quote:
Baantjer
Albertus Cornelis Baantjer (Urk, 16 september 1923), schreef ook onder de naam Bram Braker. Baantjer is met Havank een van de best verkochte Nederlandstalige schrijvers ooit. Men zegt dat Baantjer met zijn boeken meer verdient dan de Amsterdamse hoofdcommissaris van politie. 'Appie' Baantjer was zelf rechercheur van het Amsterdamse bureau Warmoesstraat toen in 1964 zijn eerste roman verscheen: Een strop voor Bobbie (in: Moord tussen de buien met Eli Asser en Theo Eerdmans). Sindsdien volgden nog vele boeken over de belevenissen van De Cock en diens assistent Vledder.
In 2003 won Appie Baantjer de GNM Meesterprijs voor zijn gehele oeuvre.
Van zijn boeken zijn er al ruim 5 miljoen verkocht.
quote:
Albert Cornelis Baantjer is op 16 september 1923 geboren op Urk, dat in die dagen nog een echt eiland was. Zijn vader, een uit Harlingen afkomstige visser die na veel omzwervingen op Urk terechtgekomen was, huwde er de oudste dochter uit een Urker gezin van elf kinderen. Appie kreeg een streng calvinistische opvoeding. Vooral op aandrang van zijn moeder, die voor elke gelegenheid een bijbeltekst bij de hand had, ging hij iedere zondag trouw naar zondagsschool en kinderkerk. Een paar jaar na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Amsterdam. Na de lagere school volgde hij aan de Frisoschool de driejarige ULO. Bert Swaanswijk, de latere dichter Lucebert, was er een van zijn klasgenoten.
Als jongste bediende van een handel in spijsoliën en vetten had hij eind jaren dertig 'een verschrikkelijke tijd'. Vaak was er niet eens tijd om te eten voor hij naar de avondschool ging. In 1942 nam hij, als twintigjarige vrijgezel, vrijwillig de plaats in van een collega, een vader van twee jonge kinderen, die door de Duitse bezetter was aangewezen voor tewerkstelling in Duitsland. Hij belandde op het hoofdkantoor van het Kruppconcern in Essen, in het hart van het Ruhrgebied, en mocht er zelfs kennis maken met de binnenkant van een Duitse cel toen bleek dat hij verlofbriefjes had vervalst. Na de bevrijding terug in Amsterdam, belandde hij min of meer in een vacuüm. Hij wilde weg uit Nederland en had zelfs al getekend om naar Indonesië te gaan toen zijn vader resoluut het roer in handen nam. Bij de Amsterdamse politie solliciteerde die naar een baan voor zijn zoon. Op een dag legde hij hem een oproep voor om op het hoofdbureau te verschijnen. Zo kort na de oorlog was er grote nood aan nieuwe agenten. Na een opleiding van nauwelijks een maand waarin hij alleen de meest elementaire zaken had geleerd, mocht Appie als diender de straat op.