Franse, atheïstische, niet politiek geëngageerde vrouw loopt een maand in een boerka, in juni, en het is heel warm, en als het regent wordt de boerka heel zwaar. Verder kan ze niet roken (bedenk, Franse vrouw), en mensen steken hun middelvinger op en schelden en kinderen zijn bang voor haar, en communicatie was lastig.
Conclusie: een boerka dragen is geen pretje, en ze kan zich alleen voorstellen dat iemand dat doet als zij het ook echt wil. Ze heeft medelijden met mensen die gedwongen worden, maar een wet om het te verbieden vindt ze niet op z’n plaats.
Daher iſt die Aufgabe nicht ſowohl, zu ſehn was noch Keiner geſehn hat, als, bei Dem, was Jeder ſieht, zu denken was noch Keiner gedacht hat.