In de industriële sector (waarin overigens stuwende industrie ontbreekt) vormt de stad van 1910 - 1980 een belangrijk centrum voor de confectie-industrie: in 1920 plm. 2.100 werknemers; rond 1960 bekend onder de naam Stijlgroep Groningen), met nog in 1964 een 37-tal bedrijven met ongeveer 4.200 werknemers. Het zijn er tijdens de bloeiperiode 6.000 geweest. De concurrentie met de zgn 'lage-lonen-landen' blijkt evenwel niet vol te houden.
Andere industrieën in de stad worden in de loop der jaren onderdeel van elders in Nederland gevestigde bedrijven of verplaatsen hun fabrieken.
Compensatie wordt aanvankelijk gezocht in andersoortige industrie (vooral filiaal-ondernemingen, bv. Philips' lichte huishoudelijke apparaten: Domestic Appliances and Personal Care, 1961 - 2000); veel meer echter in het aantrekken, c.q. behouden van onderwijsinstellingen en andere organisaties uit de sector (commerciële) kennisintensieve dienstverlening.
* Zo bijvoorbeeld de Nederlandse Gasunie (1963, met vanaf 1994 een spectaculair vormgegeven nieuw hoofdkantoor);
de Informatiebeheergroep (1972, oorspronkelijk de Informatiseringsbank van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen);
het hoofdkantoor van de Koninklijke PTT Nederland (1990, inmiddels uiteengevallen in bedrijven die hun hoofdzetel elders hebben).
Een accent ligt ook op bedrijven die voortkomen uit, dan wel een relatie hebben met genoemde instellingen.
* De overgang naar de elektromotor als aandrijfkracht in de industrie wordt in de dertiger jaren afgerond. Vanaf 1965 geldt voor bedrijven die zich in Groningen vestigen een lagere aardgasprijs.
In de sector industrie neemt de deelsector grafische industrie/uitgeverijen ruim 2.800 arbeidsplaatsen voor haar rekening, de deelsector voedings- en genotmiddelen 1.250 en de deelsector machines/apparaten 1.000 arbeidsplaatsen. In de informatietechnologie zijn er aan het einde van de eeuw 3.200 arbeidsplaatsen, in het onderwijs 3.000 en in de deelsector zorg en welzijn 17.100 arbeidsplaatsen.
De uitgeverijen Wolters en Noordhoff spelen in deze eeuw een zeer vooraanstaande rol voor wat betreft het uitgeven van leermiddelen en -methoden voor het onderwijs. In 1910 wordt het aap-noot-Mies-leesplankje geïntroduceerd.
Omhoog
330
De eens voor Groningen zo belangrijke graanhandel (in 1911 zijn er 35 graanpakhuizen; in 1920 900 handelaren op de korenbeurs) verliest in de loop van de eeuw aan betekenis als gevolg van buitenlandse concurrentie en van de invloed van moderne communicatiemiddelen als de telefoon. Aan het eind van de eeuw is de graanhandel vrijwel geheel verdwenen. De landbouwsector biedt in de eerste helft van de eeuw in het Noorden nog werk aan plm. 35 % van de beroepsbevolking.
Gedurende de gehele 20e eeuw vormt met name ook de detailhandel (plm. 1.400 vestigingen; in 1904 700 vestigingen) voor de stad een belangrijke bron van inkomsten en werkgelegenheid.
* In 1904 vestigt zich het warenhuis Grand Bazar Francais in Groningen. Het brandt in 1939 af als warenhuis T.A.N.T.E. In 1959 (- 1970) vestigt zich op dezelfde plaats warenhuis Galeries Modernes. Het warenhuis Vroom en Dreesmann dateert uit 1958; De Bijenkorf uit 2001.
* In de jaren negentig wordt - onder voorwaarden - ook grootschalige detailhandel mogelijk buiten de binnenstad (1997, Ikea, Sontplein).
De ambulante handel telt in de periode 1930 - 1940 plm. 300 kramen op de warenmarkt. In 1980 zijn het er plm. 150 (alleen op de centrale markt). Groningen kent aan het eind van de eeuw plm. 200 horecagelegenheden (niet zoveel meer als aan het begin van de eeuw), waarvan 160 in het stadscentrum. De horeca telt ruim 3.600 arbeidsplaatsen.
Bundelingen van ondernemers vormen in deze eeuw organisaties als de Vereniging van Handelaren (1847), het Departement Groningen van de Nederlandse Maatschappij voor Handel en Nijverheid, de Algemene Groninger Winkeliersvereniging (1905), de Marktkoopliedenbond 'Gruno' (1922), de Commerciële Club (1946) en de Groningen Cityclub (1994).
Daarnaast bestaat een aantal 'serviceclubs' als de Rotary, de Round Table, de Lions, de Soroptimists en nog andere netwerken van vooral beroepsmatig werkzame Groningers. Gepensioneerde leidinggevenden komen bijeen in Probusclubs.
* Grote tentoonstellingen van diensten en producten van handel en nijverheid vinden onder meer plaats in 1903 en 1948. Een soortgelijke functie hebben in de laatste decennia van de eeuw de op verschillende doelgroepen toegespitste publieks- en vakbeurzen. In de stad vinden deze vooral plaats in het congres- en tentoonstellingscentrum Martinihal (1969), annex Evenementenhal (1971).
Omhoog
331
Voor de stad belangrijk is ook nog de groentenveiling (1903), achtereenvolgens aan de Oude Ebbingestraat, de Wilhelminakade (1925), de Peizerweg (1958) en - als Fresh- en Foodcenter - aan de Hooghoudtstraat (1999).
* In 1997 is de veiling opgegaan in een landelijke organisatie. De prijzen van de producten worden sindsdien landelijk vastgesteld.
De bloemenveiling (1927), sinds 1950 aan de Peizerweg, is in 1978 naar Eelde verplaatst.
Structureel niet gewijzigd tot in het laatste decennium van de 20e eeuw is de positie van de veemarkt (van 1892 - 1970 aan de Trompsingel, daarna aan de Sontweg). De marktontwikkelingen in de veehouderijsector veroorzaken sindsdien een stagnatie in de aanvoer.
Het gemeentebestuur ziet de veemarkt aan het eind van de eeuw overigens niet meer als een publieke functie, waarvoor het in belangrijke mate medeverantwoordelijk is.
* In het interbellum is de Groninger veemarkt de derde van het land.
Omhoog
332
Vermelding verdient nog de rol van Groningen in de eerste helft van de eeuw als (fictieve) thuishaven van zeeschepen. In de Tweede Wereldoorlog wordt een belangrijk deel van de kustvaarders (coasters) gedwongen ingezet in geallieerde, dan wel in Duitse dienst.
* In 1964 staan nog 275 kustvaarders en ruim 700 binnenschepen in Groningen ingeschreven. In 1998 zijn deze aantallen gedaald tot plm. 145 (in het landsdeel Noord), respectievelijk 75.
De belangen van de reders (veelal kapiteins/eigenaar) worden gedurende de bloeitijd van de kustvaart behartigd door het Zeemanscollege 'De Groninger Eendracht' (1830 - 1982).
* De binnenvaart (turfvaart en vervoer van suikerbieten) is vooral belangrijk in de eerste decennia van de eeuw en in WO II.
Omhoog
333
De stad bezit gedurende een groot deel van de eeuw - naast de al bestaande bedrijven - landbouwbedrijven in mede door Groningen gefinancierde nieuwe polders aan de Dollard (de Reiderwolder- en de Carel Coenraadpolder). Ook de Dollardkwelders zelf zijn voor een deel eigendom van de stad.
In de Veenkoloniën functioneren het landbouwbedrijf en de houtvesterij Ter Apel. In die plaats bezit de stad ook nog het klooster en wordt een restaurant verpacht.
Aan de Lauwerszee (definitief afgesloten in mei 1969) bezit de stad eveneens een aantal 'plaatsen'.
* In totaal bezit de stad in 1960 nog 11.500 ha grond (en nog 4.000 ha kwelders en slikken): dat is 5 % van de oppervlakte van de provincie en vier maal de oppervlakte van de gemeente Groningen.
Veel van de genoemde objecten, alsmede een reeks kanaalpanden, wegen, bruggen en sluizen worden in het laatste kwart van de eeuw afgestoten, terwijl tegelijkertijd de stadsmeierrechten worden opgeheven.
Rond het jaar 2000 is het Stadskanaal evenwel voor een deel nog steeds stadseigendom. Ook bezit Groningen in de oude Veenkoloniën nog landbouwgronden met daaraan verbonden rechten.
* Alle stadseigendommen en -rechten zijn, ingevolge de Herinrichtingswet Oost- Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën (1977), inmiddels overgedragen, veelal aan de gemeenten in dat gebied.
In 1945 doet het gemeentebestuur een poging het eiland Schiermonnikoog aan te kopen om er een recreatiegebied voor - in de eerste plaats - de stadjers van te maken. Het eiland, particulier Duits bezit, is na WO II door de rijksoverheid geconfisqueerd. De poging mislukt: Schiermonnikoog behoort volgens de bewoners en de provincie Fryslân een Fries eiland te blijven. Het eiland wordt naderhand door de Staat der Nederlanden in eigendom overgenomen.
* Tegen de eeuwwisseling is het eiland aan de oostkant zodanig aangegroeid dat een (overigens onbewoond) deel ervan toch in de provincie Groningen ligt. In 2005 is na verkoop van het Groninger deel de provinciegrens aangepast, zodat Schiermonnikoog nu opnieuw volledig tot Fryslân behoort. De nieuwe grens ligt in de Eilanderbalg. Groningen heeft overigens het recht tot terugkoop, als Schiermonnikoog zich in komende eeuwen verder naar het oosten zou verplaatsen. Het gemiddelde is tot dusverre plm. 3 km. per eeuw.