#ANONIEM | donderdag 17 december 2009 @ 19:00 |
Geen ruimte voor ontplooiingquote:Niet alleen materiële armoede, maar ook gebrek aan liefdevolle aandacht van de ouders en andere vertrouwenspersonen heeft een nadelige invloed op de mentale vaardigheden van kinderen. Maakt armoede dom? quote:Hoe goed de hersenen en de mentale vermogens vaneen kind zich ontwikkelen, hangt niet alleen af vande genetische aanleg, maar ook van de omgeving.Opgroeien in een sociaal-economisch zwak milieuis onder andere nadelig voor de taalvaardigheid, deimpulsbeheersing en het plannen van activiteiten.
De laatste jaren is er in de wetenschappelijke wereld meer aandacht gekomen voor de invloed van de sociaal-economische positie van oudersop de ontwikkeling van de hersenen en de mentale vaardigheden van hun kinderen.Het is al langer bekend dat kinderen uiteen sociaal zwak milieu over het algemeen naar een ‘lager’ schooltype gaan en lagere cijfers halen. Maar waar ligt dat precies aan? Psychologen Martha Farah en Daniel Hackman van de Universiteit van Pennsylvania hebben onlangs in een overzichts studie de onderzoeksresultaten op dit gebied samengevat. Hun conclusie luidde dat het in beslissende mate afhangt van de omgeving of een opgroeiend kind zijn geestelijk potentieel volledig realiseert. Zo hangt de score van geadopteerde kinderen bij intelligentietests voor ongeveer vijftig procent samen met de sociale status van hun – genetisch niet verwante – adoptieouders.En de negatieve effecten zijn des te sterker naarmate een kind op jongere leeftijd aan armoede wordt blootgesteld.
Dat ontkracht meteen de van tijd tot tijd gehoor de tegenwerping dat hier oorzaak en gevolg worden verwisseld.Al in 2005 had Farah onderzocht op welke mentale vaardigheden de sociale achtergrond de sterkste invloed heeft. Daartoe testte ze zestig nog niet leerplichtige Amerikaanse kinderen, van wie de ene helft uit gezinnen met een lage sociaal economische status kwam en de andere helft uit doorsnee gezinnen. De volwassen gezinsleden van de eerste groep hadden in het gunstigste geval de middelbare school doorlopen en hadden een laag inkomen of waren werkloos.Farah gaf de kinderen opdrachten die in principe een beroep deden op het gehele brein, maar toch vooral eisen stelden aan specifieke hersengebieden. Zo testte ze onder andere hun ruimtelijk inzicht. De kleintjes kregen afbeeldingen van in verschillen de richtingen gedraaide bonbondozen te zien en moesten zeggen of ze op elkaar konden passen door ze te roteren. Verder testte de onderzoekster de zogeheten executieve functies van de kinderen. Daaronder vallen onder andere vaardigheden als zich een doel stellen, activiteiten plannen en impulsen beheersen. Bij de experimenten moesten de jonge proefpersonen een toets indrukken wanneer ze op een computerscherm een dier zagen, tenzij het een kat was. Het brein als spiegelquote:De kinderen uit gezinnen met een gemiddelde sociaal-economische status scoorden bij zulke opdrachten fundamenteel beter dan de ‘armere’ kinderen. Dat viel vooral op bij tests van de taalvaardigheid en de executieve functies. Nu wil het geval dat juist de daarmee samenhangende hersengebieden – de taalcentra in de linkerhersenhelft en de prefrontale cortex in de frontaalkwab – zich na de geboorte nog geruime tijd verder ontwikkelen en dus in sterkere mate aan omgevingsinvloeden worden blootgesteld. Het vermoeden lag dus voor de hand dat de sociale status zich ook weerspiegelde in de ontwikkeling van de hersenen.
In 2008 heeft psycholoog Mark Kishiyama van de Universiteit van Californië die hypothese nader onder de loep genomen. Hij gaf 26 negen- en tienjarige kinderen van ouders uit uiteenlopende inkomenscategorieën en met verschillende opleidingsniveaus een opdracht. De kinderen kregen op een beeldscherm een reeks driehoeken te zien, en moesten op een knop drukken telkens wanneer er een driehoek verscheen die lichtelijk geroteerd was ten opzichte van de vorige. Tussendoor verschenen er telkens afbeeldingen van een pop of een Mickey-Mousefiguur op het scherm, maar de kinderen mochten zich niet laten afleiden door die storende factoren.
Tijdens het experiment registreerde Kishiyama de hersenactiviteit van de kinderen met behulp van elektro-encefalografie (EEG), een beproefde methode waarmee het gecoördineerde vuren van de zenuwcellen zeer nauwkeurig in de tijd gemeten kan worden met elektroden op de hoofdhuid die de elektrische signalen van het brein registreren. En wat bleek? Binnen de eerste 200 milliseconden na een nieuwe prikkel reageerde de prefrontale cortex van de kinderen uit minder welgestelde gezinnen gemiddeld duidelijk zwakker dan die van de andere kinderen. Dat hersengebied wordt onder andere geactiveerd wanneer we onze aandacht op een bepaald voorwerp richten. De kinderen uit sociaal zwakkere gezinnen waren daartoe kennelijk minder goed toe in staat.
‘Hun neuronale reactie lijkt op die van mensen bij wie een deel van de frontaalkwab is beschadigd als gevolg van een beroerte’, zegt Kishiyama. Zijn collega Robert Knight noemt dat alarmerend. ‘Het is duidelijk dat de hersenen van kinderen die opgroeien in een omgeving die arm is aan stimuli, zich niet volledig ontwikkelen.’
Het klopt dat kinderen uit gezinnen met een lagere sociaal-economische status in een omgeving leven die over het algemeen minder stimulerende prikkels biedt. Uit verscheidene onderzoeken is gebleken dat arme kinderen minder lezen en spelen en tot hun vierde verjaardag naar schatting dertig miljoen minder gesproken woorden horen dan kinderen uit een gemiddeld gezin. De woordenschat van kinderen met werkende ouders is gemiddeld meer dan dubbel zo groot als die van leeftijdgenootjes wier ouders van een uitkering leven. Ontwikkelen de taalcentra in het brein zich dan slechter als gevolg van een kleinere verbale input? quote:Kinderen uit armere gezinnen leven in een omgeving die minder stimulerende prikkels biedt quote:Om die vraag te beantwoorden, maakten de onderzoekers gebruik van een typisch kenmerk van de taalontwikkeling van kinderen. Tot de leeftijd van ongeveer zes jaar is voor de kleintjes de betekenis van woorden vaak belangrijker dan de vorm. Op de vraag ‘Welk woord is langer, lieveheersbeestje of trein?’ antwoordt een kleuter dan ook dikwijls ‘Trein’. Maar om te leren lezen is het noodzakelijk op de concrete klank van een gesproken woord te letten – het zogeheten fonologisch bewustzijn.
Dit aspect heeft hersenonderzoeker Rajeev Raizada van de Universiteit van Washington aangegrepen voor een experiment. Hij liet veertien vijfjarigen uit verschillende milieus naar zijn laboratorium komen. Ongeveer op die leeftijd ontwikkelen zich diverse basisvaardigheden die later nodig zijn voor het lezen, waaronder het fonologisch bewustzijn. Om dat te kunnen bepalen las Raizada de kinderen woorden voor en vroeg hen aan te geven of die woorden rijmden of niet. Ondertussen registreerde een fMRI-scanner de activiteit in hersengebieden die een rol spelen bij de verwerking van taal. De data van de hersenscans werden vervolgens vergeleken met de sociaal-economische status van de gezinnen. Onderontwikkeld spraakcentrumquote:Het bleek dat de neuronale activiteit in het gebied van Broca – een belangrijk onderdeel van het spraakcentrum – bij kinderen van armere, lager opgeleide ouders gemiddeld minder activiteit vertoonde bij het uitvoeren van de opdracht. Sterker nog: bij de jonge proefpersonen uit armere gezinnen was het gebied van Broca ook duidelijk kleiner.
De geringere taalvaardigheid van kinderen uit armere gezinnen hangt dus mogelijk ook samen met een slechtere ontwikkeling van de in die taken gespecialiseerde hersengebieden, vermoedt Raizada. En omgekeerd zou het rijkere taalaanbod in de omgeving van beter gesitueerde kinderen de ontwikkeling van het gebied van Broca kunnen stimuleren.
Welke invloed de sociaal-economische achtergrond heeft op de verbale vaardigheden, heeft Martha Farah al in 2006 aangetoond. Ze selecteerde 38 zes- tot achtjarigen uit verschillende lagen van de bevolking, die door de bank genomen over een relatief slecht fonologisch bewustzijn beschikken. Ze vroeg hen uit een reeks klanken complete woorden samen te stellen. Daarbij bekeek ze met behulp van een fMRI-scanner hun hersenactiviteit.
Bij de kinderen die in een ‘beter milieu’ opgroeiden, bleken de spraakcentra in de linkerhersenhelft actiever dan bij de minder bevoorrechte proefpersoontjes. Ook kunnen de eerstgenoemden daadwerkelijk beter lezen, zoals Farah al eerder had vastgesteld. Mogelijk zijn ze in staat hun geringe fonologische bewustzijn te compenseren door een sterkere neuronale activiteit, doordat ze thuis meer ontwikkeling meekrijgen, vermoedt Farah.
Iemands sociale status drukt ook een stempel op zijn zelfbeeld, en dat heeft waarschijnlijk weer invloed op zijn mentale vaardigheden. Sociaal-psychologe Pamela Smith van de Radboud Universiteit in Nijmegen heeft in 2008 geprobeerd te achterhalen hoe de sociale hiërarchie en het daarmee gepaard gaande gevoel van macht of machteloosheid de mentale prestaties beïnvloeden.
Ze gaf een deel van de volwassen proefpersonen het gevoel dat ze inferieur of ondergeschikt waren. Daartoe paste ze een in het psychologisch onderzoek bekend trucje toe, de zogeheten priming, waardoor subliminale (onderbewuste) associaties worden opgewekt. Eerst moesten de deelnemers met woorden uit een lijst een grammaticaal correcte zin maken. Bij de ene helft van de proefpersonen bevatte die woordenlijst begrippen die machteloosheid suggereerden, zoals ‘gehoorzamen’ of ‘ondergeschikt’. De woordenlijst van de andere groep bevatte juist woorden als ‘autoriteit’ of ‘domineren’.
Pas daarna begon de eigenlijke test. De proefpersonen moesten zo snel mogelijk aangeven of opeenvolgende letterreeksen in een rode of blauwe kleur waren geschreven. Het lastige daarbij was dat sommige letterreeksen zelf de woorden ‘rood’ of ‘blauw’ vormden – terwijl het woord ‘blauw’ soms uit rode letters bestond en omgekeerd.
De proefpersonen mochten zich dus niet laten afleiden door de betekenis van de woorden. De mensen uit de eerste, ‘ontmoedigde’ groep bleken minder goed in staat deze opdracht uit te voeren dan de deelnemers uit de tweede groep, wier zelfvertrouwen door priming was opgevijzeld.
In vervolgexperimenten, waarbij de proefpersonen de onbewuste indruk werd gegeven dat ze een sociaal zwakkere positie innamen, tekende zich dezelfde tendens af: ze konden zich over het algemeen slechter op de diverse taken concentreren. Misschien kostte het hen moeite het doel vast te houden in het kortetermijngeheugen, zo vermoedt Smith.
Zoals Martha Farah en Daniel Hackman in hun overzichtsstudie uitleggen, zijn zulke onderzoeksresultaten echter lastig te interpreteren. Tot op heden is nog niet duidelijk of we de onder speciale laboratoriumomstandigheden verkregen resultaten mogen vertalen naar het echte leven. Eenduidiger is de situatie echter in het geval van factoren die direct op het lichaam inwerken – bijvoorbeeld stress. Armoede als stressfactorquote:Milieu- en ontwikkelingspsycholoog Gary Evans van Cornell University heeft onlangs samen met Michelle Schamberg onderzocht in hoeverre armoede in de vroege jeugd chronische stress veroorzaakt. Daarvoor maakten ze gebruik van de resultaten van een longitudinale studie onder zo’n tweehonderd opgroeiende kinderen die Evans vanaf hun geboorte had gevolgd. Ongeveer de helft van hen was ten minste voor een deel onder de armoedegrens opgegroeid.
Evans mat bij de deelnemers tussen de negen en dertien jaar onder andere de bloeddruk en de nachtelijke concentratie van het stresshormoon cortisol. Als de cortisolspiegel verhoogd is, kan dat nadelige gevolgen hebben voor de hippocampus en de prefrontale cortex, en daarmee voor het werkgeheugen. Behalve biologische stressindicatoren testte Evans ook het vermogen van de proefpersonen om informatie, bijvoorbeeld een telefoonnummer, korte tijd te onthouden.
Wat bleek? Hoe langer de kinderen in armoede hadden geleefd, des te hoger waren hun biologische stresswaarden en des te minder informatie ze in hun werkgeheugen konden vasthouden. Door een gedetailleerde analyse met behulp van een statistische methode die bekendstaat als de ‘hiërarchische regressie’, vond Evans bovendien aanwijzingen dat het werkgeheugen niet was aangetast door de armoede als zodanig, maar door de chronische stress die dat met zich meebracht.
Maar hoe kan psychische belasting schade toebrengen aan het geheugen? Cortisol gaat naar de hersenen en beïnvloedt het aflezen van de genen in de zenuwcellen. Dat lot treft onder andere de hippocampus, die bij kinderen nog erg kneedbaar is. Chronische stress kan daar zelfs neuronen doen afsterven. Bovendien weten we tegenwoordig dat ook bij volwassenen nog voortdurend nieuwe zenuwcellen ontstaan in de hippocampus. Psychische belasting kan dat proces verstoren. quote:Hoe langer de kinderen in armoede hadden geleefd, des te hoger hun stresswaarden en des te kleiner hun werkgeheugen quote:Dierproeven bevestigen dat de relatie bestaat. Een kind kan bijvoorbeeld stress ervaren door een gebrek aan moederliefde. Wanneer jonge knaagdieren een aantal uren per dag van hun moeder worden gescheiden, ontwikkelt de hippocampus zich niet normaal. Een omgeving die rijk is aan visuele en sociale prikkels en mogelijkheden biedt voor lichaamsbeweging, stimuleert echter de hersenontwikkeling van de dieren. Hoe zit dat bij de mens?
quote:In 2008 heeft Martha Farah gegevens verzameld over de huiselijke omstandigheden van 110 Afro-Amerikaanse jongens en meisjes uit sociaal zwakke gezinnen, toen de kinderen vier en acht jaar oud waren. Ze wilde achterhalen of de gezinssituatie de kinderen geestelijk stimuleerde en op welke manier de ouders hun kinderen opvoedden.
Bij de vierjarigen keek Farah onder andere of er speelgoed aanwezig was waarmee de kinderen de namen van kleuren of dieren konden leren. Verder wilde ze weten of de ouders vaak met hun kroost praatten en of ze daarbij grammaticaal correcte zinnen gebruikten. En of ze de kinderen genegenheid en nestwarmte boden. Bij de achtjarigen was de onderzoekster erin geïnteresseerd of de kinderen konden beschikken over geschikte boeken en of er in het gezin selectief televisie werd gekeken. Bovendien bepaalde Farah aan de hand van een reeks tests verscheidene mentale vaardigheden van de kinderen, waaronder de taalvaardigheid en het geheugen.
Bij de evaluatie van de onderzoeksgegevens bleek dat geestelijke stimulering en ouderlijke zorg op heel verschillende manieren de ontwikkeling van een kind beïnvloeden. Een intellectueel stimulerende omgeving bleek de taalontwikkeling te bevorderen, maar had geen invloed op het geheugen van de kinderen.
Voor nestwarmte gold precies het omgekeerde: die had geen invloed op de taalvaardigheid, maar leidde wel tot betere geheugenprestaties. Ouderliefde leidt kennelijk tot een betere opmerkingsgave. Overigens geeft Farah toe dat haar onderzoek niet precies verklaart wat nu oorzaak is en wat gevolg. Zo is het ook denkbaar dat kinderen met een grotere taalvaardigheid hun ouders simpelweg om meer boeken vragen en dat zo de intellectuele stimulering in het gezin toeneemt. Eén ding staat in elk geval wel vast: quote:De omgeving waarin kinderen opgroeien heeft een doorslaggevende invloed op hun hersenontwikkeling en hun mentale vermogens. Kinderen uit sociaal zwakkere gezinnen staan er op dat punt aanwijsbaar minder goed voor. Op ouders, leerkrachten en politici – maar ook op ons, de samenleving als geheel – rust de plicht kinderen met een lage sociaal-economische positie een goede start in het leven te geven door hen een eerlijke kans op ontwikkeling en onderwijs te bieden. Bronnen & Referenties:quote:- Christian Wolf is doctor in de filosofie en werkt als wetenschapsjournalist in Heidelberg. Dit artikel komt uit Psyche&Brein, nummer 6, 2009. |
#ANONIEM | donderdag 17 december 2009 @ 19:02 |
Het artikel is wel voor mensen die houden van lezen, het probeert een licht te werpen op de oorzaken en omstandigheden waar armoede uit voorkomt en hoe het ons beïnvloed. Oneliners, semi relevante grapjes en bagger mag zoals tvp's gewoon wegblijven.
[ Bericht 0% gewijzigd door #ANONIEM op 17-12-2009 19:06:18 ] |
N.icka | donderdag 17 december 2009 @ 19:05 |
Bedankt voor het artikel |
N.icka | donderdag 17 december 2009 @ 19:07 |
Ow ja , en heeft de ts zelf ook een bijdrage/ mening idee? |
#ANONIEM | donderdag 17 december 2009 @ 19:08 |
quote: Volgt bij mij altijd na de OP, niet erin, om wending van een topic niet te domineren of voor de hand te beslissen. Maar ja, ook die komt. |
N.icka | donderdag 17 december 2009 @ 19:09 |
quote: Op donderdag 17 december 2009 19:08 schreef Triggershot het volgende:[..] Volgt bij mij altijd na de OP, niet erin, om wending van een topic niet te domineren of voor de hand te beslissen. Maar ja, ook die komt. Nu is het dus gewoon dumpen van een stuk tekst? |
#ANONIEM | donderdag 17 december 2009 @ 19:10 |
quote: Zet je vragen maar voort in FL - FB aub. Gaan we hier verder over het artikel. |
N.icka | donderdag 17 december 2009 @ 19:14 |
- Verder in FL-FB dus -
[ Bericht 88% gewijzigd door #ANONIEM op 17-12-2009 19:25:00 ] |
sneakypete | donderdag 17 december 2009 @ 21:52 |
Ik ga er graag nog een keer dieper op in, maar vooralsnog: Neen. Het is andersom: domheid maakt arm! |
Cristal | donderdag 17 december 2009 @ 22:48 |
domheid maakt zeker arm.
Kinderen die weigeren te leren op school, en dus 1 jaar blijven zitten in een klas lopen ¤40.000,- mis! |
De_Kardinaal | donderdag 17 december 2009 @ 22:52 |
Armoede kweekt een gebrek aan mogelijkheden, een gebrek aan mogelijkheden zorgt voor het niet verwezenlijken van iemand zijn of haar potentie die daardoor weer in armoede blijft hangen. Nature / Nurture hé! Met uitsluitend één van de twee ga je het niet redden. |
sneakypete | donderdag 17 december 2009 @ 23:16 |
Laat ik dit nog toevoegen: hoewel de financiële situatie van je ouders er toe kan doen, is er -zeker in het Westen waar iedereen onderwijs kan genieten en zorg kan krijgen- veel meer belang gemoeid met een bepaalde mate van beschaving. Een arm kind uit een saamhorig, fatsoenlijk gezin doet het volgens mij beter dan een rijkeluiszoon van gescheiden ruzieënde ouders om het even in het extreme te trekken.
Je persoonlijke vorming begint groottendeels in je gezin en leefomgeving. Een stabiele, harmonieuze en beschaafde omgeving is vele malen bepalender dan financiële rijkdom (eigenlijk luxe in ons deel van de wereld). Dat blijkt ook het feit dat je in de armste plaatsen op aarde nog altijd soms meer beschaving en levenswil vindt dan bij bepaalde groepen uit de Westerse onderklasse. En 100.000. hersenscans doen nog niets aan deze waarheid af. |
Some-Lady | vrijdag 18 december 2009 @ 08:43 |
raar zeg, mijn moeder zat vroeger toen ik naar school ging in de bijstand om mij op te kunnen voeden, en ik heb atheneum gedaan dus het hoeft niet altijd waar te zijn.... verder word je van armoede in ieder geval ZEER creatief, en dat is ook een vorm van intelligentie  |
mariox | vrijdag 18 december 2009 @ 09:59 |
Heeft er iemand gekeken naar de film "Trading Places"

De hele film gaat over deze stelling. |
katerwater | vrijdag 18 december 2009 @ 11:07 |
quote:Op vrijdag 18 december 2009 08:43 schreef Some-Lady het volgende:raar zeg, mijn moeder zat vroeger toen ik naar school ging in de bijstand om mij op te kunnen voeden, en ik heb atheneum gedaan dus het hoeft niet altijd waar te zijn.... verder word je van armoede in ieder geval ZEER creatief, en dat is ook een vorm van intelligentie Inderdaad, je kan je verstand ook gebruiken uit noodzaak.
Maar ik ga wel akkoord met de OP: je krijgt minder kansen, en als je ze hebt, moet je er harder voor werken. |
vaarsuvius | vrijdag 18 december 2009 @ 11:41 |
Als ik naar mijn eigen jeugd kijk, wordt het beeld een beetje bevestigd. Het grootste deel heb ik gewoond in een klein boerendorp. Bijna iedereen was boer of werkte in de bouw. In het hele dorp waren denk ik maar 5 gezinnen waar de ouders hoger onderwijs hadden gehad (de dominee, een enkele jonge boer die in wageningen gestudeerd had en een paar verdwaalde kantoormensen die er woonden voor de rust en bv bij rijkswaterstaat werkten of iets dergelijks.) Het dorp was zo klein dat alle kinderen van vergelijkbare leeftijd met alle kinderen speelden. Je kwam overal wel thuis. Zo kon je goed het verschil zien in welk soort speelgoed ouders voor hun kinderen kochten en wie vaak maar voor de TV gezet werd en wie niet. Ik en mijn zusjes hadden honderden kinderboeken, een heel kamertje vol, andere kinderen hadden er maar 10 of helemaal geen. Wij hadden ook veel constructiespeelgoed en knutselspul. Anderen hadden alleen GI Joe en He-Man poppetjes. Een aantal opmerkingen: In dit dorp was niemand echt arm, maar het hele welvaartsniveau was lager dan nu. Iedereen had kleren aan die al door een ouder broertje gedragen waren of gewoon van de buren als hun kind toevallig 1 jaar ouder was. Merkkleding, daar deden kinderen niet aan. En je kreeg meestal gewoon ranja overal, en geen coca cola. In veel gezinnen was dat nog iets speciaals voor zaterdag. Jezus denken sommige nu, hoe oud is die gast? Valt wel mee, ik praat nu over de jaren 80. We hadden ook alleen NL 1 en NL 2 . Wel hadden we al een spelcomputer! Maar veel tijd brachten we daar niet mee door. Hutten bouwen buiten of in hooizolders, bootjes, vlotten op het water, vissen (gewoon paling vangen uit de vaart pal naast je huis) voetballen etc was veel leuker.
anyway, het was niet zozeer armoede dat bij de meeste gezinnen een grote rol speelde, maar gewoon de instelling: boeken lezen, dat doen ze maar op school, en na school ga je maar buiten spelen, om 6 uur staat het eten op tafel, dan kom je maar weerom. Veel kinderen waren toch voorbestemd om de LTS te doen of de MAVO en dan meteen te gaan werken. Eigenlijk begon dat net op dat moment te veranderen. Ik denk dat een groot aantal die in die jaren 80 op de basisschool zaten uiteindelijk toch verder zijn gaan leren, maar dat kwam maar langzaam op gang (het dichtsbijzijnde VWO was ook 16 km verderop en er was zelfs geen HAVO in de buurt.) puur uit praktische overweging gingen ze dus naar de MAVO, en als je dan 16 was kon je met een brommer eventueel dan hogerop. Mijn ouders zijn verhuisd voor wij naar de middelbare school gingen, en ja dat was een van de belangrijkste redenen. |
smoking-snares | maandag 11 januari 2010 @ 14:51 |
tvp, doe hier een onderzoek naar |
Dunckie | maandag 11 januari 2010 @ 15:06 |
tvp en later een reactie. |
smoking-snares | maandag 11 januari 2010 @ 16:49 |
de hypothese is in ieder geval hetzelfde wat de TS beweert, en er zit zeker een kern van waarheid in. mijn begeleider stelde zelfs voor om een deelvraag te wijden aan het oplossen van dit probleem, omdat de hypothese eigenlijk al bewezen was (wat ik hier net gelezen heb)
dit zegt niet dat iemand uit een arm gezin in 99% procent van de gevallen dom is. maar de kans is vele malen groter, ik hou jullie op de hoogte van mijn onderzoek 
(het onderzoek onderzoekt de achtergrond en woonplaats (de wijk waarin ze wonen) van leerlingen van het gymnasium en leerlingen van basis, kader) |
ShadyLane | maandag 11 januari 2010 @ 16:57 |
Ik ben vooral heel benieuwd of het nu anders is dan een jaar of dertig, veertig geleden. Ik ben bijvoorbeeld opgegroeid in een 'arm' gezin, met ouders met weinig opleiding, maar die weinige opleiding hadden ze omdat ze vroeger de kansen niet hadden gehad. Ze waren wel slim en stimuleerden ons erg, namen ons mee naar de bibliotheek enz. Dan hoeft armoede niet dom te maken. De stimulans van je ouders kan veel compenseren.
Vroeger had je natuurlijk vrij veel ouders die op zich slim en gemotiveerd waren maar gewoon toch een lage opleiding. Nu krijgt iedereen in het onderwijs veel meer kansen, dus als ouders nu weinig opleiding hebben is de kans kleiner dat ze desondanks 'intellectueel stimulerende' ouders zijn.
Ik zou dus verwachten dat armoede nu eerder 'dom' maakt dan vroeger. Maar of het ook zo is? |
RedBitch | maandag 11 januari 2010 @ 17:38 |
quote: |
Ryon | maandag 11 januari 2010 @ 17:53 |
Interessant artikel. Leuk dat armoede direct gekoppeld wordt aan de ontwikkeling van de hersenen zelf. Het was al bekend dat kinderen die in armoede opgroeien minder goed instaat zijn om bepaalde opleidingen te kunnen voltooien, maar daar werd een sociologische verklaring voor gegeven.
Interessant is natuurlijk, wat Shadylane ook aanhaalt, dat er veel ouderen zijn die in de jaren 40/50/60 zijn groot gebracht in relatieve armoede - kinderen van arbeiders - die nu zelf kinderen hebben die een significant hoger opleidingsniveau aan kunnen dan zij zelf. Denk aan mensen die LTS hebben gedaan en nu kinderen op het HBO en WO hebben zitten.
Op het moment dat je tijdens je opvoeding niet gestimuleerd wordt om bepaalde intellectuele prestaties neer te zetten - van het lezen van de krant/boeken tot aan het consequent maken van huiswerk - heeft dat een zekere invloed op de schoolprestaties. Kinderen die wel die stimulering hebben scoren over het algemeen beter, blijkbaar dus ook vanwege biologische redenen. |
smoking-snares | maandag 11 januari 2010 @ 18:34 |
quote:Op maandag 11 januari 2010 17:53 schreef Ryon het volgende:Kinderen die wel die stimulering hebben scoren over het algemeen beter, blijkbaar dus ook vanwege biologische redenen. het stukje over adoptie-kinderen weerspreekt dit  het heeft waarschijnlijk te maken met de stimulatie die de ouders geven/bieden, en de woordenschat die gebrikt wordt |
mane | zondag 17 januari 2010 @ 15:53 |
In nrc staat nu een artikel van Anja Vink over segregatie in het onderwijs. Volgens haar is het probleem niet zozeer een etnisch probleem (de zwarte school en een etnische onderklasse), maar een klassenprobleem. Het onderwijs, met de grote vmbo scholen van nu, is zo georganiseerd dat alle kansarme kinderen (uit lage milieus, met gedragsproblemen, weinig begeleiding van thuis, en achterstanden) bij elkaar worden gezet, terwijl kansrijke kinderen op havo/vwo terechtkomen. Deze tweedeling is volgens haar een vicieuze cirkel: het onderwijs is juist op die scholen slecht van kwaliteit, de scholen zijn ook te groot om goede begeleiding te geven, en de kinderen krijgen weinig positieve stimulans van elkaar.
Armoede maakt dom, maar mensen worden ook dom gehouden als je ze geen kansen geeft om zich te 'verheffen'. Of wanneer dit alleen is weggelegd voor de enkeling die beschikt over uitzonderlijk veel doorzettingsvermogen. Ook Theodore Dalrymple heeft beweerd dat het tegenwoordig veel lastiger is om vanuit een laag milieu en een achterstand in ontwikkeling op te klimmen naar iets hogers.
Ik vrees dat dit waar is, en dat dit een voedingsbodem is voor allerlei psychische en maatschappelijke problemen. |
mane | zondag 17 januari 2010 @ 16:01 |
Overigens werk ik op een gymnasium. Daar worden kinderen aan de poort geselecteerd aan de hand van de Cito-toetsscores en de aanbevelingen van de basisschool. Daar zitten ook kinderen tussen die uit lastige thuissituaties komen, armoede kennen, en weinig tot geen stimulans en begeleiding krijgen thuis. Zo heb ik nu twee leerlingen in klas 1 die een heel hoge Cito-toetsscore hadden en op de basisschool altijd uitblonken. Toen hoefden ze echter geen huiswerk te maken en was alles eigenlijk té makkelijk voor ze. Nu ze wel worden uitgedaagd, lopen ze aan tegen problemen op die andere gebieden: er is thuis geen plek om rustig te leren, de ouders begrijpen het huiswerk van hun kind niet en kunnen nooit helpen en begeleiden, de ouders hebben zoveel problemen dat het kind emotioneel gezien de druk van school én thuis niet aankan, etc.
Het is dus niet dat armoede en achterstand in deze gevallen dom maakt, maar wel dat het veel lastiger is om je te handhaven en goed te presteren. Het is voor een kind ook moeilijk om te merken dat het slimmer wordt dan de eigen ouders. |
Ryon | zondag 17 januari 2010 @ 16:43 |
quote:Op zondag 17 januari 2010 15:53 schreef mane het volgende:In nrc staat nu een artikel van Anja Vink over segregatie in het onderwijs. Volgens haar is het probleem niet zozeer een etnisch probleem (de zwarte school en een etnische onderklasse), maar een klassenprobleem. Het onderwijs, met de grote vmbo scholen van nu, is zo georganiseerd dat alle kansarme kinderen (uit lage milieus, met gedragsproblemen, weinig begeleiding van thuis, en achterstanden) bij elkaar worden gezet, terwijl kansrijke kinderen op havo/vwo terechtkomen. Deze tweedeling is volgens haar een vicieuze cirkel: het onderwijs is juist op die scholen slecht van kwaliteit, de scholen zijn ook te groot om goede begeleiding te geven, en de kinderen krijgen weinig positieve stimulans van elkaar. Armoede maakt dom, maar mensen worden ook dom gehouden als je ze geen kansen geeft om zich te 'verheffen'. Of wanneer dit alleen is weggelegd voor de enkeling die beschikt over uitzonderlijk veel doorzettingsvermogen. Ook Theodore Dalrymple heeft beweerd dat het tegenwoordig veel lastiger is om vanuit een laag milieu en een achterstand in ontwikkeling op te klimmen naar iets hogers. Ik vrees dat dit waar is, en dat dit een voedingsbodem is voor allerlei psychische en maatschappelijke problemen. Daar ben ik het ook mee eens, alleen het is een probleem dat niet zo een twee drie op te lossen is. Er is in Amsterdam geëxperimenteerd met het mixen van achterstandskinderen en kinderen uit betere lagen om te zien wat voor een gevolgen dat heeft voor hun studieresultaten - de positieve stimulans -.
De uitkomst was dat kinderen met een sociaal-economische achterstand veel beter gingen presteren dan van te voren verwacht. Helaas stelden de kinderen uit de hogere sociale laag juist teleur. De aanwezigheid van lastige jongeren kan een negatief effect hebben op de sfeer en de leergierigheid binnen de klas. Dit heeft als mogelijk gevolg dat ouders gewoon liever niet hebben dat hun kinderen met probleemjongeren in de klas terecht komen, terwijl dat voor die jongeren een oplossing kan zijn.
Uit eigen ervaring weet ik dat je daarnaast ook qua culturele achtergrond een beetje mee moet kunnen komen met je omgeving op school. Als je vader werkt bij een shoarmazaak, je moeder geen Nederlands spreekt en je broer in de bak zit. Dan is het vrij lastig om aansluiting te vinden bij je blanke klasgenoten die in oud-zuid wonen. Je leeft gewoon in een andere wereld. Dit maakt naar school gaan meteen een stuk minder leuk, en de extra uitdaging die een gymnasium dan biedt kan je gestolen worden. Wat voor je sociale-economische positie in de toekomst weer een negatief gevolg kan hebben. |
Schenkstroop | zondag 17 januari 2010 @ 17:10 |
tvp. |
N.icka | zondag 17 januari 2010 @ 17:45 |
Nog steeds geen enkele bijdrage van de ts ,mooi voorbeeld triggershot  |
Klopkoek | maandag 18 januari 2010 @ 20:36 |
quote:Op zondag 17 januari 2010 16:43 schreef Ryon het volgende:[..] Daar ben ik het ook mee eens, alleen het is een probleem dat niet zo een twee drie op te lossen is. Er is in Amsterdam geëxperimenteerd met het mixen van achterstandskinderen en kinderen uit betere lagen om te zien wat voor een gevolgen dat heeft voor hun studieresultaten - de positieve stimulans -. De uitkomst was dat kinderen met een sociaal-economische achterstand veel beter gingen presteren dan van te voren verwacht. Helaas stelden de kinderen uit de hogere sociale laag juist teleur. De aanwezigheid van lastige jongeren kan een negatief effect hebben op de sfeer en de leergierigheid binnen de klas. Dit heeft als mogelijk gevolg dat ouders gewoon liever niet hebben dat hun kinderen met probleemjongeren in de klas terecht komen, terwijl dat voor die jongeren een oplossing kan zijn. Uit eigen ervaring weet ik dat je daarnaast ook qua culturele achtergrond een beetje mee moet kunnen komen met je omgeving op school. Als je vader werkt bij een shoarmazaak, je moeder geen Nederlands spreekt en je broer in de bak zit. Dan is het vrij lastig om aansluiting te vinden bij je blanke klasgenoten die in oud-zuid wonen. Je leeft gewoon in een andere wereld. Dit maakt naar school gaan meteen een stuk minder leuk, en de extra uitdaging die een gymnasium dan biedt kan je gestolen worden. Wat voor je sociale-economische positie in de toekomst weer een negatief gevolg kan hebben. Heb je bronnen over dat experiment?
Ik heb meerdere malen gehoord en gelezen dat een 70-30 verhouding helemaal niet slecht hoeft uit te pakken. Zie o.a. hier http://www.trouw.nl/onder(...)eptouw__.html?part=2
Maar je hebt gelijk dat bij te grote verschillen de problemen te groot worden. Daarom bevreesd het me ook dat de verschillen steeds groter worden. Het verschil in onderwijskwaliteit tussen de scholen wordt ook steeds groter bijvoorbeeld en de politiek juicht dat zelfs toe (differentiatie heet dat). |