Ok zo ver kom ik : (let niet teveel op de notatie, ik denk dat het een doorn in je oog is, maar ik heb geen idee hoe ik het anders kan neerzetten in 'plain' tekst)quote:Op donderdag 29 oktober 2009 15:46 schreef Iblis het volgende:
[..]
Je hebt dus deze formule gekregen:
[ afbeelding ]
Nu moet je P(3) uitrekenen, dat betekent dus voor k het getal 3 invullen in die formule. Ik neem aan dat je de notatie [ afbeelding ] dus weet uit te rekenen (en het staat ook op de linkerbladzijde die je geeft).
Wiskunde is geen gokspelletje (hoewel je gokken weer prima wiskundig kunt analyseren). Die notatie met de langgerekte haakjes (6 over 3) geeft aan op hoeveel manieren je 3 objecten kunt kiezen uit een verzameling van 6. Dus, er liggen zes verschillende bonbons op een schaal en je mag er drie nemen. Hoeveel verschillende combinaties van drie bonbons kun je dan kiezen?quote:Op donderdag 29 oktober 2009 21:28 schreef Thije het volgende:
[..]
hoe ik bepaal met welke hoeveelheden ik moet toevoegen: met wat gokken kwam ik op 6*5*4 / 3*2*1 en dat bleek nog goed te zijn ook :S
Kun je aangeven hoe ik dat moet zien?
Dat was ook voor jou! Dus ik denk dat het niet zo nuttig was omdat ik wat moeilijk termen heb gebruikt.quote:Op donderdag 29 oktober 2009 21:42 schreef Iblis het volgende:
Maar goed, nu heb ik het gewoon ingevuld, en dat is eigenlijk niet zo nuttig, het is nuttiger om te begrijpen wat het betekent, en dat heb ik laatst al uitgetypt, en dat zal ik eens opzoeken.
Laat ik het zo zeggen. Ik heb nooit wiskunde A of B gehad op de middelbare school. (MAVO/ MBO welzijn studie en nu Communicatie waarbij ik een basis van economie moet kennen)quote:Op donderdag 29 oktober 2009 21:49 schreef Iblis het volgende:
[..]
Dat was ook voor jou! Dus ik denk dat het niet zo nuttig was omdat ik wat moeilijk termen heb gebruikt.
Welk niveau is je opleiding? (HAVO/VWO/MBO schat ik het?). Dan weet ik iets beter wat ik wel en niet moet zeggen, het schiet ook niet op om mensen te verwarren met begrippen.
Oké, maar luktquote:Op vrijdag 30 oktober 2009 14:29 schreef Thije het volgende:
[..]
Laat ik het zo zeggen. Ik heb nooit wiskunde A of B gehad op de middelbare school. (MAVO/ MBO welzijn studie en nu Communicatie waarbij ik een basis van economie moet kennen)
iets specifieker?quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 15:56 schreef hetismijrobbert het volgende:
iemand hier verstand van randomized response?
ja eh hoe moet ik dat zeggen...ik snap het hele principe niet.quote:
Bij de mensen die een even aantal ogen gooiden en (dus) ja antwoordden zaten evengoed mensen die de waarheid spraken natuurlijk als bij de mensen die een oneven aantal ogen gooiden. Wat dacht je daarvan?quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 16:04 schreef hetismijrobbert het volgende:
[..]
ja eh hoe moet ik dat zeggen...ik snap het hele principe niet.
Dit staat er in mijn boek: Bij een even aantal ogen antwoord je 'ja', bij een oneven aantal geef je eerlijk antwoord. 70% van de respondenten heeft ja geantwoord, dan is de schatting van het percentage mensen dat hun partner slaat 40%. Van de 70% 'ja' antwoorden is immers 50% naar verwachting 'ja' omdat zij een even aantal gooide en dus wel ja moesten antwoorden. De resterende 20% gaat boven die verwachte 50% uit en kunnen we dus toeschrijven aan daadwerkelijk daderschap.
Hoe komen ze dan aan 40%???![]()
Die puntjes staan voor ‘hier is een boel weggelaten’. Dus: 1 + 2 + 3 + ··· + 10 = 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 10. En evenzo 1·2·3···6 = 1·2·3·4·5·6.quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 15:55 schreef Thije het volgende:
Als ik het voorbeeld met P(4) neem:
Is hetgeen mij in verwarring brengt die puntjes in: 6*5*... (6-k+1) en daaronder k(k-1)... 3*2
Zeggen de (6-k+1) en de (k-1) hoeveel getallen je daar moet gebruiken? En wat zegt het eigenlijk nog meer?
En waarom je nou specifiek de getallen: 6*5*4*3 moet gebruiken en daaronder 4*3*2..?
Muchos gracias !!!!quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 16:11 schreef GlowMouse het volgende:
Van de 70% 'ja' antwoorden is 50% naar verwachting 'ja' omdat zij een even aantal gooide en dus wel ja moesten antwoorden. De resterende 20% gaat boven die verwachte 50% uit en kunnen we dus toeschrijven aan daadwerkelijk daderschap. Maar die 20% is ten opzichte van het totaal en we kijken nu naar de 50% die de waarheid spreekt. 20/50 = 40%.
Het is wel wat duidelijker vind ik. Maar je hebt op zich gelijkquote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:35 schreef GlowMouse het volgende:
Als je gewoon tekst typt, kun je dat beter gewoon hier doen. Tex heeft anders geen voordeel.
Ik vind het hardstikke onduidelijk, ik kan namelijk je plaatjes helemaal niet zien, alleen een rood gekleurde foutmelding.quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:39 schreef Agiath het volgende:
[..]
Het is wel wat duidelijker vind ik. Maar je hebt op zich gelijk
Oh ik zie het ook na een ctrl+F5, ik zal het even makenquote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:41 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik vind het hardstikke onduidelijk, ik kan namelijk je plaatjes helemaal niet zien, alleen een rood gekleurde foutmelding.
daar doelde ik niet op; doe nog maar eens ctrl-f5quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:45 schreef Agiath het volgende:
[..]
Oh ik zie het ook na een ctrl+F5, ik zal het even maken
Ik kreeg trouwens net wel de notering zoals ik dat wou (dat tweede plaatje)quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:47 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
daar doelde ik niet op; doe nog maar eens ctrl-f5
wel op [ afbeelding ] vs [ afbeelding ]
Plain text works for me.quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:48 schreef Agiath het volgende:
[..]
Ik kreeg trouwens net wel de notering zoals ik dat wou (dat tweede plaatje)
iig het is nu plain tekst
Ah, je hebt gelijk, dan krijg je waarschijnlijk welquote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:52 schreef Riparius het volgende:
[..]
Plain text works for me.
Je partiële afgeleide naar y is fout, y is dan immers je variabele, dus moet je hier (ook) de productregel toepassen. Dat heb je niet gedaan.
fx(x0,y0) is dus de waarde van de partiele afgeleide naar x voor x=2 en y=2quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:50 schreef GlowMouse het volgende:
ik snap al niks van z - z0 = fx(x0,y0)(x-x0) + fy(x0,y0)(y-y0)
Dat is gewoon de vergelijking van het raakvlak in het punt (x0,y0,z0) van het gekromde vlak gegeven door z = f(x,y).quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 17:50 schreef GlowMouse het volgende:
ik snap al niks van z - z0 = fx(x0,y0)(x-x0) + fy(x0,y0)(y-y0)
Heb je al iets geprobeerd?quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 20:26 schreef Matr het volgende:
Ik heb een aantal vragen over matrices waar ik niet uitkom. Hoop dat iemand ze kan uitleggen.
1. (som van matrices)
Laat zien dat A - AT is niet symmetrisch voor een 2 x 2 matrix A.
Wat lukt hier niet?quote:2. (matrix-matrix product)
A = [ 1 2 ]
[ 3 4 ]
B = [ 0 -2 ] [ 1 3 ]
[ 1 8 ] [- 4 -1]
Antwoord = [ -54 -8 ]
[ -100 -14]
Lukt twee wel?quote:3. De volgende matrices zijn er:
A = [ 2 0 0 ]
[1 2 0 ]
[ 1 1 2 ]
B = [ 0 0 1 ]
[ 0 1 0 ]
[ 1 0 0 ]
Bepaal ABAT ik kom er niet uit om dus 3 matrices te vermenigvuldigen..
fx en fy zijn de partiële afgeleide van z naar x en z naar yquote:Op vrijdag 30 oktober 2009 18:01 schreef GlowMouse het volgende:
Dan mis ik al een functie f om te beginnen. Verder is het dan wel te volgen, productregel inderdaad.
Logica is m.i. meer een onderdeel van de filosofie dan van de wiskunde, maar dat terzijde.quote:Op vrijdag 30 oktober 2009 23:02 schreef Hanneke12345 het volgende:
(Logica, hoort ook wel in dit topic, toch? ;x )
Toon aan dat voor elke formule phi het aantal subformules van phi kleiner of gelijk is aan de lengte van phi.
Met volledige inductie naar L(φ)
E(n): voor alle φ zo dat L(φ) = n geldt dat |sfor(φ) ≤ L(φ)
E(0): Er is geen φ met L(φ) = 0, dus hiervoor klopt E(n)
E(1): Als L(φ)=1, dan is φ een propositieletter, dus |sfor(φ)| = 1, hiervoor klopt E(n) ook.
Stel E(n) is bewezen voor alle n.
Dan geldt voor E(n+1):
Neem een φ met L(φ) = n+1
Twee mogelijkheden:
• φ = ¬ψ: sfor(φ) = sfor(¬ψ) = {¬ψ} ∪ sfor(ψ)
|sfor(φ)| = |sfor(ψ)|+1, dus L(φ) = n+1
Bewezen voor unaire connectief
• φ = ψ^χ: sfor(φ) = sfor(ψ^χ ) = {ψ^χ} ∪ sfor(ψ) ∪ sfor(χ)
|sfor(ψ)|+|sfor(χ)|≤ |sfor(φ)|-1
Dus |sfor(φ)|≤ L(n+1)
Bewezen voor binaire connectieven
Ik weet bij de laatste stap niet goed hoe ik het moet bewijzen. Het klopt trouwens niet eens, want sfor(\phi) kunnen ook dubbeltellingen al uitgehaald zijn. Ik weet echt niet goed hoe ik deze stap wel moet doen.
Is het verder wel een goed en vooral volledig bewijs?
quote:Op zaterdag 31 oktober 2009 10:55 schreef thabit het volgende:
Logica is m.i. meer een onderdeel van de filosofie dan van de wiskunde, maar dat terzijde.
Ja, dat lijkt me de goede kijk op de zaken.quote:Ik neem aan, dat L(phi * psi) = L(phi) + L(psi) + 1? Dus i.h.b. hebben phi en psi kleinere lengte dan phi * psi zodat we de inductiehypothese kunnen toepassen. Dan heb je toch dat #sfor(phi * psi) = #(sfor(phi) U sfor(psi) U {phi * psi}) <= #sfor(phi) + #sfor(psi) + 1 <= L(phi) + L(psi) + 1 = L(phi * psi), of zie ik dat verkeerd (ik ben immers geen filosoof)?
Mwah, ben ik niet helemaal met je eens. Hoewel het onderdeel is van filosofie vind ik het met dit soort dingen (inductiebewijzen alles) toch meer wiskunde lijken.quote:Op zaterdag 31 oktober 2009 10:55 schreef thabit het volgende:
[..]
Logica is m.i. meer een onderdeel van de filosofie dan van de wiskunde, maar dat terzijde.
Ik neem aan, dat L(phi * psi) = L(phi) + L(psi) + 1? Dus i.h.b. hebben phi en psi kleinere lengte dan phi * psi zodat we de inductiehypothese kunnen toepassen. Dan heb je toch dat #sfor(phi * psi) = #(sfor(phi) U sfor(psi) U {phi * psi}) <= #sfor(phi) + #sfor(psi) + 1 <= L(phi) + L(psi) + 1 = L(phi * psi), of zie ik dat verkeerd (ik ben immers geen filosoof)?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |