Zweet.
1.
Hoe voor te dragen?; kalm, vragend, onderzoekend. Gelijk een goochelaar op het carnaval die vraagt: 'Is dit uw kaart?' terwijl hij verdomd goed weet dat dat 'm niet is.
'Als ik tegen u zeg: "Zweet", wat zegt u mij dan?'
'Hoe bedoelt u, "zweet"'?
'Het delen van, het delen van zweet.'
'Dan zeg ik u; "bah".'
2.
Allegro spirituoso, appasionato.
ZO OP WARME DAGEN DAT U DOOR DE STAD LOOPT EN DAN LOOPT TEZAMEN MET EEN HELE DIKKE ZWETERIGE MAN MET BLOTE ARMEN ROND. EEN PASSANT VRAAGT HEM; 'PARDON MIJNHEER, HEEFT U TOEVALLIG EEN IDEE OVER DE TIJD?' 'HOE BEDOELT U DAT, EEN IDEE OVER DE TIJD, DAT VIND IK TOCH LASTIGE VRAGEN!' 'OH, PARDON. WELLICHT HEB IK MIJ IETWAT ONGELUKKIG GEFORMULEERD. WAT IK BEDOELDE WAS; WEET U HOE LAAT HET IS?' 'MAAR NATUURLIJK', SPREEKT DE DIKKE, ZWETERIGE HEER. HIJ TILT ZIJN ARM OP OM BETER ZICHT TE KRIJGEN OP ZIJN POLSHORLOGE EN HIERBIJ, ACH - GETVERDEMME -LOOPT DE PASSANT, OMDAT HIJ ANDERE ZAKEN AAN ZIJN HOOFD HEEFT, OMDAT HIJ EEN DROMER IS, EEN DAGDROMER, ZO ZIJN OKSEL BINNEN.
3.
Largo ma non troppo.
Maar daar buiten dan, jongen, daar buiten? Buiten de warme dagen in de stad?
4.
Gelijk een buffetbediende.
Ziet u, het geval wil dat ik een zweterige huisgenote heb. Mijn geluk wil dat haar zweet niet zo geurig is, anders was de situatie werkelijk niet te harden. Ik zeg vaak tegen haar: 'Hier, neem even een handdoekje. Je kan je zo toch niet vertonen, met al die druppels op je gezicht? De mensen zullen van je denken, dat je juist door de regen hebt gewandeld of een douche hebt genomen en bent vergeten je gezicht af te drogen; nu ja; wie zijn wij om de mensen op zulke dwaalsporen te zetten?' 'Ben je klaar?' 'Ja, klaar.' Zij negeert me, zij heeft geen boodschap aan de mijne.