Sneeuw
Sneeuw is een vorm van neerslag die bestaat uit ijskristallen. Sneeuw komt in Nederland en Vlaanderen niet zo vaak voor. Er valt gemiddeld op ongeveer 30 dagen per jaar sneeuw, maar heel wat jaren gaan voorbij zonder sneeuw van betekenis. De hoeveelheden zijn bovendien klein vanwege het ontbreken van stuwingsneerslag. Anders is dit bijvoorbeeld in een gebied als het Kleinwalsertal in Oostenrijk of Oregon in het noordwesten van de Verenigde Staten waar sneeuwhoogtes van 5 meter geen uitzondering zijn.
Ontstaan
Sneeuwschuiver
Bij temperaturen onder het vriespunt vormt sneeuw zich wanneer waterdamp tot ijskristallen verrijpt. Dit proces vindt vooral plaats tussen -5 en -20 °C en optimaal bij een temperatuur rond -12 °C. Bij deze waarde is het verschil in de dampdruk t.o.v. water en ijs het grootst en vinden er transporten van waterdampmoleculen van onderkoelde waterdruppels naar vrieskernen plaats. Deze vrieskernen dienen als katalysator en brengen de bevriezing versneld op gang. Door botsingen onderling en op de weg naar beneden groeien deze ijsdeeltjes geleidelijk aan tot sneeuwkristallen. Deze kunnen allerlei vormen hebben, maar ze zijn altijd zespuntig, zoals goed te zien is in de foto's die de amateurwetenschapper Wilson Bentley al in 1902 maakte.
Wanneer het waait, klitten de sneeuwkristallen, vaak in de vorm van sterren, op hun weg naar de aarde samen en vormen een vlok. Zo'n vlok bestaat uit wat ijs en heel veel lucht tussen de ijsnaaldjes, zo ongeveer als een kussen vol veren met lucht ertussen. Vlokken zijn onregelmatig, klein of groot, maar wanneer het windstil is, dwarrelen ze één voor één naar beneden. Vlokken vormen zich met name in voldoende vochtige lucht die niet al te koud is. Bij vrij lage temperaturen in drogere lucht vallen dikwijls losse sneeuwkristallen. In de poolstreken komt dit vaak voor.
Overlast
Sneeuw kan voor overlast zorgen, niet alleen door gladheid maar vooral bij natte sneeuw ook door vermindering van het zicht. Tijdens zware sneeuwval is het zicht minder dan 500 meter, vergelijkbaar met mist. Met name de eerste sneeuw van het seizoen of plotselinge sneeuwbuien leveren problemen op. Tijdens periodes met herhaaldelijk sneeuw en winterse buien is de weggebruiker eraan gewend en past het verkeer zich aan. Grote hoeveelheden sneeuw op de weg kunnen worden bestreden met behulp van sneeuwschuivers.
Sneeuw veroorzaakt de grootste problemen wanneer de neerslag valt bij vorst, vooral bij matige tot strenge vorst. Als het dan ook hard waait, gaat de sneeuw stuiven en ontstaan sneeuwduinen. Wanneer in Nederland sneeuw wordt verwacht bij windkracht 6 of 7 geeft het KNMI een weeralarm uit voor sneeuwjacht. Bij windkracht 8 of meer en sneeuw geldt een weeralarm voor sneeuwstorm. Ook bij aanhoudend zware sneeuwval met op grote schaal meer dan 5 cm per uur en een vers sneeuwdek van ten minste 5,5 cm wordt een weeralarm uitgegeven. Zulke omstandigheden zijn gevaarlijk voor het verkeer en leiden tot grote overlast. Sneeuw zelf is niet glad, maar wordt door het verkeer tot glad ijs gereden.
Op hellingen kan de sneeuwlaag in beweging komen en lawines veroorzaken die grote schade kunnen veroorzaken.
Dichtheid
De dichtheid van verse sneeuw bedraagt ca. 100 kg/m3; de waarde hangt sterk af van de lucht die tussen de ijskristallen aanwezig is oftewel de mate waarin de sneeuw samengedrukt is. Wanneer de sneeuw platgetrapt of platgereden is, is de dichtheid veel hoger (mogelijk oplopend tot ruim 900 kg/m3). Een vuistregel is dat 1 eenheid regen gelijk is aan 8 eenheden sneeuw, dat wil zeggen dat er voor 1 centimeter sneeuw ongeveer 1,2 mm regen nodig is. Sneeuw heeft tevens een dempende werking. Nadat er een redelijk pak is gevallen is merkbaar hoe relatief rustig het is in de omgeving.
Soorten
Er zijn vele soorten en varianten van sneeuw. Wat betreft de soort sneeuwval en het soort sneeuwdek:
Sneeuwval
Natte sneeuw - sneeuw gemengd met regen of half gesmolten sneeuwvlokken
Droge sneeuw - sneeuw bij een luchttemperatuur van beneden 0 graden Celsius
Motsneeuw - sneeuw in natte korreltjes van hooguit 5 mm groot
Poedersneeuw - sneeuw in fijne droge korreltjes van hooguit 5 mm groot
Korrelsneeuw - sneeuw in onregelmatig gevormde korrels (zacht en samendrukbaar) tot 5 mm groot
Driftsneeuw - sneeuw die reeds gevallen is en door een krachtige wind wordt opgewaaid
Poolsneeuw - sneeuw in min of meer losse kristallen bij vrij lage temperaturen
Lichte sneeuw - sneeuw in kleine vlokjes
[ Bericht 0% gewijzigd door summer2bird op 08-12-2010 17:57:05 ]
Twiddel