Vectoren leven formeel gezien in de raakruimte van een variëteit, dus formeel gezien zijn de vectorruimtes de raakruimte en de duale raakruimte. Voor vlakke variëteiten zoals R^3 heb je dit niet, aangezien je deze variëiteit kunt identificeren met de gehele raakruimte. Dus laten we voor het gemak even aannemen dat jouw vectoren gewoon in R^3 leven.
Je kent waarschijnlijk het inproduct op R3 wel. Je kunt dit op twee manieren bekijken: een product tussen twee vectoren via een metriek, of een duale vector die op een vector inwerkt (of andersom). Jij bent geïnteresseerd in de tweede opvatting.
Voor twee vector x en y heb je voor het inproduct waarschijnlijk geleerd dat, in componenten,
x*y = x
1y
1+x
2y
2+x
3y
3In jouw geval beschouw je de ene (bijvoorbeeld x) als de duale vector die
inwerkt op de vector y:
x(y) = x
1y
1+x
2y
2+x
3y
3De boven- en benedenindices geven aan dat het verschillende objecten zijn. De duale ruimte wordt dan opgespannen door 3 vectoren x
{i} met i=1,2,3. Waarbij {i} aangeeft dat het geen componenten zijn maar vectoren, maar hele vectoren an sich! Formeel zijn dit functionalen van R3 naar R.
Dan kun je bekijken of er duale vectoren x zijn zodanig dat x(y)=0. De ruimte die deze vectoren opspannen is de annihilatorruimte. In R3 in cartesische coordinaten geeft dit de notie van "loodrecht"; Als ik een twee dimensionale deelruimte M heb van R3, dan zullen alle vectoren loodrecht op deze M 0 geven als ik het inproduct neem met vectoren die in M liggen.
Nogmaals, dit is een visualizatie. Want nogmaals: vectoren en duale vectoren leven in verschillende ruimtes! Echter, voor R3 in Cartesische coordinaten valt het onderscheid tussen vectoren en duale vectoren weg omdat de componenten exact gelijk aan elkaar zijn. Fysici zijn dan ook geneigd om deze objecten "als hetzelfde" te beschouwen omdat ze vaak met componenten werken, maar wiskundig is dit natuurlijk onjuist.
Misschien ken je de gradient van een functie. Bij een vak vectoranalyse leer je vaak dat de gradient van een functie een vector oplevert. Strikt genomen is dit verkeerd; het is een
duale vector, wat je zelf kunt checken door een coordinatentransformatie uit te voeren. Echter, in R3 in Cartesische coordinaten "zie" je dit niet. Maar als je overgaat op bijvoorbeeld bolcoordinaten zal dit verschil er zeker zijn, en ook in gekromde ruimtes!
Nu wordt al opgemerkt in je tekst dat zo'n ruimte en zijn duale ruimte isomorf zijn. Het isomorfisme is precies die metriek die ik eerder noemde; componenten van een vector kun je afbeelden op componenten van een een duale vector via de metriek.
Hoop dat je hier wat aan hebt. Ik heb een tijdje geleden over dit soort zaken een setje lecturenotes geschreven waar dit ook wordt behandeld, dus mocht je interesse hebben dan PM je je e-mail adres maar

Over die basis waar je van in de war raakte:
Stel, ik heb een vectorruimte V met basis e
{i} en de duale vectorruimte V
* opgespannen door de basis e
{i}. Ik schrijf met beneden- en bovenindices om aan te geven dat het echt twee verschillende objecten zijn, maar dit is natuurlijk volledig willekeurig en slechts notatie.
Dat de twee ruimtes duaal zijn betekent
per definitie:
e
{i}(e
{k}) = e
{i}(e
{k}) = d
ikwaarbij d de Kronecker delta is.
Als ik nu een vector x in V heb, en een vector y in V
*, dan kan ik deze ontbinden in deze bases als volgt:
x = x
i e
{i}y = y
k e
{k}waarbij je over twee dezelfde indices hoog en laag sommeert. Nu bedenk je dat x en y lineaire objecten zijn. Als ik met x op y inwerk krijg ik dus
x(y) = x = x
i e
{i} ( y
k e
{k})
= x
i y
j e
{k}(e
{k}) = x
i y
i,
gesommeerd over i.
Had het beter in LaTeX kunnen doen, hoop dat het enigszins duidelijk is zo
[ Bericht 2% gewijzigd door Haushofer op 21-05-2010 10:28:48 ]