit jaar is Jan wederom beroepsrenner bij Caballero, hoewel Jan Janssen hem vraagt om bij Pelforth te komen rijden. Is dat een gemiste kans?

Jan: ‘Dat weet ik niet. Ik had het bij Caballero naar mijn zin, dus had geen reden om te veranderen. De reden dat Jan mij vroeg, was een bewijs voor mezelf dat ik toch goed bezig was. In Nieuwerkerken/Waas won ik en in het nationaal kampioenschap op de weg werd ik zesde. In de voorjaarsklassiekers zat ik redelijk van voren. In het kampioenschap van Zürich werd ik 12e, in Gent – Wevelgem 20e en in de Ronde van Vlaanderen 23e. Ook de andere koersen reed ik goed uit en in het naseizoen werd ik in Parijs – Tours vlak voor de laatste bocht teruggehaald. Ik had daardoor het idee, dat ik ‘wel meedeed’. Dat blijkt wel uit het feit dat ik werd geselecteerd voor de nationale ploeg die deel zou nemen aan de Tour de France.’

De bekentenis
Tot zover is de loopbaan van Jan van der Horst goed te volgen. Hij begint als jong coureurtje en behaalt als amateur fraaie overwinningen op renners die internationaal tot de topklasse behoorden. Hij wordt beroepsrenner en in zijn eerste jaar kan hij goed meekomen. De opgaande lijn in het tweede jaar is zichtbaar en mede daardoor wordt Jan geselecteerd voor de Tour de France. Hij behoort dus blijkbaar tot de betere beroepsrenners in Nederland. Eind 1967, juist in de cruciale fase van zijn loopbaan van Jan van der Horst, voltrekt zich een drama. Jan is – buiten zijn schuld – betrokken bij een verkeersongeluk. Daarbij sterft een jong kind. Jan – zelf vader van twee kinderen – is daardoor zeer ontdaan. Hij kan er – ook nu nog – moeilijk over praten, maar zijn relaas is veelzeggend.

Jan: ‘Na dat ongeluk, waarbij ik een jongetje doodreed, was ik niet meer dezelfde. Ik raakte snel overstuur, was de rust kwijt en kreeg veel te veel spanningen in mijn lijf. Ik kon alles niet meer overzien en scheurde ook nog de kruisbanden van mijn knie. Geestelijk en lichamelijk zat ik in een wak en raakte heel snel geïrriteerd. Ik kon niet overweg met mijn spanningen en er was niemand aan wie ik mijn verhaal kwijt kon, maar dat wilde ik misschien ook zelf niet. Ik wilde onder de druk vandaan, maar het lukte niet. Ondanks alles presteerde ik – zoals reeds eerder gezegd – behoorlijk in het seizoen 1968.’

De Tourselectie
Jan van der Horst is van onze generatie. Wij kennen Jan vanuit zijn nieuwelingen- en amateurperiode. Hij is een prettige en onderhoudende gesprekspartner, die na afloop van een koers – zelfs een clubrit – met enthousiasme daarover een analyse kan geven. Talloze malen deelden wij met hem de kleedkamer als we een criterium reden. In de kleedkamer werd Jan echter ‘anders’. Dan gebeurde er iets vreemds met hem en veranderde ‘gezellig babbelen’ in eindeloos gezeur. Jan was – zodra hij zijn koerstas begon uit te pakken – altijd ziek, of had andere ongemakken van de meest uiteenlopende aard. Zo zei hij eens: ‘Het zal vandaag wel niks worden, want ik moest vanmorgen nog neuken’. Zo ging dat maar door, maar een paar uur later reed hij wel vaak met de bloemen. Bij Jan was het altijd kommer en kwel en hij vertelde de meest wonderlijke verhalen om een mogelijk falen reeds vooraf goed te praten. Je werd niet echt vrolijk van hem en op een gegeven moment luisterde je niet eens meer naar zijn relaas. Soms, als je met je eigen wedstrijdspanning bezig was, ging zijn meelijwekkend betoog wel eens op je zenuwen werken en zag je ook anderen denken (en hoorde je dat soms ook zeggen): ‘Hou nou je kop eens, Jan’. We hebben Jan meegemaakt in de jaren vóór zijn profperiode, maar vooral in de jaren daarna, toen hij als amateur en veteraan zijn heroptreden deed. Het is niet alleen zeuren wat Jan doet, want je kunt met hem ook heel diepzinnige gesprekken voeren. Wij sluiten niet uit, maar nemen zelfs aan, dat de storing wat betreft de faalangst bij Jan zich nadrukkelijker ging manifesteren, nadat hij betrokken was bij het beschreven tragische ongeval.

Ondanks het feit dat door de psychische nasleep van het verkeersongeval eind 1967 en een gescheurde kruisband het seizoen van Jan van der Horst in 1968 niet optimaal verloopt, zit hij uiteindelijk in de auto van ploegleider Ab Geldermans op weg naar de Tourstart in Vittel.

Jan: ‘In de Ronde van Luxemburg, als voorbereiding op de Tour, was ik gevallen en lag tussen drie Tourwinnaars, te weten: Lucien Aimar, Roger Pingeon en Jacques Anquetil. Ik zat onder de schaafwonden en had overal pijn. Op weg naar Vittel had ik daar nog steeds last van en kon daardoor amper normaal zitten in de auto van Ab. Toch gaf het me ook weer een vreemdsoortig ‘fijn gevoel’, want ik had nu immers een excuus om misschien niet te kunnen starten. Begrijp me goed, ik had hier jaren naartoe geleefd, maar nu het moment aanbrak, werd ik onzeker. In de voorafgaande training – speciaal voor de ploegentijdrit – ging het zodanig goed dat Jan Janssen erop stond dat ik zou starten. Jan Hugens en Henk Nijdam waren de reserves.’

De verloren kans
Het zou echter heel anders gaan verlopen voor Jan van der Horst, als ’s avonds – dus de dag voor de start van de eerste Touretappe – Henk Nijdam bij hem langs komt en vraagt: ‘Jan, laat mij rijden. Jouw kans komt nog wel en voor mij is het waarschijnlijk de laatste keer’.

Jan: ‘Het was heel slecht weer en de bede van Henk bezorgde mij een sluiproute. Ik ging akkoord dat hij in mijn plaats zou rijden en na het nemen van die beslissing begon ik te janken van opluchting en verdriet. Ik wist en voelde dat ik van mijzelf verloren had, dat was het ergste. De Tour wilde ik rijden, daar had ik altijd van gedroomd en die droom gaf ik nu zomaar willens en wetens uit handen.
Henk werd in de twaalfde etappe gelost en kwam te laat binnen. Dat was zijn, maar tevens mijn lot. Nijdam reed het jaar erop nog één keer de Tour, voor mij kwam er geen herkansing meer. Ik ben overigens wel in therapie gegaan, om mijn faalangst beter onder controle te houden. Ik had nooit geleerd dit probleem een plaats te geven. Het is desondanks altijd een handicap gebleven. Ik kan me nog herinneren dat ik tijdens de slottijdrit, waarin Jan Janssen de Tour won, samen met Peter Post in restaurant de Congo zat. We gingen samen een koers in België rijden en zagen op de televisie Jan winnen. We juichten allebei, maar mijn hart bloedde. Ik had er immers geen enkele bijdrage aan kunnen leveren.’

Het vervolg
Jan van der Horst bemerkt dat hij tekort komt om als beroepsrenner een rol te kunnen spelen. In 1969 wordt hij 14e in de Amstel Gold Race en ook in andere klassiekers kan hij zich redelijk handhaven. De progressie is echter te beperkt en in 1970 geeft hij er na De Waalse Pijl de brui aan. De andere dag staat hij al weer achter de draaibank en beoefent hij zijn oude stiel als machinebankwerker. Na bijna vier seizoenen als beroepsrenner, houdt Jan het voor gezien.

Jan: ‘Ik deed er alles voor. Meiden – en ik kreeg genoegen ‘aanbiedingen’ – hield ik uit mijn buurt. Alleen de wielersport was belangrijk. Aan de overkant bij ons woonde een zekere Ria, een leuk meisje. Dat leek me wel wat, want dan hoefde ik haar niet naar huis te brengen. Uiteindelijk is zij mijn vrouw geworden.
Misschien had de Tour in mijn ontwikkelingsproces een omslagpunt kunnen betekenen, dat blijft altijd de vraag. Het verloop van een carrière hangt soms af van details. Of ik er nog wel eens aan denk? Ja natuurlijk, mijn hele leven bestaat uit sporten, zoals fietsen en schaatsen. Ik heb me vaak in mijn sportieve dadendrang moeten afremmen. Ook nu nog. Wielrennen heeft mijn leven beheerst en de fiets is daaruit nog niet weg te denken. Toen ik in 1970 stopte als beroepsrenner werd ik amateur en won weer de ene na de andere koers. Daarna was ik als veteraan driemaal kampioen van Nederland en zelfs ook nog een keer veteranen wereldkampioen. Kortom, ik ben niet verbitterd en beleef nog steeds genoegen aan de wielersport en heb als amateur en vooral bij de veteranen heel veel renners pijn kunnen doen, want daar draait het toch ook vaak om. Als een coureur in goede doen is, voelt hij zich verheven, want dan doet hij niet alleen een ander pijn, maar oefent hij ook macht uit. Ik geloof dat dit in de beleving van iedere wielrenner een belangrijke rol speelt. Op ieder niveau. Ja, zelfs op – zoals jij het noemt – terminaal niveau.’

Anquetil
Jan van der Horst kon hard fietsen, was strijdlustig en had enorm veel karakter. Als – om maar eens een voorbeeld te noemen – zijn generatiegenoot Harry Steevens het karakter had bezeten van Jan van der Horst, dan was Steevens een groot coureur geworden. Als amateur en veteraan deed Van der Horst anderen pijn, maar als beroepsrenner leed hij zelf altijd pijn en hij heeft waarschijnlijk maar weinig tegenstanders in problemen gebracht. Hoe kijkt hij daarop terug?

Jan: ‘Anquetil is altijd mijn grote favoriet geweest. In 1959 werd het wereldkampioenschap op Zandvoort georganiseerd en ik was loopjongen bij de Franse ploeg. Ik mocht de fiets van Anquetil poetsen en allerlei klusjes doen. Ik genoot daarvan. Tien jaar later rijd ik samen met Anquetil in het peloton tijdens Parijs – Nice. Ik voel de macht wegvloeien uit mijn benen en zit op het kantje te sterven in het wiel van Anquetil. Hij – natuurlijk niet wetend dat ik ooit zijn fiets op Zandvoort naar de streep droeg – ziet mij lijden en gaat een metertje uit de kant rijden. Ik kan uit de wind zitten, hij kijkt opzij en knikt goedkeurend. Ik kom weer even op adem. Dan komt zijn ploegleider langszij rijden, want ‘er moet koers gemaakt worden’. Hij kijkt opzij, excuseert zich en gaat ‘koers maken’. Ik had tot op dat moment nog de illusie iets te kunnen betekenen in het profpeloton. Maar vanaf dat moment begreep ik, zonder dat Anquetil mij pijn deed, dat ik altijd een rennertje zou blijven. Nooit heeft een renner grotere indruk op mij gemaakt dan Anquetil. Hij was altijd beminnelijk en wilde – volgens mij – een ander helemaal geen pijn doen. Als die man op de fiets zat, was alles harmonieus. Ook als hij liep, tegen je sprak of naar je knikte. Kijken naar Anquetil was als het lezen van proza. Hij bleef altijd heel gewoon en was daardoor bijna goddelijk en door hem ben ik gaan begrijpen hoe groot sommige kampioenen kunnen zijn. Die ervaring en herinnering kan niemand mij meer afnemen.’

Cursus Frans
Jan is een liefhebber van Frankrijk en vertoeft daar minstens enkele malen per jaar. Hij maakt dan onder andere tochten door de Alpen en kan ‘s morgens vroeg genieten als Alpenmarmotten zijn pad kruisen. Al vijftien jaar lang volgt hij Franse les en spreekt dat inmiddels heel behoorlijk.

Jan: ‘Ik houd van de Franse cultuur en als ik over die bergen fiets, droom ik nog altijd over de Tour de France.’

Lang verhaal. Ik weet het scroll er anders doorheen en zie hoe geweldig ie is en was.

:P
Goed verhaal.
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')