Maargoed, terug naar de slaapzaal. Met Annie, een meisje uit Montreal, heb ik 2 dagen opgetrokken. We hebben in Arequipa het geweldige museum "Juanita, La bella niña del Volcan Ampato" bezocht. Wellicht dat enkele mensen zich het nog kunnen herinneren (ik weet in elk geval nog dat het op het nieuws was), maar in 1995 hebben enkele onderzoekers/mountaineers op een vulkaan vlakbij Arequipa het totaal geconserveerde lichaam gevonden van een 13-jarig Incameisje dat zo´n 500 jaar geleden werd geofferd aan de berggoden. Omdat ze al die jaren onder het ijs heeft gelegen is ze helemaal compleet: haar kleren zien eruit of ze zo uit de winkel komen, haar haren, zelfs al haar organen en bloed zijn nog in tact. De tentoonstelling is prachtig ingericht,met heel veel respect voor het feit dat het natuurlijk blijft gaan om een overleden meisje. Het meest opzienbarende is nog, dat doordat ze nog zo intact is, onderzoekers ontzettend veel te weten kunnen komen over haar achtergrond en dus die van de Inca´s. Ze weten wat haar laatste maatijd was en door middel van DNA-onderzoek kunnen ze zien welke ziektes ze had en wie haar ouders waren. Zeer indrukwekkend! (voor de liefhebbers: http://dsc.discovery.com/stories/history/desertmummies/juanita.html)
Ondertussen bleek Arequipa ook nog eens een hele leuke stad om uit te gaan. Nicole, een meisje uit Quebec, van dezelfde slaapzaal blijkt (bijna) net zo verslaafd aan dansen als ik, dus op zaterdag zijn we het nachtleven maar eens gaan verkennen. We zijn uiteindelijk beland in een prachtige tent met tropische planten, watervallen en leuke muziek. Het enige nadeel bleek dat wij lange tijd het enige niet-stelletje op de dansvloer waren...Gezellig! Tot mijn stomme verbazing blijkt Braziliaanse muziek heel populair in Peru: Ik hoor regelmatig Axé nummers voorbij komen! Niet dat de Peruvanen overigens weten wat ze er mee moeten: er worden af en toe wat halfslachtige bewegingen gemaakt, maar daar blijft het dan bij. Tijdens "Vampiru" maar eens laten zien hoe het eigenlijk hoort (uhm....) en dan zie je ineens allemaal mensen met een Oh-ja-blik.
Tussen Nicole en ik klikte het in ieder geval. We reizen nog steeds samen, wat er min of meer op neer komt dat we overdag ieder ons ding doen en aan het eind van de dag verhalen uitwisselen. Erg leuk! We spreken een vreemdsoortige mix van Engels en Spaans, dat gecombineerd met haar Franse accent toehoorders in totale verwarring achterlaat.
Afgelopen maandag en dinsdag zijn we met z´n tweeen meegeweest met een tour naar de Cañon del Colca, volgens Peruvanen de diepste kloof in de wereld (wat, met bijna 3500 meter op het diepste punt,wel eens zou kunnen kloppen). Met een man of 8 in een busje en dan merk ik dus al snel dat ik geen mens ben voor georganiseerd vermaak. Aan de gids, die zeer boeiend kon vertellen over de omgeving, heeft het niet gelegen. Achterin de bus zaten echter 3 Nederlanders (een jongen van mijn leeftijd die alles (ALLES!) aan het videotapen was, zijn vader en oom) die echt te erg voor woorden waren. We waren nog geen 5 minuten onderweg of er kwamen uit uitspraken in de categorie: "Tjee, wat een armoedige hutjes!" - "Achjoh, die mensen weten niet beter." Daarna ging het gesprek 1,5 uur (!) lang over tennis. De rest zal ik jullie besparen, maar ik heb Nicole verzocht verder niet aan mijn Nederlanderschap te refereren, en heb de rest van de dag Engels gesproken. Verder was er ´s avonds speciaal voor ons een peña georganiseerd, waarbij je geacht werd aan lange tafels te zitten en te kijken naar gedresseerde muzikanten en treurige dansers. Nicole en ik zijn vroeg naar bed gegaan...
Was het helemaal vreselijk? Integendeel! Allereerst hadden we de meest luxe hotelkamer sinds het begin van deze trip, almoet ik toegeven dat je perceptie van luxe aan verandering onderhevig is: "Woehoe...we´ve got toiletpaper!!".
Maar waar het eigenlijk omging: het prachtige natuurpark Aguas Blanca, waar we vicuñas hebben gezien, een zeldzame llama-achtige. De schittende kleuren van het landschap in de ochtend: het felblauw van de hemel op die hoogte, de grijze bergpieken met spierwitte toppen, knalgroene bomen, terrassen die al sinds de Incatijd in gebruik zijn, in alle kleuren groen en geel, de mensen die langs de kant van de weg hun spullen verkopen, bergkonijnen, flamingo´s, herders met kuddes llama´s en alpacas (ook weer een llamasoort), gigantische cactussen. Ongelooflijk mooi allemaal. Onderweg gestopt in kleine dorpjes, waar de winkelmeneer mijn geld uittelt in Quechua, waar de mensen gezamelijk de kerk aan het restaureren zijn na de laatste aardbeving en waar kinderen met enorme snottebellen uit alle hoeken en gaten komen als je lollies gaat uitdelen (Nee, dat was niet zo slim nee, om dat midden op de markt te gaan doen...). Als ik terugkom heb ik zoveel prachtige kinderfoto´s dat ik mijn eigen Novib-kalender kan starten! En naast het feit dat Alpacas grappige beesten zijn om te zien is Alpaca-biefstuk een lokale specialiteit en wordt de heerlijk zachte wol gebruikt voor wanten, sjaals en mutsen, die ik gelijk maar heb aangeschaft, aangezien Peru op bijna 5000 meter ineens een stuk minder tropisch is! De tweede dag van de tour zijn we vroeg opgestaan om naar Cruz del Condor gegaan, een stuk van de kloof waar in het vroege ochtendlicht tientallen condors zich door middel van de termiek omhoog laten glijden. Het heeft iets idioots, om met tientallen toeristen (camera´s in de aanslag natuurlijk) in de bittere kou te gaan wachten tot het die vogels blieft om op te stijgen. Maar het moment dat zo´n beest, met een spanwijdte van 3 meter (!) voorbij suist wordt je vanzelf stil. Prachtig!
Nog een dagje uitslapen in Arequipa en daarna met de nachtbus richting Cuzco, Latijns-Amerikas grootste gringo-hangout. In de bus was het even: Nicole en ik tegen de Peruvanen, want op de een of andere manier zitten Peruvanen dolgraag 12 uur lang in een afgesloten bus, met de verwarming op tien en vooral géén ramen open! Ik weet niet of jullie weten hoezeer zo´n bus stinkt na 12 uur, maar ik vind zelf dat dat onze standvastigheid (en het pakje kauwgom tussen de raamsluiting) best rechtvaardigde. Maar uiteindelijk verloren we natuurlijk toch....
Ik ben nu een dag of 3 in Cuzco en ben er tot nu toe niet echt weg van. De stad op zichzelf is prachtig, maar er zitten hier iets te veel toeristen van het kaliber: "Wat een armoedige hutjes...etc", de Peruvanen spreken je standaard in het Engels aan (ook al begin jij in het Spaans) en de hoeveelheid freaks die afkomt op de ontelbare happy-hours is te gek voor woorden. Voordelen aan Cuzco: Door de internationale atmosfeer kun je ervrijwel alles kopen en eten. Mijn lust naar Sushi is weer even gestild! Bovendien kan ik vanuit hier wat kleine dorpjes in de omgeving bezoeken, wat me een welkeome afwisseling lijkt na al die toeristen.
Na al jullie verhalen over het nieuws in Nederland zal ik jullie maar eens vergasten op wat nieuws van hier. Enkele dagen is de immens populaire ex-president Fernando Belaunde overleden. De vlaggen hangen al dagen halfstok, de kranten berichten dat hij nooit corrupt is geweest (dat is hier het vermelden waard)en voor de Peruvanen weer een goede reden om de straat op de gaan. Want demonstreren, dat lijkt hier het nationale tijdsverdrijf. In de paar weken dat ik hier nu ben is het aantal demonstraties waarin ik terecht ben gekomen al niet meer op de vingers van 2 handen te tellen: De bejaarden in Lima, die op potten en pannen slaan om toch hun persioen te krijgen; Kinderen, verkleed als tijger en als boom, die in Arequipa demonstreren voor een schoner Peru; Handtekeningenacties en bezettingen van kerken door het hele land, omdat de Peruvaanse regering het waterleidingbedrijf wil privatiseren en met name de echte armen in het land vrezen dat het water onbetaalbaar zal worden; Ontevreden overheidspersoneel dat zich in Arequipa voor het gemak maar heeft verenigd met de anti-pravatiseringmensen. En gisteren in Cuzco een waanzinnig indrukwekkende rally ten bevoeve van de zojuist opgestarte Waarheidscommissie. Deze commissie moet gaan uitzoeken wat er in de jaren 80 precies in gebeurd met alle burgers die zijn vermoord omdat ze zich precies tussen de regering en de lichtend-pad-terroristen in bevonden. De rally die bestond uit statements van nabestaanden werd helaas verstoord door een redelijk dronken, dansende groep Corpus-Christi gangers, een feest dat hier nu ook al drie dagen aan de gang is...Maar daarover dan maar een volgende keer!
quote:Ik ken dat ja. Vaak wordt je nieteens binnen gelaten als je geen man-vrouw stelletje bent.
Op zaterdag 08 juni 2002 22:00 schreef Hik het volgende:
Het enige nadeel bleek dat wij lange tijd het enige niet-stelletje op de dansvloer waren...
quote:Dat is inderdaad schitterend. Van precies dezelfde tour heb ik zelf ook een reisimpressie gepost in
een tour naar de Cañon del Colca, volgens Peruvanen de diepste kloof in de wereld
quote:De Peruanen zelf beschouwen dit als uitgaansstad #1. Ik kende een paar rijke Peruaanse meisjes in Lima die hier in de kerstvakantie speciaal naartoe vlogen om te feesten.
Ik ben nu een dag of 3 in Cuzco en ben er tot nu toe niet echt weg van.
quote:Dat herken ik ja
Want demonstreren, dat lijkt hier het nationale tijdsverdrijf.
Veel plezier verder!
Nogmaals vanuit het kosmopolitische Cusco...
Gisteren al een dik uur bezig geweest met het opstellen van dit mailtje, maar toen de computer vervolgens vastliep en ik alles kwijt was, was ik het even zat. Nog maar een poging dus....
Zoals ik in mijn vorige mail al vertelde viel ik bij aankomst in Cusco direct in de festiviteiten omtrent Corpus Christi. Voor een niet-katholiek (en voor de mensen hier een bijna-heiden) als ik een bizarre optocht van bebaarde beelden die guwelijke pijnen ondergaan, kinderen die belangrijk uitziende voorwerpen vol gouddraad en plastic kraaltjes dragen, jongemannen die bijna bezwijken onder het gewicht van de enorme altaars en mensen die vroom in gebed verzinken voor hun favoriete heilige. En volgens goed katholiek gebruik wordt alles afgelsloten met een flinke zuippartij, zodat ik tegen de avond vanaf een balkon aan de plaza een groepje jongens kon gadeslaan, die een draagstoel hadden gekaapt (2 erop, de rest eronder) waarmee ze de plaatselijke fanfare probeerden te rammen.
Cusco is waarschijnlijk de grootste backpackerstrekpleister van Zuid-Amerika. Dat betekent (zie mijn vorige mail) veel vreselijke mensen, maar ook dat er zoiets als een "backpackersgemeenschap" ontstaat: Mensen leren elkaar kennen, spreken af, maken vrienden of ruzie, roddelen, ontmoeten oude bekenden...en trekken verder. Een oude bekende voor mij was Sophie, het Engelse meisje waarmee ik van Ica naar Arequipa reisde, die tijdens Corpus Christi ineens mijn naam brulde vanaf het balkon. Het kwam perfect uit, want de volgende dag was ze jarig, wat we natuurlijk hebben gevierd met een etentje en een heerlijke fles Chileense wijn. Elkaar ontmoeten gebeurt hier op de Plaza, bij de fontein. Aangezien niemand een telefoon heeft moet je altijd maar afwachten of je afspraak er op het juiste tijdstip staat. Zo niet, ook geen nood; blijkbaar kwam er iets belangrijkers tussen. De flexibiliteit van het continent slaat al op ons over... En dan is er altijd nog de mail, om contact te houden met die mensen die jouw kant op reizen en die je graag nog eens ziet (Zo zag ik net op mijn mail dat Nicole weer terug is in Cusco). Geroddeld wordt er ook. Het verhaal van het clubje piepjonge Britse meisjes die volgens mijn vriend Nigel in Lima (zie deel 2) "...were screwing their way around Latin America...",. moet ik inmiddels al in 4 verschillende varianten hebben gehoord.
Maar (gelukkig, zou ik bijna zeggen) ontmoet ik niet alleen maar gringos hier. Ik heb een leuke Nederlandse meid ontmoet, Boudewien (Hier: "Bou", want dat kun je die Peruvanen echt niet aandoen) die hier vrijwilligerswerk doet. Samen met haar en een wisselend groepje Peruvanen struinen we de leuke plekjes van Cusco en omgeving af. Zo zijn we van de week naar de Salinas vlakbij Urubamba geweest (Kimmie, ik wilde hierheen door jóuw fotos´s!!) . Op terrassen die al sinds de Inca-tijd in gebruik zijn wordt daar in een grote hoeveelheid bassins zout gewonnen. Aangezien het ene bassin verder opgedroogd is dan het andere, hebben ze allemaal verschillende kleuren, wat een geweldig gezicht is, vooral ook omdat ze prachtig hoog in de bergen liggen. Het gewonnen zout wordt in enorme zakken, met ezeltjes weggebracht, wat guigantisch zwaar werk is. We hebben nog een poging gedaan een gesprek aan te knopen met één van de arbeiders, maar de man sprak alleen Quechua, hetgeen hem er niet van weerhield een breedspakig verhaal te houden over het winnen van zout. Of misschien ging het wel heel ergens anders over, we zullen het nooit weten....
Het hebben van een Peruvaanse vriendenkring heeft een aantal voordelen. In de eerste plaats gaat mijn Spaans rap vooruit. Geen van mijn nieuwe Peruvaanse vrienden spreekt meer Engels dan "Happy Hour" (en kreet die je wel leert als je in Cusco woont), dus ik moet wel. Leuk is ook dat ik me nu kan verdiepen in Peruvaans slang, wat iets héél anders is dan "De Delftse Methode" (mijn eerste cursus Spaans). Zo worden vrienden, vage bekenden en willekeurige voorbijgangers aangesproken met "Mamita!" [moedertje] of "Primito!" [neefje], "Su madre!" [je moeder!] is een uitroep van opperste verbazing, "Eso da me cholera" [daar krijg ik cholera van] geeft aan dat je dat toch minder plezierig vindt en als een jongen het heeft over zijn "flaca" [magere], dan gaat het over zijn vriendin. Ik heb nog even nagevraagd hoe het moet met de jongens met de dikke vriendinnen...
Een ander voordeel van Peruvaanse vrienden is dat je een kant van dit land te zien krijgt die waarschijnlijk voor veel toersiten verborgen blijft. Het gemak waarmee ze je introduceren in hun wereld, je voorstellen aan hun vrienden, familie en soms volslagen onbekenden is hartverwarmend. Bou en ik spreken veel over de verschillen, iets waar ik ongetwijfeld in een volgende mail op zal terugkomen. Maar dankzij deze mensen kom je tijdens een wandeling over het platteland in gesprek met de mensen die daar werken. Mensen die een dag lang keihard werken voor 5 soles (3 gulden 50), zonder lunch, maar met een flinke jerrycan Chicha om op de been te blijven.
Chicha is een soort bier gemaakt van mais en...(ik denk niet dat ik het verder wil weten!) De mais wordt gefermenteerd in grote aardewerken potten en als je op het platteland, voor een huis een lange stok met daaraan een plastic zak ziet, weet je dat je bent gestuit op een Chicheria. De Chicheria waar wij terechtkwamen na onze wandeling was op de binnenplaats en in de huiskamer/keuken van een oudere dame. Klein en dik, wijde rokken, lange vlechten en een hoed, zoals hier gebruikelijk is, zat ze op een lage kruk met de aardewerken pot tussen haar benen. In haar hand een kalebas om de Chicha eruit te scheppen. Haar kleindochter van een jaar of 4 zat naast haar op eenzelfde kruk. Over de grond liepen cavias, ongetwijfeld voor consumptie. Het publiek bestond uit buren van de Chicheria, Indiaanse vrouwen met kinderen in doeken op de rug en mannen die over politiek praatten. En allemaal met een grote plastic beker Chicha in de hand. Chicha heeft iets weg van bier, maar is lauw en zuur, en volgens mij ook wel een stukje straffer. Deze gringa heeft in ieder geval na twee plastic bekers, samen met de buurman van de Chicheria een perfecte huayno-show weggegeven (lokale dans)...én applaus geoogst! En al die tijd bleef ik me maar verbazen over hoe bijzonder het is om dit zo mee te maken en om hoeveel lol je kunt hebben met mensen die soms wel van een andere planeet lijken te komen.
Tenslotte ben ik er van de week nog enkele dagen zelf op uit geweest. Naar Machu Picchu, voor veel mensen hét hoogtepunt van Zuid-Amerika. Veel reizigers gaan naar Muachu Picchu via de Inca Trail, een 4-daagje voettocht. Ik heb deze (voor nu?) maar even gelaten voor wat hij is en ben met de trein gegaan. Eerst de nacht doorgebracht in Aguas Calientes, een van die toersitendorpjes die je overal over de wereld vindt en waarvan je je afvraagt of ze al bestonden vóór de toeristen kwamen. Hotels, restaurants en een schooltje, wat er ook waarschijnlijk alleen maar staat omdat de kinderen zo leuk fotogeniek zijn voor de toeristen. De volgende dag de twee uur naar boven gelopen van Aguas Calientes naar Machu Picchu. En dan sta je tussentijds even uit te puffen, te gezieten van het uitzicht en dan hoor je ineens je naam! Alexandra, een Engels meisje dat ik nog kende uit Huacachina (het hotel in de woestijn). Met haar, haar Franse vriendin, 2 Australische jongens en een Israelisch meisje hebben we de hele dag de site verkend. Als we een plekje vonden om te zitten was het "storytime", dan haalden Alexandra en ik onze reisgidsen tevoorschijn en lazen we voor waar we waren en wat de bijbehorende theorieėn zijn (omdat Machu Picchu nooit door de Spanjaarden is ontdekt blijft het gissen wat het precieze doel van de site was), of we verzonnen onze eigen, ook zeer plausible theorieėn.... En de site IS indrukwekkend. De grootte, de staat waarin alles verkeerd en de spectaculaire ligging tussen de bergen zijn adembenemend mooi. Toen we arriveerden was het regenachtig en mistig, maar in de loop van de dag trok de mist op en onthulde de site zich tot de vergezichten die je kent van de postkaarten. Fantastisch. Omdat de geluiden (van de toeristen bijvoorbeeld) worden gedempt door de stenen, kun je door je oogharen naar het centrale plein kijken en de oude Incas met hun llamas zien lopen. Of misschien is dat alleen mijn afwijking....
Ondertussen is de situatie in Arequipa behoorlijk uit de hand aan het lopen. De emoties rond de privatisering van de waterleidingbedrijven lopen behoorlijk op. Het is raar te zien dat de stad waar ik een week geleden was nu opgebroken ligt en in de gaten wordt gehouden door militairen. Cusco blijft relatief rustig, wellicht door de vele buitelanders, al hebben we vandaag en morgen onze 3de staking in 10 dagen en zit de kerk vol hongerstakers.
Ik ga van de week waarschijnlijk met Bou mee naar haar vrijwilligerswerk, om te kijken of het ook iets voor mij is. Zo ja, dan zal ik voorlopig in Cusco blijven.
Geheel tegen de verwachting in schrijf ik jullie vanuit Puno, aan het Lago de Titicaca, en dus niet meer vanuit Cusco. De luxe van het reizen is dat je Should I stay or should I go?-beslissingen op het allerlaatste moment kunt maken. Cusco begon de laatste week in mijn ogen steeds meer op een verweg variant van Salou te lijken: te veel vervelende mensen, te veel gezuip en veel en veel te duur. Ik kwam tot de conclusie dat ik daarvoor niet naar Peru gekomen ben, heb al mijn spullen weer in m´n rugzak gekieperd en ben met een zeer goedkope, maar belachelijk luxe bus naar Puno gereisd...Ooit ben ik eens ge-upgrade naar de Business class in een vliegtuig, maar dat haalde het niet bij de bed-stoelen en mega-ramen in deze bus!
Afgezien van mijn voorgaande commentaar, was Cusco de afgelopen week een goede plaats om te zijn. De maand juni is door de Cusqueños uitgeroepen tot feestmaand, met het eerder beschreven Corpus Christi, de Fiestas Cusqueños en natuurlijk het Inti Raymi. Het afgelopen weekend begonnen de Fiestas. Op zaterdag waren er optredens en een enorm vuurwerk, zondag was het tijd voor het Desfilé ter ere van de stad. Vanaf negen uur liepen en dansten verschillende groepen burgers in een grote optocht langs burgemeester, wethouders en andere notabelen: brandweerlieden, scholen, scouting, weeshuizen, gemeentewerkers, vertegenwoordigers van omliggende dorpen, vakbewegingen, gepensioneerden, in optocht, allemaal in hun beste kleding. Natuurlijk liep het pas echt storm toen het voetbalteam van Cusco voorbij kwam! Ik had het rond een uur of half elf wel gezien, toen de optocht bij nummer 9 was aangeland. ´s Avonds nog even teruggelopen om rond een uur of zeven nummer 155 te zien... het einde leek nog niet in zicht! En de burgemeester maar zwaaien... Overigens zijn we afgetaaid toen de marktkooplui kwamen. Die hadden nogal een grote delegatie die keurig was opgedeeld: En dan nu de verkopers van KAAS! Gevolgd door de verkopers van SAP! Hierna krijgen we de verkopers van VIS! De verkopers van SCHOENEN dames en heren!....
Maandag was het Inti Raymi, de langste dag van het jaar (nou ja, dies eigenlijk een paar dagen eerder) die door de Incas werd (en hun afstammelingen wordt) gevierd als nieuwjaar, tijd voor een nieuw begin. Tijdens Inti Raymi wordt een groot "toneelstuk" opgevoerd in Sacsayhuamán, een grote ruine nabij Cusco. Je kunt hiervoor hele dure stoelen boeken (iets dat alleen wordt gedaan door kuddes gepensioneerde Amerikanen met eenvormige petjes begeleid door een verveelde gids met "hier verzamelen"-bordje) of je kunt tussen de Peruvanen op de omliggende heuvels plaatsnemen. Het zicht is daar misschien 10% minder, maar de sfeer (durf ik te gokken) 100% meer. Er komen veel mensen naar Inti Raymi, nee, niet "best veel", maar véél en de heuvels lopen dan ook al vanaf 8 uur ´s ochtends vol, terwijl het spectakel pas vanaf 13 uur begint. Ondertussen kun je eten kopen in het reusachtige kampement aan verkopers dat om de ruines ontstaat. Wat verklaart waarom ik mij kort voor het begin een weg probeerde te banen naar mijn vooraf geregelde plekje tegen een heuvel van 60 graden, iedere vierkante centimeter gevuld met mensen op, met in mijn ene hand een ceviche, de andere gevulde aardappels en een zak popcorn en een fles limonade onder mijn arm. Maar gelukkig zijn er behulpzame mensen in de wereld, die je dan ophijsen. En andere behulpzame mensen die gaan meeroepen met die ene man die zijn vriend Julio verloren was in het gedrang. Die man stond wanhopig "Julio! Julio!" naar beneden te roepen, maar in de herrie kwam dat natuurlijk niet aan. Tot ons hele "vak" maar besloot mee te roepen en er natuurlijk een luid applaus losbastte toen Julio uiteindelijk naar boven keek. De voorstelling was prachtig: veel dans, prachtige kostuums en de grote Inca die zijn onderdanen bij zich roept en de toekomst voorspelt uit het hart van een geslachte llama. Maar voor mij ging niets boven de sfeer, het gezamelijk eten delen en de oprechte emotie van mijn Peruvaanse vrienden "Que Papachos!" ("Wat ´n voorvaderen!").
Money makes the world go round, en dat wordt nergens zo duidelijk als tijdens het reizen door een derde wereldland. Veel van de gesprekken met mijn Peruvaanse vrienden gaan over geld: wie het heeft (wij, de gringos, in hun ogen), wie het niet heeft (zij), waaróm zij het niet hebben en wat ze zouden doen als ze het wél hadden. Voor Nederlandse begrippen wordt genant direct gevraagd naar de prijs van je camera, de soort electronica in je huis of je salaris (of in mijn geval het salaris dat ik -ooit- ga verdienen). Mijn Peruvaanse vrienden hebben geen "plata" (letterlijk: zilver, maar hier ook "geld") en dus zijn er met het uitgaan 2 mogelijkheden. Veel winkeltjes die ´s avonds open zijn hebben offertas voor drank en frisdrank. Zo kun je in de winkel een grote fles cuba-libre laten mixen en die vervolgens gezellig in het park opdrinken, tegen minimale kosten. Maar omdat de gringos daar niet altijd zin in hebben komt het veel voor dat wij gewoon de drank betalen. Geen probleem, tot je een Peruvaans vriendje hebt, zoals Bou. Want het is niet leuk om altijd te teren op de zak van je vriendin. Zéker niet als je een Latino-man bent en jij eigenlijk hóórt te betalen. En al helemaal niet in Cusco waar het stikt van de Brucheras en Burcheros, Peruvaanse jongens en meisjes die zich rijkelijk laten voorzien van drank en eten en zich in ruil daarvoor een aantal dagen aan de arm van een gringo of gringa vertonen. En als het bij jou wél echte liefde is (of begint te lijken) dan wil je daarvoor niet worden aangezien. Dus stopt Bou haar vriendje onder de tafel haar geld toe en voldoet hij de rekening....
En als je geen geld hebt, dan wil je het natuurlijk verdienen. En daarin zijn Peruvanen zeer creatief. Je kunt artesanias verkopen: truien, wanten, mutsen en sjaals van alpacawol, geborduurde riemen, kleden, schaakspellen waarin de Icas het opnemen tegen de Spanjaarden, kettinkjes met net-echte Incasymbolen, opgezette vogels, rijkelijk bewerkte zeepbakjes, gebreide vingerpoppetjes, schreewend lelijke pluchen llamas, handige zakjes voor je cocabladeren en camera, poppen die erg verweerd zijn en daarom verkocht worden als "uit een incagraf"....En alles voor slechts enkele solitas! Daarnaast heb je de mensen die geen "craft" hebben, maar van niets, iets weten te maken. Zoals een meisje die een soort schoolbankje had meegenomen naar het desfilé en dat daar verhuurde om op te staan voor kleine mensen die graag ook wat wilden zien. Of dat jongetje in de bus in Pisac, die heel hard zelfverzonnen liedjes zong in de bus, om daarmee zijn schoolgeld te verdienen. Of dat andere jongetje in Machu Picchu die de kortste route naar beneden rende en zo op iedere bocht van de bus hard stond te zwaaien en schreeuwen. Toen hij tenslotte beneden hijgend de bus binnenkwam, waren die toeristen natuurlijk niet te rot om hem een paar sol te geven.
Soms is het dubieus. In Sacsayhuamán waren verschillende mensen die mooie plekken op de heuvel (waar het eigenlijk gratis is) verkochten. Als tijdens een Amsterdamse koninginnedag hadden zij twee nachten op hun plek geslapen om deze voor een aantal soles over te doen aan iemand anders. De voordelen waren duidelijk: niet alleen een mooie plek, maar ook nog iemand om erop te letten als jij even naar de WC moet. Maar het mag niet, omdat de Peruvaanse autoriteiten bang zijn dat de plekken op den duur ook voor veel geld worden verkocht. En zoals vaak hier, kreeg ik tijdens het Inti Raymi het gevoel dat de Peruvaanse overheid soms iets meer bezig is met het welzijn van haar toeristen, dan met het welzijn van haar eigen mensen. Ik heb dan ook gewoon betaald....
Voetbal. Ik heb er nog nooit zoveel over gepraat als hier. De mensen die mij een beetje kennen weten dat ik geen échte voetbalfanaat ben (understatement), maar zodra een taxi-chauffeur, hoteleigenaar of willekeurige voorbijganger erachter komt dat ik uit Nederland kom wordt er direct gevraagd waarom "La Naranja Mechanica" (de oranje machine) niet deelneemt aan de Copa del Mundo dit jaar. Bij gebrek aan Peruvaanse deelnemers in het toernooi worden de banden met de rest van Latijns Amerika nog maar wat verder aangehaald, dus alle hoop is nu gevestigd op Brazilie. En voetbal is hier zeker geen spelletje! In het boek "Kanibalen in Rio" van Ineke Holtwijk wordt zeer treffend de Braziliaanse fascinatie voor voetbal uitgelegd, iets dat deels wel zal gelden voor het gehele continent: ze hebben niets anders! Op economisch vlak stellen deze naties weinig voor (in hun eigen ogen) en het verslaan van de oude overheersers (of zoals afgelopen week, tijdens de engelsen, de uitvinders van het spel) geeft dan ook veel voldoening. Mij boezemden de emoties bij tijd en wijle angst in. Een groep dronken Argentijnen die alles erbij haalden, tot de Islas Malvistas (Falklands) toe, waren verre van gezellig meer. Hoewel mijn hart uitging naar de Engelsen, was de winst voor Brazilie vanuit het oogpunt van cafemeubulair dan ook wel zo prettig.
Inmiddels ben ik iets meer dan een maand in Peru. Voor de geinteresseerden onder jullie even een update in cijfers (wellicht willen jullie ook eens zo´n reis ondernemen?)
Verbruikt:
- 8 batterijen (Walkman wordt veelgebruikt en de hooglanden lijken stroom te vreten!)
- Ongeveer 10 rollen WC papier (inclusief snuitpapier toen Nicole en ik verkouden waren)
- 8 fotorolletjes van 36 opnamen (dus ik heb straks wat te doen tussen het solliciteren door)
Verloren:
- 1 zonnebril (gesneuveld in de Cañon del Colca)
- 1 trui (gestolen op mijn 3e dag in Lima, sorry Chiel)
Vreemde dieren gestorven voor mijn avondmaal:
- 1 Alpaca
- 1 Cavia
....en geheel zoals velen van jullie van mij verwachten zal ik het een volgende keer dan maar eens hebben over het eten hier!
Dit was het weer voor nu. De volgende keer (wellicht al vanuit Bolivia?!) wat meer over Puno en het hoogstgelegen bevaarbare meer ter wereld.
Ik heb daar nog eens heftig gefeest met een groep campesinos die mij uitnodigden voor hun 3-daagse feest (waarvan al 1 dag om was). Toen ondekte ik ook dat alcohol op 4000m hoogte wat harder aankomt dan thuis
. Na afloop werd ik door een groep van zo'n 20 man/vrouw naar m'n hotel begeleid (ergens diep in de nacht) omdat het daar volgens hun gevaarlijk was. Toch wel een van m'n leukste Peru herinneringen
.
quote:Hey Aernout...waren dat de Fiestas de Icho? Daar ben ik ook geweest namelijk. Werd inderdaad genoeg gedronken (en met Cusquena gespoten!) en helaas barstte er een beetje een hoosbui los...maar wel héél cool!
Op vrijdag 28 juni 2002 18:59 schreef Aernout het volgende:
Puno rules.Ik heb daar nog eens heftig gefeest met een groep campesinos die mij uitnodigden voor hun 3-daagse feest (waarvan al 1 dag om was). Toen ondekte ik ook dat alcohol op 4000m hoogte wat harder aankomt dan thuis
![]()
. Na afloop werd ik door een groep van zo'n 20 man/vrouw naar m'n hotel begeleid (ergens diep in de nacht) omdat het daar volgens hun gevaarlijk was. Toch wel een van m'n leukste Peru herinneringen
.
quote:Nee, het had iets met de opening van een schooltje te maken ofzo. En kennelijk is dat reden voor een 3-daags zuipfeest
Op woensdag 03 juli 2002 19:23 schreef Hik het volgende:[..]
Hey Aernout...waren dat de Fiestas de Icho? Daar ben ik ook geweest namelijk. Werd inderdaad genoeg gedronken (en met Cusquena gespoten!) en helaas barstte er een beetje een hoosbui los...maar wel héél cool!
Gelukkig maar, ik krijg steeds meer berichten dat het weer in Nederland om te huilen is. Dat geeft een mens moed, als-ie gewapend met wanten, 2 truien, 2 broeken, een jas, een muts en sjaal door de vrieskoude straten van La Paz gaat! Tot een zekere niet nader genoemde vriendin het nodig vindt haar foto`s van de Bahama`s op te sturen natuurlijk....
De laatste keer dat ik jullie schreef was dat nog vanaf de andere kant van de grens: Puno, Peru. Puno op zichzelf is een weinig spectaculair plaatsje. Het is echter gelegen aan het Lago de Titicaca, bij velen van jullie bekend omdat je op school moest leren dat het het hoogste meer ter wereld was (en natuurlijk nog meer om de -zo vond je toen- buitengewoon grappige naam!). Behalve de verbluffende hoogte (zo`n 3800 meter) is het meer ook nog eens onaards blauw, lijkt het of je de wolken erboven aan kunt raken en ligt het vol mooie en bijzondere eilanden.
Mijn eerste dag in Puno kwam ik, hoe kan het ook anders, Nicole weer tegen. Zoals inmiddels bijna traditie is (een traditie begint als je iets meer dan 2x doet) barstten we als we elkaar zien uit in een hoog meisjesachtig vreugdegegil wat, als je midden op een markt in Puno staat, met grote ogen wordt gadegeslagen door de marktkooplui. Overigens begonnen de marktkooplui een paar weken terug in Cusco vrolijk méé te gillen, ook leuk...We houden ongeveer dezelfde route aan, maar doen verschillende dingen, dus zijn we gestopt met afscheid nemen of afspraken maken. We vertrouwen erop dat we elkaar wel weer zien.
De volgende dag een stukje gevaren naar de beroemde "Islas Flotantes", drijvende eilanden. De eilanden bestaan al honderden jaren. Ze werden en worden gemaakt door de Uros, een kleine groep mensen die er op deze wijze in slaagde uit handen te blijven van de Incas en hun eigen cultuur te bewaren. De eilanden drijven inderdaad, ze worden gemaakt van een speciaal riet dat in het meer groeit. Zodra het aan de onderkant wegrot, gooien de eilanders er weer een nieuwe berg riet op...en klaar is kees! Je kunt op je vingers natellen dat een bizar fenomeen als dit scharen toeristen aantrekt, maar ik had het geluk op een relatief klein bootje te zitten, samen met Javier, een vuil jongetje van een jaar of 11, die zijn brood verdient met het zingen van liedjes voor de toeristen. En omdat Javier iedere dag heen en weer reist tussen de eilanden kan hij er verbazingwekkend veel over vertellen. Op één van de eilanden tracteerde ik hem op een bord soep, iets dat hem met zoveel dankbaarheid vervulde dat hij een ibis voor me ving zodat ik het heftig protesterende beest op de foto kon zetten. Het lopen over de eilanden is een vreemde ervaring: soms zak je tot je enkels in het riet en op enkele plekken sop je er vrolijk dwars doorheen. Veel eilanden zijn maar enkele huizen (natuurlijk ook van riet) groot en dienen duidelijk alleen voor het ontvangen van toeristen, maar het grootste eiland is onvergetelijk. Er is een kerkje, een museum (met opgezette vogels) en een schooltje. De juffrouw liet me binnen: "Wil je even kijken?" Twaalf kinderen van verschillende leeftijden in een lokaaltje de helft van mijn eerste studentenkamer. "Juffouw, Juan is is slaap gevallen!" werd er gekrijst. En jawel: op één van de laatste bankjes lag een jongetje van een jaar op zeven met zijn hoofd op zijn bankje en een verse snottebel op zijn schrift. Een paar meisjes namen me bij de hand om hun schriften te laten zien met tekeningen van Peruvaanse vlaggen en vrouwen met hoeden. Communiceren ging met handen en voeten, want veel van de kinderen (die van alle omliggende eilanden komen) spreken slechts Aymara. Wil er nog iemand lesgeven in een achterstandswijk?
Voor ik wegging maakte ik nog kennis met Maria, haar moeder en haar "Mamma Grande" van 85: "Que te vayas bien!" (Dat het je goed moge gaan...) "Gracias, Abuelita!" (Dank je, omaatje).
De volgende dag, een nieuwe boot, een nieuw eiland. Taquile, 3,5 uur varen vanaf Puno en nog steeds aan de Peruvaanse kant van het meer. Dit is wel een vast eiland, overdekt met terrassen voor landbouw en op een -letterlijk- adembenemende 4000 meter boven zeeniveau. Het klimmen van de 200 meter tussen haven en dorp kostte me een dik half uur, op deze hoogte is inspanning geen pretje! Maar bovengekomen bleek het uitzicht even adembenemend: het helblauw van het meer, de wolken die nog nooit zo dichtbij waren, schapen op de terrassen van Taquile, de Taquilenen zelf in hun lokale dracht en in de verte de met sneeuw bedekte bergtoppen. Ondanks al dit schoon viel Taquile zélf tegen: de logeerpartijtjes bij lokale families in ruil voor een paar soles en wat fruit, bleken in feite bijna-hotelkamers die nog redelijk aan de prijs waren ook, en de maaltijden en souvenirs op het eiland waren eenvormig en duur. Hoewel de Taquilenen volgens mij vrij veel van hun eigen tradidies en aard hebben bewaard (ze blijven verlegen, teruggetrokken en beleefd) was dit voor mij duidelijk een voorbeeld van een overkill aan toeristen.
En als je dan ook nog, in een huisje zonder stromend water en electriciteit, met het (hurk)toilet op 100 meter, midden in de nacht, enorme last krijgt van je genuttigde broodje kaas (jawel!)...dan wil je alleen maar terug naar dat confortabele bed met baño privado in Puno! Dus leende mijn Franse buurvrouw me `s ochtends een hand vol pillen om de boel vooral maar binnen te houden...en terug met de boot!
Verbazingwekkend is het. Vorige week had ik immers al het plan jullie te schrijven over mijn eetavonturen hier. Ik had willen schrijven dat die toeristen zich niet zo moeten aanstellen, dat ze zoveel missen. Kijk naar mij, had mijn tekst geweest, ik ben hier nu 1,5 maand. Ik eet van de straat, op markten en bij mensen thuis. Ik drink uit de kraan. En geen centje pijn. Dat had leuk geweest om te vertellen. Jammer van dat ene broodje kaas dan toch, dat nog steeds een beetje een indruk achterlaat op mijn maag en voorraad anti-diarreemedicijn. Tja.
Het eten in Peru. Veel menu`s, maaltijden voor 2 of 3 soles in markten en kleine eethuisjes. Een soep gevuld met aardappels (natuurlijk, in Peru) en ondefineerbare stukken vlees en daarna een bord met rijst en patat of aardappels (of allebei) en een stuk brood. Met vlees. Groente? Een beetje ui met een verdwaalde tomaat. Iemand moet de Peruvanen iets uitleggen over voetselgroepen... Het eten van de markt is niet slecht, maar wel eentonig en daar komt nog bij dat ik eerder 3 maanden lang op de universiteit in Managua iedere dag (ja IEDERE dag!) zo`n zelfde maaltijd kreeg. En dan word je het een beetje zat. Gelukkig voor mij (in dit geval) heeft Peru een flinke toersitenstroom, zodat de aardappelen en rijst kunnen worden afgewisseld met lokale varianten op pizza of pasta. In een plaats als Cusco maken ze het helemaal bont: daar kun je in een lounge-café spelletjes spelen onder het genot van smoothies en aziatisch gekruide kipsalades met knapperige sesamrolletjes. Lokale specialiteiten zijn er natuurlijk ook. De Ceviche en mijn Alpaca-biefstuk heb ik al eerder besproken en laatst heb ik me op de markt ook maar eens gewaagd aan een "Cuy al Horno". Op z´n Hollands: een Cavia uit de oven. Ze laten alles aan het beestje zitten om de schijn te vermijden dat ze je opschepen met een rat. En, spijtig voor de mensen die het beestje nog steeds vooral als kinderboerderijaanwinst zien: het was prima te eten! Dan is er tenslotte nog het vreemde fenomeen van de "Chifa". Om onduidelijke redenen wordt Peru bevolkt door grote hoeveelheden Chinese restaurants, waar je een keur aan aan de Peruvaanse smaak aangepaste Chinese maaltijden vindt. Helemaal ongezond word ik zeker niet, daarvoor zijn er hier teveel sapkramen: Kleine stalletjes op straat of in de markt waar dames je voor een sol twee glazen sap naar keuze voorschotelen. Sinaasappel, peer, ananas, banaan, wortel, papaya of mixen hiervan, eventueel met melk of rauwe eieren. Ook hier wijkt mijn smaak weer een beetje af van de lokale bevolking, die overal kilo´s suiker in gooien en mij vol walging een glas grapefruitsap zónder zien wegklokken. Wat ik mis? Nicole en ik hadden al onze fatasietjes over stokbrood met franse kaas. En een lekkere Thaise schotel zou er ook wel ingaan. Maar het meest van alles mis ik het zélf koken. Ik heb inmiddels zoveel markten met heerlijke verse vis, groente en fruit gezien dat mijn vingers jeuken....
Terug in Puno was het plan door te reizen naar La Paz, Bolivia. Maar dat voornemen moest nog een dagje worden uitgesteld. Zondag 30 juni waren in Bolivia verkiezingen en dan ligt het leven stil. Geen bussen, trein, of winkels open. En dus nog een dagje extra in Peru. Niet zo erg, want zo kon ik op mijn gemak kijken naar Duitsland-Brazilie. De hotel-mozo maakte me om 5 uur wakker (je moet er wat voor over hebben) om met hem en zijn oma op hun kleine TVtje de wedstrijd te kijken. Oma had niet helemaal door wie de tegenstanders waren ("Inglaterra!" (Engeland) riep ze steeds), maar Brazilie en vooral hun "goleador" (Ronaldo natuurlijk) kon rekenen op haar onvoorwaardelijk steun. Zodra Duitsland iets te dicht bij het doel in de buurt kwam begon ze verontwaardigd te piepen vanonder haar muts en plaid. Wat een geluk dat Brazilie won. Ik weet niet hoe het anders met haar was afgelopen...
Na nog een paar uurtjes extra slaap was het op naar Icho, een plaatsje in de buurt van Puno, waar jaarlijks een driedaags feest plaatsvindt met stierenvechten, dans en vooral heel veel drank. Bij de collectivos naar Icho werd ik benaderd door een Peruvaans stelletje. De jongen studeerde engels en vroeg of hij me (op band) wat vragen mocht stellen voor zijn examen. Ze gingen gezellig mee in de collectivo waar bleek dat hij eigenlijk heel verlegen was en niet goed wist hoe hij moest beginnen. Het was het meest idiote interview dat ik ooit heb meegemaakt, aangezien hij om de haverklap zijn recorder uitzette met de verzuchting "Nu weet ik het niet meer...". Maar begrijpen deed ik hem wel, ook nu ik niet meer iedere 10 seconden naar een woord moet zoeken in het Spaans, ken ik dat gevoel nog veel te goed! Op de markt ontpopten de twee zich tot geweldige gidsen aangezien ze al hun hele leven in Puno wonen. We bekeken de dansers, in enorme kostuums, die elkaar aan het natspuiten waren met Cusqueña (bier) en gingen de kerk in om de drie lokale heiligenbeelden te bekijken die zojuist waren teruggekeerd van hun vaartocht over het meer. Ze kerk was bomvol mensen met kaarsen. Bijna kwam ik in de verleiding een foto te maken van het bordje "Prohibido dormir en la iglesia" (verboden te slapen in de kerk), maar ik vond het toch wat oneerbiedig. Weer buiten barstte er een enorme regenbui los. We deden een poging wat te eten onder een lekkend zeil waar het drukker en drukker werd. Buiten zagen we mensen voorbij komen in enorme harige gorilla-kostuums (die natuurlijk steeds zwaarder werden van de regen) en gierende dames van middelbare leeftijd, in bemodderde kostuums, die nauwelijks meer konden lopen van het bier. Toen het binnen net zo hard begon te regenen als buiten hebben ook wij ons maar een weg gebaand naar de collectivos.
En dan op maandagochtend uiteindelijk toch de bus naar La Paz. "Via de toeristische route", hadden ze gezegd. Dit bleek te staan voor lang oponthoud op de grens en nog langer oponthoud bij een rivier een stuk verderop waar wij op één boot moesten en de bus op een andere. Helaas bleken de golven te hoog (iets dat ons na 3 uur wachten werd verteld), zodat we uiteindelijk de rivier nog net in schemerdonker konden oversteken, genietend van een bizar uitzicht: acht bussen dobberend op de golven.
Maar: Bolivia! Het is weer even wennen aan nieuw geld, nieuwe uitdrukkingen en manier van spreken, nieuwe maaltijden en snoepjes op straat. En zo langzaamaan maar weer eens toewerken naar wat mooier weer!
De route vanaf Puno naar La Paz is ook prachtig!
La Paz roeleert ook. Veel plezier daar!
Dit vrouwtje komt van dat Peruaanse eiland wat jij net noemde. Op dat eiland heb ik een bruiloft bijgewoond die aan de gang was. En idd zoals Aernout al zei, die rieteilanden waren echt erg.
sterkte ermee...
Misschien heb je hier iets aan?
Eindelijk weer een keer de deur uit zonder muts en ´s nachts zonder wollen sokken! Ik ben op het moment in Sucre en aangezien dat laagland is, heb ik voor het eerst weer temperaturen richting de twintig graden, iets dat nu heel warm lijkt. Voor nu nog maar wat verhalen uit de hooglanden. Met mijn exuses voor de deze keer wel erg overdadige lengte....
Allereerst La Paz. Tot mijn verbazing blijkt het centrum van de stad redelijk modern, meer te vergelijken met Caracas dan met Lima. Veel pleintjes die Europees aandoen, veel internationale ketens (ja, ik heb bij McDonalds gegeten) en een echte "grote stadssfeer". De mensen verstaan kost weer wat meer moeite, het accent is duidelijk anders dan in Peru. Maar wat pas echt hinderlijk is, is dat ze je, als ze de weg niet weten, een willekeurige richting opsturen, waardoor je de stad van hot naar her doorkruist. De stad is enorm, en overweldigend. Van de op elkaar geplette kraampjes van de zwarte markt, tot de heksenmarkt met llamafoetussen en bizarre potions, tot de bijna griezelig uitziende schoenpoetsers met hun bivakmutsen. Omdat ik ervan overtuigd ben dat het tijd kost een grote stad te leren kennen (en waarderen) en ook omdat mijn was twee dagen lang achter de gesloten deuren van een wasserette lag, heb ik een dikke week in La Paz doorgebracht. De ervaren reiziger uitgehangen bij een schoolklas 16-jarige Amerikanen in mijn hotel en veel buitenwijken bezocht. De dierentuin van La Paz, die voor mij dieren én Bolivianen kijken was. Waar blijkt dat de dames die je doordeweeks op de markt ziet zitten met hun hoedjes en vlechten, in het weekend met kinderen en een grote picknickmand naar de dierentuin verterkken om daar de apen lollies te voeren. En de buitenwijk El Alto, waarvandaan je een prachtig uitzicht hebt over de stad en de achterliggende besneeuwde bergen. En waar op zondag de grootste markt wordt gehouden die ik ooit heb gezien.
De markt van El Alto heeft verschillende secties met auto´s en -onderdelen, eten, huishoudelijke spullen, maar waar alle Bolivianen voor komen: tweedehands kleding. Met daarbij in grote letters vermeld: "Importado desde EEUU" (de VS dus). En hoewel de Amerikaanse politiek hier weinig populair is, vindt alles waaraan het label EEUU hangt gretig aftrek. Op de markt kun je alles kopen van bijna-ongedragen winterjassen tot sportkleding en volledig afgedragen shirts met het logo van Amerikaanse high-schools. En ik bleef me maar afvragen van welke misleide hulporganisatie deze berg kleding afkomstig was....
Hoewel de Latijnsamerikaanse landen tijdens de Copa del Mundo zeer eensgezind zijn, kun je de onderhuidse strubbelingen voelen, vooral in het straatarme Bolivia. Bolivia wordt wel beschreven als "Een bedelaar op een stoel van goud", doelende op de enorme nationale resources en het eveneens enorme falen van de Bolivianen om daar hun voordeel mee te doen. Door de jaren heen is Bolivia door haar buurlanden van zoveel resources ontdaan dat je niet anders dan met haar mee kunt voelen. Begin 20e eeuw verdween er een lapje grond van zo`n 100.000 km2 in handen van de Brazilianen: Rubber. Zo`n 30 jaar later belandde Bolivia in oorlog met Paraguay over de Chaco, een gebied dat volgens de westerse oliegiganten rijk zou zijn aan olie. Bolivia verloor het gebied en enorm veel soldaten. Olie werd nooit gevonden. Vandaag de dag staan de (inmiddels bejaarde) vrouwen van de destijds overleden en gewonde mannen nog steeds op het Plaza de San Francisco in La Paz, om de Boliviaanse regering te vragen om compensatie. Geld dat er natuurlijk niet is. In mijn ogen maken ze meer kans eens aan te kloppen bij Standard Oil en Shell, die in deze oorlog een wel zeer onfrisse rol hebben gespeeld...
En dan is er tenslotte nog Chili, het land dat niet alleen het nitraatrijke Atacama van Bolivia afsnoepte, maar dat en passant ook nog eens 350 km kustlijn meenam, Bolivia in "enclaustramiento" (zonder ingang naar de zee) achterlatend. Tussen Bolivia en Chili is het nooit meer echt goedgekomen, ambassadeurs tussen de twee landen worden nog steeds niet uitgewisseld. En nu Mexico en de VS bieden op de gasvoorraad van Bolivia, welke met een pijplijn het land uitmoet (enclaustramiento!) kun je je voorstellen dat veel mensen niet echt staan te juichen bij het vooruitzicht dat datzelfde Chili gaat profiteren van deze pijplijn. Bij de verkeizingen van vorige week was de pijplijn dan ook een hot item: gaat-ie door Peru of gaat-ie door Chili? Veel Peruvanen bidden voor de kadidaat die zich sterk maakt voor het eerste en in La Paz wordt stevig gedemonstreerd tegen het tweede.
En Bolivia is niet het enige land dat met scheve ogen kijkt naar Chili. Met Argentinie in zware crisis en een stevig naar beneden kelderende real (Brazilie) is Chili het enige land op het continent dat het het nog lekker doet. En dat oogst bewondering en zet kwaad bloed. Vraag een Peruvaan waarom de Chilenen wel kunnen wat zij niet kunnen en het antwoord is duidelijk: "ze zijn hard". Harde werkers, iets dat ondanks alles, bij veel Latinos bewondering oogst, maar ook hard in de omgang en in wat ze willen. Ik kan bijna niet wachten tot in in Chili de andere kant van het verhaal kan horen...
Ondertussen hebben Peru en Bolivia de zwaarste winter in tijden. In de krant las ik al dat in Peru verscheidene straatkinderen zijn overleden en het zuiden van Bolivia is volledig ingesneeuwd. De mensen hier zijn boos, omdat nu de verkiezingen voorbij zijn, er ineens geen geld meer is voor reddingsoperaties of steun aan de arme boeren wier vee massaal is doodgevroren. Natuurlijk, in de verkiezingstijd kreeg de gids van mijn tour in Potosi een grote zak wol en haar buurvrouw met kinderen melk en een kip, terwijl de kandidaten het land doorkruisten in prive-vliegtuigen. Maar nu iedereen zijn stem heeft uitgebracht is het geld ineens op. Om de situatie nog wranger te maken blijken veel mensen juist in de problemen gekomen dóór de verkiezingen. Aangezien stemmen verplicht is in Bolivia moesten veel mensen de tocht naar het stembureau (vaak vele kilometers verderop) te voet afleggen en werden hierbij verrast door de kou.
En wij luxe-reizigers maar klagen over het gebrek aan verwarming en de koude douche....
Maar ik ging toch naar het zuiden: Uyuni. De busrit van La Paz naar Uyuni was een verschrikking. We waren al gewaarschuwd voor de enorme kou in de onverwarmde bus, maar toen verscheidene mensen op het overstapstation in Oruro "No te vayas!" ("Ga toch niet!") begonnen te roepen begon ik mijn plannen toch ernstig te heroverwegen. Toch gegaan, met extra brood en water (want je weet maar nooit) en uiteindelijk geen oog dichtgedaan in een bus vol kuchende en klagende Bolivianen, met de grootste ijsbloemen op de ramen die ik ooit heb gezien. De eerste activiteit in Uyuni was dan ook handen en voeten warmen boven een gaskacheltje en het nuttigen van een grote kop warme chocolademelk. Boven datzelfde gaskacheltje kwam ik de mensen van mijn nieuwbakken tourgroep tegen. Want iedereen heeft maar één reden om naar Uyuni te komen: de nabijgelegen zoutvlakten (Salares), die je kunt bezoeken met een 4WD. Diezelfde dag vertrokken we met een Australische en een Peruvaanse jongen, twee Engelse meisjes, een gids/kok/chauffeur en ikzelf richting de Salares. De eerste stop was een dorpje op de rand van de Salares, waar zo´n 80 families wonen die met het uithakken, drogen en malen van het zout hun brood verdienen. Aangezien een kilo zout hier zo´n 20 centavos kost (7 guldencent) kun je je voorstellen dat het niet echt een vetpot is. Die vetpot wordt door de dorpelingen creatief aangevuld met het verkopen van llamas en asbakken van zout.
Daarna was het tijd de echte Salares op te gaan: 12.000 km2 zout. De droge stukken vormen de grootste leegte die je ooit hebt gezien. Het wit lijkt op sneeuw, maar is zo maagdelijk, onbetreden en zonder enig uitzicht dat je je op een andere planeet waant. Echt ongelooflijk wordt het op de stukken waar het heeft geregend of gesneeuwd en waar een dunne film van enkele centimeters water op de vlakte ligt. Doordat het ondiep en rimpelloos water is reflecteert het perfect de bergen, lucht en wolken. Het dubbele beeld wat je dan krijgt is niet te beschrijven. Het is of je door de wolken rijdt...een werkelijk ongelooflijk droomlandschap! Terwijl de rest van mijn groep al snel in slaap viel en ikzelf ook flink moe was, kon ik niets anders dan kijken tot mijn ogen pijn deden.
De nacht hebben we met de groep doorgebracht op het Isla de Pescadores, een "eiland" midden in de zoutvlakte waarop metershoge cactussen staan en waar de prachtige vogels en vizcachas (een soort bergkonijnen met een lange staart) zich op hun gemak laten fotograferen. Met z´n allen de zonsondergang bekeken en met pisco-cola getoast op de verjaardag van de Australische jongen. En toen werd het te koud om nog maar iets te doen en was het tijd voor 2 slaapzakken en 3 dekens!
De volgende ochtend een vulkaan beklommen, mummies gekeken, een sneeuwballengevecht gehouden, flamingos achtervolgd (nee, die zitten niet alleen onder palmbomen) en een prachtige terugreis over het wit en de spiegels.
Net voor Uyuni nog een stop gemaakt op een treinkerkhof, waar prachtige oude stoomtreinen staan weg te roesten in een landschap dat zo uit een western lijkt te komen. "Asi es la vida" ("Zo is het leven") heette één van de roestbruine lokomotieven...hoe poëtisch!
Na Uyuni weer een vreselijke bus gepakt richting Potosi, de hoogste stad ter wereld op dik 4000 meter. Eens was Potosi de grootste en rijkste stad van het continent, iets dat nog steeds te zien is in de prachtige kerken, pleinen en huizen met koloniale balkonnetjes. De reden van die rijkdom is te vinden in de bergen die Potosi omringen: Zilver. De Spanjaarden waren er destijds natuurlijk als de kippen bij om indianen en geimporteerde slaven aan het werk te zetten in de zilvermijnen, onder de meest belabberde omstandigheden. In de loop der jaren zijn meer dan 8 miljoen (!) mijnwerkers omgekomen door ongelukken en aan het werk gerelateerde ziektes. En hoewel er weinig zilver meer wordt gevonden (meer zink en andere metalen) en de slaven zijn verdwenen, zijn de omstandigheden in de mijnen nog steeds afschuwelijk. Ik ben er een ochtend wezen kijken met een gids, Roberta, en gewapend met een paar stevige laarzen, een helm (geen overbodige luxe aangezien ik al bij de eerste stap naar binnen dreunend mijn hoofd stootte) en een carbidlampje. Carbidlampjes worden nog steeds gebruikt omdat de mijnwerkers aan de vlam ook kunnen zien of er soms giftige gassen in de buurt zijn. De geur van het carbid hangt dan ook als een grote walm in en om de mijnen. Samen met de geur van cocablaadjes, die de mijnwerkers gedurende hun werk kauwen om de honger en slaap tegen te gaan. Vaak maken ze dagen van 12 uur of langer, zonder lunch en komen ze tussendoor de mijn alleen uit als er een explosie komt. Dan is het even tijd om de bal cocablaadjes in de wangzakken te wisselen...en terug de mijn in! Het werk in de mijnen wordt handmatig gedaan, met houwelen en hier en daar met dynamiet, dat tussen de cocablaadjes en de carbidlampjes vrij verkrijbaar is op de naastliggende markt. Roberta nam me mee de mijn in, waarschuwde voor gaten of laaghangende plafonds ("bonk!") en herkende alle mijnwerkers aan hun stem. "Mogen we even langskomen?" En dan was er tijd voor een gesprekje, het uitdelen van wat sigaretten en coca die ik op de markt had gekocht. Veel mijnwerkers werken niet langer dan 10 jaar in de mijn. Dan zijn ze te ziek of zijn ze overleden aan de gevolgen van een ziekte gerelateerd aan het werken onder de grond. Ziekteverlof is er niet, als je ziek wordt kun je niet werken en verdien je dus niets. En als je die dag niets uit de grond haalt ook niet. De mijnwerkers zelf maken zich niet zo druk. Ze zijn ervan overtuigd dat voldoende melk, matig drinken en het kauwen van coca de ziektes weg zal houden. En als je dan af en toe nog wat alcohol, sigaretten of coca naar "Tio" (een ondergronds beeld in de vorm van een duivel) brengt zal het met de ongelukken ook wel meevallen....
Een indrukwekkende en af en toe claustrofobische wandeltocht ondergronds, die me na 3 uur vermoeid en met hoofdpijn achterliet, knipperend tegen de felle zon op de berg. Diepe bewondering voor de mannen die hier iedere dag naar toe gaan, niet voor foto´s of een mooi verhaal, maar uit bittere noodzaak en familietrots...
Ik heb nog meer te schrijven, maar de afgelopen week was zo vol dat ik niet weet waar ik beginnen of eindigen moet. Ik houdt het hier voor nu maar even bij. Volgende week ben ik helemaal opgewarmd en is het tijd voor verhalen over Bolivias ándere hoofdstad.
quote:Gracias, muy amable!
Op zaterdag 13 juli 2002 21:12 schreef BloodhoundFromHell het volgende:
Mooie verhalen HiK! Ik lees hier nu net op teletext dat er vele doden zijn gevallen in Peru door de extreme koudegolf waar je al over sprak. -20 graden lees ik zelfs, brrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr......sterkte ermee...
Misschien heb je hier iets aan?
Ben inmiddels weer een beetje opgewarmd zoals je hebt kunnen zien in het laatste stukje.
Voor de mensen die zich er allemaal niets bij kunnen voorstellen:
Salares de Uyuni (en nee, dit zijn niet mijn foto´s!)
Komt ze weer:
ter illustratie van Hiks verhaal het landschap aldaar, en idd koud dat het daar kan zijn... (vooral Potosi heb ik ook als super koud ervaren)
Ik wil er eigenlijk ook wel eens heen. Misschien eens in de planning gooien voor 2004
quote:Coole fotos weer Kimmie (zoals altijd!
Op donderdag 18 juli 2002 12:23 schreef Kimmie het volgende:
Gaaf Hik, ik krijg weer visioenen van mijn trip aldaar, vanaf Uyuni ging het nog wel maar halverwege de trip op de salares ben ik 2 dagen goed ziek geweest, en toch heb ik er van genoten. Zo ontzettend mooi!Komt ze weer:
ter illustratie van Hiks verhaal het landschap aldaar, en idd koud dat het daar kan zijn... (vooral Potosi heb ik ook als super koud ervaren)
Een week geleden kwam ik aan in Sucre, de witte stad, zoals de Bolivianen haar liefkozend noemen. En al bij de eerste blikken op de stad (vanuit een rammelende bus) werd ik er, net als zij, een beetje verliefd op: Overal witte huizen, palmbomen (eindelijk weer), mooie pleintjes en koloniale gebouwen. De zon schijnt, dus eindelijk weer eens een goede douche (als het ´s ochtends onder nul is en er is alleen koud water schiet dat er een tijdje bij in) en de stad in in je T-shirt!
Bolivia heeft één belangrijke overeenkomst met Nederland (en Zuid-Afrika): Regeringszetel en hoofdstad zijn niet één en dezelfde. Waar in Nederland Den Haag het (helaas) toch echt moet afleggen tegen Amsterdam als het gaat om de hoofdstad van het land, wil in Bolivia de discussie hierover nog wel eens oplaaien. De bewoners van Sucre zijn er in ieder geval van overtuigd dat zíj in de hoofdstad wonen, getuige de 2 hotels, 1 farmacia, 1 winkel, 1 kiosk, 1 benzinestation en 3 restaurants die ik telde met de naam "El Capital".
Aan de rand van Sucre bezocht ik het kasteel La Glorieta, daar neergezet door een heuse Boliviaanse prins. De goede man had wat tripjes ondernomen naar Europa en vond daar gewoon álles mooi. Vandaar dat het kasteel een aaneen-ge-lego-d gedrocht is geworden van Byzantijnse, Romantische, Avandgardistische, Romaanse en Gotische architectuur. Mooi vond ik het niet, origineel is het zeker!
Maar het kan altijd nog erger: mijn hotel in Sucre was géén succes. Toen ik aankwam nam ik mijn associatie met de Flodder-familie nog voor lief, maar toen bleek dat de familie de hotel-badkamers tevens verhuurden als openbaar toilet (yuck!) werd het al iets minder. Daarna bleken ze ook nog eens mijn documenten (paspoort ed) in een onvindbare kluis (lees: plastic tas) te hebben gestopt. Maar dat de eigenaar niet meer wist wáár mijn spullen zich bevonden was ook erg logisch: meneer was namelijk zo dronken (5 uur ´s middags) dat hij niet meer op zijn benen kon staan! Hm. Uiteindelijk kwam het allemaal goed, en bleek ook dat mijn Spaanse scheldwoorden arsenaal érg vooruit is gegaan. Daarnaast had ik ineens erg veel inspiratie om de Lonely Planet te schrijven!
Behalve mooi en schoon, bleek Sucre ook nog eens een hele serie leuke cafeetjes en restaurantjes te hebben. Waarvan één met oranje doei-kaarten, Heineken-viltjes en Willem&Max-mokken. Gerund door een Nederlander, dat lijkt me duidelijk. Nou mis ik Nederland nog niet zó vreselijk, maar het was natuurlijk de perfecte gelegenheid om mijn Peruvaanse reisgenoot de geneugden van de Hollandse keuken te laten proeven. Bitterballen, jawel!
Inmidels ben ik verder gereisd naar Cochabamba, dat na het rustige Sucre een beetje tegenvalt: te druk, te vies, te veel verkeer. Het is duidelijk tijd voor een paar dagen rust, dus vertrek ik vanmiddag naar een klein dorpje hier niet te ver vandaan, waar zich een opvang bevindt voor apen, vogels en poema´s. Weer eens wat anders.
Na inmiddels 4 Latijns-Amerikaanse reizen, en 3 maanden Nicaragua merk ik dat ik harder word. En daar ben ik niet trots op. Driekwart van de bedelaars loop ik, zelfs vaak zonder nadenken, voorbij. Maar zo nu en dan gebeuren en dingen... Toen ik zaterdagavond na een biertje terugkwam in mijn hotel waren er op de binnenplaats 5 jongetjes in de leeftijd van 5-10 jaar bezig twee dekens uit te spreiden om te gaan slapen. Eén om op te liggen, één eroverheen. Met z´n vijven. Of ze hadden gegeten? Nee, natuulijk niet. Dus midden in de nacht kijken wat er nog aan eten te krijgen valt op de markt. Zeven hamburgers gekocht van een nogal groezelig, tandeloos vrouwtje dat de hamburgers met haar vingers op de broodjes deed. Niet erg gezond, maar wel warm. Tegen de tijd dat ik terug was in het hotel was de helft van de jongetjes al in slaap gevallen. Nog geprobeerd de kleinste wat friet te force-feeden, maar hij viel gewoon om...En dan lig ik dus de halve nacht wakker, wilde plannen makend, omdat dat gewoon niet hóórt!
De Boliviaanse verkiezingen zingen lang door. De afgelopen 3 weken waren de officials druk bezig met het tellen van de stemmen. Ja, u hoort het goed, 3 weken. Dat betekende 3 weken lang verkiezingsnacht! Waar ik in Nederland na een volle avond Wim Kok en Paul Rosemöller met een zucht de televisie uit kan zetten, waren er hier 3 weken lang, iedere avond andere politici op televisie die, na een nieuwe lokale uitslag, dramatisch verkondigenden dat "Als het volk het zo wilde, het dan maar zo moest zijn".
De Bolivianen hebben gekozen voor een Senaat (1e kamer), gedeputeerden (2e kamer) en een president. Met foto en al staan ze in de krant en waar de senatoren de ras-politici zijn (een heel rijtje Wiegels, vaak inclusief sigaar) lijken verschillende gedeputeerdenden zo uit de klei van de provincie getrokken: Indiaanse vrouwen met vlechten en hoedjes en mijnwerkers met hun helm nog op (uit Potosi natuurlijk).
De presidentsverkiezingen zijn wat ingewikkelder, daar een kandidaat 50% of meer van de stemmen moet hebben om president te worden (en dit natuurlijk nooit gebeurt), wordt de president uiteindelijk, achter gesloten deuren, uitgemaakt door de nieuwgekozen partijen. De meest in het oog springende kandidaten van de 11 (!) waren Gonzalo Sanchez de Lozada ("Goni"), die eerder in de jaren 90 president was en Evo Morales ("Evo") . Het meest in het oog springende verkiezingspunt: Gaat het gas door Peru (Evo) of gaat het door Chili (Goni) (zie ook deel 7). Dat de meeste mensen niet echt gecharmeerd zijn van het laatste moge duidelijk zijn, maar Goni heeft nog andere kwaliteiten. Het meisje waarbij ik at op de markt had op Goni gestemd: "Porque es professor, no más!" (Want hij is wel professor!). En stemmen op Evo brengt weer andere problemen met zich mee. Hij wordt door de VS in verband gebracht met de coca-handel hier (lees: hij is tegen de Amerikaanse bemoeienis in het bestijden van de coca-handel in Bolivia). De ambassadeur van de VS gaf daarom enkele weken voor de verkiezingen aan dat de VS zijn ontwikkelingshulp aan Bolivia zou stoppen en de markt voor Boliviaanse producten zou dichtgooien in het geval Evo gekozen wordt. Niet zo´n slimme actie, want de Amerikaanse bemoeienis wekt inmidels zulke ergenis op in deze regio, dat het een bijna averechts effect heeft op het stemgedrag.
Inmiddels is het hier voor de meeste mensen hier wel duidelijk dat Goni de nieuwe president zal worden, via achterkamertjespolitiek of niet (officieel pas duidelijk in Augustus). Nu alleen die pijplijn nog. De Plaza in Cochabamba wordt al dagen gedomineerd door niet-mis-te-verstane boodschappen aan de nieuwe president: "GAS DOOR CHILI IS LANDVERRAAD!". Prachtig om te zien zijn de politieke discussies op de plaza. Twee mannen die weten hoe het zit en dat ook kunnen verwoorden tegenover elkaar, geflankeerd door tientallen anderen die instemmend knikken of roepen. Zonder Paul Witteman, maar Lagerhuis "en vivo"...zouden we in Nederland ook moeten doen!
Maar hoe gaat het nou eigenlijk met het dansen, toch één van de dingen die ik hier kwam doen? Tot nu toe valt het nog een beetje tegen. Veel muziek overal, en genoeg dansende Peruvanen en Bolivianen, maar om nou te zeggen dat ík er veel aan toe kom...
Wat leuk blijft is het effect van een blonde gringa op een Latino-dansvloer. Als ik zeg dat ik salsa of samba dans wordt er standaard vriendelijk gegelimlacht en opgemerkt dat ze het hartstikke leuk vinden om me even te laten zien hoe salsa gedanst wordt. Wat het behoeft natuurlijk geen toelichting dat mensen die les hebben gehad in Europa niet snappen hoe de dansen van hier in elkaar zitten. Ahum. De gezichten als het dan eindelijk tijd is om de dansvloer op te gaan zijn onbetaalbaar en toch ook wel een beetje goed voor m´n ego. Puh. Of om het op z´n Peruvaans te zeggen: "Ah, Su madre!" (zie deel 4)
Qua dansen was Cusco tot nu toe het hoogtepunt. Veel livemuziek in barren en discos, veel gedanst met een zeer goede salsa-leraar en lessen genomen in Axé (dat ze hier toch weer nét even anders dansen dan in Amsterdam en Den Haag). Heerlijk. Zelfs nog mee kunnen doen met een demonstratie van dansers van de Costa (een stukje Peru met donkere mensen en hun eigen, bijna samba-achtige muziek). Waarbij tijdens het dansen een brandende kaars bij je billen wordt gehouden, die je door snelle heupbewegingen moet zien te vermijden. (Dankzij mijn Nederlandse dansschool zijn mijn billen nog geheel intact).
In Sucre maar eens een proefles genomen in Capoeira (Braziliaanse vechtsport/dans), omdat salsa en samba daar onvindbaar bleek. Leuk om een keer te doen, jammer dat de professor er een beetje Oostblokmethoen op na hield. Om ons soepel te krijgen ging-ie even lekker op je rug zitten als je je benen aan het strechen was. Ik heb 2 dagen niet kunnen lopen van de spierpijn!
Ik heb de hoop dat de mogelijkheden om te dansen alleen maar meer worden naarmate ik Brazilie meer en meer nader....
Goed mensen, dat was het weer...op naar de poema´s!
Veel liefs,
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |