Dank beste Lord.quote:Op dinsdag 8 maart 2011 16:59 schreef Lord_Vetinari het volgende:
Echte foto's uit het "Wilde" Westen:
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
The Wild West as it really was rather than how Hollywood has imagined it is revealed in this extraordinary collection of pictures.
The grainy photographs, taken in the late 19th century in and around the notorious gold mining town of Deadwood, provide a unique, sepia-toned glimpse of the Wild West. The images were published in American papers this week after being released by the U.S. Library of Congress.
Deadwood recently brought to life in an acclaimed TV drama series of the same name, starring Ian McShane has gone down in legend as a riotous and lawless town that was home to the likes of Wild Bill Hickok, Calamity Jane and Wyatt Earp.
And yet many of the pictures, taken by the pioneering photographer John C.H. Grabill, show how the reality was rather different to the traditions instilled by decades of Hollywood Westerns.
The bushy-bearded old timers are pictured panning for gold, native American Indian chiefs are seen posing solemnly in full headdress. There is the ugly scar of a mining town on a hillside and the tepee encampments of hostiles such as the Lakota Sioux.
The expressions of weather-beaten earnestness on the faces of frontiersmen and Native Americans alike are what we have come to expect, but there is barely a six-shooter to be seen hanging from anyones hip, the wagon trains are pulled by oxen, not horses, and everyone on the Deadwood Stage is wearing a jacket and tie, dressed more for a business meeting than a Sioux attack.
Between 1887 and 1892, Grabill sent 188 photographs taken using an early technique that used albumen, or egg white, to bind together the chemicals to the Library of Congress for copyright protection.
Deadwood in South Dakota was founded shortly after the discovery of gold in the neighbouring Black Hills in 1876.
As miners flocked to the town and its population quickly grew to 5,000, the wagon trains brought in not only supplies but gamblers, prostitutes and gunfighters.
Grabill (who also famously photographed the aftermath of the Wounded Knee massacre in which the U.S. Seventh Cavalry killed up to 300 Native American men, women and children) chronicled the settlements rapid expansion from a collection of tents to a fully-fledged town that celebrated the completion of a connecting railway with a parade down its main street in 1888.
Long before the arrival of the white man, the land was home to the Cheyenne, Kiowa, Pawnee, Crow and Sioux (or Lakota) Indians.
The settlement of Deadwood began in the 1870s, despite the town lying within the territory granted to Native Americans in the 1868 Treaty of Laramie, which guaranteed ownership of the Black Hills to the Lakota tribes.
However, in 1874, Colonel George Armstrong Custer led an expedition into the Hills and announced the discovery of gold on French Creek.
This triggered the Black Hills Gold Rush and gave rise to the town of Deadwood, which quickly reached a population of around 5,000.
In early 1876, frontiersman Charlie Utter and his brother Steve led a wagon train to Deadwood containing what were deemed to be needed commodities to bolster business.
The wagon train also brought gamblers and prostitutes, helping the town to boom - but with a bawdy reputation.
As the economy changed from gold rush to steady mining, Deadwood lost its rough and rowdy character and settled down into a prosperous town.
One of the subjects of Grabill's photographs is the last survivor from the battle of Little Bighorn - a horse called Comanche.
The battle took place between soldiers under the command for General Custer and the combined forces of Lakota, Northern Cheyenne and Arapaho people
Every soldier in the five companies under Custer was killed and Comanche, who belonged to Captain Keogh, was found wondering the battlefield.
It is thought, however, that the Indians may have captured some of the American army's animals.
Other images chronicle a time otherwise only imagined on film; from prospectors panning for gold to the early interactions between settlers from the East and the native Americans who inhabited the Midwest.
Little is known about Grabills life before or after his work in the Midwest.
There is speculation that he moved to Colorado - Denver Public Library is in possession of some of his work - or that he moved back to Chicago.
What is surprising is that a man who dedicated his life to charting people and communities left no self portrait, memoir or anything else with which to remember Grabill the man.
Read more: http://www.dailymail.co.u(...)s.html#ixzz1G1Z685yM
14-03-2011quote:Op maandag 14 maart 2011 09:00 schreef DutchSL het volgende:
Ze zeggen dus eigenlijk dat Atlantis = Tartessos?
(George Robert Rapp, Archaeomineralogy)quote:In ancient Pergamon there are numerous examples of andesite in structural use in temples, piers, floors, and columns. Andesite was also used in the temple of Athena, fortification walls in ancient Smyrna, and in the bouleterion and the gymnasium at ancient Assos.
Andesite was used widely as the raw material for axes in the Andean region of South America. In North America, a black glassy andesite that outcrops on San Antonio Mountain in New Mexico was used to make projectile points, knives, scrapers, and a large ... implement that may have been a hoe.
Erg mooie foto's, geven zeker een beter beeld van het wilde westen dan je in de meeste films zietquote:Op dinsdag 8 maart 2011 16:59 schreef Lord_Vetinari het volgende:
Echte foto's uit het "Wilde" Westen:
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
The Wild West as it really was rather than how Hollywood has imagined it is revealed in this extraordinary collection of pictures.
Graag gedaan beste rechtsedirectequote:Op vrijdag 18 maart 2011 09:02 schreef rechtsedirecte het volgende:
EFM, bedankt voor je post over Puma Punka.
Ik had er nog nooit iets over gelezen maar erg intressant!
ook al heeft de Hertog gelijk en heeft Wiki het over een constructie datum van ongeveer 600 AD, het maakt het niet minder bijzonder.
http://marcialuyten.nl/20(...)nt-27-november-2010/quote:Het is beter graaien uit een grotere economie – interview met Ha-Joon Chang, IS dec 2010
Afrika is helemaal niet voorbestemd voor onderontwikkeling. Het is een van de misvattingen die Ha Joon Chang in zijn boek aan de orde stelt. In een Afrikaans land zijn mensen veel ondernemender dan in het Westen, zegt Ha-Joon Chang, de Zuid-Koreaanse econoom die korte metten maakt met de mythe van de vrije markt. Alleen kun je in een Afrikaans land 100 elektronicahandels naast elkaar hebben met zeer getalenteerde techneuten en ondernemers erin, en toch slaan ze de handen niet ineen. Toch ontstaat er geen groot bedrijf dat, zoals Chang het steeds formuleert, “productiviteitsgroei genereert”. En dus is Afrika arm.
In ’23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme’ presenteert hij de fabels die al dertig jaar lang economieën over de hele wereld schade berokkenen. Die fabels komen uit de neoliberale doctrine die de vrije markt heilig verklaart en de overheid vervloekt. Deze leer is niet nieuw, ze stamt van 250 jaar terug, maar Milton Friedman maakte haar in de jaren tachtig populair. Ze heeft Afrika, dat al wat handicaps van zichzelf heeft, de das omgedaan.
Friedman was een handige jongen, vertelt Chang. “Bijster origineel was hij niet, maar hij was een geweldige communicator.” In de jaren zestig vond men hem een extremist, zegt Chang. Toen won hij in 1976 de Nobelprijs voor Economie en maakte hij in 1980 een tv-serie over economie: Free to Choose. Daarmee bereikte hij mensen die nooit een boek over economie zouden lezen. Zoals ene…. Ronald Reagan? Chang lacht. “Waarschijnlijk is het zo gegaan.”
De 40e president van Amerika bracht Friedmans theorie als ‘Reaganomics’ in de praktijk. Zijn vriendin Margaret Thatcher deed hetzelfde in Engeland, en voor dertig jaar was er geen houden meer aan. Elke economie kreeg het standaardrecept opgelegd: het vrijmaken van markten (tariefmuren afbreken en regulering voor kapitaalmarkten afschaffen), het terugdringen van de overheid en het bezuinigen op sociale uitgaven. Dat alles vanuit het idee dat wanneer iedereen zijn eigenbelang najaagt, we met zijn allen beter af zijn.
Flauwekul, zegt Chang. De ideologie van de vrije markt heeft de meeste mensen schade berokkend. Eén: de vrijemarktdoctrine is slecht voor economische groei. Twee: de economie wordt er instabiel van. En drie: de ongelijkheid tussen arm en rijk wordt steeds groter. De ergste financiële crisis sinds de jaren dertig was een van de gevolgen. Chang: “Toch wordt de vrije markt nog steeds gepredikt door de kleine minderheid die er voordeel bij heeft: de mensen met geld en macht.”
Ha-Joon Chang mag dan professor zijn aan Cambridge, hij is en blijft een kind van zijn geboorteland. In al zijn werk figureert Zuid-Korea als het voorbeeld van hoe het anders kan. Zijn land onttrok zich aan de vrijemarktdruk, en triomfeert. Van een hopeloos ontwikkelingsland in de jaren vijftig – “Amerika’s ontwikkelingsorganisatie USAID noemde Zuid-Korea een bodemloze put”, naar een belangrijke speler in de wereldeconomie in 2010. Het land produceert hightech goederen, maar ook de staalindustrie is groot, net als de scheepsbouw, auto-industrie en elektronica. De G20-top die het land afgelopen november organiseerde, is een erkenning van die geslaagde klim op de mondiale ladder.
Precies die ladder staat centraal in zijn eerste boek Kicking away the ladder (2003). Daarin zegt Chang dat het Westen ontwikkelingslanden niet toestaat datgene te doen waardoor ze zelf rijk konden worden. Dat is: opkomende industrieën helpen, ze beschermen tegen concurrentie van buiten en actieve industriepolitiek door de overheid. Rijke landen bewijzen die succesformule. Bijna alle grote Amerikaanse bedrijven zitten volgens Chang in sectoren waarin de overheid zwaar investeerde in Onderzoek & Ontwikkeling.
Dat idee van de afgesloten weg omhoog vertaalde hij vijf jaar later in een boek voor een breed publiek: Bad Samaritans, oftwel: slechte weldoeners. In dat boek figureert zijn zoontje. Jin-Gyu is dan zes. “Hij is van mij afhankelijk, maar hij is prima in staat zijn eigen inkomen te verdienen. Per slot van rekening hebben miljoenen kinderen van zijn leeftijd al een baan.” Het zou zijn karakter goed doen, gaat Chang verder, want nu heeft-ie totaal geen besef van geld. “Hij is overbeschermd en moet worden blootgesteld aan concurrentie, zodat hij productiever wordt. Ik zou hem van school moeten halen en een baantje voor hem vinden.”
Het typeert Ha-Joon Chang. Zijn boeken zijn vlot geschreven, staan vol herkenbare voorbeelden, mooie stukjes geschiedenis en prikkelende stellingen. Zijn kritiek op het neoliberalisme gaat als een heet mes door de boter. Eigenlijk net zoals de boeken van Milton Friedman als warme broodjes over de toonbank vlogen. Changs 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme voert nu in Zuid-Korea alle bestsellerhitlijsten aan.
Verder met Jin-Gyu. Zijn vader schrijft: “I hoor u zeggen dat ik gek moet zijn. Kortzichtig. Wreed. Dat ik mijn kind moet beschermen. Als ik hem nu de arbeidsmarkt op breng, wordt hij misschien een goeie schoenenpoetser, maar nooit een hersenchirurg of een atoomonderzoeker.”
De kleine Chang staat symbool voor elk ontwikkelingsland. Wil dat groeien door het opbouwen van een eigen productiecapaciteit, dan zullen opkomende industrieën moeten worden afgeschermd, betoogt Chang. Precies zoals Europa en Amerika ten tijde van hun industrialisering hun markten hebben beschermd. Maar nu ze zelf rijk en machtig zijn, ontzeggen ze ontwikkelingslanden die mogelijkheid. Via de Wereldbank, het IMF, de Wereldhandelsorganisatie en als voorwaarde voor hun eigen hulp verbieden ze protectionisme. En schoppen daarmee de ladder naar boven weg.
Maar die slechte weldoeners hebben waanideeën over hoe de economie werkt. In zijn laatste boek ontmaskert Ha-Joon Chang de verkeerde assumpties die het vrijemarktkapitalisme schragen. “Dan is het als met het Christendom”, zegt Chang. “Als daar de aanname van de zonde wegvalt, zakt onder het Christendom de bodem uit.”
Het eerste ‘ding’ is nogal fundamenteel: de vrije markt bestaat niet. Elke markt wordt begrensd door regels. En die neoliberale begrenzingen zijn politiek gemotiveerd. Neem arbeid. Totaal onvrij. Ha-Joon Chang mág zijn zoon helemaal niet laten werken want kinderarbeid is bij wet verboden. Lonen in rijke landen worden meer dan wat ook bepaald door de beperking van arbeidsmigratie. Zou de arbeidsmarkt echt vrij zijn, dan zou volgens Chang 80 tot 90% van de arbeiders worden vervangen door goedkopere, vaak meer productievere, immigranten.
Ook ondermijnend voor de vrije markt ideologie: meer macro-economische stabiliteit heeft de wereldeconomie niet stabieler gemaakt. In een fascinerend hoofdstuk laat Chang zien hoe een centraal leerstuk uit het neoliberalisme op drijfzand berust. Het overdreven beteugelen van inflatie – de heilige opdracht aan iedere minister van Financiën – is helemaal niet goed voor de economie. Het drukt investeringen, drukt de groei en leidt tot verlies aan banen.
Aan de hand van de Amerikaanse dollarbiljetten laat Chang zien dat wie rijk wil worden zijn markten moet afschermen. De Amerikaanse geschiedenis aan de hand van de koppen op de dollarbills: Alexander Hamilton op het briefje van 10 was niet alleen warm voorstander van het beschermen van jonge industrieën, hij pleitte voor publieke investeringen in infrastructuur en stimulering van de bankensector. George Washington op de 1 Dollar: hij wilde bij zijn inauguratie per se kleren aan van Amerikaanse makelij, niet de kwalitatief veel betere uit Engeland. En Abraham Lincoln (het vijfje) bracht invoertarieven tot recordhoogte. “Als dode presidenten konden praten, zouden ze Amerikanen en de rest van de wereld vertellen hoe het beleid dat hun opvolgers propageren precies het tegenovergestelde is van wat zij voerden om een tweederangs agrarische economie te transformeren tot ’s werelds grootste industriële mogendheid.”
Welk inzicht heeft Chang zelf verrast? Echt nieuw zijn ze niet, zegt Chang. Het is allemaal al eens in academische literatuur verschenen. “Ik heb ze bijeengebracht en toegankelijk opgeschreven.” Het enige verrassende, zegt de econoom, is zijn stelling dat de wasmachine veel ingrijpender was voor de economie dan internet. Door de wasmachine konden vrouwen buitenshuis gaan werken, en dat was revolutionair. Dat wordt onvoldoende gezien omdat we veranderingen in het heden overwaarderen. Bovendien zijn het mannen die internet grote waarde toedichten en laat die nou net veel internetten en weinig wassen. In het eerste ISLive! debat bevestigde Peter van Lieshout onbedoeld die stelling. Volgens van Lieshout, schrijver van het WRR-rapport over hulp, zat Chang er met die wasmachine naast. Chang bracht zijn emancipatoir wapen in stelling en zei: “Ga jij maar eens met de hand de was doen. Ik zie jou nog niet elke dag met je was naar de rivier lopen.”
Bijna alle landen die de laatste 20 jaar stevige economische groei lieten zien, hebben de vrije markt de rug toegekeerd. In Latijns Amerika ontstond volgens Ha-Joon Chang grote frustratie over de neo-liberale politiek. “Na jaren markten te hebben vrijgemaakt, klapten hun economieën in elkaar. Toen zeiden de neoliberale adviseurs: “Dat komt omdat jullie nog niet genoeg hebben geliberaliseerd.” Latijns Amerika wordt nu geregeerd door linkse leiders die zich niks laten vertellen door de vrijemarktdenkers. Ze behalen nu meer economische groei.”
Toen Afrikaanse staten vlak na de onafhankelijkheid nog niet werden gedwongen tot vrijhandel, was Afrika’s groei helemaal niet zo slecht. Chang: “In de jaren zestig en zeventig was de groei van het inkomen per hoofd van de bevolking 1,6%. Dat is weliswaar minder dan Latin Amerika (dat toen groeide met 3 tot 4%) en Zuid-Oost Azië (bijna 6%), het is niet niks. In de industriële revolutie groeiden westerse economieën tegen de 1%, soms 1,4, maar zeker niet meer.” Sinds de jaren tachtig is dat ingestort. De laatste jaren groeien veel Afrikaanse economieën weer, dankzij de Chinezen. “Nu is de regio waar ze 30 jaar geleden was.”
Op de vraag hoe Ha-Joon Chang Afrika echt aan de praat wil krijgen, heeft hij een minder duidelijk antwoord dan op de vraag waarom dat nog niet lukte. Structurele en culturele factoren die ontwikkeling hinderen zijn in elk geval allemaal te overwinnen, zegt Chang. Ingesloten door land zonder toegang tot de oceaan? Dat zijn Oostenrijk en Zwitserland ook. Een bar klimaat? Wat dacht je van Zweden? En een cultuur waarin hard werken niet populair is? “Begin 19e eeuw hadden Duitsland en Japan de reputatie lui te zijn. Door het proces van industrialisering werden ze gedwongen tot discipline en moesten mensen zich beter organiseren.”
Cruciaal is de groei van productiviteit. Daarin had Afrika in het verleden geen gelukkige hand – De landen die koffie en cacao verbouwen, verkopen de bonen als ruwe grondstoffen. Vervolgens brandt Italië ze tot duurbetaalde Illy koffie en maakt België Côte d’Or chocolade. En anders dan veel economen beweren, blijft de sleutel tot economische groei liggen bij de productie van reële goederen. Nog een mythe: We leven niet in een postindustrieel tijdperk. Een economie kan niet genoeg groeien op diensten omdat daar te weinig productiviteitsstijging wordt behaald. Het succes van Zweden, Finland, Zwitserland en Singapore zit in hun industriële sector.
Voor een stijging van productiviteit zijn grote ondernemingen onmisbaar. Die ontstaan alleen als er de nodige instituties zijn – ter bescherming van eigendom, van patenten, voor financiële transacties, voor het trainen van personeel en nog veel meer. Met die instituties moeten wij Afrika helpen, vindt Chang.
Eveneens noodzakelijk voor groei is een langetermijnperspectief. Dat veel Afrikaanse elites niet ver vooruit denken en op korte termijn zo veel mogelijk uit de staatsruif nemen, kan de vrolijke Chang niet ontmoedigen. “Dat hebben we in Zuid-Korea precies zo gehad”, glundert hij. “We waren totaal corrupt, totdat in de jaren zestig generaals met steun van het volk een geweldloze coup pleegden. Daarna begon de weg naar boven.” Zo zijn ook Afrikaanse dictators en bestuurders te verleiden tot beter beleid op de lange termijn. “Overtuig ze ervan dat als ze willen plunderen, het beter graaien is uit een grotere economie.”
**
verschenen in Internationale Samenwerking
zie ook de Volkskrant, interview met Ha-Joon Chang door Pieter Hilhorst en Marcia Luyten
http://economix.blogs.nyt(...)ic-engine/?src=buslnquote:Culture as an Economic Engine
By JACK EWING
Modern Germans may still be harvesting significant economic benefits from extravagant opera houses built by spendthrift Baroque princes, according to a study published this month by the Ifo Institute for Economic Research in Munich.
The economists behind the study, Oliver Falck, Michael Fritsch and Stephan Heblich, argued that Baroque opera houses attract well-educated workers who prefer to live near cultural amenities. Proximity to an opera house can increase regional growth by as much as 2 percentage points, they wrote.
They concluded that political leaders should think twice before reducing culture spending.
The study by Mr. Falck and the other economists examined 29 opera houses built before 1800 or just afterward. By limiting themselves to venues constructed before the advent of the industrial revolution, the authors sought to eliminate the possibility that opera houses were a result, rather than a cause, of regional economic growth.
The study corrected for other factors that might explain higher growth, like the presence of a university or seaport. Some opera venues were in major cities like Berlin, Munich and Hamburg, but others were in smaller cities like Bautzen, Passau and Stralsund.
The authors also looked at regions with similar characteristics, minus the opera house.
Even accounting for those other variables, opera centers came out ahead, because they attracted people to the neighborhood with more training and education. Proximity to a Baroque opera house is a strong predictor of the districts share of employees with a tertiary degree, the authors wrote.
Inadvertently anticipating Keynesian economics, Baroque nobles often borrowed heavily to finance their ornate musical palaces, according to the studys authors.
Like Italy, Germany was a loose collection of independent fiefs until the middle of the 19th century. Music was a weapon in the aristocrats fierce competition for prestige, helping to account for the disproportionate number of Baroque operas from German and Italian composers as compared with France, which was more centralized.
The theory that you can only spend what you have was not a popular one among the absolutist rulers of this era, the authors wrote. Indeed, it was not uncommon for rulers to incur huge debts and engage in deficit spending in their quest for grandeur.
As Chancellor Angela Merkels government goes on an austerity drive to eliminate its budget deficit and set an example for spendthrift nations elsewhere in Europe, the authors suggest it might be a mistake to cut funds for culture, which is heavily subsidized in Germany.
Our advice to local policy makers, they wrote, is to be aware of the value of cultural amenities when competing for high-human-capital individuals.
http://www.volkskrant.nl/(...)ag-uit-1071-na.dhtmlquote:Computer rekent veldslag uit 1071 na
Peter van Ammelrooy − 06/04/11, 03:35
De University of Birmingham zet een supercomputer in om een oude controverse op te lossen over de slag bij Manzikert, het begin van het einde van het Byzantijnse Rijk.
Historische bronnen verschillen van mening over hoeveel soldaten de Byzantijnse keizer Romanos IV in 1071 naar het huidige Malazgirt in Turkije liet marcheren om de Seltsjoeken (Turken) een lesje te leren. Volgens de overlevering bracht Romanos IV tussen de 40- en 100 duizend man op de been, die vanaf Constantinopel 1.100 kilometer oostwaarts trokken.
Computermodellen
Met computermodellen wordt nagegaan welke route dit leger kan hebben genomen en hoe het zijn soldaten van voedsel heeft voorzien. De berekeningen moeten duidelijk maken of het plausibel is dat Romanos IV 100 duizend soldaten op pad stuurde voor wat zou uitmonden in een smadelijke nederlaag.
Voor dat doel hebben de Britse onderzoekers een digitaal leger opgezet met 100 duizend mannetjes. Van elk individu is een schatting gemaakt van wat ze aan proviand nodig hadden en hoe ze er fysiek aan toe waren. Zo'n troepenmacht nabootsen is onbegonnen werk voor een enkele computer. De Britten zetten daarom een cluster van geschakelde computers in om alle mogelijke scenario's door te rekenen. Niet de veldslag zelf: dat is te complex.
Muziekfestivals
'Dit soort modellen is nooit eerder gebruikt om historische, militaire manoeuvres logistiek na te bootsen', zegt Philip Murgatroyd, een van de onderzoekers op de website van International Science Grid This Week.
Murgatroyd vergelijkt zijn taak met de uitdagingen waarvoor de organisaties van grote muziekfestivals als Glastonbury staan. 'Haal de muziek weg, de jongleurs en de vegetarische burgers en voeg duizenden paarden en wat honden toe. Bedenk dan hoe je zo'n massa door Turkije leidt, in de zomer, in Middeleeuwse tijden.'
wat een fucking prutser,... iedere archeoloog zal je vertellen dat hij nooit maar dan ook nooit de spijkers van het kruis van jezus zal vinden. daar zijn namelijk helemaal geen spijkers aan te pas gekomen. die dingen noemen we nagels. wat een droplul, ken je vakjargon....quote:Op woensdag 13 april 2011 08:30 schreef ExperimentalFrentalMental het volgende:
12-04-2011
Onderzoeker: "Ik heb spijkers uit kruis van Jezus gevonden"
[ afbeelding ]
Een Canadese-Israëlische filmmaker en onderzoeker beweert dat hij twee spijkers heeft gevonden die zijn gebruikt bij de kruisiging van Jezus. Simcha Jacobovici stelt in zijn film 'The Nails of the Cross' dat de spijkers in een graftombe in Jeruzalem zijn aangetroffen. Dat meldt The Guardian.
De spijkers, die twintig jaar geleden vermist raakten, zijn volgens Jacobovici opgedoken in een laboratorium in Tel Aviv. In 1990 werden de spijkers ontdekt in het graf van de joodse hogepriester Kajafas, die volgens het Nieuwe Testament Jezus aan de Romeinen overleverde.
Archeologisch argument
"Wat we de wereld te bieden hebben, is het best denkbare archeologische argument ooit dat die twee spijkers gebruikt werden bij de kruisiging van Jezus", verklaarde Jacobovici aan het persagentschap Reuters. "Weet ik honderd procent zeker? Nee, dat niet".
"Alles lijkt erop te wijzen dat deze twee spijkers werden gebruikt bij een kruisiging", zegt de filmmaker.
"Aangezien Kajafas wordt geassocieerd met de kruisiging van Jezus, lijkt het voor de hand te liggen dat dit de spijkers zijn uit het kruis".
Ook gaten in theorie
Volgens wetenschappers van de The Israel Antiquities Authority zitten er echter veel gaten in de theorie van Jacobovici.
Zo is de authenticiteit van de graftombe die wordt aangezien voor de begraafplaats van Kajafas nooit bewezen. Verder worden er wel vaker oude spijkers in graven gevonden.
"Jacobovici heeft zonder twijfel een interessante film gemaakt", stelt een woordvoerder van de organisatie. "Maar zijn interpretatie van de feiten is in onze ogen onvoldoende gebaseerd op archeologische vondsten en onderzoek".
De film is de tweede film waarin de onderzoeker beweert artefacten van Christus te hebben gevonden. Jacobovici is ook de regisseur van 'The Lost Tomb of Jesus', uit 2007. (lb)
(HLN)
Was een mooi plan, ware het niet dat ik Hitler niet zo gauw gebruik zou zien maken van dat "naakte" aanbod, gezien zijn omgang met vrouwen. Als het nou Goebbels was, lagen de kansen een stuk gunstigerquote:Op dinsdag 19 april 2011 08:25 schreef ExperimentalFrentalMental het volgende:
18-04-2011
Marlene Dietrich wou Hitler doden met giftige haarspeld
[ afbeelding ]
De Duitse actrice Marlene Dietrich had plannen om Adolf Hitler te verleiden en te vermoorden met een vergiftigde haarspeld. Dat staat te lezen in een nieuwe biografie over Dietrich, zo meldt het AD.
In het boek van Charlotte Chandler zegt Douglas Fairbanks Jr dat Dietrich al in de jaren 30 een hekel had aan de Nazi's. Dietrich wou Hitler zelfs uit de weg ruimen. Ze was van plan de dictator naakt te verleiden. Ze wist alleen niet waar ze het moordwapen zou verstoppen.
Daarom had ze plannen om een vergiftigde haarspeld te gebruiken. Het is echter bij een plan gebleven. "Ze was een dapper meisje en ik ben er zeker van dat ze haar leven had willen riskeren", zegt haar ex-geliefde Fairbanks. Dietrich is in 1992 overleden in Parijs. Hitler pleegde op 30 april 1945 zelfmoord in een ondergrondse bunker in Berlijn. (gb)
(HLN)
http://www.ismagazine.nl/author/evert/quote:Openluchtmuseum
Evert Nieuwenhuis 28 maart 2011
Van wie is Djenné? Van de mensen die er wonen, zou je zeggen. Deze Malinese stad staat echter op de Werelderfgoedlijst van Unesco, en dan geldt een andere logica. Strikte regels die het historische karakter van deze eeuwenoude stad moeten bewaren, staan ontwikkeling in de weg.
In de New York Times doet Abba Maiga zijn beklag. Zijn 150 jaar oude huis, opgetrokken uit leem, heeft zoveel historische betekenis dat hij het niet mag renoveren. De gepensioneerde Maiga wil graag een douche en een stenen vloer. Wie wil er nou wonen in een huis met moddervloer?
Niemand. Maar het moet van Unesco. De regels verbieden verbouwingen die op substantiële wijze het origineel veranderen. Djenné is wereldberoemd vanwege zijn eeuwenoude leemarchitectuur. Met name de Grote Moskee siert menig poster die toeristen naar een van s werelds armste landen moet trekken. Ook het lemen stadscentrum dient behouden te worden. Een Nederlands team restaureert een deel van de tweeduizend oude huizen. Tot ongenoegen van Elhajj Diakaté. Hij wordt er doodmoe van te moeten bukken om zijn huis te betreden en zijn vrouw wil graag een kledingkast. De oplossing is om binnenmuren te slopen. Dat mag niet, want dan kan het huis instorten (wat soms ook gebeurt).
Wat is belangrijker? Ontwikkeling en het recht op een kledingkast of behoud van eeuwenoude cultuur? Nederland vindt ontwikkeling belangrijker. Wij plaatsen windmolens op de dijk bij Urk, ook als het stadsaangezicht van deze toeristische topper wordt aangetast. Amsterdamse grachtenpanden hadden vroeger geen inbouwkeukens of douches, en toch staat de grachtengordel op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
De problemen van Djenné staan niet op zichzelf. Ook St. Louis in Senegal enhet Keniaanse eiland Lamu zijn gegijzeld door de regels van Unesco. Misschien willen toeristen of de restaurateurs van Unesco in huizen wonen waar de tijd heeft stilgestaan. Maar dan zijn deze Afrikaanse schatten niet meer authentiek en blijven toeristen thuis. Unesco ontkomt er niet aan om haar strenge regels te veranderen. Behoud van cultuurhistorische waarden is belangrijk maar niet zaligmakend zeker niet achter de voordeur. De wereld verandert, en dat is maar goed ook. Dat heet ontwikkeling.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |