Buurtvogels
Iedere ochtend zitten er duiven in mijn raam. En zo niet, dan fladderen ze rond, ik hoor hun vleugels klappen in de lucht. Daar mijn raam altijd openstaat, is de kans groot dat er nog eens een naar binnen vliegt, zo onnozel zijn die beesten. Het moeilijkste is, om dan de duif weer naar buiten te krijgen.
In de boom pal voor mijn huis schuilen ook eksters. Dat zijn niet zulke tamme sukkels, je moet je best doen om ze te zien. Eksters vliegen naar je ogen als ze zich bedreigd voelen, heb ik me laten vertellen. Een nachtmerrie van bijbelse proporties, dat een vogel mijn ogen uitpikt. Dat ze gevaarlijk zijn, weet ik; soms klimt er een jonge kat de boom in, ergens in mei, wanneer de ekster zijn nest houdt. Dan is het oorlog, die de kat zo goed als zeker verliest. De ekster jaagt hem krijsend de boom uit, in een reeks razende aanvalsvluchten waartegen de kat zich alleen blazend kan verweren.
Verder zijn er de meeuwen. Die heb ik dit jaar nog niet gezien. Ook de meeuwen zitten 's ochtends in mijn raam, met de waakzame attitude van cipiers. Het is schrikken als je er zo een bij het wakker worden in de ogen kijkt. Ik vind het vliegende patsers, gevleugelde proletenjongens, maar in rust en van dichtbij zien ze eruit alsof men hen uit marmer heeft gebeiteld.
He's simple, he's dumb, he's the pilot.