'Voetbal-historicus' Auke Kok schrijft vandaag iets interessants in de krant
quote:
WK voetbal Nederland voetbalt niet langer als trotse handelsnatie; het speelt PVV-voetbal
Van alle deelnemers aan het wereldkampioenschap voetbal heeft Nederland tot nu toe voor de grootste verrassing gezorgd. Waar iedereen aanvallend en creatief voetbal verwachtte, presenteerden aanvoerder Giovanni van Bronckhorst en de zijnen zich met een nog niet eerder vertoonde terughoudendheid.
De vraag is waar dat vandaan komt. Aan het beschikbare talent zal het niet liggen. Zoals zo vaak in de geschiedenis kan Nederland bogen op klassevoetballers waar alle landen tegenop zien. Ook vijfvoudig wereldkampioen Brazilië, tegenstander van Nederland in de kwartfinale, heeft schrik voor de offensieve grillen van bijvoorbeeld Arjen Robben en Wesley Sneijder.
De ongekend afwachtende, zelfs verkrampte houding van het Nederlands elftal in de eerste vier wedstrijden van het WK lijkt niet voort te komen uit de krachtsverhoudingen op het veld, maar uit iets wat zich afspeelt tussen de oren. Maakte Oranje zich voorheen dikwijls groter dan het was, als de zelfbewuste vertegenwoordiger van een handelsnatie, dit keer maakt Oranje zich kleiner. Alsof daarmee fouten uit het verleden in één klap moeten worden goedgemaakt.
Nooit eerder was alles in het Nederlandse kamp zó onderhevig aan het verlangen nu eindelijk eens wereldkampioen te worden. Ging Oranje sinds het zilveren WK van 1974 niet alleen naar eindronden om zoveel mogelijk te winnen, maar schijnbaar ook om de wereld een demonstratie te geven in ‘beter voetbal’; deze keer telt alleen het resultaat. „Vroeger zei iedereen altijd dat we mooi speelden”, zei aanvaller Robben. „Nu is het spel minder, maar gaan we wel door.”
Nederland voetbalt alsof het spijt heeft van zijn verleden. En zoals wel vaker, vertoont de mentaliteit bij ons nationale spel opvallende parallellen met de rest van de samenleving. Luttele weken na de verkiezingsoverwinning van Geert Wilders legt Oranje een spel op de mat dat mijlenver afstaat van de progressieve bravoure waarmee hele generaties zijn opgegroeid. Altijd zouden wij de andere landen wel eens laten zien hoe het hoorde, van de vooruitgestoken borst van Wim van Hanegem tot de machtige dijen van Ruud Gullit. Kijkend naar Johan Cruijff en Marco van Basten werden we vanzelf een beetje groter – een gidsland met de juiste moraal, liberaler en vooruitstrevender dan de rest. Voetbalintellectuelen – inmiddels een vies woord – in het buitenland zagen het precies zo, alsof er een lijn liep van onze aanpak van drugs, abortus en euthanasie naar de sierlijke vrijmoedigheid van Dennis Bergkamp.
Met dit alles schijnt hardhandig te moeten worden afgerekend. Turf het woord discipline bij de bondscoach. Zie de afkeer van Europa, de roep om tucht. Luister naar Wilders. Voel de neiging om ons naar binnen te keren, de gordijnen te sluiten voor die grote enge buitenwereld. Lees rapporten waaruit blijkt dat Nederlandse scholieren negatiever tegenover immigranten staan dan buitenlandse scholieren.
Rinus Michels is old school, welkom Bert van Marwijk. Amsterdamse humor en charisma zijn ingeruild voor een provinciaals ‘doe maar gewoon’ en afhangende mondhoeken. Voor de wedstrijd tegen Slowakije blies Van Marwijk deze bescheiden voetbalnatie op tot ongekende proporties, en zo speelden zijn mannen ook. In plaats van de Slowaken mores te leren, schoven zij de bal angstig rond, als de dood om fouten te maken. De Slowaken wisten niet wat ze zagen, net als iedereen die Nederland nog associeerde met bluf, met de wil om vooruit te spelen overeenkomstig de ‘Hollandse School’.
Fantasie, zo lang een Nederlands handelsmerk, bleef tot nu toe onzichtbaar onder een deken van bange tactiek. Gehuld in nostalgisch vormgegeven outfits etaleerde Nederland een reactionair soort systeemvoetbal, of misschien moeten we zeggen: PVV-voetbal. Het opvallend blanke Oranjelegioen sluit daar naadloos bij aan. Zelfs het elftal is lang zo gekleurd niet meer als in de jaren negentig.
Ach ja, de jaren negentig. De optimistische paarse kabinetten werden in Engelse, Duitse en Amerikaanse ogen gezien als een ‘derde weg’ die navolging verdiende. Sinds Pim Fortuyn wordt daar meestal nog aan gerefereerd in termen van puinhopen. Net zoals onze voetballers niet zozeer de historische schoonheid van Bergkamps doelpunt tegen Argentinië op het WK van 1998 lijken te willen memoreren, alswel de gemiste penalty’s daarna tegen Brazilië. Sterven in schoonheid, zoals tijdens het EK van 2008 opnieuw gebeurde, dat nooit weer. Alles liever dan andermaal vallen in de kuil van zelfoverschatting. De nieuwe missie luidt: dan maar lelijk winnen.
Bert van Marwijk, blitskikker in het Deventer van de jaren zeventig, heeft Oranje vier keer laten spelen met gesloten gordijnen. En de internationals, een uitzondering daargelaten, vinden het best. Dat vroegere gezeur over eer en kunst in het voetbal moet maar eens afgelopen zijn. Getraumatiseerd door hun verlies in 2008 verschansen Onze Jongens zich achter de middenlijn en wachten met gebogen ruggen af tot de tegenstander een fout maakt, om dan toe te slaan. Intussen trekt het zo vaak verguisde Duitsland frivool en kunstzinnig ten aanval, geïnspireerd door – oh, paradox – de Hollandse School.
Uiteraard kan morgenmiddag om vier uur alles veranderen. Wie weet gooit Oranje het juk van zich af en gaat het tegen Brazilië eindelijk ‘voetballen’. Maar blijft het elan uit en wordt er verloren, dan zal Nederland in dubbel opzicht met lege handen achterblijven. De voetbalreputatie zal verder afglijden – zoals op politiek gebied al gebeurde. Zo beschouwd loopt Nederland meer risico’s dan de risicomijdende bondscoach lijkt te beseffen. Met een beetje pech eindigt zijn team niet alleen zonder goud, maar ook zonder glorie.
Treffend, waar, schot in de roos.
Ik zou eraan toe willen voegen dat ook de verslaggeving om het wk heen tegenwoordig van dat niveau is en dat sfeertje herbergt.